Sectoranalyse Horeca 2014



Vergelijkbare documenten
Sectoranalyse Horeca 2013

Sectoranalyse Horeca 2014

Sectoranalyse Horeca 2012

Monitor 2016Q4 15 Pag. MONITOR FLEXI-JOBS

Sectoranalyse Horeca 2012

Diversiteitsrapport horecasector. Vlaanderen 2014

ALGEMEEN OMZET FEBRUARI /02/2016. Boordtabellen Horeca. Synthese:

Diversiteit in de horecasector 2011

Sectoranalyse Horeca Ondernemingen Arbeidsmarkt en tewerkstelling Diversiteit

Diversiteit horecasector

HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm. Desk Research Arbeidsmarkt, sectorfoto horeca

SECTORANALYSE HORECA 2015

Diversiteit horecasector

ALGEMEEN OMZET DECEMBER /12/2016

POLSSLAG VLAAMSE HORECA

SECTORANALYSE HORECA 2016

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017

SECTORANALYSE HORECA 2015

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

De dienstenchequewerknemers sinds 2004

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

Sectorrapport: Social Profit

Instituut voor de nationale rekeningen

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

NOVEMBER 2014 BAROMETER

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

1. Aangiften : FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Werk en inkomen. Sociale zekerheid. Sociale zekerheid. De buurt Schildersbuurt-West ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners.

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

UNIZO KMO-BAROMETER. KMO-Barometer mrt 07 jun 07. dec 06

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

STEEKKAART Toelichting Indicator Datum Bron Toelichting

SECTORFOTO Verhuissector 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

Werk en inkomen. Sociale zekerheid. Sociale zekerheid. De buurt Schildersbuurt-Oost ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners.

2014 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw en Horeca Vorming Vlaanderen

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE

Omschrijving: De werkzaamheidsgraad is het aandeel werkenden ( volgens IAB-statuut) in de bevolking.

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018

De regionale impact van de economische crisis

Willy Borsus : Beterschap in de horecasector

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Vlaamse Arbeidsrekening. Conversie Nace Rev. 1 naar Nace Rev. 2

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Werk en inkomen. Sociale zekerheid. Sociale zekerheid. De buurt Schildersbuurt-Noord ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners.

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017

SECTORFOTO. Beheer van gebouwen en dienstboden 2008

Monitor Economie 2018

Lokale besturen 2008

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Omgevingsanalyse. bij de opmaak van het meerjarenplan Economie en arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018

GENKSE BEVOLKING OP ARBEIDSLEEFTIJD NAAR SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

d e b o u w i n d e B e l g i s c h e e c o n o m i e

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Werk en inkomen. Sociale zekerheid. Sociale zekerheid. De wijk Schildersbuurt ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners.

Ondernemingen. 1 Meer oprichtingen dan stopzettingen. Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest. Streekpact Cijferanalyse.

I. Wie is de uitzendkracht?

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016

Audiovisuele sector 2008

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

De Vlaamse arbeidsmarkt uit het dal? Luc Sels

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018

SECTORFOTO 2012 LOKALE BESTUREN

VDAB WERKLOOSHEIDSBERICHT JANUARI Kerncijfers werkloosheid. Evolutie Werkloosheid. NWWZ Vlaams Gewest - absolute aantallen

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Transcriptie:

HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm Sectoranalyse Horeca 2014 Arbeidsmarkt en tewerkstelling

2014 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie werd met de grootste zorg samengesteld. Guidea, het Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw stelt zich echter niet aansprakelijk voor de juistheid van de aangeboden informatie. In geen geval is Guidea, het Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca aansprakelijk voor enige directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met de aangeboden informatie uit deze publicatie.

i Inleiding 1 Synthese 3 1 Trends 3 2 Werkzaamheid 3 2.1 Werknemers 3 2.2 Zelfstandigen 6 2.3 Studentenjobs 7 2.4 Arbeidsvoorwaarden 7 3 Werkzoekenden 9 3.1 Niet werkende werkzoekenden 9 3.2 In- en uitstroom van werkzoekenden 9 4 Vacatures, horecaopleidingen en Leren & Werken 10 4.1 Vacatures VDAB 10 4.2 Opleidingen VDAB 10 4.3 Stelsel van Leren en Werken 10 5 Werknemersstromen 11 Trends 13 Werkzaamheid 19 1 Aantal werknemers in de horecasector 20 1.1 Aantal werknemers in alle sectoren in België 21 1.2 Horecawerknemers per gewest 23 1.3 Horecawerknemers per subsector 24 1.4 Horecawerknemers per dimensiegrootte van de onderneming 28 1.5 Horecawerknemers per dimensiegrootte van de onderneming en per subsector 30 1.6 Horecawerknemers per statuut 31 1.7 Werknemers per statuut en per subsector 32 1.8 Werknemers per geslacht 33 1.9 Werknemers per geslacht en per subsector 34 1.10 Werknemers per regime 35 1.11 Werknemers per regime en per subsector 37 1.12 Werknemers per leeftijdscategorie 38

ii 1.13 Werknemers per leeftijdscategorie en per subsector 41 1.14 Aantal werknemers in de horecasector in voltijdsequivalenten 42 1.15 Tijdelijke werkloosheid in de horecasector 44 2 Aantal zelfstandigen in de horecasector 45 2.1 Aantal zelfstandigen in alle sectoren in België 46 2.3 Aantal zelfstandigen in de horecasector per gewest 49 2.4 Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid 50 2.5 Aantal zelfstandigen in de horecasector per geslacht 52 2.6 Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per geslacht 53 2.7 Aantal zelfstandigen in de horecasector per leeftijdscategorie 55 2.8 Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per leeftijdscategorie 57 2.9 Aantal startende en stoppende zelfstandigen in de horecasector in de gewesten 59 3 Tewerkstelling van studenten met een studentencontract 61 4 Arbeidsvoorwaarden 62 4.1 Werknemers 62 4.1.1 Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector per statuut 62 4.1.2 Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector per statuut en per subsector 63 4.1.3 Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector per statuut en per geslacht 63 4.1.5. Arbeidsduur op weekbasis 64 4.1.6 Werken op onregelmatige uren 66 4.1.7 Tijdelijke arbeid 67 4.2 Zelfstandigen 69 4.2.1 Gemiddeld inkomen in de horecasector per gewest en geslacht 69 4.2.2 Gemiddeld inkomen in de horecasector per gewest en aard van bezigheid 69 4.2.3 Gemiddeld inkomen in de horecasector: evolutie 2012-2013 69 4.2.3 Arbeidsduur op weekbasis 70 4.2.4 Werken op onregelmatige uren 71 Werkzoekenden 73 1 Niet-werkende werkzoekenden 73 2 In- en uitstroom van werkzoekenden 76

iii Vacatures, horecaopleidingen en Leren & Werken 79 1 Vacatures VDAB 79 1.1 Ontvangen vacatures 80 1.2 Ontvangen vacatures per subsector 82 1.3 Belangrijkste beroepen en vacatures 83 2 Opleidingen 85 2.1 Aantal beëindigde opleidingen bij de VDAB 85 2.2 Individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) 87 3 Stelsel van Leren en Werken 91 Werknemersstromen 95 1 Sectorale dynamiek 96 1.1 In- en uitstroomgraad 96 1.2 Werknemersdynamiek naar leeftijd 99 2 Instroom 100 2.1 Instroom naar statuut van oorsprong 100 2.2 Instroom naar statuut van oorsprong en leeftijd 102 3 Uitstroom 103 3.1 Uitstroom naar statuut van bestemming 103 3.2 Uitstroom naar statuut van bestemming en leeftijd 104 4 Werknemersstromen tussen paritaire comités 105 4.1 Instroom van andere paritaire comités naar PC 302 105 4.2 Uitstroom van PC 302 naar andere paritaire comités 106 Toelichting van de bronnen 107 1 Nace-bel code 107 2 Faillissementen 108 3 Ondernemingen, oprichtingen 108 4 Loontrekkende werknemers 108 5 Zelfstandigen 108 6 Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) 109 7 Werkzoekenden 109 8 Vacatures, horecaopleidingen en Leren & Werken 110 9 Werknemersstromen 110 10 Trends 111

iv Bijlage: Evolutiereeksen werknemers 114 Bijlage: Evolutiereeksen zelfstandigen 126

1 Inleiding In dit rapport maken we een analyse van de horeca-arbeidsmarkt in Vlaanderen (en België) op basis van gegevens beschikbaar bij diverse officiële bronnen. In verschillende hoofdstukken besteden we aandacht aan enkele onderwerpen. We leggen ze hieronder kort uit. 1. Trends In het eerste hoofdstuk staan we stil bij enkele belangrijke ontwikkelingen en trends. Concreet gaat het om ontwikkelingen op economisch, sociaal, technologisch en politiek vlak. Deze ontwikkelingen bepalen rechtstreeks en onrechtstreeks de arbeidsmarkt. 2. Werkzaamheid Om het aantal werkenden in de sector in beeld te brengen, geven we in hoofdstuk 2 een overzicht van het aantal werknemers, het aantal zelfstandigen en het aantal studentenjobs in de horecasector voor het jaar 2013. Daarnaast geven we een beeld van de arbeidsvoorwaarden. We bespreken de lonen, de arbeidsduur en afwijkende werktijden. 3. Werkzoekenden In het deel rond werkzoekenden kijken we vooreerst naar de niet-werkende werkzoekenden met aspiraties in de horecasector. Daarnaast bestuderen we ook de in- en uitstroom van werkzoekenden in de horecasector gedurende de verschillende kwartalen. 4. Vacatures, horecaopleidingen en Leren en Werken In hoofdstuk 4 kijken we naar de vacatures, horecaopleidingen en het stelsel van Leren en Werken. In het eerste gedeelte vormen we een beeld van de toestand en de evolutie van het aantal ontvangen vacatures in de horecasector voor het jaar 2013. In het tweede gedeelte geven we het aantal beëindigde horeca(web-)opleidingen van de VDAB weer, alsook de individuele beroepsopleidingen in de onderneming (IBO) in de horeca. Tot slot bekijken we het stelsel van Leren en Werken in de horeca. 5. Werknemersstromen In hoofdstuk 5 bespreken we de mobiliteit van de werknemers in de horecasector. Gedurende het jaar stromen veel werknemers in en uit de sector. Ook veranderen er veel werknemers binnen de sector van job. We kijken zowel naar de in- als uitstroom als naar de interne mobiliteitsgraad. Na de vijf hoofdstukken geven we achteraan in dit rapport nog toelichting bij de gebruikte bronnen. Net als vorig jaar bieden we in de bijlagen tabellen met lange termijn evoluties aan. Voor werknemers geven we een reeks weer van 2001 tot 2013, voor zelfstandigen van 2003 tot 2013. Vooraleer van start te gaan met de trends in de economie vatten we de belangrijkste bevindingen van dit rapport samen in een synthese.

2

3 Synthese 1 Trends Economisch - In de loop van het jaar 2013 is er terug een positieve groei van het BBP in België, dit na vier kwartalen met negatieve groeicijfers. De werkloosheidsgraad bereikt eind 2013 een nieuw hoogtepunt. In december 2013 ligt de trendlijn zelfs hoger dan in 2010. De index van de consumptieprijzen ten slotte duidt op een prijsstijging voor de horecasector van 2,4% in 2013 ten opzichte van 2012. Voor alle groepen samen is er een stijging van 1,1%. Er zijn een aantal productgroepen die niet of nauwelijks een prijsstijging kennen in 2013. Sociaal Op maatschappelijk vlak is er een bevolking die groeit en diversifieert, maar ook vergrijst. Het aantal actieven per oudere neemt verder af. Daartegenover staat een nieuwe groep van jongeren generation Y die op de arbeids- en consumentenmarkt terechtkomt. Het is een generatie die levenskwaliteit belangrijk vindt. Ook is maatschappelijk verantwoord ondernemen (verantwoord en duurzaam handelen), de deeleconomie (delen i.p.v. bezit), het anders consumeren (op zoek naar crossbusiness), verbondenheid (het samen zijn) en authenticiteit (originele en unieke producten) belangrijk. Technologisch - Op technologisch vlak zijn digitale producten en diensten niet meer weg te denken. In de horecasector zijn er bijvoorbeeld de online reservaties. Iedereen is digitaal mobieler via tablets en smartphones en de bijhorende mobiele applicaties. Sociale media zijn meer en meer aanwezig. Dit niet enkel via Facebook en Twitter, maar ook via bijvoorbeeld Pinterest, Instagram, Google+ etc. Ten slotte is er meer aandacht voor big data. Het kunnen analyseren van de gigantische verzameling van (digitale) gegevens kan een bedrijf heel wat winst bezorgen. Politiek - Vanaf 2015 is de geregistreerde kassa met black box in de horeca verplicht. Alle horecaondernemingen met ontvangsten uit maaltijden die 10% of meer van de totale omzet van de onderneming bedragen, moeten met deze kassa werken. Daarnaast is vanaf 13 december 2014 de nieuwe allergenenwetgeving van kracht. Sectoren moeten de consument informeren over de aanwezigheid van allergenen in niet verpakte levensmiddelen. 2 Werkzaamheid 2.1 Werknemers In 2013 werken in België 118.790 werknemers in de horecasector of 3,45% van alle werknemers over alle sectoren heen. Met 66.100 horecawerknemers of 56% van alle horecawerknemers is Vlaanderen het grootste gewest. Het aantal werknemers in de horeca in Vlaanderen daalt ten opzichte van het jaar voordien, dit met 0,9%. In Wallonië en Brussel daalt het aantal horecawerknemers sterker met 1,8% en 3,0%. De restaurants blijven de grootste werkgever in de horecasector. In Vlaanderen werken bijna zes op de tien horecawerknemers in een restaurant, en het aandeel blijft stijgen. De hotels, drinkgelegenheden en catering volgen op ruime afstand met elk iets meer dan 10%. Andere logiesvormen zijn goed voor 4% van alle horecawerknemers. Vooral de drinkgelegenheden blijven aandeel verliezen en vertegenwoordigen nog maar een kleine 13% van alle horecawerknemers in Vlaanderen. In vergelijking met het jaar voordien daalt het aantal horecawerknemers in Vlaanderen in vijf van de zeven subsectoren. Alleen in de subsectoren van de kampeerterreinen en de restaurants zijn er in 2013 meer werknemers dan in 2012.

4 45% van alle horecawerknemers in Vlaanderen werkt in een bedrijf met minder dan tien werknemers. Dat is iets meer dan voor België in het algemeen. In Brussel werkt amper 26% van de werknemers in een bedrijf met minder dan tien werknemers. In Wallonië is het andersom. Daar werkt 57% van de horecawerknemers in een onderneming met minder dan tien werknemers. Grafiek: evolutie aantal werknemers in de horecasector in Vlaanderen en België -2003/2013-130.000 120.000 110.000 111.672 120.885 123.730 120.681 118.790 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 64.553 69.116 69.092 66.706 66.100 50.000 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Vlaanderen België Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 De verhouding arbeiders bedienden is in België 87-13. In Vlaanderen is dit 90 10. De evolutie tussen beide statuten verschilt sterk. In vergelijking met 2012 daalt het aantal arbeiders in de horecasector in Vlaanderen met 2%. Het aantal bedienden stijgt daarentegen met bijna 2%. De laatste jaren vinden meer en meer mannen hun weg naar de horeca. In België werken in 2013 al iets meer mannen dan vrouwen. In Vlaanderen stijgt het aandeel mannen in 2013 naar 49%. De verdeling is ook afhankelijk van de subsector. Zo werken er in 2013 in Vlaanderen meer mannen dan vrouwen in restaurants en cateringbedrijven. In Vlaanderen werkt 36% van de werknemers voltijds, 50% werkt deeltijds en 14% als speciaal. In vergelijking met 2012 neemt het aantal deeltijdse werknemers in 2013 af met 700 arbeidsplaatsen. Het aantal voltijdse werknemers daarentegen stagneert. In België zien we een andere evolutie. In België dalen zowel het aantal deeltijdse arbeidsplaatsen als het aantal voltijdse. In vergelijking met andere sectoren stelt de horecasector een groot aandeel jongeren tewerk. In 2013 is in Vlaanderen 35% van de horecawerknemers jonger dan 30 jaar, terwijl dat over alle sectoren heen maar 21% is. Als gevolg van de vergrijzing van de bevolking zijn de aandelen sinds 2008 veranderd. Voor Vlaanderen bedroeg het percentage jongeren in 2008 nog 41%, terwijl dat in 2013 gedaald is naar 35%. Het aandeel 50-plussers is in dezelfde periode gestegen van 16% naar 20%. Het aantal voltijdsequivalenten in de horecasector toont een licht ander beeld dan het aantal werknemers (in arbeidsplaatsen). In 2013 daalt het aantal voltijdsequivalenten in de horecasector in België naar 71.366. Er is een verschil tussen de gewesten. In Wallonië en Brussel daalt het aantal voltijdsequivalenten, in Vlaanderen stijgt het aantal. In 2013 tellen we in Vlaanderen 199.320 dagen economische werkloosheid. Na een stijging in 2009, daalt de trendlijn terug de laatste jaren. In 2013 zet de trend zich verder. In elk kwartaal is er een negatieve jaargroei.

5 Tabel: Overzicht loontrekkende werknemers in de horecasector -2013-1 n % Vlaanderen België Vlaanderen België Totaal aantal 66.100 2 118.790 100% 100% Gewesten Vlaanderen -- 66.100 -- 55,6% Wallonië -- 26.199 -- 22,1% Brussel -- 26.491 -- 22,3% Subsector Hotels 8.569 16.658 13,0% 14,0% Vakantieverblijven 2.236 3.587 3,4% 3,0% Kampeerterreinen 347 496 0,5% 0,4% Overige accommodatie 129 701 0,2% 0,6% Restaurants 38.942 67.495 58,9% 56,8% Catering 7.439 16.279 11,3% 13,7% Drinkgelegenheden 8.438 13.574 12,8% 11,4% Dimensiegrootte 1 tot 4 werknemers 15.328 27.410 23,2% 23,1% 5 tot 9 werknemers 14.391 23.953 21,8% 20,2% 10 tot 19 werknemers 14.185 22.500 21,5% 18,9% 20 tot 49 werknemers 10.290 17.813 15,6% 15,0% 50 of meer werknemers 11.906 27.114 18,0% 22,8% Arbeiders/bedienden Arbeiders 59.177 103.597 89,5% 87,2% Bedienden 6.923 15.193 10,5% 12,8% Geslacht Man 32.463 60.441 48,3% 50,1% Vrouw 33.637 60.240 51,7% 49,9% Arbeidsregime Voltijds 23.892 44.678 36,1% 37,6% Deeltijds 3 32.810 62.742 49,6% 52,8% Specialen 4 9.398 11.370 14,2% 9,6% Leeftijdscategorie 58.967 5 104.868 100% 100% <20 jaar 2.622 4.036 4,4% 3,8% 20-29 jaar 17.911 32.589 30,4% 31,1% 30-39 jaar 13.609 25.783 23,1% 24,6% 40-49 jaar 12.890 23.290 21,9% 22,2% 50-59 jaar 9.234 15.105 15,7% 16,5% 60 jaar 2.701 4.065 4,6% 3,9% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06/2013 1 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012. 2 De cijfers van de RSZ geven normaliter het aantal arbeidsplaatsen op basis van de hoofdzetel van de onderneming weer. 3 De deeltijdse prestaties betreffen de prestaties van de werknemer die gemiddeld slechts een gedeelte presteert van de arbeidstijd van de referentie persoon (voltijds werknemer). 4 De groep specialen bevat vooral loontrekkenden die werken via gelimiteerde prestaties (extra s in de horeca). 5 Werknemers per leeftijdscategorie: deze statistieken geven het aantal unieke werknemers naar leeftijdscategorieën weer volgens de hoofdverblijfplaats van de werknemer.

6 2.2 Zelfstandigen In 2013 telt België 41.567 zelfstandigen in de horecasector. Dit komt neer op 4,2% van alle zelfstandigen over alle sectoren heen. In Vlaanderen zijn er 26.595 zelfstandige horeca-uitbaters, een stijging met ruim duizend ten opzichte van 2012. Sinds 2008 is het aantal zelfstandigen in de horecasector gevoelig toegenomen (+23% in Vlaanderen in de periode 2008 2013). 64% van de zelfstandigen in de horecasector woont in Vlaanderen, 30% in Wallonië en slechts 6% in Brussel. De verdeling over de gewesten blijft reeds enkele jaren min of meer gelijk. In Vlaanderen blijft West-Vlaanderen de provincie met het grootst aantal zelfstandige horeca-uitbaters. Voor 76% van de zelfstandigen in de horecasector in Vlaanderen, is de horeca-activiteit hun hoofdbezigheid. Daarnaast oefent 19% een horecafunctie uit als bijkomende activiteit. 5% is actief na de pensioensleeftijd bereikt te hebben. Op lange termijn is er een evolutie naar aard van bezigheid. In 2003 was 86% nog zelfstandige in hoofdbezigheid, terwijl 11% dat was als bijkomende bezigheid. Het percentage actieven na pensioen(leeftijd) stijgt in dezelfde periode lichtjes van 3% naar 5%. In 2012 is 56% van de zelfstandigen in Vlaanderen een man, terwijl 44% een vrouw is. Het verschil tussen beide geslachten wordt de laatste jaren iets groter. Waar we bij de werknemers een grote groep jonge werknemers (<30 jaar) aantreffen, zien we bij de zelfstandigen net een omgekeerde leeftijdsverdeling. 36% van de Vlaamse zelfstandigen in de horecasector is ouder dan 50 jaar. 21% is jonger dan 35 jaar. Op lange termijn evolueert de sector naar meer ouderen als zelfstandige in de sector. In 2003 was slechts 28% van de zelfstandigen in de horecasector ouder dan 50 jaar. Het aantal starters en stoppers in de horecasector ten slotte stijgt beiden. Het aantal starters in Vlaanderen stijgt met liefst 23% tot 3.987, terwijl het aantal stoppers met 14% stijgt tot 2.057. In de andere gewesten zien we vooral in Brussel een grote stijging van het aantal starters, +54% in een jaar tijd. Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector -2013-6 n % Vlaanderen België Vlaanderen België Totaal aantal 26.595 41.567 100% 100% Gewesten Vlaanderen -- 26.595 -- 64,0% Wallonië -- 12.568 -- 30,2% Brussel -- 2.404 -- 5,8% Vlaamse provincies West-Vlaanderen 6.637 -- 25,0% -- Oost-Vlaanderen 6.244 -- 23,5% -- Antwerpen 5.721 -- 21,9% -- Vlaams-Brabant 3.827 -- 14,4% -- Limburg 4.166 -- 15,7% -- 6 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2011.

7 Aard van bezigheid 7 n % Vlaanderen België Vlaanderen België Hoofdbezigheid 20.324 31.947 76,4% 76,9% Bijkomende bezigheid 4.921 7.323 18,5% 17,6% Actief na pensioen 1.350 2.297 5,1% 5,5% Geslacht Man 14.912 23.703 56,1% 57,0% Vrouw 11.683 17.864 43,9% 43,0% Leeftijd <25 jaar 1.073 1.655 4,0% 4,0% 25 tot 35 jaar 4.620 7.183 17,4% 17,3% 35 tot 50 jaar 11.388 17.622 42,8% 42,4% 50 tot 65 jaar 8.310 13.012 31,2% 31,3% >65 jaar 1.204 2.095 4,5% 5,0% Starters/stoppers Starters 3.987 6.801 -- -- Stoppers 2.057 3.474 -- -- Bron: RSVZ 2.3 Studentenjobs In 2013 stijgt het aantal studentenjobs in elk kwartaal ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2012. De jaargroei is het grootst in kwartaal één, met name 19%. Er zijn eveneens grote verschillen tussen de vier kwartalen wat betreft het aantal studentenjobs in de horeca. Zo werken er tijdens kwartaal drie van 2013 bijna dubbel zoveel studenten als tijdens kwartaal één en vier. Tabel: Aantal studentenjobs in de horecasector per kwartaal in België -2013- Jaar Kwartaal Aantal 2011-2012 Q1 30.105 +19,0% 2013 Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek Q2 40.231 +13,6% Q3 55.920 +11,0% Q4 31.142 +4,6% 2.4 Arbeidsvoorwaarden In de horecasector in België en Vlaanderen heerst er een kloof tussen de brutokwartaallonen van arbeiders en bedienden. In 2013 bedraagt deze kloof in Vlaanderen op kwartaalbasis 46% in het voordeel van de bedienden (6.093 8.910). In België en Vlaanderen is er eveneens een verschil tussen de brutokwartaallonen van mannen en vrouwen in de horecasector, dit in het voordeel van de mannen. Waar dit verschil in Vlaanderen bij arbeiders slechts 5% is (5.940 6.214), loopt dit tussen 7 Zelfstandige in bijberoep: Dit is het geval als men samen met de zelfstandige activiteit nog een andere beroepsbezigheid uitoefent voor een werkgever. Of, als men als zelfstandige ook een loonvervangend inkomen krijgt uit een andere, weggevallen beroepsactiviteit als werknemer of ambtenaar. Zelfstandige actief na pensioen(leeftijd): Hier moet de zelfstandige rekening houden met een aantal voorwaarden. Zo zijn de inkomsten uit de beroepsbezigheid begrensd.

8 mannelijke en vrouwelijke bedienden op tot 14% (8.352 9.541). De cijfers voor België liggen in dezelfde lijn. De zelfstandigen verdienen in 2013 in de horecasector in Vlaanderen gemiddeld 12.825 euro op jaarbasis, iets meer dan het Belgisch gemiddelde in de horecasector. Er zijn duidelijke verschillen naar geslacht en aard van bezigheid. Zo verdienen mannen in Vlaanderen gemiddeld ruim 4.000 euro meer dan hun vrouwelijke collega s. Bij de aard van bezigheid zien we in Vlaanderen dat de zelfstandigen als hoofdbezigheid ruim 15.000 euro verdienen. De actieven na pensioen stranden op bijna 7.600 euro, terwijl deze in nevenbezigheid op bijna 3.400 euro uitkomen. De cijfers voor België liggen in dezelfde lijn. De gemiddelde werktijd bij voltijdse horecawerknemers in Vlaanderen ligt in 2013 net boven de kaap van 40 uren. Bij deeltijds loontrekkenden ligt de gemiddelde werktijd in 2013 op iets minder dan 20 uur. Het geslacht speelt een duidelijke rol. In Vlaanderen werkt 66% van de vrouwen minder dan 37 uren per week, terwijl dit percentage voor mannen op 43% ligt. Daarnaast werkt 9% van de mannen meer dan 40 uren, terwijl dit bij vrouwen 2% is. De resultaten voor België liggen in dezelfde lijn. De gemiddelde werktijd bij voltijdse zelfstandigen in de horecasector in Vlaanderen ligt in 2013 op iets minder dan 63 uur. In Vlaanderen werkt 83% van de mannelijke zelfstandigen en 76% van de vrouwelijke meer dan 40 uur per week. Beide percentages liggen beduidend hoger dan bij de loontrekkenden. Tabel: Werken op onregelmatige uren in Vlaanderen naar loontrekkenden / niet-loontrekkenden en geslacht -2013-8 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% avondwerk nachtwerk zaterdagwerk zondagwerk zelfstandigen mannen 85% 49% 94% 85% zelfstandigen vrouwen 80% 42% 92% 83% werknemers mannen 75% 33% 84% 68% werknemers vrouwen 50% 14% 68% 54% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2012, NACE_2008=55 of 56 Uit de EAK 9, blijkt dat zelfstandigen in de horecasector in Vlaanderen meer op onregelmatige uren werken dan hun loontrekkende collega s, en dit bij beide geslachten. Avond-, zaterdag en zondagwerk wordt door minstens 80% van de zelfstandige horeca-uitbaters soms of altijd gedaan. Ook op basis 8 Antwoordcategorie avond- en nachtwerk = werkt soms, gewoonlijk of altijd s avonds / s nachts. Antwoordcategorie zaterdag- en zondagwerk = werkt minstens één zaterdag / zondag in de maand. 9 Enquête naar de arbeidskrachten

9 van geslacht zijn er verschillen en dit zowel voor loontrekkenden als zelfstandigen. Er zijn meer vrouwen dan mannen die aangeven nooit te werken tijdens de avond, nacht, zaterdag of zondag. Ten slotte ligt het percentage dat nachtwerk doet het laagst voor iedereen. Eén op twee mannelijke zelfstandigen geeft aan soms of altijd nachtwerk te doen. 83% van de horecawerknemers in Vlaanderen geeft aan vast werk te hebben. Dit is iets minder dan het percentage voor gans België. 3 Werkzoekenden 3.1 Niet werkende werkzoekenden In 2013 hebben gemiddeld 20.582 niet-werkende werkzoekenden een aspiratie in de horecasector. In detail worden keuken-medewerker, afwasser en kelner brasserie het vaakst opgegeven als voorkeurberoep. De beroepen van wijnkelner, pizzabakker en chef kok trekken een mannelijker publiek aan, terwijl (verantwoordelijke) kamerpersoneel of hulpkok grootkeuken eerder vrouwen aantrekken. 3.2 In- en uitstroom van werkzoekenden De werkzoekendenstromen in de horecasector tonen een negatieve evolutie. Op onderstaande grafiek zien we voor 2013 dat de rode trendlijn (uitstroom uit de horeca naar werkloosheid) nog steeds heel wat hoger ligt dan de groene trendlijn (instroom naar werk in de horeca vanuit werkloosheid). In 2013 stromen er per maand gemiddeld 865 personen naar de horeca vanuit werkloosheid. Daar tegenover stromen er maandelijks gemiddeld 1.008 naar de werkloosheid vanuit de horecasector. Grafiek: Uitstroom uit werk in de horeca naar de werkloosheid 10 en instroom naar werk in de horeca vanuit de werkloosheid 11 in Vlaanderen (op kwartaalbasis) -Q1 2007/Q4 2013-3.700 3.500 3.300 3.100 2.900 2.700 2.500 2.300 2.100 1.900 1.700 Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4Q1Q2Q3Q4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Uitstroom uit horeca naar werkloosheid Instroom naar horeca vanuit werkloosheid Trendlijn uitstroom uit horeca naar werkloosheid Trendlijn instroom naar horeca vanuit werkloosheid Bron: Departement WSE 10 Het aantal mensen werkzaam in de horeca dat in de loop van de maand werkzoekend wordt. 11 Het aantal werkzoekenden dat in de loop van de maand instroomt in de horeca.

10 4 Vacatures, horecaopleidingen en Leren & Werken 4.1 Vacatures VDAB 3,85% van alle VDAB-vacatures in 2013 zijn vacatures in de horecasector. Het grootste aantal ontvangen vacatures in de horeca vinden we traditioneel in West-Vlaanderen. In 2013 is dit niet anders met een aandeel van 33%. Antwerpen (22%) en Oost-Vlaanderen (17%) volgen op een tweede en derde plaats. Vlaams-Brabant en Limburg vertegenwoordigen een kleiner aandeel in het aantal vacatures met 13% en 10%. Het gevraagde studieniveau voor de ontvangen vacatures in de horecasector is eerder laag (81%). Slechts 4% van de vacatures verwacht een hoog opleidingsniveau. Het verwachte opleidingsniveau ligt in de horecasector heel wat lager dan voor alle sectoren samen. Ook voor gevraagde ervaring wijkt de horecasector af van het gemiddelde over alle sectoren heen. Bij 63% van alle horecavacatures vraagt men minimaal 6 maanden ervaring, terwijl dit voor alle sectoren samen maar 53% is. De verdeling naar subsector blijft nagenoeg gelijk. Zo blijft restaurants de grootste categorie met 56% van de vacatures, gevolgd door hotels (17%). In absolute aantallen stijgt het aantal vacatures in de subsectoren van de restaurants en drankgelegenheden. Het aantal vacatures in de andere subsectoren daalt. Voor 67 beroepen in de horecasector heeft de VDAB in 2013 minstens vijf vacatures ontvangen. De meeste vacatures in de horecasector zijn voor kelner restaurant, keukenmedewerker en hulpkelner. 4.2 Opleidingen VDAB In 2013 hebben 1.374 cursisten een horecaopleiding beëindigd bij de VDAB. Het aantal horecaopleidingen is exact hetzelfde als vorig jaar. Het aandeel horecaopleidingen ten opzichte van het totaal aantal VDAB-opleidingen stijgt wel gevoelig, al komt dit door een aanpassing in het aanbod van VDAB. Van de horecaopleidingen zijn 85% opleidingen voor keukenpersoneel, 11% voor zaalpersoneel en 4% voor ander horecapersoneel. In 2013 hebben er eveneens 369 cursisten een horeca-webopleiding beëindigd. In 2013 zijn er in totaal 12.723 IBO-opleidingen in Vlaanderen, waaronder 895 of 7% in de horecasector. De horecasector staat op de derde plaats na de bouwsector en de kleinhandel. Het aantal IBO-opleidingen in de horecasector (+3% t.o.v. 2012) stijgt wel trager dan gemiddeld (+6%). 4.3 Stelsel van Leren en Werken Onderstaande figuur toont het stelsel van Leren en Werken. Indien beschikbaar zijn de aantallen voor de horecasector voor het jaar 2013 toegevoegd.

11 'Leren en Werken' / Deeltijds Onderwijs Syntra Leertijd (285) Deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) via Centrum Deeltijds Onderwijs Persoonlijk Ontwikkelingstraject (POT) Voortraject Brugproject Tewerkstelling in Normaal Economisch Circuit (367) Deeltijds contract IBO (binnen deeltijds onderwijs) ILW (197) Contract thuiswerk 5 Werknemersstromen De horecasector kent een grote dynamiek en jobmobiliteit. Zowel de instroom, uitstroom als interne mobiliteitsgraad liggen in 2010 ruim boven het gemiddelde. In één jaar tijd is bijna 28% van de werknemers uit de sector gestroomd, bijna evenveel (27%) is in de sector gestroomd. Daarnaast is nog eens ruim 13% van de werknemers binnen de sector mobiel. In vergelijking met andere leeftijdsgroepen is er een veel grotere mobiliteit bij de min 25-jarigen. Jongeren kennen in de horecasector een instroomgraad van 49%, uitstroomgraad van 45% en een interne mobiliteitsgraad van 18%. Wat de instroom in de horecasector betreft, zien we vooral personen die instromen vanuit een statuut van rechtgevend kind voor kinderbijslag (29%), vanuit een ander statuut (21%) 12 en vanuit een ander paritair comité (17%). Kijken we naar de uitstroom dan zien we vooral personen die uitstromen naar een ander paritair comité (27%), naar een ander statuut (19%) 12 en naar het statuut van rechtgevend kind voor kinderbijslag (14%). Bij de in- en uitstroom naar een ander paritair comité is deze van PC322 uitzendarbeid het grootst bij zowel de in- als de uitstroom. 12 Alle statuten zijn te vinden in werknemersstromen vanaf pagina 95.

12

januari april juli oktober januari april juli oktober januari april juli oktober januari april juli oktober januari april juli oktober januari april juli oktober 13 Trends Vooraleer we de arbeidsmarkt belichten, staan we even stil bij een aantal belangrijke ontwikkelingen en trends. Concreet gaat het om ontwikkelingen op economisch, sociaal, technologisch en politiek vlak. Deze ontwikkelingen bepalen immers in sterke mate de vraag en het aanbod van de arbeid, maar ook de vereiste competenties, vaardigheden en het profiel van potentiële werknemers. 1. Economische ontwikkelingen Het bruto binnenlands product (BBP) van een land is een veel gebruikte maatstaf voor de welvaartscreatie van een land of regio. De tabel toont de jaargroeicijfers voor België en de EU27 per kwartaal. In de loop van 2013 wordt de economische groei terug positief. Het (rechtstreekse) aandeel van de horeca in het BBP bedraagt bij benadering 1,75% in 2012 (BBP in kettingeuro's, referentiejaar 2011) (Nationale Bank van België, 2014). Tabel: Economische jaargroei België / EU27-2013- 13 % België EU27 Q1-0,5-0,8 Q2 +0,1-0,2 Q3 +0,4 +0,1 Bron: NBB Een tweede economische indicator is de werkloosheidsgraad. Vanaf januari 1999 wordt de werkloosheidsgraad bepaald door de verhouding tussen het aantal niet-werkende werkzoekenden (nwwz) tussen 18 en 65 jaar en de beroepsbevolking tussen 18 en 65 jaar (VDAB, 2014). Grafiek: Evolutie werkloosheidsgraad Vlaanderen -2008/2013-8,5% 8,0% 7,5% 7,0% 7,30% 7,48% 6,5% 6,0% 5,5% 5,0% 5,90% 6,65% 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: VDAB De werkloosheidsgraad kent een piek in de zomermaanden. Heel wat jongeren verlaten op dat moment de schoolbanken. Via een trendlijn kunnen we toch de verschillende perioden vergelijken. In 2010 bereikte de trendlijn een piek waarna een lichte daling volgde. Vanaf 2012 stijgt de trendlijn opnieuw. Eind 2013 ligt de trendlijn reeds hoger dan de piek in 2010. 13 Kwartaal 4 nog niet beschikbaar.

14 Het indexcijfer van de consumptieprijzen is een economische indicator die tot hoofdtaak heeft op objectieve wijze de prijsevolutie in de tijd weer te geven van een korf van goederen en diensten. Het indexcijfer meet niet zozeer het prijsniveau van deze korf voor een bepaalde periode, maar wel de schommeling van dit niveau tussen twee periodes. Hierbij geldtj de eerste periode als vergelijkingsbasis. Het basisjaar ter vergelijking is 2004 (FOD Economie, 2014). De index voor de horecasector staat in 2013 op 128,98 terwijl dit voor alle groepen samen 122,40 is. Onderstaande grafiek toont de evolutie van de index (basisjaar = 2004) van de prijzen in de horecasector en alle productgroepen. De prijzen in de horeca zijn zeer geleidelijk gestegen zonder echte knikken. Bij alle productgroepen samen is er een knik in 2009 en een vertraagde stijging in 2013. In 2013 is er een prijsstijging van 2,4% in vergelijking met 2012. Voor alle groepen samen is er een stijging van 1,1%. De prijzen van een aantal productgroepen stijgen in 2013 namelijk niet of nauwelijks. Grafiek: Evolutie index consumptieprijzen horecasector en alle productgroepen samen (basisjaar 2004 = 100) -2004/2013-130 120 128,98 125,96 121,05 122,40 110 100 100 90 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Horecasector Totaal Bron: VDAB 2. Sociale ontwikkelingen De Vlaamse bevolking groeit. Begin 2014 telt Vlaanderen ruim 6,4 miljoen inwoners, tegenover 6,2 miljoen inwoners begin 2010 (+ 2,5%). Verwacht wordt dat deze groei zich op lange termijn blijft doorzetten tot naar schatting meer dan 7 miljoen inwoners in Vlaanderen in 2060. De verwachte bevolkingsgroei is het resultaat van een hoog migratiesaldo, toenemende levensverwachting, en een stijgende vruchtbaarheidsgraad (Federaal Planbureau & Algemene Directie Statistiek, 2014). Tussen het jaar 2000 en 2010 stijgt het aantal immigraties van vreemdelingen naar België van 62.909 tot 140.375 (FOD Economie-ADSEI, 2012). Verwacht wordt dat deze immigraties in de toekomst licht gaan dalen en zich op langere termijn gaan stabiliseren (Federaal Planbureau & Algemene Directie Statistiek, 2014). Voor de horeca betekent dit dat niet alleen de diversiteit aan gasten toeneemt, maar ook de diversiteit onder werknemers (Dehoga, 2011; Guidea, 2013a). In Vlaanderen vergrijst de bevolking. De levensverwachting neemt alsmaar toe, terwijl het aantal jongeren daalt. In 2013 is 18,8% van de Vlaamse bevolking ouder dan 65 jaar. Er wordt verwacht dat dit aandeel stijgt tot 27,4% tegen 2060 terwijl het aandeel jonger dan 65 daalt. De top van de Vlaamse

15 leeftijdspiramide verbreedt en wordt meer een meer een rechthoek (Federaal Planbureau & Algemene Directie Statistiek, 2014). Deze vergrijzende bevolking maakt de oudere gasten tot een belangrijke doelgroep voor de horeca. Ook dwingt het horecazaken om meer en meer maatregelen te treffen voor het tewerkstellen van ouder personeel (zie ook onze rapporten Seniorvriendelijkheid in de horeca en Vergrijzing van de arbeidsmarkt ; Guidea, 2012, 2014a). Figuur: Leeftijdspiramide Vlaamse gewest 2013, 2030 en 2060. Bron: Federaal Planbureau & Algemene Directie Statistiek (2014) Door het ouder worden van onze bevolking, daalt het aantal personen op arbeidsleeftijd. Het aantal actieve personen per oudere neemt naar verwachting af van 3,7 in 2013 tot 2,2 in 2060. Ook het aantal potentiële werknemers op de arbeidsmarkt neemt af. Deze schaarste op de arbeidsmarkt wordt voor de horeca extra versterkt door een ontoereikende instroom vanuit het horecaonderwijs. Zo zorgt de horeca voor 3,48% van de totale tewerkstelling in Vlaanderen, terwijl de leerlingen uit het horecaonderwijs slechts 1,59% uitmaken van de totale leerlingenpopulatie in het voltijds secundair onderwijs (Federaal Planbureau & Algemene Directie Statistiek, 2014; Guidea, 2013b, 2013c; Horeca Vorming Vlaanderen & Guidea, 2014). Wanneer we naar de jongeren kijken, zien we een nieuwe groep op de arbeids- en consumentenmarkt komen. Generation Y, ook wel de Millenials genoemd, eisen meer en meer hun plaats op in onze maatschappij. Ze zijn zelfstandig, ondernemend, creatief, kritisch en mondig (Food Inspiration, 2014a). Het is een generatie die opgegroeid is met de vele mogelijkheden van communicatie, media en digitale technologie en hier continu gebruik van maakt (Food Inspiration, 2014a; Ygenwijs, 2014). Millenials willen zich ontwikkelen en ontplooien. Werken staat voor hen gelijk met passie, geluk, voldoening, talent, tevredenheid, leren en levenskwaliteit. Werken moet leuk zijn en aanvoelen als een hobby (Guidea, 2012b; Ygenwijs, 2014). Dit kan een belangrijke uitdaging zijn voor de horeca. De sector kampt immers met een negatief imago en een lage jobwaardering (Guidea, 2012b). Maatschappelijk verantwoord ondernemen is al een tijdje in en blijft in. Een aantal belangrijke redenen hiervoor zijn een toenemende vraag van klanten en gasten naar verantwoord en duurzaam handelen, een besparing van kosten en stijging in omzet, de schaarste aan grondstoffen en een goede reputatie. Ook de horeca volgt steeds meer deze ontwikkeling. Verschillende initiatieven gaande van afvalreductie, eerlijke handel en inkoop, gezonde voeding, energiebesparing, diversiteit op de werkvloer, opleiding en ontwikkeling tot een verantwoord personeelsbeleid duiken in stijgende mate op (Guidea, 2014b). De deeleconomie is aan een opmars bezig. De deeleconomie gaat om gebruik in plaats van bezit. Samenwerking staat centraal. Het gaat om het uitwisselen van informatie, producten en/of diensten binnen netwerken van personen en gemeenschappen (Gillabel et al., 2014). Zo zijn er maatschappijen

16 die horeca apparatuur leasen (e.g., www.lease4horeca.com), en platformen waarlangs men gezamenlijk kan onderhandelen en inkopen aan een voordeligere prijs (e.g., GrootInkoopGroep). Ook zijn er internetplatformen die horeca diensten aanbieden (e.g., Airbnb, Cookening.com) en zich zo op de horeca markt begeven (Food Inspiration, 2014b). Deze laatste roepen protest op bij de traditionele horecaondernemingen. Zij krijgen het verwijt oneerlijke concurrentie te zijn en de horeca markt overhoop te gooien. Dit omwille van het gebrek aan regelgeving en fiscaliteit voor deze initiatieven (Gillabel et al., 2014). We leven in een 24-uren economie waarbij vrije tijd enorm schaars is. Door deze drukke levensstijl gaan gasten anders consumeren. Ze zijn vragende partij naar cross-business concepten waar verschillende services gecombineerd worden op één plek. Denk maar aan een kledingswinkel waar je ook een koffie kan bestellen, een wasserette of kapsalon inclusief café of een restaurant met een eigen voedingswinkel (Guidea, 2014b; Horeca Vorming Vlaanderen & Guidea, 2014). Er is meer en meer verlangen naar verbondenheid. De tijden van individualisme en egoïsme zijn voorbij. Mensen willen contact, samen zijn, en delen. In de horeca vertaalt zich dit in nieuwe concepten zoals op restaurant aanschuiven aan één lange tafel, gerechten delen, of social dining waarbij men online een plaats in een groepsdiner reserveert om zo, offline, nieuwe mensen te leren kennen (e.g., socialdining.org, socialdining.nl) (Horeca Expo, 2013). Massaproducten zijn out. Er is een voorkeur voor authenticiteit. Producten, concepten, diensten, enzovoort moeten uniek, origineel, echt en/of ambachtelijk zijn. Ze moeten met de handen vervaardigd zijn en niet langer industrieel of machinaal (Wijs, 2014). Gasten willen genieten van eerlijke en verantwoorde producten die met veel liefde en passie vervaardigd zijn (Horeca Vorming Vlaanderen & Guidea, 2014). 3. Technologische veranderingen Digitaal is niet meer weg te denken uit onze wereld. De vraag naar digitale producten en diensten blijft toenemen. Klanten en gasten duwen alle sectoren, waaronder ook de horeca, verder in de richting van de digitale transformatie. Onderzoek toont dat consumenten meer en meer verlangen naar een selfservice beleving waar ze zelf alles digitaal onder controle hebben (Wijs, 2014). Nooit eerder was het aantal online hotelreservaties (via hotel websites, online travel agents, ) zo hoog, het belang van digitale marketing zo groot, en de invloed van online review systemen (e.g., Trip Advisor, Zoover, ) zo sterk (The Center for Hospitality Research, 2014a, 2014b, 2014c). Mobile verovert de wereld. Smartphones en tablets zijn alomtegenwoordig. Het aantal bezoeken aan horeca websites en reservaties via mobiele systemen zit massaal in de lift (Hospitalitynet, 2014). Horecaondernemingen houden er dus best rekening mee dat hun apps en websites ook op mobile systemen werken. Bovendien biedt mobile heel wat voordelen. Mobile applicaties zorgen er bijvoorbeeld voor dat gasten direct kunnen communiceren met de receptie of vervroegd kunnen in- of uitchecken. Ook maken deze apps het mogelijk dat horecaondernemers een beter begrip krijgen van hun gasten en hun gewoontes waardoor ze hen beter kunnen dienen (M-hospitality, 2014). Sociale media zijn voor velen een vast onderdeel van het dagelijkse leven. Het gaat al lang niet meer om enkel Facebook en Twitter. Ook Google+, Vimeo, Pinterest, Tumblr, Snapchat, Instagram, Vine, winnen aan terrein. Steeds meer horecaondernemingen bouwen een community van volgers op. Ook maken ze meer en meer gebruik van sociale media voor hun bedrijfsprocessen. Denk maar aan het rekruteren van werknemers, intern communiceren of volgen van opleiding via sociale media (Horeca Vorming Vlaanderen & Guidea, 2014; Wijs, 2014).

17 Big Data komt op en wordt het goud of de olie van de toekomst genoemd. Big Data verwijst naar een omvangrijke verzameling van digitale gegevens. Het bezoeken van een webpagina, likes en comments op Facebook of het registreren van je persoonlijke gegevens voor het ontvangen van een nieuwsbrief, het laat digitale sporen na. Deze gigantische verzameling gegevens biedt heel wat economische kansen. Zo kan er op basis van datasporen bepaald worden welke doelgroep een horecazaak het meest aanspreekt of hoe ondernemingen de relatie met hun gasten kunnen versterken. Ook kan het inzicht bieden in hoe ondernemingen een gepersonaliseerd productenaanbod kunnen aanbieden of hoe ze gasten meer tevreden kunnen stellen. Zij die deze data goed weten te interpreteren en gebruiken, worden de grote winnaars van de toekomst (De Correspondent, 2013; Wijs, 2014). 4. Politiek Ten slotte zijn er ook een aantal wijzigingen in regelgeving die een belangrijke invloed hebben op de horecasector. Vanaf 2015 wordt in de horeca de geregistreerde kassa met black box verplicht. Alle horecaondernemingen met ontvangsten uit maaltijden die 10% of meer van de totale omzet van de onderneming bedragen, moeten met deze kassa werken. De kassa zorgt ervoor dat alle verrichtingen definitief geregistreerd worden. Het is mogelijk om correcties aan te brengen maar deze blijven zichtbaar. Op het kasticket ziet de gast steeds alle verrichtingen. Dit kasticket is ook geldig als BTW document. Op die manier zijn alle inkomsten van de horeca onderneming officieel. Zwart geld of zwarte uitgaven zijn niet mogelijk (Horeca Federatie, 2014). Vanaf 13 december 2014 is de nieuwe allergenenwetgeving van kracht. Europa legt aan verschillende sectoren, waaronder de horeca, op dat de consument geïnformeerd moet worden over de aanwezigheid van allergenen in niet verpakte levensmiddelen. Voor België is er een regeling getroffen waardoor horecaondernemingen deze info ook mondeling, en niet noodzakelijk schriftelijk, kunnen meedelen (Horeca Federatie, 2014).

18

19 Werkzaamheid Om een beeld te krijgen van het aantal werkenden in de horecasector in Vlaanderen (en de rest van het land) geven we in dit hoofdstuk een overzicht van het aantal werknemers, het aantal zelfstandigen en het aantal studentenjobs tewerkgesteld in de Vlaamse horeca in het jaar 2013. Daarnaast bespreken we cijfers over de arbeidsvoorwaarden bij werknemers en zelfstandigen zoals loon, arbeidsduur, werken op onregelmatige uren en tijdelijke arbeid. De gegevens over de lonen verkrijgen we via de RSZ en de RSVZ. De andere gegevens halen we uit de EAK, de Enquête naar de arbeidskrachten, uitgevoerd door de FOD Economie.

20 1 Aantal werknemers in de horecasector Op de volgende pagina s geven we een overzicht van de kerncijfers wat betreft de loontrekkende werknemers in de horecasector voor België en Vlaanderen. Na het overzicht vindt u meer gedetailleerde tabellen. Nog meer detail is te vinden in onze online database Horeca in Cijfers 14. Het aantal werknemers kan er bepaald worden per gewest, provincie, arrondissement en gemeente. Deze digitale weg maakt het mogelijk om de beschikbare informatie continu te actualiseren en uit te breiden. Voor de cijfers over de loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector doen we een beroep op de cijfers van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). We verkiezen de gecentraliseerde statistieken: het bedrijf en dus ook zijn werknemers wordt ingedeeld in de sector van zijn hoofdactiviteit. De geografische indeling gebeurt op basis van de locatie van de hoofdzetel. De RSZ bepaalt het aantal arbeidsplaatsen door per werkgever een telling te maken van het aantal werknemers in dienst. Personen met meerdere jobs bij verschillende werkgevers worden dus meermaals geteld. Enkel de cijfers over werknemers per leeftijdscategorie wijken hiervan af. Bij deze cijfers gaat het om unieke werknemers. De geografische indeling gebeurt op basis van de hoofdverblijfplaats van de werknemer. De afbakening van de horecasector ten slotte gebeurt op basis van de nace-bel 2008 nomenclatuur. Meer uitleg hieromtrent is te vinden in het deel toelichting van de bronnen. 14 Te bereiken via de website: www.guidea.be > cijfers en publicaties > online cijferdatabase of via http://guidea.incijfers.be

21 1.1 Aantal werknemers in alle sectoren in België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in alle sectoren in België -2012/2013-15 Sectie Omschrijving 2012 2013 Aandeel Jaargroei A Landbouw, bosbouw en visserij 22.093 22.258 0,6% +0,7% B Winning van delfstoffen 3.005 2.814 0,1% -6,4% C Industrie 500.123 486.169 14,1% -2,8% D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 17.985 17.881 0,5% -0,6% E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering 16.231 16.326 0,5% +0,6% F Bouwnijverheid 216.227 211.023 6,1% -2,4% G Groot- en detailhandel: reparatie van auto s en motorfietsen 492.156 488.782 14,2% -0,7% H Vervoer en opslag 217.931 214.139 6,2% -1,7% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 120.681 118.790 3,5% -1,6% J Informatie en communicatie 91.967 92.348 2,7% +0,4% K Financiële activiteiten en verzekeringen 130.736 128.749 3,7% -1,5% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 20.122 20.359 0,6% +1,2% M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 143.557 145.418 4,2% +1,3% N Administratieve en ondersteunende diensten 343.102 341.365 9,9% -0,5% O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 210.043 204.205 5,9% -2,8% P Onderwijs 368.368 371.299 10,8% +0,8% Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 438.927 443.783 12,9% +1,1% R Kunst, amusement en recreatie 32.706 32.319 0,9% -1,2% S Overige diensten 79.256 78.752 2,3% -0,6% T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 3.274 3.333 0,1% +1,8% U Extraterritoriale organisaties en lichamen 2.679 2.876 0,1% +7,4% Totaal 3.471.169 3.442.988 100% -0,8% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Het aantal werknemers in België over alle sectoren heen daalt in 2013 met ruim 28.000 ofwel 0,8%. Het aantal werknemers in de horeca daalt sterker dan het gemiddelde, meer bepaald 1,6%. De horeca laat procentueel gezien wel een aantal sectoren achter zich. De evolutie van het aantal horecawerknemers in België vertoont voor het tweede jaar op rij een (gevoelige) daling (zie grafiek). Het aantal werknemers in de horecasector is in 2013 gelijkaardig aan het niveau van 2006, al is er wel een verschil. Toen was het aandeel van de horecawerknemers ten opzichte van alle sectoren 3,59%. In 2013 daalt dit aandeel naar 3,45%. Als we kijken naar de verdeling van de loontrekkende werknemers in België zien we voornamelijk een weerspiegeling van de grootte van de gemeenten en de aantrekkingskracht van de centrumsteden. Daarnaast herkennen we op de kaart enkele toeristische centra zoals de Kust. 15 De cijfers van de RSZ geven normaliter het aantal arbeidsplaatsen op basis van de hoofdzetel van de onderneming weer.

22 Grafiek: Evolutie van het aantal loontrekkende horecawerknemers en aandeel t.o.v. alle sectoren in België -2006/2013-126.000 124.000 122.000 120.000 118.000 116.000 3,59% 118.793 119.452 120.885 119.907 122.508 123.730 120.681 118.790 3,45% 3,70% 3,65% 3,60% 3,55% 3,50% 3,45% 114.000 112.000 110.000 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 3,40% 3,35% 3,30% Horecawerknemers Aandeel Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Grafiek: Aantal loontrekkende horecawerknemers per gemeente -2013- Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06

23 1.2 Horecawerknemers per gewest Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per gewest -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Vlaanderen 69.116 66.706 66.100-0,9% Wallonië 24.418 26.675 26.199-1,8% Brussel 27.351 27.300 26.491-3,0% Totaal 120.885 120.681 118.790-1,6% 2008 2012 2013 Vlaanderen 57,2% 55,3% 55,6% Wallonië 20,2% 22,1% 22,1% Brussel 22,6% 22,6% 22,3% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Grafiek: Evolutie aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per gewest -2003/2013-80.000 70.000 60.000 64.553 71.246 69.092 66.706 66.100 50.000 40.000 30.000 20.000 25.767 21.352 27.899 27.300 26.491 26.739 26.675 26.199 10.000 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Vlaanderen Wallonië Brussel Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Het aantal loontrekkende werknemers in België in de horeca daalt in 2013 met 1,6% ten opzichte van het jaar voordien. In elk gewest is er een daling, maar deze is het grootst in Brussel. 56% van alle horecawerknemers werkt in Vlaanderen. Het aantal werknemers in Wallonië en Brussel groeit naar elkaar toe. Evolutiereeks in bijlage 1

24 1.3 Horecawerknemers per subsector 1.3.1 Werknemers per subsector (nace3) België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per subsector in België -2008/2013-2008 2012 2013 2012 2013 Hotels 17.441 16.975 16.658-1,9% Vakantieverblijven 4.093 3.756 3.587-4,5% Kampeerterreinen 491 476 496 +4,2% Overige accommodatie 649 684 701 +2,5% Restaurants 66.866 67.948 67.495-0,7% Catering 16.689 16.674 16.279-2,4% Drinkgelegenheden 14.656 14.168 13.574-4,2% Totaal 120.885 120.681 118.790-1,6% 2008 2012 2013 Hotels 14,4% 14,1% 14,0% Vakantieverblijven 3,4% 3,1% 3,0% Kampeerterreinen 0,4% 0,4% 0,4% Overige accommodatie 0,5% 0,6% 0,6% Restaurants 55,3% 56,3% 56,8% Catering 13,8% 13,8% 13,7% Drinkgelegenheden 12,1% 11,7% 11,4% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per subsector in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Hotels 8.546 8.611 8.569-0,5% Vakantieverblijven 2.853 2.388 2.236-6,4% Kampeerterreinen 322 310 347 +11,9% Overige accommodatie 154 130 129-0,8% Restaurants 39.582 38.810 38.942 +0,3% Catering 8.041 7.743 7.439-3,9% Drinkgelegenheden 9.618 8.714 8.438-3,2% Totaal 69.116 66.706 66.100-0,9% 2008 2012 2013 Hotels 12,4% 12,9% 13,0% Vakantieverblijven 4,1% 3,6% 3,4% Kampeerterreinen 0,5% 0,5% 0,5% Overige accommodatie 0,2% 0,2% 0,2% Restaurants 57,3% 58,2% 58,9% Catering 11,6% 11,6% 11,3% Drinkgelegenheden 13,9% 13,1% 12,8% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06

25 Binnen de horecasector stellen de restaurants het meeste werknemers tewerk, namelijk 57%. De evolutie van het aantal werknemers in de horeca verschilt tussen de subsectoren onderling, maar ook tussen de verschillende gewesten. Op nationaal vlak is er enkel een positieve evolutie in het aantal werknemers bij de kampeerterreinen en overige accommodatie. Bij de vakantieverblijven en drinkgelegenheden gaan er procentueel het meeste jobs verloren in vergelijking met vorig jaar. Op vijf jaar tijd zien we de grootste absolute daling bij de hotels (-783) en de drinkgelegenheden (-1.082). In Vlaanderen gaat het aantal tewerkgestelden met 0,9% achteruit. De subsectoren kampeerterreinen en restaurants zien wel gemiddeld hun personeelsbestand toenemen. Daartegenover gaan er vooral jobs verloren bij de vakantieverblijven, catering en drinkgelegenheden. Opvallend is dat het aantal vakantieverblijven jaar na jaar blijft stijgen, terwijl het aantal werknemers in die subsector blijft dalen. In de andere gewesten, Wallonië en Brussel, zien ook weinig subsectoren het aantal werknemers toenemen. Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per subsector in Wallonië en Brussel -2013-16 2013 Wallonië Brussel n % n % Hotels 3.361 12,8% 4.728 17,8% Vakantieverblijven 1.011 3,9% 340 1,3% Kampeerterreinen 138 0,5% 11 0,0% Overige accommodatie 475 1,8% 97 0,4% Restaurants 15.911 60,7% 12.642 47,7% Catering 1.954 7,5% 6.886 26,0% Drinkgelegenheden 3.349 12,8% 1.787 6,7% Totaal 26.199 100% 26.491 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 1.3.2. Werknemers per subklasse (nace5) Twee van de subsectoren, met name restaurants en drinkgelegenheden, verdienen extra aandacht. Het is interessant om beide subsectoren verder op te delen tot op 5 cijfers van de nace-codes (subklassen). We bekijken beide categorieën op het niveau van België en Vlaanderen. Restaurants De restaurants kunnen we verder opdelen in enerzijds deze met volledige bediening en anderzijds deze met beperkte bediening. Het aantal werknemers in de restaurants kent weinig grote schommelingen de afgelopen jaren. Op vijf jaar tijd daalt het aantal werknemers in België in de restaurants met volledige bediening met bijna 7% of netto ruim 3.000 arbeidsplaatsen. De evolutie bij de restaurants met beperkte bediening is net omgekeerd. Daar zijn er de laatste vijf jaar netto bijna 4.000 plaatsen bijgekomen, wat een stijging van 19% betekent. Op die manier stijgt in vijf jaar tijd het aantal werknemers in de restaurants lichtjes met net geen procent. 16 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

26 In Vlaanderen is dezelfde evolutie te zien, maar minder uitgesproken. Bij de restaurants met volledige bediening daalt het aantal werknemers over een periode van vijf jaar met ruim 2%. Bij de restaurants met beperkte bediening stijgt het aantal werknemers, maar zeer beperkt. Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de subsector restaurants in België -2008/2013-2008 2009 2010 2011 2012 2013 2008-2013 56.101 Restaurants met volledige bediening 47.069 46.406 47.222 44.981 44.507 43.857-6,8% 56.102 Restaurants met beperkte bediening 19.797 20.482 21.595 23.988 23.441 23.638 +19,4% 56.1 Restaurants 66.866 66.888 68.817 68.969 67.948 67.495 +0,9% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de subsector restaurants in Vlaanderen -2008/2013-2008 2009 2010 2011 2012 2013 2008-2013 56.101 Restaurants met volledige bediening 27.728 27.527 28.021 27.860 27.245 27.049-2,4% 56.102 Restaurants met beperkte bediening 11.854 12.214 12.559 12.147 11.565 11.893 +0,3% 56.1 Restaurants 39.582 39.741 40.580 40.007 38.810 38.942-1,6% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Drinkgelegenheden De drinkgelegenheden kunnen we verder opdelen in cafés en bars, discotheken en nachtclubs en ten slotte overige drinkgelegenheden. De laatste jaren daalt het aantal werknemers bij de drinkgelegenheden in zowel België als Vlaanderen. De drinkgelegenheden in België tellen in 2013 zo n 7% minder werknemers dan in 2008. Het aantal werknemers in cafés en bars daalt over die vijf jaar met net geen procent. Wel is het zo dat er eerst een stijging is met een piek in 2011. Sinds 2011 zijn er wel terug zo n 1.000 arbeidsplaatsen verloren gegaan. Bij de discotheken, nachtclubs en dergelijke daalt het aantal werknemers, op 2011 na, heel geleidelijk. Op die manier zijn er in vijf jaar tijd netto zo n 1.000 werknemers minder in deze subklasse. Dit komt neer op een daling van 36%. De cijfers in Vlaanderen tonen min of mee dezelfde evolutie. Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de subsector drinkgelegenheden in België -2008/2013-2008 2009 2010 2011 2012 2013 2008-2013 56.301 Cafés en bars 11.912 12.594 12.863 12.977 12.129 11.823-0,7% 56.302 Discotheken, nachtclubs, e.d. 56.309 Overige drinkgelegenheden 2.741 2.544 2.276 2.289 2.027 1.743-36,4% 3 6 19 19 12 8 --,-% 56.3 Drinkgelegenheden 14.656 15.144 15.158 15.285 14.168 13.574-7,4% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06

27 Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de subsector drinkgelegenheden in Vlaanderen - 2008/2013-2008 2009 2010 2011 2012 2013 2008-2013 56.301 Cafés en bars 7.794 8.086 8.145 7.917 7.380 7.319-6,1% 56.302 Discotheken, nachtclubs, e.d. 56.309 Overige drinkgelegenheden 1.821 1.688 1.512 1.496 1.322 1.113-38,9% 3 6 19 19 12 6 --,-% 56.3 Drinkgelegenheden 9.618 9.780 9.676 9.432 8.714 8.438-12,3% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Evolutiereeks in bijlage 2

28 1.4 Horecawerknemers per dimensiegrootte van de onderneming België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per dimensiegrootte van de onderneming in België -2008/2013-2008 2012 2013 n 120.885 120.681 118.790 1 tot 4 werknemers 23,0% 22,9% 23,1% 5 tot 9 werknemers 20,2% 20,2% 20,2% 10 tot 19 werknemers 18,5% 18,5% 18,9% 20 tot 49 werknemers 15,0% 15,5% 15,0% 50 tot 99 werknemers 5,7% 5,5% 5,2% 100 tot 199 werknemers 3,8% 3,8% 3,6% 200 tot 499 werknemers 3,9% 4,7% 3,8% 500 tot 999 werknemers 2,0% 2,3% 3,3% 1000 werknemers en meer 7,9% 6,7% 6,9% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 In 2013 verschuiven de aandelen lichtjes tussen de grote horecabedrijven. Een procentuele daling in een dimensiecategorie hoeft echter niet noodzakelijk te betekenen dat bepaalde bedrijven zijn stopgezet. Het is mogelijk dat een bedrijf dat in 2012 nog net geen 500 werknemers had, nu zijn personeelsbestand heeft zien stijgen tot net boven de 500. Dit heeft een verschuiving tussen de verschillende dimensies tot gevolg. Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per dimensiegrootte van de onderneming in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 n 69.116 66.706 66.100 1 tot 4 werknemers 23,0% 23,0% 23,2% 5 tot 9 werknemers 21,8% 21,9% 21,8% 10 tot 19 werknemers 20,8% 20,7% 21,5% 20 tot 49 werknemers 16,3% 16,0% 15,6% 50 tot 99 werknemers 6,4% 5,4% 4,7% 100 tot 199 werknemers 2,1% 2,4% 2,6% 200 tot 499 werknemers 3,5% 5,2% 3,5% 500 tot 999 werknemers 2,4% 1,7% 3,8% 1000 werknemers en meer 3,8% 3,5% 3,4% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Net als in België zijn er in Vlaanderen een aantal lichte verschuivingen tussen de verschillende dimensies. De grootste groep van werknemers werkt voor een bedrijf dat 1 tot 4 werknemers tewerkstelt.

29 In vergelijking met Vlaanderen zijn er in Wallonië meer kleine ondernemingen. In Brussel daarentegen werkt de grootste groep van werknemers in een bedrijf met meer dan 1.000 werknemers. Er zijn weinig evoluties merkbaar voor de verschillende gewesten. Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per dimensiegrootte van de onderneming in Wallonië en Brussel -2013-2013 Wallonië Brussel 26.199 26.491 1 tot 4 werknemers 32,8% 13,2% 5 tot 9 werknemers 24,1% 12,3% 10 tot 19 werknemers 18,0% 13,5% 20 tot 49 werknemers 14,9% 13,7% 50 tot 99 werknemers 4,4% 7,0% 100 tot 199 werknemers 2,4% 7,4% 200 tot 499 werknemers 3,4% 5,2% 500 tot 999 werknemers 0,0% 5,4% 1000 werknemers en meer 0,0% 22,3% Totaal 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Evolutiereeks in bijlage 7

30 1.5 Horecawerknemers per dimensiegrootte van de onderneming en per subsector België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per dimensiegrootte van de onderneming en per subsector in België -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie genheden Kampeer- Overige Drinkgele- Restaurants Catering n 16.658 3.587 496 701 67.495 16.279 13.574 1 tot 4 wns 6,3% 7,8% 36,5% 11,8% 28,5% 9,3% 37,2% 5 tot 9 wns 9,7% 7,9% 32,9% 36,2% 24,9% 8,7% 25,1% 10 tot 19 wns 14,7% 7,5% 13,7% 44,5% 21,8% 10,9% 21,4% 20 tot 49 wns 22,9% 12,2% 16,9% 7,4% 14,9% 9,4% 13,7% 50 tot 99 wns 15,3% 16,1% 0,0% 0,0% 2,6% 5,5% 2,6% 100 tot 199 wns 14,7% 6,7% 0,0% 0,0% 0,5% 7,6% 0,0% 200 tot 499 wns 9,2% 11,8% 0,0% 0,0% 1,1% 11,5% 0,0% 500 tot 999 wns 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 3,8% 8,3% 0,0% 1000 wns en meer 7,2% 30,0% 0,0% 0,0% 1,8% 28,7% 0,0% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 De tabellen tonen dat kampeerterreinen, overige accommodatie en drinkgelegenheden eerder kleine ondernemingen zijn waar weinig mensen tewerkgesteld worden. Hotels, vakantieverblijven, restaurants en cateringbedrijven vinden we terug over nagenoeg alle dimensies. In Vlaanderen zien we een gelijkaardig patroon. Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per dimensiegrootte van de onderneming en per subsector in Vlaanderen -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie genheden Kampeer- Overige Drinkgele- Restaurants Catering n 8.569 2.236 347 129 38.942 7.439 8.438 1 tot 4 wns 6,6% 7,1% 25,6% 14,0% 27,8% 11,3% 33,7% 5 tot 9 wns 10,7% 7,0% 35,2% 46,5% 25,9% 12,0% 25,3% 10 tot 19 wns 18,4% 4,2% 15,0% 39,5% 23,5% 16,9% 23,5% 20 tot 49 wns 23,1% 13,4% 24,2% 0,0% 14,3% 14,5% 15,2% 50 tot 99 wns 16,6% 15,3% 0,0% 0,0% 2,2% 4,3% 2,3% 100 tot 199 wns 6,5% 4,8% 0,0% 0,0% 0,3% 12,6% 0,0% 200 tot 499 wns 4,2% 0,0% 0,0% 0,0% 1,3% 19,2% 0,0% 500 tot 999 wns 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 4,7% 9,2% 0,0% 1000 wns en meer 13,9% 48,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06

31 1.6 Horecawerknemers per statuut België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per statuut in België -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Arbeiders 107.187 105.757 103.597-2,0% Bedienden 13.698 14.924 15.193 +1,8% Totaal 120.885 120.681 118.790-0,9% 2008 2012 2013 Arbeiders 88,7% 87,6% 87,2% Bedienden 11,3% 12,4% 12,8% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per statuut in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Arbeiders 62.920 59.988 59.177-1,4% Bedienden 6.196 6.718 6.923 +3,1% Totaal 69.116 66.706 66.100-0,9% 2008 2012 2013 Arbeiders 91,0% 89,9% 89,5% Bedienden 9,0% 10,1% 10,5% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Er is een groot verschil in evolutie tussen de verschillende statuten. Het aantal arbeiders in de horecasector in België en Vlaanderen daalt met 2% en 1%. Het aantal bedienden daarentegen stijgt met 2% in België en 3% in Vlaanderen. In België en Vlaanderen is het aantal bedienden in vijf jaar tijd met 11% en 12% gestegen. Wallonië heeft een gelijkaardige verdeling als Vlaanderen. In Brussel zijn er meer dan 20% bedienden. Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per statuut in Wallonië en Brussel -2013-17 2013 Wallonië Brussel n % n % Arbeiders 23.496 89,7% 20.924 79,0% Bedienden 2.703 10,3% 5.567 21,0% Totaal 26.199 100% 26.491 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Evolutiereeks in bijlage 6 17 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2011.

32 1.7 Werknemers per statuut en per subsector België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per statuut en per subsector in België -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Arbeiders 11.447 2.312 374 512 62.479 13.363 13.110 Bedienden 5.211 1.275 122 189 5.016 2.916 464 Totaal 16.658 3.587 496 701 67.495 16.279 13.574 Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Arbeiders 68,7% 64,5% 75,4% 73,0% 92,6% 82,1% 96,6% Bedienden 31,3% 35,5% 24,6% 27,0% 7,4% 17,9% 3,4% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per statuut en per subsector in Vlaanderen -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Arbeiders 6.045 1.504 255 67 36.744 6.312 8.250 Bedienden 2.524 732 92 62 2.198 1.127 188 Totaal 8.569 2.236 347 129 38.942 7.439 8.438 Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Arbeiders 70,5% 67,3% 73,5% 51,9% 94,4% 84,9% 97,8% Bedienden 29,5% 32,7% 26,5% 48,1% 5,6% 15,1% 2,2% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 De drinkgelegenheden en restaurants stellen relatief gezien het meeste arbeiders tewerk. De logiesverstrekkers daarentegen stellen procentueel minder arbeiders tewerk. De cijfers tonen al enkele jaren hetzelfde patroon.

33 1.8 Werknemers per geslacht België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per geslacht in België -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Mannen 57.892 60.441 60.171-0,4% Vrouwen 62.993 60.240 58.619-2,7% Totaal 120.885 120.681 118.790-1,6% 2008 2012 2013 Mannen 47,9% 50,1% 50,7% Vrouwen 52,1% 49,9% 49,3% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per geslacht in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Mannen 31.671 32.251 32.463 +0,7% Vrouwen 37.445 34.455 33.637-2,4% Totaal 69.116 66.706 66.100-0,9% 2008 2012 2013 Mannen 45,8% 48,3% 49,1% Vrouwen 54,2% 51,7% 50,9% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 In 2013 zijn er in België meer mannelijke dan vrouwelijke werknemers. De stijgende trend van het aantal mannelijke werknemers in de sector zet zich in 2013 voort. In absolute aantallen daalt het aantal werknemers bij beide geslachten. In Vlaanderen zijn er vooralsnog meer vrouwen dan mannen tewerkgesteld, al is ook daar de trend duidelijk te zien. Het absoluut aantal mannelijke werknemers stijgt er zelfs. In Wallonië is de situatie gelijkaardig als Vlaanderen. In Brussel zijn er reeds jaren meer mannelijke werknemers. Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per geslacht in Wallonië/Brussel -2013-18 2013 Wallonië Brussel n % n % Mannen 13.089 50,0% 14.619 55,2% Vrouwen 13.110 50,0% 11.872 44,8% Totaal 26.199 100% 26.491 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Evolutiereeks in bijlage 3 18 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

34 1.9 Werknemers per geslacht en per subsector België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per geslacht en per subsector in België - 2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Mannen 7.764 1.081 251 251 36.324 7.910 6.590 Vrouwen 8.894 2.506 245 450 31.171 8.369 6.984 Totaal 16.658 3.587 496 701 67.495 16.279 13.574 Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Mannen 46,6% 30,1% 50,6% 35,8% 53,8% 48,6% 48,5% Vrouwen 53,4% 69,9% 49,4% 64,2% 46,2% 51,4% 51,5% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per geslacht en per subsector in Vlaanderen -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Mannen 3.686 612 173 45 20.270 3.767 3.910 Vrouwen 4.883 1.624 174 84 18.672 3.672 4.528 Totaal 8.569 2.236 347 129 38.942 7.439 8.438 Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Mannen 43,0% 27,4% 49,9% 34,9% 52,1% 50,6% 46,3% Vrouwen 57,0% 72,6% 50,1% 65,1% 47,9% 49,4% 53,7% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 De vakantieverblijven en overige accommodatie trekken heel wat vrouwelijke werknemers aan. Bij de hotels, cateringbedrijven en drinkgelegenheden gaat de verdeling richting 50 50. Bij de kampeerterreinen en restaurants werken er iets meer mannen dan vrouwen. In Vlaanderen is de situatie min of meer gelijkaardig.

35 1.10 Werknemers per regime België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per regime in België -2008/2013-19 2008 2012 2013 2012-2013 Voltijds 42.580 45.281 44.678-1,3% Deeltijds 63.724 63.939 62.742-1,9% Specialen 14.581 11.461 11.370-0,8% Totaal 120.885 120.681 118.790-1,6% 2008 2012 2013 Voltijds 35,2% 37,5% 37,6% Deeltijds 52,7% 53,0% 52,8% Specialen 12,1% 9,5% 9,6% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per regime in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Voltijds 22.172 23.883 23.892 +0,0% Deeltijds 34.615 33.518 32.810-2,1% Specialen 12.329 9.305 9.398 +1,0% Totaal 69.116 66.706 66.100-0,9% 2008 2012 2013 Voltijds 32,1% 35,8% 36,1% Deeltijds 50,1% 50,2% 49,6% Specialen 17,8% 13,9% 14,2% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 In België nemen zowel het aantal voltijdse als het aantal deeltijdse werknemers af. Daarnaast gaat ook het aantal specialen lichtjes achteruit. In Vlaanderen is de situatie iets anders al zijn de verhoudingen hetzelfde. Ook hier gaan de deeltijdse werknemers achteruit. Het aantal voltijdse werknemers gaat minimaal vooruit. Over de jaren heen zien we een procentuele stijging van het aantal voltijdse werknemers, en dit voor zowel België als Vlaanderen. Wallonië kent dezelfde trend de afgelopen jaren, al zijn de percentages daar lichtjes anders. Brussel ten slotte, ziet het aantal specialen afnemen over de jaren heen, terwijl het aantal voltijdse werknemers er min of meer constant blijft. Het procentueel aandeel van de specialen in Wallonië en Brussel is opvallend lager dan in Vlaanderen. 19 De deeltijdse prestaties betreffen de prestaties van de werknemer die gemiddeld slechts een gedeelte presteert van de arbeidstijd van de referentie persoon (voltijds werknemer). De groep specialen bevat vooral loontrekkenden die werken via gelimiteerde prestaties (extra s in de horeca).

36 Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per regime in Wallonië/Brussel -2013-20 2013 Wallonië Brussel n % n % Voltijds 8.719 33,3% 12.067 45,6% Deeltijds 16.221 61,9% 13.711 51,8% Specialen 1.259 4,8% 713 2,7% Totaal 26.199 100% 26.491 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Evolutiereeksen in bijlage 4 & 5 20 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

37 1.11 Werknemers per regime en per subsector België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per regime en per subsector in België - 2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie heden Kampeer- Overige Restaurants Catering Drinkgelegen- Voltijds 10.907 1.407 270 348 21.157 7.742 2.847 Deeltijds 4.733 2.013 216 350 40.021 6.737 8.672 Specialen 1.018 167 10 3 6.317 1.800 2.055 Totaal 16.658 3.587 496 701 67.495 16.279 13.574 Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie heden Kampeer- Overige Restaurants Catering Drinkgelegen- Voltijds 65,5% 39,2% 54,4% 49,6% 31,3% 47,6% 21,0% Deeltijds 28,4% 56,1% 43,5% 49,9% 59,3% 41,4% 63,9% Specialen 6,1% 4,7% 2,0% 0,4% 9,4% 11,1% 15,1% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per het regime en per subsector in Vlaanderen -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie heden Kampeer- Overige Restaurants Catering Drinkgelegen- Voltijds 5.168 806 202 44 12.627 3.147 1.898 Deeltijds 2.780 1.300 135 85 20.850 2.794 4.866 Specialen 621 130 10 0 5.465 1.498 1.674 Totaal 8.569 2.236 347 129 38.942 7.439 8.438 Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie heden Kampeer- Overige Restaurants Catering Drinkgelegen- Voltijds 60,3% 36,0% 58,2% 34,1% 32,4% 42,3% 22,5% Deeltijds 32,4% 58,1% 38,9% 65,9% 53,5% 37,6% 57,7% Specialen 7,2% 5,8% 2,9% 0,0% 14,0% 20,1% 19,8% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 De hotels en kampeerterreinen stellen procentueel het meest voltijdse werknemers tewerk. Bij de vakantieverblijven, restaurants en drinkgelegenheden werkt de grootste groep van de werknemers met een deeltijds contract. Bij de overige accommodaties en catering is er min of meer een gelijkmatige verdeling tussen voltijdse en deeltijdse medewerkers. Specialen werken procentueel het meest in de restaurants, drinkgelegenheden en cateringbedrijven. De cijfers voor Vlaanderen tonen dezelfde trends, al zijn bepaalde percentages wat anders. Enkel in de sector van de overige accommodatie is er in Vlaanderen duidelijk een groter percentage deeltijdsen. De absolute aantallen zijn er wel klein.

38 1.12 Werknemers per leeftijdscategorie België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per leeftijdscategorie 21 in België - 2008/2013-2008 2012 2013 n 106.100 106.229 104.868 < 20 jaar 8,2% 4,8% 3,8% 20 24 jaar 16,9% 16,2% 15,6% 25 29 jaar 14,8% 15,2% 15,5% 30 39 jaar 24,7% 24,3% 24,6% 40 49 jaar 20,9% 22,0% 22,2% 50 59 jaar 11,7% 13,9% 14,4% 60 jaar en ouder 2,8% 3,6% 3,9% Onbekend 0,0% 0,0% 0,0% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per leeftijdscategorie in Vlaanderen - 2008/2013-2008 2012 2013 n 61.465 59.867 58.967 < 20 jaar 10,5% 5,6% 4,4% 20 24 jaar 17,0% 16,4% 16,0% 25 29 jaar 13,3% 14,1% 14,4% 30 39 jaar 22,3% 22,6% 23,1% 40 49 jaar 20,9% 21,8% 21,9% 50 59 jaar 12,7% 15,2% 15,7% 60 jaar en ouder 3,3% 4,2% 4,6% Onbekend 0,0% 0,0% 0,0% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, situatie op 30/06 21 Statistieken m.b.t. de leeftijdscategorieën van werknemers zijn opgebouwd volgens de hoofdverblijfplaats van de werknemer (en niet volgens vestigingsplaats van de onderneming). Werknemers per leeftijdscategorie: deze statistieken geven het aantal unieke werknemers naar leeftijdscategorieën weer volgens de hoofdverblijfplaats van de werknemer.

39 Grafiek: Procentuele verdeling loontrekkende werknemers in de horecasector in Vlaanderen -2008 2013-50+ 20,2% 16,0% 40 49 jaar 21,9% 20,9% 30 39 jaar 20-29 jaar 23,1% 22,3% 30,4% 30,3% 2013 2008 < 20 jaar 4,4% 10,5% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% Bron: RSZ, situatie op 30/06 In 2013 zet de trend zich verder naar minder jongere en meer oudere werknemers in de horecasector. Dit geldt zowel voor België als voor de gewesten. Op de grafiek hierboven zien we het aandeel min 20-jarigen sterk dalen. Het zijn vooral de 50-plussers (en in mindere mate de 40 49-jarigen) die hun aandeel zien stijgen. Ondanks deze trend werken er nog steeds veel jongeren in de horecasector. In Vlaanderen is 35% van de horecawerknemers jonger dan 30 jaar en 58% jonger dan 40. Over alle sectoren heen is dit 21% en 46% (zie grafiek hieronder). In Wallonië is de verhouding in de horecasector zelfs 38% jonger dan 30 en 62% jonger dan 40 jaar. In Brussel is dit 30% en 61%. We verwijzen hier ook naar het rapport diversiteit en het rapport Oudere werknemers in de horeca 2013. Grafiek: Procentuele verdeling loontrekkende werknemers in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen -2013-100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 20,2% 21,9% 23,1% 30,4% Bron: RSZ, situatie op 30/06 26,0% 27,8% 25,6% 19,8% 4,4% 0,8% Horecasector Alle sectoren 50 + 40 49 jaar 30 39 jaar 20-29 jaar < 20 jaar

40 Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per leeftijdscategorie in Wallonië en Brussel -2013-2013 Wallonië Brussel 27.898 18.003 < 20 jaar 4,1% 1,6% 20 24 jaar 17,2% 11,7% 25 29 jaar 17,1% 16,8% 30 39 jaar 23,9% 30,6% 40 49 jaar 21,9% 23,8% 50 59 jaar 12,8% 12,7% 60 jaar en ouder 3,0% 2,9% Onbekend 0,0% 0,0% Totaal 100% 100% Bron: RSZ, situatie op 30/06

41 1.13 Werknemers per leeftijdscategorie en per subsector België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per leeftijdscategorie en per subsector in België -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie genheden Kampeer- Overige Drinkgele- Restaurants Catering Aantal 15.647 3.193 449 638 59.604 14.734 10.603 < 25 jaar 12,1% 7,9% 8,0% 5,6% 24,2% 9,9% 21,3% 25-34 jaar 29,6% 21,5% 17,4% 17,6% 30,1% 22,4% 30,2% 35 49 jaar 38,1% 40,3% 33,6% 40,8% 30,6% 42,5% 30,6% 50 jaar en ouder 20,2% 30,3% 41,0% 36,1% 15,1% 25,2% 17,9% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, situatie op 30/06 Restaurants en drinkgelegenheden trekken een jong publiek van werknemers aan. Bij restaurants en drinkgelegenheden in België is respectievelijk 54% en 52% jonger dan 35 jaar. Bij de logiesverstrekkende bedrijven (zonder hotels) zijn daarentegen meer werknemers boven de 50 jaar. Catering en hotels ten slotte trekken zowel jonge als oudere werknemers aan. In Vlaanderen zien we een gelijkaardig patroon. Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in de horecasector per leeftijdscategorie en per subsector in Vlaanderen -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie genheden Kampeer- Overige Drinkgele- Restaurants Catering Aantal 7.983 2.291 320 120 33.303 8.706 6.244 < 25 jaar 13,0% 7,2% 7,8% 9,2% 25,5% 10,2% 23,2% 25-34 jaar 27,7% 18,8% 19,1% 24,2% 28,0% 21,2% 27,9% 35-49 jaar 37,4% 41,9% 31,3% 26,7% 29,6% 40,4% 29,6% 50 jaar en ouder 21,9% 32,2% 41,9% 40,0% 16,8% 28,2% 19,3% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSZ, situatie op 30/06

42 1.14 Aantal werknemers in de horecasector in voltijdsequivalenten Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in voltijdsequivalenten in de horecasector per gewest - 2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Vlaanderen 36.056 37.596 37.861 +0,7% Wallonië 14.052 15.915 15.527-2,4% Brussel 18.747 18.604 17.979-3,4% Totaal 68.855 72.115 71.366-1,0% 2008 2012 2013 Vlaanderen 52,4% 52,1% 53,1% Wallonië 20,4% 22,1% 21,8% Brussel 27,2% 25,8% 25,2% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 In 2013 bedraagt het aantal voltijdsequivalenten in de horecasector in België 71.366. Iets meer dan de helft situeert zich in Vlaanderen. We zien dat Brussel hier een hoger aandeel heeft dan bij het aantal werknemers. Er werken in Brussel dan ook procentueel meer voltijdse werknemers dan elders. Cijfers omtrent het aantal voltijdsequivalenten in de horecasector tonen een licht ander beeld dan het aantal werknemers (in arbeidsplaatsen). Ten opzichte van vorig jaar daalt het aantal voltijdsequivalenten in België, maar in Vlaanderen stijgt het aantal. Dit was niet het geval voor Vlaanderen bij het aantal arbeidsplaatsen. In vergelijking met 2008 is er zelfs een stijging van het aantal voltijdsequivalenten in Vlaanderen met 5%. België Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in voltijdsequivalenten in de horecasector per subsector in België -2008/2013-2008 2012 2013 2012 2013 Hotels 13.536 13.207 12.872-2,5% Vakantieverblijven 2.594 2.352 2.271-3,5% Kampeerterreinen 328 324 330 +2,1% Overige accommodatie 479 505 519 +2,7% Restaurants 35.257 38.248 38.376 +0,3% Catering 10.967 11.362 11.240-1,1% Drinkgelegenheden 5.694 6.117 5.758-5,9% Totaal 68.855 72.115 71.366-1,0% 2008 2012 2013 Hotels 19,7% 18,3% 18,0% Vakantieverblijven 3,8% 3,3% 3,2% Kampeerterreinen 0,5% 0,4% 0,5% Overige accommodatie 0,7% 0,7% 0,7% Restaurants 51,2% 53,0% 53,8% Catering 15,9% 15,8% 15,8% Drinkgelegenheden 8,3% 8,5% 8,1% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06

43 Vlaanderen Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in voltijdsequivalenten in de horecasector per subsector in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Hotels 6.327 6.528 6.489-0,6% Vakantieverblijven 1.731 1.439 1.372-4,6% Kampeerterreinen 213,4 218,3 234,5 +7,4% Overige accommodatie 108,2 83,4 80,7-3,2% Restaurants 19.708 21.132 21.586 +2,1% Catering 4.384 4.537 4.584 +1,0% Drinkgelegenheden 3.584 3.658 3.514-3,9% Totaal 36.056 37.596 37.861 +0,7% 2008 2012 2013 Hotels 17,5% 17,4% 17,1% Vakantieverblijven 4,8% 3,8% 3,6% Kampeerterreinen 0,6% 0,6% 0,6% Overige accommodatie 0,3% 0,2% 0,2% Restaurants 54,7% 56,2% 57,0% Catering 12,2% 12,1% 12,1% Drinkgelegenheden 9,9% 9,7% 9,3% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 De hotelwerknemers zijn bij de voltijdsequivalenten procentueel sterker vertegenwoordigd dan bij de arbeidsplaatsen. Bij de drinkgelegenheden is het net andersom. Het aantal voltijds tewerkgestelden speelt hier ook een rol in. Er zijn in België procentueel heel wat meer voltijdse werknemers tewerkgesteld in de subsector hotels (66%) dan in de subsector van de drinkgelegenheden (21%). Op gewestelijk niveau zien we in Vlaanderen in 2013 meer voltijdsequivalenten in de subsectoren kampeerterreinen, restaurants en catering dan een jaar eerder. In Wallonië en Brussel zien we in nagenoeg elke subsector een daling van het aantal voltijdsequivalenten. Tabel: Aantal loontrekkende werknemers in voltijdsequivalenten in de horecasector per subsector in Wallonië en Brussel -2013-22 2013 Wallonië Brussel n % n % Hotels 2.485 16,0% 3.898 21,7% Vakantieverblijven 653 4,2% 246 1,4% Kampeerterreinen 90 0,6% 6 0,0% Overige accommodatie 364 2,3% 74 0,4% Restaurants 9.148 58,9% 7.642 42,5% Catering 1.284 8,3% 5.372 29,9% Drinkgelegenheden 1.503 9,7% 741 4,1% Totaal 15.526 100% 17.979 100% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 22 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

44 1.15 Tijdelijke werkloosheid in de horecasector De tijdelijke werkloosheid is een conjunctuurindicator en bijgevolg voorspeller van de toekomstige evolutie van de werkgelegenheid 23. We focussen hier op de tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen 24. We spreken van tijdelijke werkloosheid als de uitvoering van de arbeidsovereenkomst tijdelijk wordt opgeschort met behoud van de contractuele band. Zo kan de onderneming het hoofd bieden aan een tijdelijke vermindering of onderbreking van de bedrijfsactiviteit 25. Onderstaande grafiek toont het aantal dagen economische werkloosheid in de horecasector in Vlaanderen per kwartaal. 26 Binnen de horecasector oefent het seizoen een invloed uit op het aantal dagen tijdelijke werkloosheid. Het eerste kwartaal telt het meeste aantal dagen, het derde kwartaal het minst. In 2013 zijn er in Vlaanderen 199.320 dagen economische werkloosheid geteld. Dit is een daling van 29% ten opzichte van 2012. Na een stijging in 2009, daalde de trendlijn terug de laatste jaren. Deze trend zet zich verder in 2013. In elk kwartaal is er een negatieve jaargroei. Dit is in tegenstelling tot wat men zou verwachten, aangezien er in 2013 geen uitermate positieve conjunctuur is. Deze minder positieve conjunctuur zet bedrijven blijkbaar niet aan tot tijdelijke werkloosheid. Grafiek: Evolutie van het aantal dagen economische werkloosheid in de horecasector in Vlaanderen -1 ste kwartaal 2007 t.e.m. 4 de kwartaal 2013-140.000 120.000 100.000 80.000 75.907 77.999 90.660 88.192 77.722 69.829 60.000 49.830 40.000 20.000 0 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Dagen economische werkloosheid Trendlijn dagen economische werkloosheid Bron: RVA 23 Bron: RVA 24 De tijdelijke werkloosheid komt voornamelijk voor bij arbeiders. Door de crisis werd besloten om tijdelijke werkloosheid ook voor bedienden toe te laten. Aangezien in de horecasector in Vlaanderen negen op de tien als arbeider werkt, vermoeden we dat deze uitbreiding een beperkte invloed zal hebben op het aantal tijdelijk werklozen in de horecasector. 25 Deze kan meerdere oorzaken hebben: bv. economische redenen, slechte weersomstandigheden, technische storingen, overmacht, jaarlijkse vakantie, staking of lock-out. 26 We werken met het aantal dagen en niet met het aantal personen. Naarmate de economische situatie verergert is het immers mogelijk dat de werkgever besluit om zijn werknemers langer tijdelijk werkloos te maken. Werken met het aantal dagen tijdelijke werkloosheid geeft daarom de impact van een crisis preciezer weer.

45 2 Aantal zelfstandigen in de horecasector Op de volgende pagina s geven we een overzicht van de kerncijfers wat betreft de zelfstandigen 27 in de horecasector in België en Vlaanderen. Daarna vindt u meer gedetailleerde tabellen. Nog meer detail is te vinden in onze online database Horeca in Cijfers 28. Het aantal zelfstandigen kan er bepaald worden per gewest, provincie, arrondissement en gemeente. Deze digitale weg maakt het mogelijk om de beschikbare informatie continu te actualiseren en uit te breiden. Voor de gegevens over de zelfstandigen in de horecasector doen we een beroep op de gegevens van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ). Deze instantie gebruikt een activiteitenindeling los van de nace-bel codes. De horecasector valt hier onder de subbedrijfstak 407. De regionale indeling gebeurt bij de RSVZ op basis van de woonplaats van de zelfstandige. Dit stemt niet noodzakelijk overeen met de plaats waar de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend, maar dit laatste gegeven is door de RSVZ niet gekend. 27 De statistieken geven het aantal verzekeringsplichtigen. Dit is de som van het aantal zelfstandigen en helpers. 28 Te bereiken via de website: www.guidea.be > cijfers en publicaties > online cijferdatabase of via http://guidea.incijfers.be

46 2.1 Aantal zelfstandigen in alle sectoren in België Tabel: Aantal zelfstandigen in alle sectoren in België -2012/2013- Code RSVZ Omschrijving 2012 2013 Aandeel 2013 101 Groentekwekers 2.090 2.577 0,3% 102 Tuinbouwers 13.195 13.803 1,4% 103 Wijnbouwers 156 150 0,0% 104 Landbouwers, pachters, e.a. 49.903 48.782 4,9% 105 Bosexploitatie 1.849 1.841 0,2% 106 Diverse landbouwactiviteiten 6.456 6.326 0,6% 130-136,161-166 Bestuurders van de landbouw 4.925 5.383 0,5% 201 Zeevisserij 74 79 0,0% 202 Zoetwatervisserij 76 80 0,0% 230-235, 261-262 Bestuurders van de visserij 442 421 0,0% 301 Mijnnijverheid 139 126 0,0% 302 Steengroefnijverheid 309 311 0,0% 303 Metaalnijverheid 10.037 10.285 1,0% 304 Keramieknijverheid 174 177 0,0% 305 Glasnijverheid 234 237 0,0% 306 Chemische nijverheid 358 345 0,0% 307 Voedingsnijverheid 13.400 13.138 1,3% 308 Textielnijverheid 1.412 1.431 0,1% 309 Kledingnijverheid 1.704 1.713 0,2% 310 Bouwnijverheid 68.933 71.775 7,2% 311 Hout- en meubelnijverheid 13.489 13.672 1,4% 312 Huid- en ledernijverheid 905 894 0,1% 313 Tabaksnijverheid 29 33 0,0% 314 Papiernijverheid 190 183 0,0% 315 Boekdruknijverheid 1.625 1.571 0,2% 316 Kunst- en precisienijverheid 12.547 13.254 1,3% 317 Vervoer 10.391 10.872 1,1% 318 Binnenschippers 1.475 1.409 0,1% 319 Sleepbootexploitanten 68 76 0,0% 320 Security en bewaking nijv. en amb. 67 71 0,0% 330-335, 361-379 Bestuurders van de nijv. en amb. 75.347 73.782 7,4% 401 Groothandel 8.237 9.230 0,9% 402 Kleinhandel 61.675 59.804 6,0% 403 Groot-en kleinhandel 3.731 4.032 0,4% 404 Banken 1.619 1.607 0,2% 405 Verzekeringen 10.066 9.932 1,0% 406 Tussenpersonen 41.135 40.472 4,1% 407 Horecasector 39.727 41.567 4,2% 408 Vermakelijkheden 6.885 7.066 0,7% 409 Foorkramers 1.297 1.297 0,1% 410 Marktkramers, leurders 7.247 7.264 0,7%

47 Code RSVZ Omschrijving 2012 2013 Aandeel 2013 411 Marketing en verkoop 1.118 1.296 0,1% 412 Security en bewaking handel 125 136 0,0% 430-435, 461-470 Bestuurders van de handel 149.735 147.270 14,9% 501 Artsen, chirurgen 27.220 27.336 2,8% 502 Tandartsen 7.065 7.113 0,7% 503 Apothekers 3.641 3.540 0,4% 504 Dierenartsen 4.336 4.379 0,4% 505 Paramedici 48.878 51.421 5,2% 506 Privé-onderricht 14.314 14.922 1,5% 507 Wetenschap 1.345 1.347 0,1% 508 Letteren 9.196 9.736 1,0% 509 Kunst (voor 1/7/2003) 5.111 4.883 0,5% 510 Kunst (vanaf 1/7/2003) 8.608 9.926 1,0% 514 Advocaten 17.162 17.640 1,8% 515 Notarissen 1.435 1.413 0,1% 516 Gerechtsdeurwaarders 825 847 0,1% 517 Landmeters, ingenieurs, accountants, experts 10.334 10.290 1,0% 518 Architecten 16.167 16.411 1,7% 519 Diverse intellectuele beroepen 44.959 47.089 4,8% 530-535, 561-579 Bestuurders van de vrije beroepen 41.088 43.964 4,4% 601 Schoonheidszorg 31.451 32.124 3,2% 602 Diverse beroepen van manuele aard 34.937 34.251 3,5% 630-635, 661-662 Bestuurders van de diensten 12.255 13.020 1,3% 000 Diversen 7.471 7.781 0,8% 030-035, 061 Bestuurders van diversen 6.077 5.829 0,6% Totaal 978.471 991.032 100% Bron: RSVZ In 2013 werkt 4,2% van alle zelfstandigen in de horecasector. Dit is een tiende van een procentpunt meer dan in 2012. Netto komen er liefst 1.840 zelfstandigen bij in de horecasector. Dit is een stijging van 4,6% ten opzichte van 2012. Dit is groter dan de stijging van het aantal zelfstandigen over alle sectoren heen (+12.561 of +1,3%). Naast 991.032 zelfstandigen die hun domicilie in België hebben, zijn er nog 10.069 zelfstandigen die in het buitenland wonen. Voor de horecasector zijn er 571 personen die hun domicilie niet in België hebben. Als we ten slotte kijken naar de laatste tien jaar zien we tot 2008 een (kleine) daling van het aantal zelfstandigen in de horecasector. Dit gaat gepaard met een terugval van het aandeel ten opzichte van alle sectoren van 4,3% naar 3,8%. De laatste jaren stijgt het aantal zelfstandigen in de horeca terug sneller dan het totaal aantal zelfstandigen. Op die manier herstelt het aandeel zich in 2013 naar 4,2%. Ondanks een netto stijging van 5.000 zelfstandigen is het aandeel over tien jaar tijd toch lichtjes gedaald.

48 Grafiek: Aantal zelfstandigen in de horecasector en aandeel t.o.v. alle subbedrijfstakken in België - 2003/2013-45.000 40.000 4,28% 39.727 41.567 4,19% 4,4% 4,3% 4,2% 35.000 36.443 34.839 4,1% 4,0% 3,80% 3,9% 30.000 3,8% 3,7% 25.000 3,6% 3,5% 20.000 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 3,4% Bron: RSVZ

49 2.3 Aantal zelfstandigen in de horecasector per gewest Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector in de gewesten -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Vlaanderen 21.702 25.513 26.595 +4,2% Wallonië 11.112 12.052 12.568 +4,3% Brussel 2.025 2.162 2.404 +11,2% Totaal 34.839 39.727 41.567 +4,6% 2008 2012 2013 Vlaanderen 62,3% 64,2% 64,0% Wallonië 31,9% 30,3% 30,2% Brussel 5,8% 5,4% 5,8% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ In alle gewesten stijgt het aantal zelfstandigen in de horecasector. Vlaanderen klokt af op een stijging van 4,2%, Wallonië op 4,3% en Brussel op 11,2%. Zoals we reeds eerder meegaven, komt dit neer op een stijging van 4,6% op nationaal vlak. De grafiek hieronder toont dat vooral Vlaanderen en in minder mate Wallonië de laatste jaren een grote stijging kennen. Pas het laatste jaar kent ook Brussel een mooie stijging. Grafiek: Aantal zelfstandigen in de horecasector over de gewesten -2003/2013-30.000 25.000 22.587 21.702 20.000 25.513 26.595 15.000 10.000 11.380 11.112 12.052 12.568 5.000 2.476 2.025 2.162 2.404 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Vlaanderen Wallonië Brussel Bron: RSVZ Evolutiereeks in bijlage 8

50 2.4 Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid België Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid in België -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Hoofdbezigheid 28.564 30.935 31.947 +3,3% Bijkomende bezigheid 4.798 6.754 7.323 +8,4% Actief na pensioen(leeftijd) 1.477 2.038 2.297 +12,7% Totaal 34.839 39.727 41.567 +4,6% 2008 2012 2013 Hoofdbezigheid 82,0% 77,9% 76,9% Bijkomende bezigheid 13,8% 17,0% 17,6% Actief na pensioen(leeftijd) 4,2% 5,1% 5,5% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ Vlaanderen Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Hoofdbezigheid 17.917 19.705 20.324 +3,1% Bijkomende bezigheid 2.923 4.574 4.921 +7,6% Actief na pensioen(leeftijd) 862 1.234 1.350 +9,4% Totaal 21.702 25.513 26.595 +4,2% 2008 2012 2013 Hoofdbezigheid 82,6% 77,2% 76,4% Bijkomende bezigheid 13,5% 17,9% 18,5% Actief na pensioen(leeftijd) 4,0% 4,8% 5,1% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ 77% van de zelfstandigen in België is zelfstandig als hoofdbezigheid. 18% is zelfstandige als bijkomende bezigheid, terwijl 6% actief is als zelfstandige na pensioen(leeftijd). We zien wel dat deze laatste twee categorieën sterker stijgen dan de categorie van de zelfstandigen als hoofdbezigheid. In vergelijking met vijf jaar terug is het aandeel van de zelfstandigen als hoofdbezigheid gedaald van 83% in 2008 naar 77% in 2013. Voor Vlaanderen en Wallonië is er een gelijkaardig patroon als voor België. In Brussel zien we meer zelfstandigen als hoofdbezigheid, terwijl de zelfstandigen als bijkomende bezigheid net boven de 10% uitkomen.

51 Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid in Wallonië en Brussel -2013-29 2013 Wallonië Brussel n % n % Hoofdbezigheid 9.614 76,5% 2.009 83,6% Bijkomende bezigheid 2.149 17,1% 253 10,5% Actief na pensioen(leeftijd) 805 6,4% 142 5,9% Totaal 12.568 100% 2.404 100% Bron: RSVZ Evolutiereeks in bijlage 9 29 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

52 2.5 Aantal zelfstandigen in de horecasector per geslacht België Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per geslacht in België -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Mannen 19.231 22.491 23.703 +5,4% Vrouwen 15.608 17.236 17.864 +3,6% Totaal 34.839 39.727 41.567 +4,6% 2008 2012 2013 Mannen 55,2% 56,6% 57,0% Vrouwen 44,8% 43,4% 43,0% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ Vlaanderen Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per geslacht in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Mannen 11.595 14.189 14.912 +5,1% Vrouwen 10.107 11.324 11.683 +3,2% Totaal 21.702 25.513 26.595 +4,2% 2008 2012 2013 Mannen 53,4% 55,6% 56,1% Vrouwen 46,6% 44,4% 43,9% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ In 2013 is 57% van de zelfstandigen een man, terwijl 43% een vrouw is. Het verschil tussen beide geslachten is de laatste jaren groter geworden. Vlaanderen kent een min of meer gelijkaardig patroon. In Wallonië en zeker in Brussel is het verschil tussen het aantal mannen en vrouwen als zelfstandige in de sector nog iets groter. Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per geslacht in Wallonië en Brussel -2013-30 Wallonië 2013 Brussel n % n % Mannen 7.281 57,9% 1.510 62,8% Vrouwen 5.287 42,1% 894 37,2% Totaal 12.568 100% 2.404 100% Bron: RSVZ Evolutiereeks in bijlage 10 30 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

53 2.6 Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per geslacht België Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per geslacht in België - 2008/2013-2008 2012 2013 Hoofdbezigheid 28.564 30.935 31.947 Mannen 15.312 17.123 17.915 Vrouwen 13.252 13.812 14.032 Bijkomende bezigheid 4.798 6.754 7.323 Mannen 3.243 4.340 4.599 Vrouwen 1.555 2.414 2.724 Actief na pensioen(leeftijd) 1.477 2.038 2.297 Mannen 676 1.028 1.189 Vrouwen 801 1.010 1.108 Hoofdbezigheid Bijkomende bezigheid Actief na pensioen(leeftijd) Bron: RSVZ 2008 2012 2013 Mannen 53,6% 55,4% 56,1% Vrouwen 46,4% 44,6% 43,9% Mannen 67,6% 64,3% 62,8% Vrouwen 32,4% 35,7% 37,2% Mannen 45,8% 50,4% 51,8% Vrouwen 54,2% 49,6% 48,2% In elke categorie van aard van bezigheid zijn er meer mannen dan vrouwen, maar er zijn verschillen. In de categorie van bijkomende bezigheid is meer dan 60% een man. Daartegenover staat dat de verdeling bij de actieven na pensioenleeftijd 52% 48% is. De verdeling in de categorie van hoofdbezigheid ten slotte is 56% 44%. Wat de evolutie over vijf jaar betreft, zien we dat het percentage van de mannen er op vooruit gaat in de categorieën van hoofdbezigheid en actief na pensioenleeftijd. In de categorie van de bijkomende bezigheid hebben ze over vijf jaar tijd bijna vijf procentpunten ingeleverd.

54 Vlaanderen Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per geslacht in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 Hoofdbezigheid 17.917 19.705 20.324 Mannen 9.264 10.629 11.107 Vrouwen 8.653 9.076 9.217 Bijkomende bezigheid 2.923 4.574 4.921 Mannen 1.945 2.930 3.088 Vrouwen 978 1.644 1.833 Actief na pensioen(leeftijd) 862 1.234 1.350 Mannen 386 630 717 Vrouwen 476 604 633 Hoofdbezigheid Bijkomende bezigheid Actief na pensioen(leeftijd) Bron: RSVZ 2008 2012 2013 Mannen 51,7% 53,9% 54,6% Vrouwen 48,3% 46,1% 45,4% Mannen 66,5% 64,1% 62,8% Vrouwen 33,5% 35,9% 37,2% Mannen 44,8% 51,1% 53,1% Vrouwen 55,2% 48,9% 46,9% Vlaanderen kent een gelijkaardig patroon als België. In Wallonië zijn er in de horecasector zelfs meer vrouwen actief na pensioen(leeftijd) dan mannen. Voor Brussel zien we in elke categorie meer dan 60% mannen. Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per geslacht in Wallonië en Brussel -2013-2013 Wallonië Hoofdbezigheid 9.614 2.009 Brussel Mannen 5.551 57,7% 1.257 62,6% Vrouwen 4.063 42,3% 752 37,4% Bijkomende bezigheid 2.149 253 Mannen 1.345 62,6% 166 65,6% Vrouwen 804 37,4% 87 34,4% Actief na pensioen(leeftijd) 805 142 Bron: RSVZ Mannen 385 47,8% 87 61,3% Vrouwen 420 52,2% 55 38,7%

55 2.7 Aantal zelfstandigen in de horecasector per leeftijdscategorie België Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per leeftijdscategorie in België -2008/2013-2008 2012 2013 <25 jaar 1.091 1.379 1.655 25-34 jaar 6.070 6.669 7.183 35-49 jaar 15.980 17.197 17.622 50-64 jaar 10.382 12.577 13.012 65 jaar en ouder 1.316 1.905 2.095 Totaal 34.839 39.727 41.567 2008 2012 2013 <25 jaar 3,1% 3,5% 4,0% 25-34 jaar 17,4% 16,8% 17,3% 35-49 jaar 45,9% 43,3% 42,4% 50-64 jaar 29,8% 31,7% 31,3% 65 jaar en ouder 3,8% 4,8% 5,0% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ Vlaanderen Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per leeftijdscategorie in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 <25 jaar 712 884 1.073 25-34 jaar 3.842 4.368 4.620 35-49 jaar 10.187 11.164 11.388 50-64 jaar 6.217 7.984 8.310 65 jaar en ouder 744 1.113 1.204 Totaal 21.702 25.513 26.595 2008 2012 2013 <25 jaar 3,3% 3,5% 4,0% 25-34 jaar 17,7% 17,1% 17,4% 35-49 jaar 46,9% 43,8% 42,8% 50-64 jaar 28,6% 31,3% 31,2% 65 jaar en ouder 3,4% 4,4% 4,5% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ

56 We zien bij de zelfstandigen een andere leeftijdspiramide dan bij de horecawerknemers, hetgeen begrijpelijk is. In België is net iets meer dan één op de vijf zelfstandigen in de horecasector jonger dan 35 jaar. Vooral het aantal min 25-jarigen kent de laatste jaren een serieuze stijging. In 2013 is er zelfs een stijging van 21% van het aantal min 25-jarige zelfstandigen in de horeca. Ook het aantal 50- plussers neemt toe. In 2008 lag dit percentage nog bijna drie procentpunten lager. Grafiek: Procentuele verdeling zelfstandigen in de horecasector per leeftijdscategorie in Vlaanderen - 2013-100% 90% 80% 4,5% 31,2% 70% 60% 50% 40% 42,8% 30% 20% 10% 0% 17,4% 4,0% 2013 <25 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder Bron: RSVZ In Vlaanderen (zie grafiek hierboven) en Wallonië zien we een gelijkaardig patroon als in België. In Brussel is het aantal zelfstandigen in de categorie 35 49 jaar beduidend minder. We zien vooral meer jongere zelfstandigen (-35) in de horecasector in Brussel. Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per leeftijdscategorie in Wallonië en Brussel -2013-2013 Wallonië Brussel n % n % <25 jaar 448 3,6% 134 5,6% 25-34 jaar 2.086 16,6% 477 19,8% 35-49 jaar 5.353 42,6% 881 36,6% 50-64 jaar 3.936 31,3% 766 31,9% 65 jaar en ouder 745 5,9% 146 6,1% Totaal 12.568 100% 2.404 100% Bron: RSVZ Evolutiereeks in bijlage 11

57 2.8 Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per leeftijdscategorie België Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per leeftijdscategorie in België -2008/2013-2008 2012 2013 Hoofdbezigheid 28.564 30.935 31.947 <25 jaar 3,1% 3,7% 4,3% 25-34 jaar 17,1% 16,0% 16,9% 35-49 jaar 47,6% 45,4% 44,5% 50-64 jaar 32,0% 34,5% 33,8% 65 jaar en ouder 0,2% 0,4% 0,4% Bijkomende bezigheid 4.798 6.754 7.323 <25 jaar 4,1% 3,6% 3,8% 25-34 jaar 24,5% 25,4% 24,2% 35-49 jaar 49,9% 46,6% 46,3% 50-64 jaar 21,5% 24,2% 25,6% 65 jaar en ouder 0,0% 0,0% 0,1% Actief na pensioen(leeftijd) 1.477 2.038 2.297 Bron: RSVZ Vlaanderen <25 jaar 0,0% 0,0% 0,0% 25-34 jaar 0,0% 0,0% 0,0% 35-49 jaar 0,1% 0,1% 0,1% 50-64 jaar 14,6% 13,3% 14,6% 65 jaar en ouder 85,3% 86,6% 85,2% Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per leeftijdscategorie in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 Hoofdbezigheid 17.917 19.705 20.324 <25 jaar 3,2% 3,5% 4,2% 25-34 jaar 17,5% 15,9% 16,5% 35-49 jaar 48,6% 46,1% 45,2% 50-64 jaar 30,5% 34,0% 33,7% 65 jaar en ouder 0,2% 0,4% 0,4% Bijkomende bezigheid 2.923 4.574 4.921 <25 jaar 4,7% 4,1% 4,3% 25-34 jaar 24,1% 26,9% 25,8% 35-49 jaar 50,7% 45,4% 44,8% 50-64 jaar 20,5% 23,7% 25,0% 65 jaar en ouder 0,0% 0,0% 0,1%

58 2008 2012 2013 Actief na pensioen(leeftijd) 862 1.234 1.350 Bron: RSVZ <25 jaar 0,0% 0,0% 0,0% 25-34 jaar 0,0% 0,0% 0,0% 35-49 jaar 0,2% 0,1% 0,0% 50-64 jaar 17,4% 15,7% 16,8% 65 jaar en ouder 82,4% 84,2% 83,2% Bovenstaande tabellen tonen een verschil tussen de categorieën naar aard van bezigheid en leeftijd. Op nationaal vlak komt in de groep van bijkomende bezigheid de leeftijdscategorie 25 34 jaar frequenter voor dan bij de zelfstandigen als hoofdbezigheid. De 50 64 jarigen zijn dan weer beter vertegenwoordigd in deze laatste categorie dan bij de zelfstandigen als bijkomende bezigheid. De zelfstandigen die actief zijn na pensioen(leeftijd) hebben begrijpelijk een andere leeftijds-indeling. 85% van deze groep is ouder dan 65 jaar. De gewesten tonen een min of meer gelijkaardig patroon. Tabel: Aantal zelfstandigen in de horecasector per aard van bezigheid en per leeftijdscategorie in Wallonië en Brussel -2013-2013 Wallonië Hoofdbezigheid 9.614 2.009 Brussel <25 jaar 391 4,1% 128 6,4% 25-34 jaar 1.651 17,2% 408 20,3% 35-49 jaar 4.284 44,6% 759 37,8% 50-64 jaar 3.249 33,8% 698 34,7% 65 jaar en ouder 39 0,4% 16 0,8% Bijkomende bezigheid 2.149 253 <25 jaar 57 2,7% 6 2,4% 25-34 jaar 435 20,2% 69 27,3% 35-49 jaar 1.067 49,7% 121 47,8% 50-64 jaar 589 27,4% 57 22,5% 65 jaar en ouder 1 0,0% 0 0,0% Actief na pensioen(leeftijd) 805 142 Bron: RSVZ <25 jaar 0 0,0% 0 0,0% 25-34 jaar 0 0,0% 0 0,0% 35-49 jaar 2 0,2% 1 0,7% 50-64 jaar 98 12,2% 11 7,7% 65 jaar en ouder 705 87,6% 130 91,5%

59 2.9 Aantal startende en stoppende zelfstandigen in de horecasector in de gewesten 31 Tabel: Aantal startende zelfstandigen in de horecasector in de gewesten -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Vlaanderen 2.159 3.255 3.987 +22,5% Wallonië 1.487 1.847 2.182 +18,1% Brussel 201 411 632 +53,8% Totaal 3.847 5.513 6.801 +23,4% 2008 2012 2013 Vlaanderen 56,1% 59,0% 58,6% Wallonië 38,7% 33,5% 32,1% Brussel 5,2% 7,5% 9,3% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ Tabel: Aantal stoppende zelfstandigen in de horecasector in de gewesten -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Vlaanderen 1.334 1.798 2.057 +14,4% Wallonië 864 1.045 1.188 +13,7% Brussel 130 207 229 +10,6% Totaal 2.328 3.050 3.474 +13,9% 2008 2012 2013 Vlaanderen 57,3% 59,0% 59,2% Wallonië 37,1% 34,3% 34,2% Brussel 5,6% 6,8% 6,6% Totaal 100% 100% 100% Bron: RSVZ In 2013 stijgen zowel het aantal starters als het aantal stoppers en dit in alle gewesten. Er zijn wel duidelijke verschillen te bemerken. Vooreerst zijn er meer starters dan stoppers in de horecasector, 6.801 tegenover 3.474. De verdeling naar gewest is voor beiden wel min of meer gelijk. Als we kijken naar de evolutie 2012 2013, zien we 23% meer starters en 14% meer stoppers dan vorig jaar. in Brussel zijn er heel wat meer starters dan vorig jaar. Vlaanderen en Wallonië kennen een kleinere groei in het aantal starters, maar een (licht) grotere groei in het aantal stoppers. Zowel het aantal starters als het aantal stoppers is de laatste jaren serieus gestegen. Tot vijf jaar terug bleven het aantal starters en stoppers min of meer gelijk elk jaar. Ten opzichte van 2008 2009 is het aantal starters en het aantal stoppers bijna verdubbeld. 31 Het is niet mogelijk de aftrekking tussen de starters en de stoppers te maken om de evolutie weer te geven van het aantal actieve zelfstandigen.

60 België Grafiek: Aantal starters en stoppers in de horecasector in België -2003/2013-8.000 7.000 6.801 6.000 5.513 5.000 4.000 3.000 2.000 3.356 2.003 3.847 2.328 3.050 3.474 1.000 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Starters Stoppers Bron: RSVZ Vlaanderen Grafiek: Aantal starters en stoppers in de horecasector in Vlaanderen -2003/2013-4.500 4.000 3.255 3.500 3.987 3.000 2.500 2.000 2.116 2.159 1.798 2.057 1.500 1.217 1.334 1.000 500 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Starters Stoppers Bron: RSVZ Evolutiereeksen in bijlage 12 & 13

61 3 Tewerkstelling van studenten met een studentencontract Het aantal studenten wordt weergegeven in aantal arbeidsplaatsen. Dit cijfer wordt bekomen door per werkgever het aantal tewerkgestelde studenten gedurende het kwartaal te tellen. Het gaat om statistische informatie over studentenjobs (geen onderwerping aan de sociale zekerheid, maar met een solidariteitsbijdrage). Sedert het jaar 2011 zijn er enkel nog cijfers beschikbaar voor België 32. We merken vrij grote schommelingen tussen de vier kwartalen. Bijgevolg kiezen we ervoor om een cijferoverzicht te geven per kwartaal. Belangrijk om op te merken is dat een arbeidsplaats over meerdere kwartalen kan lopen. Sommeren heeft in dit geval dus weinig zin. Grafiek: Aantal studentenjobs in de horecasector per kwartaal in België -Q1 2008/Q4 2013-60.000 55.000 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek In 2013 vinden we de meeste studentenjobs in de horecasector in het derde kwartaal (55.920 arbeidsplaatsen), gevolgd door het tweede kwartaal (40.231) en het vierde kwartaal (31.142). De minste studentenjobs vinden we in het eerste kwartaal (30.105). We merken jaar na jaar een stijging op t.o.v. hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Onderstaande tabel toont de evolutie 2012 2013. Dit jaar liggen de groeipercentages wel lager dan in 2012. Tabel: Aantal studentenjobs in de horecasector per kwartaal in België -2013- jaar kwartaal Aantal jaargroei Q1 30.105 +19,0% 2013 16.194 Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek 19.419 Q2 40.231 +13,6% Q3 55.920 +11,0% Q4 31.142 +4,6% 22.565 26.776 35.219 39.350 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 2008 2009 2010 2011 2012 2013 32 Detail naar gewest en provincie is niet langer beschikbaar bij de RSZ.

62 4 Arbeidsvoorwaarden 4.1 Werknemers 4.1.1 Gemiddeld brutokwartaalloon 33 in de horecasector per statuut België Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut in België - 2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Arbeiders 5.011 5.877 6.057 +3,1% Bedienden 7.516 8.544 8.810 +3,1% Totaal 5.431 6.341 6.543 +3,2% Loonkloof 50,0% 45,4% 45,4% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut in Vlaanderen - 2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Arbeiders 5.012 5.893 6.093 +3,4% Bedienden 7.578 8.491 8.910 +4,9% Totaal 5.388 6.287 6.524 +3,8% Loonkloof 51,2% 44,1% 46,2% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 In België en Vlaanderen heerst er een kloof tussen de brutokwartaallonen van arbeiders en bedienden in de horecasector. In 2013 bedraagt deze kloof in België op kwartaalbasis 45%. In Vlaanderen is dit 46%. In Brussel is de kloof het grootst met een verschil van 47%. In Brussel hebben zowel arbeiders als bedienden de hoogste lonen. Op vijf jaar tijd zijn de lonen in de horecasector in België en Vlaanderen gestegen met ongeveer 21%. Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut in Wallonië en Brussel -2013-34 Wallonië Brussel Arbeiders 5.817 6.214 Bedienden 7.890 9.104 Totaal 6.101 6.964 Loonkloof 35,6% 46,5% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 33 Het gemiddeld brutokwartaalloon wordt berekend door het, bij de RSZ aangegeven, brutoloon per kwartaal te delen door het aantal voltijdsequivalenten. 34 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

63 4.1.2 Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector per statuut en per subsector België Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut en per subsector in België -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Arbeiders 6.248 6.271 6.446 6.199 5.923 6.392 6.015 Bedienden 8.940 9.115 8.111 7.862 8.056 9.746 8.118 Totaal 7.226 7.538 6.928 6.635 6.137 7.149 6.115 Loonkloof 43,1% 45,3% 25,8% 26,8% 36,0% 52,5% 35,0% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Vlaanderen Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut en per subsector in Vlaanderen -2013- Hotels Vakantieverblijveterreinen accommodatie Restaurants Catering Drinkgele- Kampeer- Overige genheden Arbeiders 6.279 6.339 6.442 6.088 5.991 6.414 6.037 Bedienden 9.027 9.517 8.171 7.137 8.353 9.425 8.829 Totaal 7.238 7.686 6.978 6.581 6.183 7.041 6.143 Loonkloof 43,8% 50,1% 26,8% 17,2% 39,4% 47,0% 46,3% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 In elke subsector is er een vrij grote kloof tussen arbeiders en bedienden wat betreft het brutokwartaalloon. Enkel bij overige accommodatie en kampeerterreinen is deze kloof kleiner dan 30%. In België en Vlaanderen verdienen de arbeiders het meest in de subsector kampeerterreinen. De bedienden in België verdienen gemiddeld het meest in de cateringsector, terwijl dat in Vlaanderen de subsector van de vakantieverblijven is. 4.1.3 Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector per statuut en per geslacht België Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut en per geslacht in België -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Arbeiders Mannen 5.109 5.981 6.163 +3,0% Vrouwen 4.899 5.745 5.919 +3,0% Loonkloof 4,3% 4,1% 4,1% Bedienden Mannen 8.274 9.323 9.498 +1,9% Vrouwen 6.786 7.814 8.160 +4,4% Loonkloof 21,9% 19,3% 16,4% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06

64 Vlaanderen Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut en per geslacht in Vlaanderen -2008/2013-2008 2012 2013 2012-2013 Arbeiders Mannen 5.131 6.004 6.214 +3,5% Vrouwen 4.885 5.760 5.940 +3,1% Loonkloof 5,0% 4,2% 4,6% Bedienden Mannen 8.371 9.243 9.541 +3,2% Vrouwen 6.891 7.845 8.352 +6,5% Loonkloof 21,5% 17,8% 14,2% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Bij arbeiders in de horecasector zien we een kleinere kloof tussen mannen en vrouwen dan bij bedienden. Voor België is de loonkloof tussen mannen en vrouwen voor arbeiders 4% in 2013. Voor bedienden loopt dit op tot 16%. In 2013 verkleint de loonkloof tussen mannen en vrouwen bij de bedienden gevoelig. De lonen van vrouwelijke bedienden zijn dan ook meer gestegen dan deze van de mannelijke bedienden. In Vlaanderen zien we een gelijkaardig patroon als voor België. In Wallonië liggen de verschillen lager dan het nationaal gemiddelde, vooral bij de arbeiders. In Brussel is het verschil vooral groot bij bedienden. Daar loopt het verschil op tot 18%. Bekijken we ten slotte de lonen in Vlaanderen over vijf jaar tijd, dan zien we voor alle groepen, behalve de mannelijke bedienden, een stijging van het loon met ruim 20%. De mannelijke bedienden blijven steken op een stijging van 14%. Tabel: Gemiddeld brutokwartaalloon in de horecasector (voltijdsequivalent) per statuut en per geslacht in Wallonië en Brussel -2013-35 Arbeiders Wallonië Brussel Mannen 5.893 6.304 Vrouwen 5.720 6.081 Loonkloof 3,0% 3,7% Bedienden Mannen 8.542 9.802 Vrouwen 7.402 8.310 Loonkloof 15,4% 18,0% Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 4.1.5. Arbeidsduur op weekbasis Tabel: Gewone gemiddelde werktijd bij horecawerknemers in uren per woonplaats per gewest -2013-35 De groene, rode of gele pijltjes in de tabel wijzen op de evolutie in absolute cijfers ten opzichte van 2012.

65 Vlaanderen Wallonië Brussel België Voltijds loontrekkenden 40 uren 14 min. 40 uren 49 min. 40 uren 01 min. 40 uren 20 min. Deeltijds loontrekkenden 18 uren 53 min. 20 uren 06 min. 21 uren 47 min. 19 uren 41 min. Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 Voltijdse werknemers in de horecasector presteren per week gemiddeld 40 uren en 20 minuten. Deeltijdse werknemers presteren per week gemiddeld 19 uren en 41 minuten. Bij de voltijdse werknemers ligt de gemiddelde wekelijkse werktijd het hoogst in Wallonië, bij de deeltijdse werknemers ligt de gemiddelde wekelijkse werktijd het hoogst in Brussel. Tabel: Evolutie gewone gemiddelde werktijd bij horecawerknemers in uren per woonplaats in Vlaanderen -2008/2013-2009 2010 2011 2012 2013 Voltijds loontrekkenden 40 u 16 min 39 u 47 min 40 u 33 min 39 u 53 min 40 u 20 min Deeltijds loontrekkenden 18 u 37 min 18 u 54 min 19 u 04 min 18 u 43 min 19 u 41 min Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 De gemiddelde werktijd bij voltijdse horecawerknemers ligt in 2013 terug boven de kaap van 40 uren, vergelijkbaar met 2009 en 2011. Bij deeltijds loontrekkenden nam de gemiddelde werktijd in 2012 eveneens toe tot ruim boven de 19 uren. Tabel: Aantal loontrekkenden per geslacht per effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis (%) - 2013-36 Vlaanderen België Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal 1-20 uren 24% 43% 34% 23% 42% 33% 21-36 uren 19% 23% 21% 18% 24% 21% 37-40 uren 49% 33% 40% 48% 32% 40% > 40 uren 9% 2% 5% 11% 2% 6% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 Tabel: Evolutie aantal loontrekkenden per geslacht per effectieve gewone arbeidsduur in Vlaanderen op weekbasis (%) -2009/2013-2009 2010 2011 2012 2013 M V M V M V M V M V 1-20 uren 28% 37% 22% 43% 24% 43% 21% 42% 24% 43% 21-36 uren 14% 20% 15% 23% 12% 24% 17% 20% 19% 23% 37-40 uren 52% 38% 52% 31% 51% 30% 51% 34% 49% 33% > 40 uren 6% 5% 11% 2% 13% 2% 11% 4% 9% 2% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2012, NACE_2008=55 of 56 In de bovenstaande tabellen wordt de spreiding van de gewerkte uren op weekbasis weergegeven, dus niet de gemiddelde werktijd. Er zijn duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen. In 36 Werknemers die weet niet geantwoord hebben, zijn niet opgenomen in de tabel.

66 Vlaanderen werkt 66% van de vrouwen minder dan 37 uren per week, terwijl dit percentage voor mannen op 43% ligt. Het verschil blijft ongeveer gelijk met vorig jaar. Daarnaast werkt 9% van de mannen meer dan 40 uren, terwijl dit bij vrouwen 2% is. De resultaten voor België liggen in dezelfde lijn. 4.1.6 Werken op onregelmatige uren Onderstaande grafieken tonen in hoeverre de loontrekkende werknemers in de horecasector in Vlaanderen op onregelmatige uren werken. We presenteren in dit rapport de belangrijkste cijfers uit de Belgische Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), meer detail is opvraagbaar. De percentages bij mannen liggen telkens hoger dan bij de vrouwen. Bekijken we de mannen afzonderlijk, zien we dat het zaterdagwerk in 2013 door het meest aantal werknemers wordt uitgeoefend, met name 84%. Het nachtwerk daarentegen ligt reeds jaren ruim onder de andere percentages. Zowat zeven op de tien mannelijke werknemers werkt nooit tijdens de nacht. Bij de vrouwen zien we een gelijkaardig patroon, maar dan met lagere percentages. 70% van de vrouwelijke horecawerknemers werkt minimaal één zaterdag in de maand, het hoogste percentage. Net als bij de mannen ligt het nachtwerk ver onder de andere tijdstippen. Avond- en zondagwerk liggen ergens tussenin. Zowat 50% geeft aan dit soort van werk soms of altijd te doen. De resultaten voor de horecawerknemers in België tonen een gelijkaardig patroon. We tonen deze cijfers dan ook niet apart. Grafiek: Evolutie werken op onregelmatige uren bij mannelijke horecawerknemers in Vlaanderen - 2007/2013-37 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Avondwerk Nachtwerk Zaterdagwerk Zondagwerk 84% 75% 68% 33% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 37 Antwoordcategorie avond- en nachtwerk = werkt soms, gewoonlijk of altijd s avonds / s nachts. Antwoordcategorie zaterdag- en zondagwerk = werkt minstens één zaterdag / zondag in de maand.

67 Grafiek: Evolutie werken op onregelmatige uren bij vrouwelijke horecawerknemers in Vlaanderen - 2007/2013-38 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Avondwerk Nachtwerk Zaterdagwerk Zondagwerk 68% 54% 50% 14% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 4.1.7 Tijdelijke arbeid Tijdelijke arbeid versus vast werk Het aandeel tijdelijke arbeid bij de loontrekkenden geeft weer welk aandeel van de loontrekkende werknemers geen contract van onbepaalde duur hebben. 39 Volgens de EAK 2013 heeft 85% van de horecawerknemers in België een vast contract, terwijl 15% over een tijdelijk beschikt. In Vlaanderen is de verdeling 83% 17%. Tabel: Tijdelijke arbeid versus vast werk op basis van de voornaamste activiteit bij horecawerknemers in Vlaanderen en België (%) -2013- Vlaanderen België Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Vast werk 80% 86% 83% 84% 85% 85% Tijdelijk werk 20% 14% 17% 16% 15% 15% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 38 Antwoordcategorie avond- en nachtwerk = werkt soms, gewoonlijk of altijd s avonds / s nachts. Antwoordcategorie zaterdag- en zondagwerk = werkt minstens één zaterdag / zondag in de maand. 39 Hoofdbezigheid tijdens referentieweek.

68 Tijdelijke arbeid per type Onderstaande tabel geeft aan welke vormen tijdelijke arbeid meestal aanneemt 40. Tabel: Tijdelijke arbeid per type bij horecawerknemers in België (%) -2011/2013-2011 2012 2013 Uitzendkracht 11% 15% 16% Dienstencheque / PWA 1% 1% 0% Opleiding, stage, leercontract 6% 6% 6% Studentenarbeid (met studentencontract) 24% 25% 28% Arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een bepaald werk 39% 35% 32% Andere arbeidsovereenkomst van bepaalde duur 4% 5% 5% Gelegenheidswerk zonder formele arbeidsovereenkomst 14% 14% 9% Arbeider als PWA werknemer 0% 0% 3% Totaal 100% 100% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 In 2013 is er weinig verandering ten opzichte van de voorgaande jaren. De grootste veranderingen zijn de uitzendkracht die van 11% naar 16% gaat en de Arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een bepaald werk die van 39% naar 32% gaat. Ook het gelegenheidswerk zonder formele arbeidsovereenkomst neemt af. Tijdelijke arbeid per duur van contract 41 Onderstaande tabel toont de opsplitsing naar duur van het tijdelijk contract voor horecawerknemers in België. In 2013 heeft 45% van de tijdelijke werknemers een contract dat korter is dan 3 maanden. 55% heeft bijgevolg een contract van 3 maand of meer. Tabel: Tijdelijke arbeid per duur van contract in België (%) -2013- Duur contract 2012 minder dan 3 maanden 45% 3 maanden of meer 55% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 40 Voor tijdelijke arbeid per type zijn er geen resultaten voor Vlaanderen beschikbaar. 41 Door de geringe aantallen kan enkel een opsplitsing gemaakt worden tussen minder en meer dan drie maanden.

69 4.2 Zelfstandigen 4.2.1 Gemiddeld inkomen 42 in de horecasector per gewest en geslacht Tabel: Gemiddeld inkomen in euro van zelfstandigen in de horecasector per gewest en geslacht -2013- Mannen Vrouwen Totaal Loonkloof Vlaanderen 14.634 10.458 12.825 39,9% Wallonië 12.962 8.885 11.316 45,9% Brussel 12.846 9.195 11.568 39,7% België 13.992 9.928 12.286 40,9% Bron: RSVZ Een zelfstandige in de horecasector in Vlaanderen heeft op jaarbasis gemiddeld 12.825 euro verdiend. In Wallonië en Brussel is dit meer dan duizend euro minder. De verschillen tussen de beide geslachten zijn ook hier opmerkelijk. Zo ligt de loonkloof gemiddeld op bijna 41%. Vorig jaar bedroeg deze loonkloof nog 43%. 4.2.2 Gemiddeld inkomen in de horecasector per gewest en aard van bezigheid Tabel: Gemiddeld inkomen in euro van zelfstandigen in de horecasector per gewest en aard van bezigheid -2013- actief na Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Totaal pensioenleeftijd Vlaanderen 15.071 3.368 7.591 12.825 Wallonië 13.391 2.949 6.709 11.316 Brussel 12.642 3.340 9.328 11.568 België 14.424 3.225 7.380 12.286 Bron: RSVZ De opsplitsing naar de aard van bezigheid, toont grote verschillen onderling. Zo verdienen in Vlaanderen de zelfstandigen in hoofdbezigheid meer dan vier maal meer dan hun collega s in nevenbezigheid, en bijna twee maal zo veel als de actieven na pensioenleeftijd. Een opvallend cijfer hebben de actieven na pensioenleeftijd te Brussel. Dit kan beïnvloed zijn door een aantal enkelingen, aangezien er in totaal maar 142 zijn in Brussel. 4.2.3 Gemiddeld inkomen in de horecasector: evolutie 2012-2013 Onderstaande tabel geeft de evolutie (2012 2013) weer van de gemiddelde lonen voor België, en dit opgesplitst naar gewest, geslacht en aard van bezigheid. We zien dat het gemiddeld loon van een zelfstandige in de horecasector in België gestegen is met bijna 19%. Procentueel zien we de grootste stijgingen bij de zelfstandigen in Brussel, vrouwelijke zelfstandigen en de zelfstandigen in bijberoep. 42 De gemiddelde inkomsten (ongeacht van de inkomstenjaar) van de verzekeringsplichtigen (zelfstandigen + helpers) tewerkgesteld in de horecasector (code 407). Het gaat om de bruto-beroepsinkomsten, verminderd met de beroepsuitgaven en -lasten en, in voorkomend geval, met de beroepsverliezen, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving op de inkomstenbelastingen. De toestand is op 31 december 2013.

70 Tabel: Gemiddeld inkomen in euro van zelfstandigen in de horecasector per gewest, geslacht en aard van bezigheid -2012/2013-2012 2013 Evolutie Per gewest Per geslacht Per aard van bezigheid Vlaanderen 10.444 12.825 +22,8% Wallonië 10.459 11.316 +8,2% Brussel 9.416 11.568 +22,9% Man 11.860 13.992 +18,0% vrouw 8.303 9.928 +19,6% Hoofdbezigheid 12.448 14.424 +15,9% Nevenbezigheid 1.995 3.225 +61,7% Actief na pensioen 5.973 7.380 +23,6% België Totaal 10.338 12.286 +18,8% Bron: RSVZ 4.2.3 Arbeidsduur op weekbasis Tabel: Gewone gemiddelde werktijd bij zelfstandigen in uren per woonplaats per gewest -2013- Vlaanderen Wallonië Brussel België Voltijds 62 uren 42 min. 65 uren 44 min. 62 uren 40 min. 63 uren 32 min. Deeltijds Geen representatieve cijfers beschikbaar Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 Bewerking door Guide Zelfstandigen die voltijds werken in de horecasector presteren per week gemiddeld 63 uren en 32 minuten. De gemiddelde wekelijkse werktijd ligt bij Waalse zelfstandigen het hoogst, bij de zelfstandigen uit het Brusselse het laagst. De gemiddelde werktijd van zelfstandigen in Vlaanderen schommelt in de periode 2009-2013 tussen 62 en 67 uur. Tabel: Evolutie gewone gemiddelde werktijd bij zelfstandigen in uren per woonplaats in Vlaanderen - 2009/2013-2009 2010 2011 2012 2013 Voltijds 65 u 29 min 65 u 47 min 65 u 37 min 66 u 46 min 62 u 42 min Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten, NACE_2008=55 of 56 In onderstaande tabellen wordt de spreiding van de gewerkte uren op weekbasis weergegeven. De verdeling tussen mannen en vrouwen is vrij gelijklopend, al is er een groter percentage mannen dat aangeeft maar dan 40 uren per week te werken. Het verschil met de loontrekkenden is groot.

71 Tabel: Aantal niet-loontrekkenden per geslacht per effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis (%) - 2013-43 Vlaanderen België Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal 1-20 uren 5% 5% 5% 3% 7% 5% 21-36 uren 5% 9% 7% 5% 9% 7% 37-40 uren 7% 10% 9% 9% 11% 9% > 40 uren 83% 76% 80% 83% 73% 79% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2012, NACE_2008=55 of 56 Tabel: Evolutie aantal niet-loontrekkenden per geslacht per effectieve gewone arbeidsduur in Vlaanderen op weekbasis (%) -2009/2013-2009 2010 2011 2012 2013 M V M V M V M V M V 1-20 uren 2% 5% 2% 5% 3% 8% 2% 6% 5% 5% 21-36 uren 1% 9% 10% 6% 3% 6% 4% 5% 5% 9% 37-40 uren 10% 4% 3% 4% 9% 9% 6% 14% 7% 10% > 40 uren 88% 82% 85% 85% 85% 77% 88% 75% 83% 76% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2012, NACE_2008=55 of 56 4.2.4 Werken op onregelmatige uren Onderstaande grafieken tonen in hoeverre de niet-loontrekkenden in de horecasector in Vlaanderen op onregelmatige uren werken. We presenteren in dit rapport de belangrijkste cijfers uit de Belgische Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Meer detail is opvraagbaar. Mannen werken doorgaans vaker op onregelmatige uren. Ook niet-loontrekkenden werken vaker op onregelmatige uren dan loontrekkenden. Zaterdagwerk wordt in 2013 door 94% van de mannen uitgeoefend. Avond- en zondagwerk worden eveneens door heel wat mannelijke zelfstandigen uitgeoefend. Slechts 15% geeft aan nooit s avonds of op zondag te werken. Het nachtwerk ligt ruim onder de andere percentages. Eén op twee mannelijke zelfstandigen geeft aan geregeld nachtwerk te doen. 43 Zelfstandigen die weet niet geantwoord hebben, zijn niet opgenomen in de tabel.

72 Grafiek: Evolutie werken op onregelmatige uren bij mannelijke niet-loontrekkenden in Vlaanderen - 2007/2013-44 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Avondwerk Nachtwerk Zaterdagwerk Zondagwerk 94% 85% 49% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 Meer dan negen op de tien vrouwelijke zelfstandigen geeft aan dat zij minstens één zaterdag per maand werken. Avond- en zondagwerk scoren beiden ook meer dan 80%. Vier op de tien vrouwelijke zelfstandigen ten slotte geven aan dat zij soms of altijd s nachts werken. Grafiek: Evolutie werken op onregelmatige uren bij vrouwelijke niet-loontrekkenden in Vlaanderen - 2007/2013-45 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Avondwerk Nachtwerk Zaterdagwerk Zondagwerk 92% 83% 80% 42% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2013, NACE_2008=55 of 56 44 Antwoordcategorie avond- en nachtwerk = werkt soms, gewoonlijk of altijd s avonds / s nachts. Antwoordcategorie zaterdag- en zondagwerk = werkt minstens één zaterdag / zondag in de maand. 45 Antwoordcategorie avond- en nachtwerk = werkt soms, gewoonlijk of altijd s avonds / s nachts. Antwoordcategorie zaterdag- en zondagwerk = werkt minstens één zaterdag / zondag in de maand.

73 Werkzoekenden 1 Niet-werkende werkzoekenden De Vlaamse werkloosheid wordt geoperationaliseerd aan de hand van de inschrijving als nietwerkende werkzoekende (nwwz) bij de VDAB 46. De groep van nwwz bestaat uit de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (uvw s), de schoolverlaters in wachttijd, de vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (onder andere OCMW). De meting van de nwwz vindt plaats op het einde van elke maand (bron: departement WSE). Het verloop van het aantal nwwz schommelt sterk door seizoensinvloeden. Tijdens de zomermaanden is er een sterke toename van het aantal werkzoekende schoolverlaters. De VDAB geeft het aantal nwwz naar beroepsgroep 47. Voorheen gebeurde de indeling op basis van één hoofdberoep dat door de werkzoekende werd opgegeven. Vanaf 2012 gebeurt de indeling niet meer op basis van hoofdberoep maar op basis van aspiraties. Zo kan de werkzoekende meer dan één voorkeurberoep opgeven waardoor de aantallen niet te vergelijken zijn met voorgaande jaren. In dit rapport bekijken we de schommelingen doorheen het jaar voor de beroepsgroep van hotel en keukenpersoneel. Daarna bekijken we voor de maand december de verschillende beroepen met betrekking tot de horeca. 46 Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding 47 Cijfers via ARVASTAT (http://arvastat.vdab.be)

74 Tabel: Niet-werkende werkzoekenden horecapersoneel per geslacht in Vlaanderen -2013-48 2013 maand Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen n n n % % januari 9.836 10.264 20.100 48,9% 51,1% februari 9.853 10.394 20.247 48,7% 51,3% maart 9.655 10.292 19.947 48,4% 51,6% april 9.667 10.173 19.840 48,7% 51,3% mei 9.363 10.016 19.379 48,3% 51,7% juni 9.204 10.049 19.253 47,8% 52,2% juli 9.979 11.062 21.041 47,4% 52,6% augustus 10.046 11.204 21.250 47,3% 52,7% september 10.097 11.157 21.254 47,5% 52,5% oktober 10.126 11.098 21.224 47,7% 52,3% november 10.382 11.275 21.657 47,9% 52,1% december 10.426 11.362 21.788 47,9% 52,1% jaargemiddelde 9.886 10.696 20.582 48,0% 52,0% Bron: VDAB In juli zien we een plotse stijging, o.a. door de toestroom van schoolverlaters. Naar de wintermaanden toe stijgt het aantal werkzoekenden horeca nog verder door. Net zoals de vorige jaren zien we een kleine meerderheid aan vrouwen die op zoek is naar een job in de horeca. 48 Groen staat voor het laagste aantal, rood voor het hoogste.

75 Tabel: Niet-werkende werkzoekenden horecapersoneel per geslacht in Vlaanderen -december 2013- december 2013 Mannen Vrouwen Totaal Manager hotel restaurant 85 37 122 Verantwoordelijke hotel restaurant 53 30 83 Verantwoordelijke kamerpersoneel 9 26 35 Hotelconciërge 50 16 66 Hotelreceptionist 401 650 1.051 Onthaalmedewerker hotel 228 218 446 Polyvalent hotelmedewerker 39 44 83 Kamerjongen Kamermeisje 78 1.215 1.293 Verantwoordelijke grootkeuken 19 4 23 Chef kok 495 78 573 Chef kok grootkeuken 231 56 287 Hulpkok 1.386 482 1.868 Hulpkok grootkeuken 626 1.069 1.695 Pizzabakker 58 4 62 Wafel- en pannenkoekenbakker 0 3 3 Keukenmedewerker 3.539 5.011 8.550 Afwasser 2.363 1.687 4.050 Maître d'hôtel 107 27 134 Uitbater café/brasserie 42 30 72 Wijnkelner 28 4 32 Barman 1.356 636 1.992 Kelner restaurant 776 562 1.338 Kelner brasserie 1.616 1.520 3.136 Polyvalent medewerker restaurant 432 740 1.172 Hulpkelner 800 945 1.745 Bron: VDAB Bovenstaande tabel toont het aantal niet-werkende werkzoekende met een aspiratie voor een job in de horeca voor december 2013. Optellen van de aantallen heeft weinig zijn aangezien men meerdere aspiratieberoepen kan opgeven. Eén persoon kan dus bij meerdere beroepen zijn geteld. Keukenmedewerker, afwasser en kelner brasserie worden veel opgegeven als voorkeurberoep. Wijnkelner, pizzabakker en chef kok is populair bij mannen, terwijl de functies van (verantwoordelijke) kamerpersoneel of hulpkok grootkeuken eerder vrouwen aantrekken.

76 2 In- en uitstroom van werkzoekenden In een sector als de horeca is de kans zeer groot dat dezelfde persoon in hetzelfde jaar meerdere perioden van werkloosheid en werk doormaakt. Deze persoon kan dus in verschillende maanden worden meegeteld. De in- en uitstroomcijfers van werkzoekenden naar en van de horecasector interpreteren we daarom beter als aantal aanwervingen en aantal einde contracten, in plaats van aantal personen 49. Tabel: Gemiddelde maandelijkse uitstroom uit werk in horeca naar werkloosheid en instroom naar werk in de horecasector vanuit werkloosheid in Vlaanderen -2007/2013- Gemiddeld aantal per maand Jaargroei Kwartaal Instroom naar horeca vanuit werkloosheid Uitstroom uit horeca naar werkloosheid Instroom naar horeca vanuit werkloosheid Uitstroom uit horeca naar werkloosheid 2007- jaargemiddelde 836 770 2008- jaargemiddelde 789 796-5,6% +3,4% 2009- jaargemiddelde 776 847-1,6% +6,4% 2010- jaargemiddelde 848 816 +9,3% -3,7% 2011- jaargemiddelde 841 821-0,8% +0,6% 2012-I 799 875-6,3% +2,7% 2012-II 849 700-7,1% +8,5% 2012-III 782 1.024-1,8% +14,8% 2012-IV 774 1.005-3,6% +12,4% 2012- jaargemiddelde 801 901-4,8% +9,7% 2013-I 830 987 +4,0% +12,8% 2013-II 875 777 +3,0% +11,0% 2013-III 867 1.175 +10,8% +14,8% 2013-IV 889 1.092 +14,8% +8,7% 2013- jaargemiddelde 865 1.008 +8,0% +11,9% Bron: Departement WSE Op jaarbasis zien we in 2013 zowel een toename van het aantal mensen dat instroomt naar de horeca uit de werkloosheid als van het aantal mensen dat uitstroomt uit de horeca naar de werkloosheid. De groep van mensen die uitstromen ligt wel gevoelig hoger dan de groep van mensen die instromen. Bekijken we de kwartalen 2013 wat meer in detail, dan zien we dat zowel in kwartaal 1, 3 als 4 er in absolute cijfers meer mensen naar de werkloosheid stromen vanuit de horeca dan aantal mensen dat instroomt naar de horeca vanuit de werkloosheid. Enkel in kwartaal 2 zien het tegenstelde. In 2012 was dit ook reeds het geval. Op onderstaande grafiek, zien we voor 2013 dat de rode trendlijn (uitstroom uit horeca naar werkloosheid) ruim hoger ligt dan de groene trendlijn (instroom naar de horeca uit de werkloosheid). Dit wijst op een negatieve evolutie in de werkzoekendenstromen m.b.t. de horecasector. Dit verschil wordt gedurende het jaar 2013 alleen maar groter. Enkel in kwartaal 4 verkleint dit iets. 49 De horecasector wordt hier afgebakend op basis van nace-code. Je kan de instroom van werkzoekenden berekenen die bij het begin van de maand als werkzoekende zijn ingeschreven en die op de laatste dag van de maand aan het werk zijn volgens DIMONA. De koppeling met de nace-codes geeft aan in welke sector en welke activiteit de werkzoekende is ingestroomd.

77 Grafiek: Uitstroom uit werk in de horeca naar de werkloosheid 50 en instroom naar werk in de horeca vanuit de werkloosheid 51 in Vlaanderen (op kwartaalbasis) -Q1 2007/Q4 2013-3.700 3.500 3.300 3.100 2.900 2.700 2.500 2.300 2.100 1.900 1.700 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Uitstroom uit horeca naar werkloosheid Instroom naar horeca vanuit werkloosheid Trendlijn uitstroom uit horeca naar werkloosheid Trendlijn instroom naar horeca vanuit werkloosheid Bron: Departement WSE 50 Het aantal mensen werkzaam in de horeca dat in de loop van de maand werkzoekend wordt. 51 Het aantal werkzoekenden dat in de loop van de maand instroomt in de horeca.

78

79 Vacatures, horecaopleidingen en Leren & Werken 1 Vacatures VDAB In het eerste deel bespreken we de toestand en de evolutie van het aantal ontvangen vacatures in de horecasector. We kijken hiervoor naar de ontvangen VDAB-vacatures. De voornaamste beperking bij het VDAB-bestand is dat deze slechts een deel van de totale vacaturemarkt omvat. Werkgevers kunnen vacatures ook verspreiden via andere kanalen zoals jobsites, uitzendkantoren of mond-aanmond-reclame. De vacaturemarkt beschrijven we in dit hoofdstuk aan de hand van het totaal aantal ontvangen vacatures uit het Normaal Economisch Circuit (NEC) zonder interimopdrachten. Het omvat de vacatures uit het AMI-systeem 52 en Jobmanager 53 uit de vaste en tijdelijke circuits (uitgezonderd interim). In de vaste circuits gaat het om jobs met een contract voor onbepaalde of lange duur, jobs die werken en leren combineren en jobs ter vervanging van het brugpensioen. De tijdelijke circuits omvatten arbeidsovereenkomsten voor korte duur, studentenjobs en tijdelijke jobs in de horeca. Voor de vacaturegegevens gebruiken we jaarcijfers. Deze cijfers zijn weinig onderhevig aan seizoenschommelingen, omdat er gewerkt wordt met cumulatieve cijfers over de laatste 12 maanden. 52 AMI-systeem is een arbeidsmarktinformatiesysteem dat door VDAB-consulenten wordt gebruikt om vacatures te beheren en op te volgen. Werkzoekenden met een geschikt profiel worden doorverwezen naar de vacatures en de invulling van de vacatures wordt opgevolgd. 53 Jobmanager is een computersysteem waarmee werkgevers op zelfstandige basis online vacatures kunnen plaatsen en beheren. De werkzoekenden kunnen autonoom de vacatures raadplegen op de VDAB-website.

80 1.1 Ontvangen vacatures Onderstaande tabel geeft de kenmerken van de ontvangen vacatures in de horecasector weer. De onderverdeling wordt gemaakt naar vestigingsplaats van de onderneming, studieniveau en gevraagde ervaring. Tabel: Kenmerken van de ontvangen vacatures in de horecasector in Vlaanderen zonder de uitzendsector -2011/2013- Horeca 2011 Horeca 2012 Horeca 2013 Alle sectoren 2013 n n n n Totaal aantal vacatures 11.502 10.348 9.878 256.754 Vestigingsplaats bedrijf % % % % West-Vlaanderen 38,8% 32,7% 32,6% 16,9% Oost-Vlaanderen 15,2% 19,2% 16,5% 19,7% Antwerpen 20,3% 20,9% 21,8% 27,3% Vlaams-Brabant 10,2% 10,5% 12,5% 13,3% Limburg 7,8% 8,1% 9,5% 9,8% Buiten Vlaanderen 7,6% 8,6% 7,2% 12,9% Studieniveau Laag 54 79,8% 82,3% 81,2% 50,4% Midden 55 15,3% 13,8% 15,0% 18,1% Hoog 56 4,8% 3,9% 3,8% 31,5% Gevraagde ervaring <6 maanden 39,6% 38,6% 37,0% 46,8% 6 maanden - 2 jaar 36,3% 38,2% 35,8% 25,4% +2 jaar 24,1% 23,2% 27,2% 27,8% Bron: VDAB/ Departement WSE Voor het tweede jaar op rij neemt het aantal (VDAB-)vacatures af. Het grootste aantal ontvangen vacatures in de horecasector vinden we traditioneel in West-Vlaanderen. In 2013 is dit nog steeds zo. Antwerpen en Oost-Vlaanderen volgen op een tweede en derde plaats. Vlaams-Brabant en Limburg vertegenwoordigen een kleiner aandeel, al zien ze hun aandeel wel beiden toenemen. De verdeling van het aantal vacatures in de horecasector naar vestigingsplaats verschilt met de verdeling over alle sectoren heen. Gemiddeld genomen, over alle sectoren heen, is het grootste aantal vacatures afkomstig van ondernemingen met een vestigingsplaats in Antwerpen (27%), gevolgd door Oost-Vlaanderen (20%) en West-Vlaanderen (17%). In de horecasector zijn er het meest vacatures in West-Vlaanderen (33%), gevolgd door Antwerpen (22%) en Oost-Vlaanderen (17%). Het gevraagde studieniveau voor de ontvangen vacatures in de horecasector is eerder laag (81%). Slechts 4% van de vacatures verwacht een hoog opleidingsniveau. Het verwachte opleidingsniveau ligt in de horecasector heel wat lager dan voor alles sectoren samen. Bij 63% van de horecavacatures vraagt men minimaal 6 maanden ervaring. Gemiddeld is dit maar 53%. 54 Max. secundair onderwijs 2 de graad + wanneer geen min. studieniveau vermeld werd door de werkgever 55 Secundair 3 de of 4 de graad 56 Hoger onderwijs

81 Grafiek: Het totaal aantal ontvangen vacatures in de horecasector en het aandeel ontvangen vacatures in de horecasector t.o.v. het totaal aantal vacatures in Vlaanderen zonder de uitzendsector - 2008/2013-14.000 4,0% 12.000 3,85% 3,9% 10.000 3,8% 8.000 6.000 4.000 3,57% 9.615 8.215 9.707 11.502 10.348 9.878 3,7% 3,6% 3,5% 2.000 3,4% 0 2008 2009 2010 2011 2012 2013 3,3% Aantal vacatures Aandeel Bron: VDAB/ Departement WSE Voor het tweede jaar op rij daalt het aantal vacatures in de horecasector. In 2013 ligt het aantal vacatures in de horecasector wel nog ruim boven het jaar 2009. We zien over de jaren heen het aandeel schommelen tussen de 3,5% en 4%. Het aandeel daalt aangezien het aantal horecavacatures sterker daalt dan het totaal aantal vacatures. Grafiek: Evolutie van het aantal ontvangen vacatures in de horecasector en alle sectoren in het normaal economisch circuit zonder interimopdrachten 2013 t.o.v. 2012- % -10-5 0 5 Horecasector -4,5% Alle sectoren -2,5% Bron: VDAB/ Departement WSE We zien dat de daling in de horecasector op jaarbasis groter is dan gemiddeld over alle sectoren heen. Ten opzichte van 2012 vertoont de horecasector in 2013 een daling van 4,5% in het aantal vacatures, terwijl dit over alle sectoren heen 2,5% is.

82 1.2 Ontvangen vacatures per subsector Tabel: Evolutie van het aantal ontvangen vacatures in de horecasector in het normaal economisch circuit zonder interimopdrachten per nace-code -2011/2013- Horeca 2011 Horeca 2012 Horeca 2013 2013 t.o.v. 2012 n % n % n % n % Totaal aantal vacatures 11.502 100% 10.348 100% 9.878 100% -470-4,5% Hotels 2.338 20,3% 1.941 18,8% 1.659 16,8% -282-14,5% Kampeerterreinen 775 6,7% 678 6,6% 496 5,0% -182-26,8% Restaurants 6.104 53,1% 5.484 53,0% 5.531 56,0% +47 +0,9% Drankgelegenheden 895 7,8% 756 7,3% 839 8,5% +83 +11,0% Kantines en catering 1.390 12,1% 1.489 14,4% 1.353 13,7% -136-9,1% Bron: VDAB/ Departement WSE De verdeling in de horecasector op gebied van vacatures verschilt in vergelijking met vorig jaar. Er is een gevoelige daling van het aantal vacatures in de subsectoren hotels, kampeerterreinen en kantines en catering. In 2011 waren er nog bijna 700 vacatures meer in de hotelsector dan in 2013. Daar tegenover staat dat er in 2013 een lichte stijging is van het aantal vacatures bij de restaurants en drankgelegenheden. Onderstaande figuur toont grafisch de jaargroei in 2013 voor de verschillende subsectoren in de horecasector. Grafiek: Evolutie van het aantal openstaande vacatures in de horecasector in het normaal economisch circuit zonder interimopdrachten per nace-code -2013 t.o.v. 2012- % -30% -25% -20% -15% -10% -5% 0% 5% 10% 15% Hotels -14,5% Kampeerterreinen -26,8% Restaurants 0,9% Drankgelegenheden 11,0% Kantines en catering -9,1% Bron: VDAB/ Departement WSE

83 1.3 Belangrijkste beroepen en vacatures Tabel: Overzicht van de belangrijkste beroepen waarvoor vacatures ontvangen werden in de horecasector (Vlaams Gewest, 2013) Per beroep met minstens 5 jobs in 2013 Knelpunt Vlaams Horecasector in 2013 Gewest Aandeel Kelner restaurant (m/v) ja 1.912 1.034 54,1% Keukenmedewerker (m/v) ja 1.915 1.012 52,8% Hulpkelner (m/v) ja 1.471 978 66,5% Hulpkok (m/v) ja 1.164 894 76,8% Kelner brasserie (m/v) ja 1.166 807 69,2% Polyvalent medewerker restaurant (m/v) 1.491 798 53,5% Chef kok (m/v) ja 866 611 70,6% Barman (m/v) 799 466 58,3% Afwasser (m/v) 650 440 67,7% Hotelreceptionist (m/v) 625 432 69,1% Schoonmaker van ruimten en lokalen (m/v) ja 5.768 320 5,5% Kamerjongen Kamermeisje (m/v) ja 460 267 58,0% Verkoper van voedingsmiddelen detailhandel (m/v) ja 2.283 158 6,9% Begeleider recreatieve activiteiten (m/v) 2.524 91 3,6% Kassier (m/v) 1.667 89 5,3% Winkelmedewerker (m/v) 7.289 87 1,2% Receptionist (m/v) 1.845 87 4,7% Maître d'hôtel (m/v) ja 120 74 61,7% Onderhoudsmedewerker gebouwen (m/v) 832 68 8,2% Koerier besteller (m/v) 856 68 7,9% Management assistent (m/v) ja 1.324 66 5,0% Manager hotel restaurant (m/v) 67 40 59,7% Administratief medewerker (m/v) 3.752 34 0,9% Hulpkok grootkeuken (m/v) ja 156 31 19,9% Danser (m/v) 40 31 77,5% Medewerker gokspelen (m/v) 94 26 27,7% Winkelmanager klein- en detailhandel (m/v) ja 2.036 25 1,2% Schoonmaker bij mensen thuis (m/v) ja 14.780 25 0,2% Pizzabakker (m/v) 26 24 92,3% Magazijnmedewerker (m/v) 3.823 24 0,6% Traiteur (m/v) ja 104 22 21,2% Chef kok grootkeuken (m/v) ja 143 22 15,4% Uitbater café/brasserie (m/v) 204 21 10,3% Algemeen bediende (m/v) 3.827 17 0,4% Verantwoordelijke verkoop (m/v) 1.086 15 1,4% Onthaalmedewerker hotel (m/v) 36 15 41,7% Geluidstechnicus (m/v) ja 45 14 31,1% Medewerker groene ruimtes (m/v) ja 774 12 1,6% Patissier chocoladewerker ijsbereider (m/v) ja 115 12 10,4% Promotiemedewerker toerisme (m/v) 34 12 35,3% Begeleider sportactiviteiten (m/v) 986 12 1,2% Hotelconciërge (m/v) 25 11 44,0% Bakkershulp (m/v) ja 235 10 4,3% Commercieel medewerker binnendienst (m/v) 6.665 10 0,2% Verantwoordelijke hotel restaurant (m/v) 15 10 66,7% Vrachtwagenchauffeur vaste wagen (m/v) ja 1.007 10 1,0%

84 Chauffeur particulier personenvervoer (m/v) 528 10 1,9% Polyvalent hotelmedewerker (m/v) 12 9 75,0% Onderhoudselektricien (m/v) ja 1.114 9 0,8% Boekhouder (m/v) ja 2.568 9 0,4% Directeur van een KMO (m/v) 228 9 3,9% Slager (m/v) ja 858 8 0,9% Verkoper van kleding en accessoires (m/v) 3.737 8 0,2% Medewerker boekhouding (m/v) 2.427 8 0,3% Eventmanager (m/v) 496 7 1,4% Medewerker personeel (m/v) 1.185 7 0,6% Medewerker in de fruitteelt (m/v) 291 6 2,1% Schoonheidsadviseur (m/v) 330 6 1,8% Medewerker callcenter (m/v) ja 5.583 6 0,1% Wijnkelner (m/v) ja 9 6 66,7% Opvoeder in onderwijsinstelling (m/v) 317 6 1,9% Aankoper (m/v) 885 6 0,7% Vertegenwoordiger (m/v) ja 8.220 5 0,1% Departementsverantwoordelijke winkel (m/v) ja 651 5 0,8% Productiemanager (m/v) ja 1.178 5 0,4% Onderhoudsmecanicien (m/v) ja 3.331 5 0,2% Kinderverzorger (m/v) ja 695 5 0,7% Bron: VDAB Voor 67 beroepen in de horecasector zijn in 2013 minstens 5 vacatures ontvangen.

85 2 Opleidingen Het tweede deel omvat de horecaopleidingen. We bekijken het aantal beëindigde opleidingen en de individuele beroepsopleidingen in de onderneming (IBO) in detail. 2.1 Aantal beëindigde opleidingen bij de VDAB Tabel: Aantal beëindigde horecaopleidingen bij de VDAB -2011/2013- Horeca 2011 Horeca 2012 Horeca 2013 Aantal beëindigde opleidingen 57 1.592 1.374 1.374 Keukenpersoneel 73,1% 69,7% 85,4% Zaalpersoneel 11,2% 12,6% 10,6% Ander horecapersoneel 15,7% 17,7% 4,0% Alle secties Vlaanderen 85.335 89.032 67.753 Horeca t.o.v. alle secties Vlaanderen 1,87% 1,54% 2,03% Bron: VDAB In 2013 hebben 1.374 cursisten een horecaopleiding bij de VDAB beëindigd. 85% van deze opleidingen zijn opleidingen voor keukenpersoneel, 11% voor zaalpersoneel en 4% voor ander horecapersoneel. Het totaal aantal opleidingen in alle secties gaat in 2013 fors achteruit in absolute aantallen. Dit is een gevolg van een wijziging in het opleidingsaanbod van de VDAB. Een aantal opleidingen worden niet langer als opleiding geregistreerd aangezien zij meer thuishoren onder de begeleidingen. In de horecasector is er geen wijziging. Hierdoor stijgt het aandeel van de horeca. Ten opzichte van 2012 neemt het aantal beëindigde horeca-webopleidingen opnieuw af in 2013. De grootste groep webopleidingen is te vinden bij het keukenpersoneel. Tabel: Aantal beëindigde horeca-webopleidingen bij de VDAB -2011/2013- Horeca 2011 Horeca 2012 Horeca 2013 Aantal beëindigde webopleidingen 539 413 369 Keukenpersoneel 2,2% 0,2% 53,4% Zaalpersoneel 32,7% 27,8% 23,0% Ander horecapersoneel 65,1% 71,9% 23,6% Bron: VDAB Tabel: Aantal beëindigde horecaopleidingen bij de VDAB per provincie -2011/2013- Horeca 2011 Horeca 2012 Horeca 2013 Aantal beëindigde opleidingen 1.592 1.374 1.374 Antwerpen 15,1% 15,6% 15,0% Vlaams-Brabant 5,2% 5,5% 5,2% Limburg 12,3% 8,4% 7,6% Oost-Vlaanderen 5,4% 9,1% 9,3% West-Vlaanderen 46,5% 43,7% 46,5% Regionale dienst Brussel 58 15,5% 17,8% 16,4% Bron: VDAB 57 In 2010 zijn webopleidingen niet langer opgenomen in de rapportering van het aantal beëindigde opleidingen. 58 Regionale Dienst Brussel = naam VDAB in Brussel

86 In 2013 is 47% van de horecaopleidingen beëindigd in West-Vlaanderen. Daarnaast is 16% van de opleidingen beëindigd bij de regionale dienst Brussel en 15% in Antwerpen. Tabel: Aantal beëindigde horecaopleidingen bij de VDAB per statuut van de cursist -2011/2013- Horeca 2011 Horeca 2012 Horeca 2013 Aantal beëindigde opleidingen 1.592 1.374 1.374 Werkzoekenden 95,2% 91,7% 86,0% Leerlingen 2,2% 4,1% 7,1% Werknemers 2,6% 4,2% 6,9% Bron: VDAB In 2013 is 86% van de opleidingen beëindigd door werkzoekenden. De laatste twee jaar stijgt het aandeel van leerlingen en werknemers wel naar elk 7%. Horeca-webopleidingen daarentegen worden vooral aan werkzoekenden en werknemers gegeven. Tabel: Aantal beëindigde horeca-webopleidingen bij de VDAB per statuut van de cursist -2011/2013- Horeca 2011 Horeca 2012 Horeca 2013 Aantal beëindigde webopleidingen 539 413 369 Werkzoekenden 64,4% 60,3% 73,7% Leerlingen 0,4% 1,5% 0,8% Werknemers 35,3% 38,3% 25,5% Bron: VDAB Tabel: Aantal beëindigde horecaopleidingen bij de VDAB per financieringsvorm -2012- Horeca 2012 Horeca 2013 Financieringsvorm 1.374 1.374 100% financiering VDAB 59,8% 60,8% Gemengde financiering 30,0% 25,6% Erkenning opleidingsaanbod bij andere actoren 10,3% 13,6% Bron: VDAB Vanaf 2012 geeft de VDAB weer hoe de opleidingen gefinancierd worden in plaats van de samenwerkingsvormen. In 2013 wordt 61% volledig door VDAB gefinancierd, 26% is gemengde financiering en 14% een erkend opleidingsaanbod bij andere actoren.

87 2.2 Individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) De individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) is een opleidingsvorm waarbij een werkzoekende door een werkgever wordt opgeleid op de werkvloer. De werkgever betaalt geen loon of RSZ, enkel een productiviteitsvergoeding, verplaatsingskosten en een verzekering tegen arbeidsongevallen. De werkzoekende krijgt een premie bovenop zijn uitkering, waardoor het inkomen vergelijkbaar is met een nettoloon. Na deze opleiding van 1 tot 6 maanden is het bedrijf verplicht de werkzoekende een contract van onbepaalde duur te geven. (Bron: Departement WSE/VDAB) Tabel: Aantal IBO s per sector (Vlaams Gewest, 2013) n % Bouw 2883 22,7% Kleinhandel 1697 13,3% Horeca 895 7,0% Groothandel en handelsbemiddeling 824 6,5% Informaticatechnologie 673 5,3% Consultancy en wetenschappelijke activiteit 651 5,1% Overige diensten aan personen 532 4,2% Overige zakelijke dienstverlening 499 3,9% Garagewezen 480 3,8% Vervaardiging van metaalproducten 357 2,8% Vervaardiging van dranken, voeding en tabak 293 2,3% Transport 261 2,1% Primaire sector 245 1,9% Onderhoud van gebouwen, tuinen en landschap 240 1,9% Vervaardiging van transportmiddelen 238 1,9% Houtindustrie en vervaardiging van meubelen 214 1,7% Vervaardiging van (elektrische) apparaten e 179 1,4% Maatschappelijke dienstverlening 156 1,2% Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling 152 1,2% Financiële diensten 141 1,1% Logistiek 133 1,0% Grafische nijverheid 117 0,9% Gezondheidszorg 112 0,9% Textiel en kleding 99 0,8% Recreatie, cultuur en sport 98 0,8% Overige industrie 96 0,8% Vervaardiging van bouwmaterialen 73 0,6% Rubber- en kunststofnijverheid 51 0,4% Telecommunicatie 49 0,4% Informatie en media 47 0,4% Onderwijs 46 0,4% Afval en recyclage 33 0,3% Chemische industrie 32 0,3% Toerisme 26 0,2% Belangenvertegenwoordiging 20 0,2% Metallurgie 19 0,1% Vervaardiging van informatica en elektronis 19 0,1%

88 n % Post 16 0,1% Energie en water 14 0,1% Openbaar bestuur 7 0,1% Algemene overheidsdiensten 4 0,0% Verplichte sociale verzekering 2 0,0% Eindtotaal 12.723 100% Bron: VDAB In 2013 heeft de bouwsector (2.883) het vaakst beroep gedaan op IBO als opleidingsvorm. Op de tweede plaats komt de kleinhandel (1.697) en op de derde plaats de horeca (895). Dit is 7% van alle IBO-contracten. Tabel: Het aandeel IBO-opleidingen in de horecasector t.o.v. het totaal aantal IBO-opleidingen in Vlaanderen -2010/2013-2010 2011 2012 2013 2013 t.o.v. 2012 n n n n Totaal alle sectoren 11.801 12.251 11.979 12.723 +6,2% Horecasector 737 839 868 895 +3,1% Horeca t.o.v. alle sectoren 6,2% 6,8% 7,2% 7,0% Bron: VDAB In 2013 zijn er in totaal 12.723 IBO-opleidingen in Vlaanderen, een toename van 6%. In de horecasector is er een toename van het aantal IBO-opleidingen met 3% Hiermee komt het aantal opleidingen op 895 in 2013.

89 Tabel: Kenmerken van de IBO s in de horecasector in Vlaanderen -2013- Horeca Alle sectoren n % n % Totaal aantal IBO s 895 100% 12.723 100% Geslacht Man 451 50,4% 8.683 68,2% Vrouw 444 49,6% 4.040 31,8% Studieniveau Laag 475 53,1% 4.099 32,2% Midden 349 39,0% 6.368 50,1% Hoog 71 7,9% 2.256 17,7% Leeftijd <25 jaar 533 59,6% 6.812 53,5% 25-49 jaar 340 38,0% 5.413 42,5% 50 jaar en meer 22 2,5% 498 3,9% Kansengroep Allochtonen 204 22,8% 1.665 13,1% Personen met een handicap 55 6,1% 859 6,8% Laaggeschoolden 52 476 53,2% 4.125 32,4% Ouderen 53 22 2,5% 496 3,9% Bron: VDAB Tabel: Kenmerken van de IBO s in de horecasector in Vlaanderen -2012- Horeca Alle sectoren n % n % Totaal aantal IBO s 868 100% 11.979 100% Geslacht Man 466 53,7% 8.498 70,9% Vrouw 402 46,3% 3.481 29,1% Studieniveau Laag 449 51,7% 4.170 34,8% Midden 356 41,0% 5.943 49,6% Hoog 63 7,3% 1.866 15,6% Leeftijd <25 jaar 506 58,3% 6.496 54,2% 25-49 jaar 342 39,4% 5.093 42,5% 50 jaar en meer 20 2,3% 390 3,3% Kansengroep Allochtonen 237 27,3% 1.826 15,2% Personen met een handicap 59 6,8% 791 6,6% Laaggeschoolden 59 450 51,8% 4.171 34,8% Ouderen 60 20 2,3% 384 3,2% Bron: VDAB 59 De som van lager onderwijs en 1 ste graad secundair onderwijs en 2 de graad secundair voor de horecasector en alle sectoren, verschilt lichtjes van de kansengroep laaggeschoolden. Dit verschil ontstaat door kleine verschillen in het tijdstip waarop de kenmerken van de werkzoekende worden bepaald. 60 Het aantal IBO s in alle sectoren voor 50-jarigen en ouder bedraagt 390. Dit ligt hoger dan de 384 bij kansengroep ouderen. Dit verschil ontstaat door kleine verschillen in het tijdstip waarop de kenmerken van de werkzoekende worden bepaald.

90 Bovenstaande tabellen geven een vergelijking weer tussen de jaren 2013 en 2012 voor de horecasector en alle sectoren samen. In de horecasector hebben in 2013 ongeveer evenveel mannen (50,4%) als vrouwen (49,6%) een IBO-opleiding gevolgd. De verdeling van het aantal IBO s in de horecasector per geslacht verschilt met de verdeling over alle sectoren heen. Gemiddeld genomen hebben, over alle sectoren heen, 68% mannen en 32% vrouwen een IBO-opleiding gevolgd. Het studieniveau van de personen die een IBO-opleiding in de horecasector volgden, is eerder laag (53%). Over alle sectoren heen ligt het aandeel laaggeschoolden lager (32%). De meeste deelnemers aan een IBO-opleiding in de horecasector zijn jonger dan 25 jaar (60%). Over alle sectoren heen zien we een min of meer gelijkaardige leeftijdsverdeling. In de horecasector is 23% van de deelnemers aan een IBO-opleiding allochtoon. 6% heeft een arbeidshandicap, 53% behoort tot de kansengroep laaggeschoolden en 2% tot de kansengroep ouderen. Over alle sectoren heen, zien we dat de horecasector ruim beter scoort op IBO-opleidingen voor allochtonen en laaggeschoolden.

91 3 Stelsel van Leren en Werken Eens een leerling 15 jaar is en vindt dat voltijds leren niet echt zijn ding is, kan hij overschakelen naar het stelsel van Leren en Werken. In dit systeem krijgt de leerling een beroep op de werkvloer aangeleerd (component werkplekleren van drie of vier dagen per week). Daarnaast krijgt hij nog les in het centrum (component leren van één tot twee dagen). 61 Wanneer hij het diploma secundair onderwijs behaalt, wordt de leerling één dag vrijgesteld van de les in het centrum. Het is de bedoeling dat deze combinatie van leren en werken bestaat uit ten minste 38 uren per week, een voltijds engagement met andere woorden. (Bron: Horeca Vorming Vlaanderen) Het schema van Leren en Werken ziet er als volgt uit: 'Leren en Werken' / Deeltijds Onderwijs Syntra Leertijd Deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) via Centrum Deeltijds Onderwijs Persoonlijk Ontwikkelingstraject (POT) Voortraject Brugproject Tewerkstelling in Normaal Economisch Circuit Deeltijds contract IBO (binnen deeltijds onderwijs) ILW Contract thuiswerk Leren en Werken is onder te verdelen in twee belangrijke leersystemen. Syntra leertijd is een opleidingsvorm waarbij leerlingen per week vier dagen een praktische opleiding volgen in een onderneming en één dag theorie in een campus van Syntra. Daarnaast is er het deeltijds beroepssecundair onderwijs, waar we enkele mogelijkheden uitlichten. Beide vormen van deeltijds onderwijs bereiden de jongeren voor op werk in de sector. Ze geven een indicatie voor toekomstige tewerkstelling in de sector. Voltijds engagement Het begrip voltijds engagement is een belangrijk begrip binnen deeltijds onderwijs. Jongeren die kiezen voor het stelsel van leren en werken engageren zich tot een systeem dat uit twee onlosmakelijk met elkaar verbonden componenten bestaat: de component leren en de component werkplekleren. Voltijds engagement staat gelijk met een weekinvulling van minimaal 28 uren van 50 minuten, niet toevallig hetzelfde minimum aantal uren dat het voltijds secundair onderwijs per week omvat (Bron: Omzendbrief SO 2008/08). In de cijfers hieronder kunnen we jammer genoeg niet het onderscheid 61 Afhankelijk van keuze Syntra leertijd of DBSO

92 maken tussen het aantal jongeren dat wel of niet voltijds actief is. De cijfers moeten wel met dit in het achterhoofd geïnterpreteerd worden. Syntra leertijd Syntra leertijd is een opleidingsvorm waarbij leerlingen per week vier dagen een praktische opleiding volgen in een onderneming en één dag theorie in een campus van Syntra. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal leerovereenkomsten in de horecasector en in alle sectoren. Op 1 februari 2013 hadden 285 jongeren in de horecasector een leerovereenkomst afgesloten. De populairste opleidingen zijn hulpkok, kelner en hulpkelner. Tabel: Aantal leerovereenkomsten binnen Syntra leertijd per sector (2011-2013) 2011 2012 2013 n % n % n % Horecasector 335 9,5 322 9,7 285 9,5 Totaal alle sectoren 3.542 100 3.319 100 3.007 100 Bron: Syntra, bewerking door Departement WSE, afbakening o.b.v. paritair comité, meting op 01/02 Deeltijds beroepssecundair onderwijs In het deeltijds beroepssecundair onderwijs volgen leerlingen twee dagen per week opleiding in een centrum deeltijds onderwijs. Bij een voltijds engagement wordt dit gecombineerd met drie dagen werkervaring in een bedrijf. Jongeren die niet voldoen aan bepaalde criteria worden ondergebracht in een persoonlijk ontwikkelingstraject, een voortraject of een brugproject. De andere jongeren, met name de arbeidsrijpe en bereide jongeren, krijgen de kans een beroep aan te leren intern in een onderneming. Onderstaande tabel toont het aantal jongeren uit het DBSO met een werkervaringsplaats. Tabel: Aantal deeltijds lerenden met een werkervaringsplaats per sector - exclusief brugprojecten (2011-2013) 2011 2012 2013 n % n % n % Horecasector 247 10,3 340 13,5 367 14,3 Totaal alle sectoren 2.402 100 2.517 100 2.566 100 Bron: VDAB, DBO, bewerking door Departement WSE, afbakening o.b.v. nace-codes, meting op 01/02 Het aandeel van de horecasector in het aantal werkervaringsplaatsen bedraagt in 2013 zo n 14%. De individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) is eveneens mogelijk voor deeltijds leerplichtigen. De voorwaarde hier is dat de IBO maximum 3 voltijdse dagen per week doorgaat, aangezien een deeltijds leerplichtige nog 2 dagen leerplicht heeft (Bron: WSE). De duurtijd van deze IBO kan maximaal 6 maanden duren. Uit het totaal aantal IBO s kunnen we helaas niet de IBO s binnen het deeltijds onderwijs halen. De sociale partners in de horecasector (PC 302) ondersteunen actief het stelsel van het industrieel leerlingenwezen (ILW). Binnen het ILW krijgen jongeren de kans een beroep aan te leren intern in een onderneming. Met een industriële leerovereenkomst kan je door het deeltijds onderwijs te combineren met werkervaring op een dynamische en realistische manier een vak leren. Bovendien ontvangt de jongere hiervoor een leervergoeding. Op het einde van de rit kan deze zelfs een getuigschrift of diploma behalen. De leerjongere doet 3 dagen per week werkervaring op in een onderneming en volgt 2 dagen opleiding in een Centrum voor Leren en Werken (CLW). De leerling ontvangt hiervoor van de

93 werkgever een leervergoeding. Voor de werkgever is het ILW een uiterst interessant statuut. Hij krijgt namelijk de ruimte en de mogelijkheid om de jongere echt een opleiding te geven in zijn bedrijf. De tijd en energie die de patroon hierin investeert, wordt ondersteund via RSZ-reductie en allerlei premies en subsidies. In de horecasector zijn volgende opleidingen erkend: Bediening: hulpkelner, kelner Keuken: keukenmedewerker, hulpkok, kok, grootkeuken-medewerker, grootkeukenhulpkok en grootkeukenkok Housekeeping; medewerker kamerdienst De jongeren kunnen een leerovereenkomst afsluiten tussen 15 jaar en 21 jaar die kan lopen tot de jongere 25 jaar is. Een leerovereenkomst kan langer dan één jaar duren. Dit is één jaar voor een keukenmedewerker, drie jaar voor hulpkok en vier jaar voor kok. De jongere kan ofwel onmiddellijk een leerovereenkomst afsluiten voor de volle drie of vier jaar ofwel kan de leerling een traject volgen waarin hij eerst een overeenkomst start van één jaar tot keukenmedewerker, vervolgens twee jaar erbij tot hulpkok, om dan nog één jaar tot kok te doorlopen. Een leerovereenkomst is niet aan een schooljaar gebonden en kan gedurende het hele jaar starten. Tabel: Aantal nieuwe contracten binnen ILW in de horecasector -2010/2013-2010 2011 2012 2013 ILW-contracten 95 136 187 197 Bron: Interne Gegevens / VDAB In 2013 werden 197 nieuwe ILW-contracten opgestart. Het aantal ILW-contracten zit de laatste jaren in stijgende lijn.

94

95 Werknemersstromen Elk jaar verlaten heel wat werknemers hun baan. Vaak gebeurt dit om elders aan de slag te gaan. Voor een werkgever betekent het verlies van een werknemer steeds een verlies aan ervaring en competenties. Bovendien moet geïnvesteerd worden in een vervang(st)er. Voor de goede werking van de arbeidsmarkt is het echter belangrijk dat werknemers de kans krijgen om door te groeien naar de baan waarin ze zich maximaal kunnen ontplooien en waar ze zelf het meest voldoening uit halen. In dit hoofdstuk bekijken we het werknemersverloop in de sectoren en hoe mobiel werknemers zijn gedurende hun loopbaan. We baseren ons op cijfergegevens van het Steunpunt Werk en Sociale Economie. De sector wordt afgebakend op basis van het paritair comité. Meer specifiek worden via het Datawarehouse Arbeidsmarkt & Sociale Bescherming van de KSZ werknemersgegevens gedurende vijf opeenvolgende kwartalen aan elkaar gekoppeld, zodat de transities die deze werknemers doormaakten gedurende één kalenderjaar in kaart gebracht worden.

96 1 Sectorale dynamiek 1.1 In- en uitstroomgraad Om een zicht te krijgen op de dynamiek in een sector, brengen we in kaart hoeveel werknemers een bepaald paritair comité in- en uitstromen. Grafiek: Brutostromen in PC 302 (Vlaams Gewest - 2010) 0 20.000 40.000 60.000 Loontrekkend 01/01/10 59.222 Uitstroom 16.291 Intern mobiel 7.793 Instroom 16.014 Loontrekkend 31/12/10 58.945 Bron: Departement WSE op basis van Datawarehouse AM & SB bij de KSZ Het paritair comité 302 telt op 01/01/2010 in het Vlaams gewest 59.222 werknemers. Op het einde van het jaar is dit 58.945. Dit komt neer op een daling van 277 werknemers. De achterliggende dynamiek blijkt heel wat groter dan de netto daling van het aantal werknemers laat uitschijnen. Van de 59.222 werknemers die PC 302 begin 2010 telt, verlaten op één jaar tijd 16.291 werknemers de sector. In de loop van het jaar 2010 heeft 27,5% van alle loontrekkende in het Vlaams Gewest, die actief waren begin 2010, de sector horeca verlaten. We noemen dit de uitstroomgraad 62. Omgekeerd blijkt dat er in 2010 ook 16.014 werknemers hun weg naar het paritair comité vonden. Op een totaal van 58.945 werknemers eind 2010 komt dit neer op 27,2%. Dit is de instroomgraad 63. Naast de werknemersstromen in en uit het paritair comité geven we ook een beeld van het aantal werknemers dat intern mobiel is. Het betreft hier alle werknemers die zowel op 01/01/2010 als op 31/12/10 in het paritair comité 302 actief zijn, maar in de tussenliggende periode mobiel geweest 62 De uitstroomgraad geeft het aandeel werknemers weer dat gedurende het beschouwde jaar een paritair comité verliet (voor een ander paritair comité als loontrekkende of voor een niet-loontrekkend statuut), ten opzichte van het totaal aantal werknemers in het paritair comité op 01/01/2010. 63 De instroomgraad geeft het aandeel werknemers dat gedurende het beschouwde jaar tot de sector heeft toegetreden, ten opzichte van het totaal aantal werknemers in de sector op 31/12/2008.

97 zijn 64. In bovenstaande grafiek zien we dat 7.793 werknemers intern mobiel waren in de loop van het jaar 2010. Uitgedrukt naar de interne mobiliteitsgraad betekent dit een aandeel van 13,2% 65. Grafiek: In- en uitstroomgraad en interne mobiliteitsgraad in PC 302 t.o.v. alle sectoren 66 (Vlaams Gewest - 2010) % 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% Uitstroomgraad 12,8% 27,5% Instroomgraad 13,3% 27,2% Interne mobiliteitsgraad 4,5% 13,2% Horeca Alle sectoren Bron: Departement WSE op basis van Datawarehouse AM & SB bij de KSZ In vergelijking met andere sectoren wordt de horecasector gekenmerkt door een hoog verloop. In 2010 is ruim één op vier werknemers vertrokken en vervangen door een andere werknemer. Een dergelijk hoge jobmobiliteit kan er op wijzen dat er weinig werknemers hun hele carrière in dezelfde sector blijven werken. Het grote aantal jongeren dat in de sector werkt, kan hier een verklaring geven. Werkgevers in sectoren met een hoge jobrotatie moeten voortdurend nieuwe werknemers aanwerven en het verlies aan ervaring opvangen. Anderzijds staan de (oudere) werknemers die deze sectoren wensen te verlaten voor de uitdaging om hun carrière soms een compleet andere richting uit te sturen. 67 64 Het gaat om werknemers die ofwel van werkgever veranderden binnen de sector, ofwel in een speciaal regime werkzaam waren (seizoensarbeid), ofwel tijdelijk in een andere sector of in een niet-loontrekkend statuut zaten. Bij deze laatste groep gaat het om werknemers die tijdelijk hun loopbaan hebben onderbroken om diverse redenen (werkloosheidsperiode tussen twee tijdelijke jobs, kortstondig tijdskrediet, enzovoort). 65 Het betreft hier de verhouding van het aantal werknemers dat gedurende het beschouwde jaar intern mobiel was, ten opzichte van het gemiddeld aantal werknemers op de eerste en laatste dag van 2010 (59.222 + 58.945 = 59.084 werknemers). 66 Voorlopig zijn er geen mobiliteitsgegevens voor de publieke sector. Werknemers die van de privé-sector overstapten naar de publieke sector worden wel getoond. 67 Bron: Groepssectorfoto 2009 WSE, 2009

98 Grafiek: Evolutie van de werknemersstromen in PC 302 in het Vlaams Gewest: evolutie van de uitstroomgraad, instroomgraad en interne mobiliteitsgraad -2007/2010-35% 30% 25% 20% 15% 27,5% 27,2% 13,2% 10% 5% 0% 2007 2008 2009 2010 Uitstroomgraad Instroomgraad Interne mobiliteitsgraad Bron: Departement WSE op basis van Datawarehouse AM & SB bij de KSZ 2009 is een opvallend jaar bij de werknemersstromen. Daar zien we een daling van de in- en uitstroomgraad. Daarenboven is er een opvallende knik bij de interne mobiliteitsgraad. Ten opzichte van 2007 liggen alle graden lager in 2010. Dit kan duiden op een effect van de crisis, waar mensen terughoudender zijn om van job te veranderen.

99 1.2 Werknemersdynamiek naar leeftijd Tabel: Uitstroomgraad, instroomgraad en interne mobiliteitsgraad naar leeftijdsklasse in PC 302 (Vlaams Gewest - 2010) Horecasector Alle sectoren n % % Uitstroom 16.291 27,5% 12,8% <25 jaar 6.720 44,9% 30,0% 25-49 jaar 7.704 22,8% 10,9% 50 jaar of ouder 1.867 17,9% 11,5% Instroom 16.014 27,2% 13,3% <25 jaar 7.759 48,5% 44,2% 25-49 jaar 6.894 20,9% 11,0% 50 jaar of ouder 1.361 13,7% 4,5% Interne mobiliteit 7.793 13,2% 4,5% <25 jaar 2.848 18,4% 8,5% 25-49 jaar 3.912 11,7% 4,7% 50 jaar of ouder 1.033 10,2% 2,3% Bron: Departement WSE op basis van Datawarehouse AM & SB bij de KSZ De sectorale dynamiek van werknemers verschilt sterk naar leeftijd. Bovenstaande grafiek geeft de inen uitstroomgraden en de interne mobiliteitsgraad weer naar leeftijdsklasse 68. Bijna de helft van alle min 25-jarigen die tewerkgesteld is op het einde van 2010 is in het jaar 2010 ingestroomd in de horeca. Dit is hoger dan het gemiddelde voor alle sectoren (44%). De instroomgraad is het laagst bij 50-jarigen of ouder. In vergelijking tot alle sectoren is de instroomgraad in de horecasector voor oudere werknemers nog steeds ruim boven deze voor alle sectoren samen (14% horeca t.o.v. 5% alle sectoren) Ook wanneer we de uitstroomgraden en de interne mobiliteitsgraden bekijken, zien we dat de jongeren er bovenuit steken met een uitstroomgraad van 45% en een interne mobiliteitsgraad van 18%. Op alle leeftijden zijn de werknemers in de horecasector meer mobiel dan in vergelijking met het gemiddelde van alle sectoren samen. 68 Deze graden worden berekend binnen de onderscheiden leeftijdsklassen. Zo wordt bijvoorbeeld de instroomgraad in de leeftijdsgroep min-25-jarigen berekend als het aantal jongere instromers ten opzichte van het totaal aantal jongere werknemers.

100 2 Instroom 2.1 Instroom naar statuut van oorsprong Tabel: Instroom van werknemers naar statuut van oorsprong voor PC 302 en alle sectoren samen (Vlaams Gewest 2010) Horeca Alle sectoren n % n % Totale instroom 2010 16.014 100% 299.163 100% Uit ander paritair comité 2.654 16,6% 85.439 28,6% Uit ander PC Zelfde werkgever 178 1,1% 16.663 5,6% Uit uitzendwerk (PC 322) 69 836 5,2% 23.595 7,9% Uit zelfstandig statuut 903 5,6% 13.836 4,6% Uit vergoede werkloosheid 2.104 13,1% 40.089 13,4% Uit werkloosheid met vrijstelling van beschikbaarheid 279 1,7% 7.314 2,4% Uit voltijds tijdskrediet/ loopbaanonderbreking 125 0,8% 5.700 1,9% Uit pensioen/ brugpensioen 236 1,5% 2.051 0,7% Uit leefloon/ financiële hulp 359 2,2% 5.524 1,8% Uit statuut van rechtgevend kind voor kinderbijslag 4.691 29,3% 52.613 17,6% Uit arbeidsongeschiktheid 322 2,0% 5.086 1,7% Uit ander statuut 3.327 20,8% 41.253 13,8% Bron: Departement WSE op basis van Datawarehouse AM & SB bij de KSZ In bovenstaande tabel bekijken we het statuut van oorsprong van de nieuw ingestroomde werknemers. We maken hierbij de procentuele verdeling van de groep instromers naar statuut. Het gaat dus niet om instroomgraden (zie vroeger). In het kalenderjaar 2010 zijn 16.014 werknemers PC 302 in Vlaanderen ingestroomd. Deze werknemers stroomden in vanuit verschillende statuten. De top 3 instroom in PC 302 in 2010: 29% vanuit het statuut van rechtgevend kind voor kinderbijslag. 21% vanuit een ander statuut. Ander statuut is een verzamelnaam van statuten die niet gekend waren in het Datawarehouse AM&SB. Het gaat bijvoorbeeld over huishouden of werkzoekenden in wachttijd. 17% vanuit een ander paritair comité. Het verschil tussen de horecasector en alle sectoren samen wat betreft het aantrekken van jonge mensen is duidelijk te zien. Zo stromen er heel wat meer personen in de horecasector in vanuit een statuut rechtgevend kind voor kinderbijslag dan voor alle sectoren samen. De instroom vanuit een ander paritair comité is dan weer veel minder in de horecasector. 69 Het gaat uitsluitend om echte uitzendarbeid, waarbij het interimkantoor geldt als werkgever. Studentenarbeid zonder tussenkomst van een interimkantoor valt dus niet onder deze noemer.

101 Grafiek: Instroom uit werk (Vlaams Gewest) -2010- Horeca 16,6% 1,1% 5,2% Alle sectoren 28,6% 5,6% 7,9% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% Ander PC Ander PC - zelfde werkgever Interim Bron: Departement WSE op basis van Datawarehouse AM & SB bij de KSZ De instroom in een sector kan onderverdeeld worden in twee substromen; de instroom vanuit werk en de instroom vanuit niet-werk 70. Onder instroom vanuit werk beschouwen we zowel instroom vanuit de ene sector naar de andere als de instroom vanuit de uitzendsector. De instroom vanuit de uitzendsector is echter een apart geval en wordt afzonderlijk weergegeven in de grafiek. Een uitzendkracht werkt immers officieel voor haar/zijn interimbureau, maar werkt in de praktijk bij een extern bedrijf. Uitzendwerk doet vaak dienst als een soort proefperiode en vormt dan een opstap naar vast werk. Indien de werknemer een vast contract krijgt in het bedrijf waar hij werkt, maakt hij de overstap van één werkgever (het interimbureau) naar een andere. Het gaat dus om een ander soort jobmobiliteit. 71 In de grafiek zien we dat de instroom vanuit werk naar horeca heel wat lager is dat het gemiddelde in andere sectoren. Dit heeft eveneens te maken met het feit dat er veel jongeren de sector instromen vanuit het statuut van rechtgevend kind voor kinderbijslag. Een job in de horeca is vaak een eerste job nadat men net de schoolbanken heeft verlaten. 70 De instroom vanuit zelfstandig statuut wordt ook bij de instroom vanuit niet-werk gerekend. Met de instroom vanuit werk wordt dus eigenlijk de instroom vanuit loontrekkend werk bedoeld. 71 (Groepssectorfoto 2009 Steunpunt WSE/Departement WSE, 2009)