-61- gezdschap zch verspredde over de verschllende restaurants van de pla?"ts om het mddagmaal te gebruken. Herna moest de Heer Hoohorst om verlaten. Onder ledng van den Heer Vande Vjvere werd een korte wandelng gemaakt door de bosschen van Zoute, waar op een hoog punt wj een prachtg utzcht genoten op de streek. Herna verleten de Bruggenaren ons en vertrokken wj naar Gent, waar om 5.30 het Botansch Insttuut werd berekt. Ornthologsch verslag van de excurse naar het Zwn op 15 Me 1936 (met 6 ll.) A. HooLHORST. Hoewel de excurse naar het Zwn op 15 Me j. l. geen specale vogelexcurse was en net de voor vogelwaarnemng gunstgste plekjes werden bezocht, konden de volgende vogels toch waargenomen worden. Het vsdefje ( S t e r n a h r u n d o) zomergast langs de hele '' 'l: Noordzeekust. Makkeljk van andere sternsoorten te onderscheden door de rode poten en de rode snavel met zwarte punt. Kleur van poten en snavel zjn voor de gehele sternengroep dudeljke kenmerken. Het vsdefje broedt zowel op het strand voor het Zwn, n het Zwn zelf en n de moerassge landen achter de djk. Het nest s weng kunstg, soms volstaat de vogel met een kultje; meestal dre eeren, waarvan kleur en tekenng sterk uteenlopen, soms blauwachtg of zwartgrauw, meestal lcht brun.
62- De dcergstern (Stern a a llj frons) s te herkennen --!! aan de gele snavel en de gele poten ~n het wtte. voorhoofd, dat bj de andere sterntjes zwart s. Het s eveneens een zomergast, de langs de hele Noordzeekust broedt. Het legsel, dat gevonden werd, bestond ut dre etjes, n een kultje, omgeven door stukjes schelpensteentjes ; het lag op de wjde zandvlakte vóór de mond van het Zwn. Het s onbegrjpeljk, hoe de vogel het legsel terugvndt ; een paal of aangespoeld voorwerp, dat volgens sommgen als baken kan denen, was her net aanwezg. De etjes waren dof brungeel met vlekken; ze kunnen ook blauwgrjs zjn. -Jammer, dat de ztcarte stern (C hl don as n ge r) zch net let zen ; deze broedt vermoedeljk n de moerassge weden achter de djk. Van de onderfamle meewct-n waren present: de mantelmeeuw (Lar u s mar n u s), makkeljk te herkennen aan de donkere, bjna zwarte vleugels. 's wnters s hun aantal veel grooter. Ze broeden vermoedeljk n Belgë en Nederland net. Wat voedsel betreft zjn ze net keskeurg : vs, schelpderen, eeren, jonge vogels, enz., zodat ze wel schadeljk kunnen worden. De zlvermeeuw (Lar u s ar gent at u s) heeft prachtg zlvergrjzè vleugels met zwarte punten. Deze wordt n de laatste jaren steeds algemener als broedvogel langs de Noordzeekust, maar n het Zwn trof k nog geen broedende zlvermeeuwen aan. Het nest bestaat ut droog plantenmateraal en bevat meestal dre eeren (7,1 x 4,0 c. m.), meest dofbrun met grote vlekken. De vogel kan door zjn roofzuchtge natuur ongunstg werken op de vogelstand. De kokmeeuw (Lar u s r d bun dus) ook wel kop- of kapmeeuw genoemd, heeft 's zomers een donkere kop. 's Wnters s de kop bjna geheel wt, zodat de vogel dan op een zlvermeeuw ljkt, maar de gerngere afmetngen en de
- 63- rode poten en snavel zjn kenmerkend genoeg om verwst:elng te voorkomen. Deze meeuw broedt lefst n kolones n moerassg gebed, maar s ook soltar n het Noordeljk deel van het Zwn. gevonden. Op zee werden enge bergeenden (Ta dor na t ad o r na) waargenomen. Vermoedeljk broeden deze ook dt jaar wel n de buurt van het Zwn; ze gebruken konjnenholen om hun nesten n te leggen. Het s te hopen, dat deze schtterende eenden zch n het Zwngebed utbreden. Het strandplevertje (C har ad r u s ale x a n d r n u s) komt van Maart tot Oktober n flnk aantal langs het strand en n het Zwn voor. Het s een tameljk lchtgekleurd vogelt.je met een egenaardge koptekenng. Jammer, dat de tjd zo kort was, anders had men kunnen geneten van het merkwaardge spel van de plevertjes, het vlegens vlugge heen en weer lopen met de golven en het snel lnks en rechts pkken naar \~ l>l.) 0. I door het water achtergelaten dertjes. Bj meer tjd was zeer waarschjnljk ook de bontbekplever wel waargenomen, ' ant deze vertoont zch vrj regelmatg bj en n het Zwn : moo
-64- rood snaveltje, wtte voorhoofdsvlek, wtte oogstreep en dudeljke, wtte halsband. De strandplever legt de 3 of 4, dof geelbrune, druk gevlekte en gestreepte etjes, n een kultje, dat met heldere schelpstukjes s verserd. De kevt (V a n e 11 u s van e 11 u s) gaf door snelle vluchten en angstroep dudeljk te kennen, dat hj zjn welbekende eeren n gevaar achtte. In de noordoosthoek stonden n de kreek wulpen, grutto's en tureluurs te vssen. De wulp (Nomen u s ar qua t a) kan wel met geen and~re vogel verwsseld worden, door zjn lange omlaag gebogen snavel. In de broedtjd laat het der zeer melodeuse flutgeluden horen, wa"lrnaar de Engelsen deze vogel curlen noemen. Ut het voorkomen van namen als Wulpenpolder en Wulpenzand zou msschen afgeled mogen worden, dat de wulp vroeger n deze streken meer voorkwam. De grutto (L m o s a l m o s a) s een mooe roestbrune steltloper, met lange dunne, rechte snavel, de heel makkeljk te herkennen s aan zjn roep, waar de vogel naar heet. Hoewel de grutto een trekvogel s, de pas
65- n Maart aankomt, kan men 's wnters n het Zwn ook wel enkele exemplaren vnden, de n de smalle kreekjes, door de dunen tegen al te felle wnd beschermd, hun voedsel zoeken. Ook de tureluur (Tr n ga tot anus) bljft 's wnters wel bj ons. Dt keurge steltlopertje s door zjn rode poten, rode snavel en brun grjze bovenkant zeer makkeljk te herkennen evenals a<:m zjn roep: tju-u-u, tju-u-u. Het moeljk te vnden nest moet men zoeken n graspollen. In de broedtjd vertonen de turoluurs ook grappge dansbewegngen en merkwaardge vluchten. De veldleeuwerk (Aloud a ar ven ss) zong, dat het een lust was, nu en dan let de tameljk zeldzame dunpeper (A n t hu s campest rs) zch horen en op de terugweg werd de grauwe klauwer (La n u s co ll u ro) waargenomen. Bj rustg onderzoek vndt men n de bosjes achter de dunen zeker doornen, waar de klauweren nsekten op hebben geprkt, soms kkkertjes of jonge vogeltjes. Dt korte verslag van een korte excurse moge de ndruk wekken, dat een rustge dag n het Zwn en omgevng een welbesteede d-'1s zal zjn, vooral voor de begnnende vogelkundge, de met enge voorberedende stude de veldwaarnemng begnt. Botansch verslag van de excurses naar het Zwn op 15 Me en 13 September 1936. L. Prtl\1A. Eerste excurse: 15 Me 1936. Deze excurse werd voorafgegaan door een lezng over het Zwn gegeven door prof. van Oye voor het Genootschap, op 12 Me 1936. Prof. van Oye trok vooral de aandacht op de geschedens van het neuwe dun dat zch n het Zwn vormt, tusschen Knocke en Kadzand en legde de theore van Van Deren ut. Ter plaatse was dan ook zeer dudeljk de theore te volgen, vooral, wanneer men, zooals prof. van Oye, de ontwkkelng van het, nu 3 m. hooge dun snds 1928 heeft nagegaan. Daar werd dan ook dudeljk de groe van het neuwe dun aangetoond, en met de voor-