Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Vergelijkbare documenten
Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Nog meer Hotel Hallo - Thema 1 De beestenboel NAAR HET ASIEL

SPROET DE BRUID DE BRUILOFT

STEENSOEP OMA VERTELT EEN VERHAAL

MAFKEES! HALLO, BENT U DAAR NOG?

DE TROOST DE AFLEIDING

Nog meer Hotel Hallo - Thema 4 Naar de winkel BOODSCHAPPEN

VINGERVERF POEPKLEUR

HARRINGHAPPEN VREEMD ETEN

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

PRAATPRET DOE EN PRAAT BOEKJE VOOR THUIS

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Gezond thema: DE HUISARTS

Miauw! Miauw!

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Het medezeggenschapsspel

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar

Kijk eens in de spiegel naar jezelf

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

s Speelbrief ZO LEES IK PIPPO PIPPO-thema prentenboeken JULI 2017 Speelbrief - Juli p1

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Elena gaat naar de dierentuin

1 DISK, Boom Amsterdam

Lesbrief. Introductie

LESBRIEF. Karel is jarig. Samenvatting: De begrippen zijn: Wij maken kinderdromen waar

LESBRIEF. Karel is jarig. Samenvatting: De begrippen zijn: Wij maken kinderdromen waar

Hoe gaat het in groep 1/2 b

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Kabouterpad herfst

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

16. En nu vakantie! Vakantie. Waar ga jij het liefst naar toe op vakantie? Schrijf dat op. Wat doe jij het liefste in de vakantie? Schrijf dat ook op.

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

met tekeningen van ivan & ilia

eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 6 Het leven kan een feest zijn

december 2014 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Lekker en gezond

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Ik ben Stephanie. Ik ben Stephanie

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Les 1. A Het alfabet. Rose Omar. Welkom! Welcome! Bienvenue! እንቛዕ ብደሓን መጻእኩም! Hallo, wat is jouw naam? Mijn naam is Rose. = ik mijn.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Wat is Kraak kracht? Kraak kracht

IKHEBHOOP.NL. In het kort Klassikaal en in kleine groepjes Ong. 60 minuten Muziek/kunst

Op Voeten en Fietsen 1

Oefenen met breuken. Circuitles voor groep 6

Kijk naar de prenten van de bekende kunstenaar Andy Warhol. Kan je bij elke afbeelding het juiste product en de keersom geven?

Mijn familie en ik 3. Lang zal zij leven Lang zal zij leven Lang zal zij leven in de gloria In de gloria In de gloria

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / SG Schiedam Tel.: /

Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Wanneer vertel je het de kinderen? Kies een moment uit waarop je zelf en de kinderen niet gestoord kunnen worden.

Stoere stokoude spelers

Zippy s Vrienden Partnership for Children. All rights reserved. proefpakket

Muziekslim. Muziekslim

Uitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6

Lesbrief bij Als honden konden bidden van Margriet Cobben

Wat waardeer je enorm aan de persoon die tegenover je zit? Geef één voorbeeld wat jou helpt om je agressie onder controle te houden.

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

V O O R G R O E P S V O R M I N G D O E N W E A L L E R L E I E N E R G I Z E R S E N C O Ö P E R A T I E V E O P D R A C H T E N.

PLEINGEIN SPELENDERWIJS IN GESPREK OVER HET SCHOOLPLEIN

Wat heb je nodig? Korte inhoud

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam kom je vandaan? a Hoe b Waar

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

Werkvormen: Basis 6.1 Kwaliteiten van een vriend Reflectie Subgroepen 30 min 6.2 Hyves-profiel Reflectie Subgroepen (digi) 20 min.

VoorleesExpress. Samen met ouders aan de slag. Praktische tips

Hoe doe je het, Piet?

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND

Spelregels IK BOX spel (3 of 4 personen)

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

ZO LEES IK PIPPO. Speelbrief. PIPPO-thema prentenboeken JULI Speelbrief - Juli p1

boos, gekwetst, opgelucht, spijt, teleurgesteld, verdrietig, vrolijk

Inleiding. Veel plezier!

Ontwikkelingskansen voor ieder kind! Boodschappen. Kansen in kinderen. Boodschappen. voor ouders. Kansen in kinderen

september 2014 vanaf 7 jaar Lach! tekst: Marian van Gog muziek: Paul Natte

Luister naar het lied en lees mee met de tekst. Kies telkens het juiste woord.

werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

Inhoudsopgave. Luisterteksten en instructies bij de oefen-cd 201. Grammaticaoverzicht 233. Correctiesymbolen schrijfvaardigheid 269.

LEESTIP. Speel- & Leerbrief MEI Marja Baeten. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar ZE KOMEN VOOR DE VRIENDJES! MEI 2015.

Uitleg bij de spellingskaartjes.

Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1

Circus les 5. Doelen:

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Kom je op mijn feestje?

- Elkaar leren kennen: warming-ups en spelletjes om het ijs te breken - 5 minuten zelfbewustzijn begrijpen anderen respecteren om de beurt iets doen

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Sammie en opa. - Vakantiebestemmingen - Je dood vervelen

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Transcriptie:

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo opdrachten VISITE 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en leg ze op de goede volgorde. KOEKJES 1 2. Rara, wie is het? Portretten Kijk naar de portretten van Max, Mia, Katja, Pollie en Wim. Wijs aan om wie het gaat. - Hij is bijna 10. - Zij is vijf jaar. - Zij willen een koekje. - Hij heeft thee gezet. 1

3. Wie zegt het? Portretten Wie zegt deze zinnen? Wijs aan. Kun je de zinnen herhalen? - Ik heb thee gezet. - Nee, dank je. - Wie wil er een koekje? - Goedemiddag! - Stomme papegaai! 4. Ik/jij/hij-kaartjes: heten. Ik/jij/hij-kaartjes Leg de kaartjes door elkaar en omgekeerd op een stapeltje. Pak om beurten een kaartje en maak er een zin mee. Bedenk steeds zelf een naam. Je pakt: een jullie-kaartje. Je zegt: Jullie heten Boris en Pippa. 5. Met de bal gooien. Ga in een kring staan of zitten. Je hebt een bal en vraagt aan iemand: Wil je een bal? Wanneer de ander zegt: Nee, dank je., vraag je iemand anders. Wanneer de ander zegt: Ja, graag., gooi je de bal. Als je gooit, zeg je: Alsjeblieft. Wanneer je de bal vangt, zeg je: Dankjewel. Of: Bedankt. Spreek af dat niet meer dan twee kinderen achter elkaar Nee, dank je. mogen zeggen. 2

6. Ballonnen. Blaas vier ballonnen op. Schrijf op iedere ballon een vraag: - Hoe heet je? - Wat is je naam? - Hoe oud ben je? - Wil je een koekje? Houd met elkaar de vier ballonnen in de lucht. Wanneer er stop wordt gezegd, pak je zo snel mogelijk een ballon vast. Lees de zin voor die erop staat. Geef antwoord. 7. Samen praten. Praat met elkaar over hoe oud iedereen is. Vraag ook aan elkaar hoe oud iemands broer of zus, vader of moeder, opa of oma, etc. is. - Schrijf alle leeftijden op. - Wie is het oudst? - Wie is het jongst? 8. Navertellen. Vertel elkaar over het verhaal. Deze vragen kunnen je helpen: - Hoe oud zijn Max en Mia? - Waar wonen ze? - Wie is het zusje van Mia? - Wie is Wim? - Wie pakt het koekje? Wil je een koekje? 3

KOEKJES 2 9. Ja of nee? Ja? Ga staan. Nee? Blijf zitten. - Staat opa voor de deur? - Huilt oma? - Hebben opa en oma visite? - Krijgt Katja koekjes? - Komt Wim op bezoek? - Is het druk in het hotel? 10. Doen! - Roep hoe oud je bent. - Zeg je naam. - Lach. - Huil. - Ga zitten. - Ga staan. - Als iemand je naam roept, ga je staan. - Als iemand je naam zegt, blijf je zitten. 11. Ogen dicht. Ga in het midden van de kring staan met je ogen dicht. Wijs en draai rondjes. Pas op dat je niet te duizelig wordt! Als je stop hoort, sta je stil en doe je je ogen open. Wie wijs je aan? Vraag die persoon hoe het met hem of haar gaat. Iedereen krijgt drie beurten. 4

12. Dobbelen. Iemand vraagt hoe het gaat. De ander gooit met een dobbelsteen en geeft antwoord. Hieronder staat het lijstje met nummers en antwoorden. Geen dobbelsteen? Kies een nummer. A: Hoe gaat het met je? B: gooit of kiest een B: Met mij gaat het heel goed, dank je. Hoe gaat het met jou? A: gooit of kiest een A: Niet zo goed. Prima. / Uitstekend. Heel goed. Goed. Het gaat wel. Niet zo goed. Slecht. 13. Navertellen. Vertel elkaar over het verhaal. Deze vragen kunnen je helpen: - Wie komt er op bezoek? - Wat heeft oma meegebracht? - Hoe gaat het met Pollie? 5

MAX EN MIA 14. Ja of nee? Ja? Ga staan. Nee? Blijf zitten. - Zijn Max en Mia vrienden? - Is Mia is een jongen? - Zingt Mia graag? - Wonen de gasten in het hotel? Lalalala laaalalalala lala 15. Tekenen. Teken: - Een dunne jongen. - Een jong meisje. - Een oude man. - Een dikke vrouw. - Je beste vriend of vriendin. 16. Uitbeelden. Speel de show na! Twee kinderen zijn Max en Mia. Durf jij de gast te zijn? Max en Mia zijn heel nieuwsgierig. Ze willen alles weten. Dus je krijgt vast veel vragen! Misschien wil jij daarna wel Max of Mia zijn. 6

17. Samen praten. Bedenk samen welke dingen leuk zijn om te doen. Schrijf ze op en zet erachter wie die dingen graag doet. Thomas Michelle Magdy Malkit zingen X X voetballen X X lezen X X X televisiekijken X X X paardrijden X Je kunt ook opschrijven wat je juist niet leuk vindt om te doen (zoals je kamer opruimen). 18. Navertellen. Vertel elkaar wat je gehoord hebt. Deze vragen kunnen je helpen: - Wat voor gasten komen naar het hotel? - Wat willen Max en Mia allemaal weten? - Wie is Mia s beste vriend? IK WOON IN EEN HOTEL 19. Hoor het woord. Luister naar het liedje. Doe iets als je het woord ik hoort (ga staan, klap in je handen, pulk in je neus). 20. Beeldendans. Luister nog een keer naar het liedje. De muziek stopt: sta héél stil en zeg een woord uit het liedje. 7

21. Doen! - Ren een stukje. - Spring zo hoog als je kunt. - Zing een liedje. - Zing en spring tegelijk! 22. Tekenen. Pak een vel papier en teken waar je woont. Woon je in een huis? Of in een appartement? Laat je tekening zien en vertel er iets over. 23. Met de bal gooien. Ga in een kring zitten of staan en gooi de bal over. Als je de bal vangt, zeg je hoe je heet. Als je de bal gooit, zeg je hoe de ander heet. Joost gooit de bal naar Millie. Hij zegt: Jij heet Millie. Millie vangt de bal en zegt: Ik heet Millie. Millie gooit de bal naar Tia en zegt: Jij heet Tia. Tia vangt de bal en zegt: Ik heet Tia. Dit kun je ook doen: Als je de bal naar een meisje gooit, zeg je: Zij heet Als je de bal naar een jongen gooit, zeg je: Hij heet Jack gooit de bal naar Emir. Hij zegt: Hij heet Emir. Emir gooit de bal naar Alida. Hij zegt: Zij heet Alida. 8

SAM 1 24. Uitbeelden. Wim is goed in koken. Waar ben jij goed in? Laat maar zien. Kunnen de anderen het raden? 25. Samen praten. Groet elkaar. Ga op de gang staan. Kom binnen en groet iedereen. Ga dan weer weg en groet iedereen weer. Je kunt gebruiken: - Goedenavond! - Hallo! - Goedemorgen! - Dag! - Hoi! - Doei! - Goedemiddag! - Tot gauw! - Tot ziens!! 26. Navertellen. Vertel elkaar over het verhaal. Deze vragen kunnen je helpen: - Waar staan de namen van de gasten van het hotel? - Hoe heet de gast? - Is de gast een meneer of een mevrouw? - Waar woont de gast? - Wie zit er in de tas van de mevrouw? 9

SAM 2 27. Wie zegt het? Portretten Wie zegt deze zinnen? Wijs aan. Kun je de zin herhalen? - Zijn jullie gasten in het hotel? - Waar komt u vandaan? - Ik kom uit Nederland, uit Utrecht. - Honden zijn mijn lievelingsdieren. - Zijn naam is Pepe. 28. Doen! - Geef iemand een hand. - Kom binnen. - Blaf. - Zing een liedje. 29. Hoe zeg je...? Hoe zeg je dat het niet zo is? Gebruik niet. - Is Mia de zus van Max? Nee, ze is zijn zus niet. - Zit Pollie in de tas? Nee, ze - Is Sam groot? Nee, ze 30. Wat zie je? Er komt een gast binnen. Wat kun je over hem vertellen? Kies uit deze woorden: - klein - groot - de meisjesnaam - de mevrouw - de hond - de koffer - de jongensnaam - de meneer 10

DE VERTELKOFFER Vertelkoffer Deze spelletjes kun je spelen: 31. Ik ga op reis en ik neem mee A: Ik ga op reis en ik neem mee...een hondje. B: Ik ga op reis en ik neem mee...een hondje en een boek. C: Ik ga op reis en ik neem mee...een hondje, een boek en een balletje. 32. Wat is er weg? - Kijk goed welke spullen er liggen. - Iedereen doet zijn ogen dicht. - Iemand neemt één ding weg. - Iedereen doet zijn ogen weer open. - Wat is er weg? EEN KONING 33. Doen! - Ga op een boek zitten. - Ga op een stoel zitten. 34. Hoe zeg je.? Hoe zeg je dat het niet zo is? Gebruik geen. - Heeft Peter een kroon? Nee, hij heeft geen kroon. - Is Mia een bakker? Nee, ze - Is er een koningin? Nee, er... - Is Peter een koning? Nee, hij... 11

35. Woordkaartjes: geen. Woordkaartjes Gebruik de woordkaartjes van thema 1. Leg ze met het plaatje naar boven op de tafel. Wijs een kaartje aan en vraag: - Is dit een...? De ander zegt dan: - Ja, dit is een...(als je het goede kaartje aanwijst) of: - Nee, dit is geen...(als je het verkeerde kaartje aanwijst). - Is dit een stoel? - Nee, dit is geen stoel. 36. Uitbeelden. Let op: u en je/jij. Als je iemand goed kent dan kun je zeggen: je/jij/jou. Maar tegen een volwassene die je niet (goed) kent zeg je: u. Er komt echt een koning of koningin op bezoek! Iemand speelt voor koning of koningin. De anderen laten hem of haar binnen, bieden een stoel en een kopje thee met een koekje aan en stellen allerlei vragen. De koning of koningin mag je/jij/jou zeggen. Maar wat zeg je tegen een koning of koningin, denk je? 37. Navertellen. Vertel elkaar wat je gehoord hebt. Deze vragen kunnen je helpen: - Wat is de voornaam van de gast? - Wat is zijn achternaam? - Is de gast een koning? - Wat heeft de gast meegebracht? 12

BEZOEK 38. Hoor het woord Ga staan als je het woord hoort: wie. Let op: zijn. ik ben jij bent hij is zij is wij zijn jullie zijn zij zijn u bent 39. Ik/jij/hij-kaartjes: zijn. Ik/jij/hij-kaartjes Leg de kaartjes op de kop, door elkaar op tafel. Draai een kaartje om en maak een zin met een woord uit het rijtje zijn en uit het rijtje hieronder: klein groot dik dun oud jong lang kort aardig leuk stom raar is jong. 13

40. Ik/jij/hij-kaartjes en spinner. Ik/jij/hij-kaartjes Spelletjes Gebruik een spinner die je zelf hebt gemaakt. Schrijf op de spinner: zijn, komen en binnenkomen. Leg de ik/jij/hij-kaartjes op de kop, door elkaar heen op tafel. Pak eerst een ik/jij/hij-kaartje. Leg het voor je neer. Laat nu de spinner draaien. Maak een zin. Je pakt: ik. Je spint: zijn. Je zegt: Ik ben. Je pakt: wij. Je spint: binnenkomen. Je zegt: Wij komen binnen. Wat gebeurt er met het woord binnenkomen? NA DIT THEMA Er zijn zoveel spelletjes die je kunt spelen! Je kunt het Bingospel doen, of het Polliespel. Je kunt het ballenspel spelen en spelletjes doen met de ster. De uitleg hierover en de materialen die je kunt gebruiken vindt je allemaal op de site. Ga naar: Spelletjes 14