Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen: de primaire voordelen M. Sparreboom (onderzoeker), A.F.M. Snik (audioloog) & E.A.M. Mylanus (KNO - arts) Het eenzijdig implanteren van een cochleair implantaat (CI) is in Nederland standaard zorg bij kinderen en volwassenen die zeer ernstig slechthorend of doof zijn. Het spraakverstaan in stilte is bij kinderen die eenzijdig een CI dragen goed. Echter blijft het spraakverstaan in een rumoerige omgeving en het ruimtelijk horen met één CI een probleem. Doordat steeds meer kinderen met een CI naar het reguliere onderwijs gaan, zullen zij veel spontane spraak uit hun omgeving missen. Daardoor is het belangrijk om na te gaan of twee CI s een meerwaarde bieden. Het horen met twee oren biedt namelijk bij normaalhorende mensen voordelen in het spraakverstaan in zowel stilte als in een rumoerige omgeving en maakt richtinghoren mogelijk. Om uit te zoeken of deze voordelen bij twee CI s ook optreden, is het Cochlear Implant Centrum Nijmegen St. Michielsgestel in 2006 gestart met een onderzoek bij kinderen met twee CI s. Uit alle eenzijdig geïmplanteerde kinderen is een groep van 30 jonge kinderen geselecteerd, die vervolgens een tweede CI kreeg op een leeftijd tussen de 2.5 en 8.6 jaar. Deze groep kinderen is twee jaar lang gevolgd. Voor de operatie en na 6, 12 en 24 maanden zijn onder andere het spraakverstaan in stilte en ruis en het richtinghoren getest. Er is ook een groep van 9 kinderen gevolgd met slechts één CI, die vergelijkbaar was met de tweezijdig geïmplanteerde groep in o.a. leeftijd en de mate van slechthorendheid. Spraakverstaan in stilte Het spraakverstaan werd getest met behulp van de PAS (Peuter Adaptieve Spraakdrempelbepaling). Bij deze test worden eenlettergrepige woorden aangeboden, waarbij een drempel wordt bepaald waarop de woorden nog net gehoord kunnen worden, de zogenaamde spraakverstaanbaarheidsdrempel. De woorden kwamen uit een luidspreker die voor het kind stond. Deze test is vóór de operatie afgenomen met de eerste CI (CI1) en na de operatie met de CI1 apart, de tweede CI (CI2) apart en met beide CI s samen. In Figuur 1 zijn de resultaten weergegeven voor het spraakverstaan in stilte. Op de verticale as is de spraakverstaanbaarheidsdrempel weergegeven. Hoe lager de drempel, hoe beter het spraakverstaan. Op elk tijdstip is met de verschillende balken het spraakverstaan weergegeven. Na 12 en 24 maanden is het spraakverstaan van de groep met slechts één CI ook afgebeeld. Uit deze gegevens blijkt dat na 6 maanden het spraakverstaan in stilte met twee CI s al beduidend beter is dan met beide CI s apart. Het spraakverstaan met de CI1 blijft echter, zelfs na 24 maanden, beter dan met de CI2. Het spraakverstaan in stilte met beide CI s is niet duidelijk beter dan dat van de groep kinderen met één CI. Spraakverstaan in ruis Het spraakverstaan in ruis is wederom getest met behulp van de PAS. Hierbij werden de woorden aangeboden van voren en ruis kwam van de CI1-zijde (zie Figuur 2). Het spraakverstaan werd in drie condities gemeten: met CI1, met CI2 en met beide CI s. Doordat
de ruis aan de CI1-zijde werd aangeboden, ondervond de CI1 meer nadeel van de ruis. De CI2 lag daarentegen gunstiger om de woorden te kunnen verstaan. Daardoor zou je verwachten dat het spraakverstaan met de CI2 beter zou zijn dan met de CI1. Bij de kinderen met één CI werd ruis aangeboden aan de enige CI-zijde. In Figuur 3 zijn de resultaten van het spraakverstaan in ruis weergegeven. In deze figuur betekent: hoe lager de drempel, hoe beter het spraakverstaan. Wat heel duidelijk in deze figuur te zien is, is dat na 6 maanden het spraakverstaan met de CI2 slechter is dan met de CI1, ondanks de gunstige ligging. Na 12 maanden is het spraakverstaan met zowel de CI1 als de CI2 niet verschillend, wat na 24 maanden nog steeds het geval is. Echter neemt het percentage kinderen dat wél profiteert van deze gunstige ligging van de CI2 wel toe in de loop van de tijd (na 6 maanden: 22.2%, na 12 maanden: 35.7% en na 24 maanden: 53.3%). Al vanaf 6 maanden is het spraakverstaan met beide CI s samen het beste. Na 24 maanden is het zelfs beter dan het spraakverstaan in ruis van de kinderen met één CI. Richtinghoren Bij de richtinghorentest zit het kind tussen twee luidsprekers, waaruit kinderliedjes worden aangeboden. Het kind moet aangeven uit welke luidspreker het liedje komt. Om het moeilijker te maken kunnen de luidsprekers dichter bij elkaar gezet worden. Voor de operatie werden de luidsprekers helemaal links en rechts geplaatst (op -90 en 90 graden in het horizontale vlak). Doordat er slechts uit twee luidsprekers gekozen wordt, noemen we dit niet lokaliseren maar lateraliseren. Het liedje werd 20 keer aangeboden. Wanneer er 15 van de 20 keren de correcte luidspreker werd aangewezen, dan was er géén sprake van gokken en kon het kind daadwerkelijk lateraliseren. In Figuur 4 staat de testopstelling afgebeeld voor de metingen na de operatie. De test werd begonnen in een hoek van 60 graden (-30 en +30 graden). Wanneer dit goed ging, werd de hoek verkleind naar 30 graden (-15 en +15 graden). Was er in een hoek van 60 graden sprake van gokken, dan werd de hoek vergroot naar 180 graden (-90 en +90 graden). In Figuur 5 staat het percentage kinderen afgebeeld per terugkommoment dat 1) niet kon lateraliseren, 2) kon lateraliseren in een hoek van -90;90 graden, 3) kon lateraliseren in een hoek van -30;30 graden en 4) kon lateraliseren in een hoek van -15;15 graden. Zoals in dit figuur te zien is, kon na 6 maanden 57% van de kinderen lateraliseren en na 12 maanden 63%. Na 24 maanden kon 80% van de kinderen lateraliseren. Wanneer we dit vergelijken met normaalhorenden, is het verschil groot. Normaalhorende kunnen aanzienlijk beter lateraliseren. Je kunt dus wel zeggen dat er bij de groep bilaterale CI-kinderen sprake is van een ruimtelijk besef, iets wat kinderen met één CI niet ontwikkelen, maar van echt goed richtinghoren lijkt geen sprake. Dit resultaat wordt ook gevonden bij mensen met tweezijdige hoortoestellen, die een middelmatig tot ernstig gehoorverlies hebben. Conclusie Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen laat een duidelijke meerwaarde zien met betrekking tot het spraakverstaan in zowel stilte als rumoer ten opzichte van het horen met slechts één CI. Ook het ruimtelijk horen lijkt zich, naarmate kinderen langer twee CI s dragen, steeds meer te ontwikkelen. De groep kinderen met twee CI s binnen ons onderzoek hebben
hun tweede CI echter later gekregen dan hun eerste CI. Uit onze voorlopige resultaten bij kinderen die tegelijkertijd twee CI s ontvingen, lijkt de meerwaarde van twee CI s groter. Figuren Figuur 1. Resultaten spraakverstaan in stilte. Figuur 2. Opstelling PAS in ruis (ruis aan CI1-zijde en spraak van voren aangeboden).
Figuur 3. Resultaten spraakverstaan in ruis Figuur 4. Opstelling VRA-lateralisatie: luidsprekers op een hoek van /-30 & +30/, /-90 & +90/ en /-15 & +15/ graden.
Figuur 5. Resultaten VRA-lateralisatie.