Maatschappelijke participatie

Vergelijkbare documenten
Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2017

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Katwijk

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Rijswijk

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Doetinchem

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Geldrop-Mierlo

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Oude IJsselstreek

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Winterswijk

Nulmeting Wmo Gemeente Sittard-Geleen. December 2015 drs. A. Britt Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

informatiebrief raad/commissie

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zaanstad

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Bloemendaal

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Slochteren

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Asten

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Nulmeting Wmo Gemeente Oldebroek. Rapportage December 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Zevenaar

18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% jaar jaar jaar 65+ Man Vrouw Ja Nee. Deventer gemiddelde

Nulmeting Wmo Gemeente Westland. September 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

Klantonderzoek Wmo over 2014: Ervaringen van mantelzorgers

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende

Participatie en Individueel welzijn binnen de Wmo In de gemeente Vaals

Wmo-kanteling. Raadpleging Inwonerpanel Dongen

Burgerpanel Gorinchem. 1 e peiling: Sociale monitor. Juli 2014

Wmo-loket. In gesprek over wat u nodig heeft aan ondersteuning

Feiten en cijfers mantelzorg

Kanteling Wmo Iedereen doet mee

Wordt de mantelzorger lokaal ondersteund?

Cliëntondersteuning. Tips voor het keukentafelgesprek. Hoe kan ik mij voorbereiden op het gesprek met de Wmo-consulent van de gemeente?

Inhoudsopgave Inleiding Leeswijzer 1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2. Het gesprek voorbereiden 3. Tot slot

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Werkbezoek Gemeenteraad Leiderdorp 21 mei 2014

Waar staat je gemeente. Gemeente Enschede

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

minder dan 5 jaar tussen de 5 en de 10 jaar tussen de 10 en de 15 jaar langer dan 15 jaar

BURGERPANEL CAPELLE OVER EENZAAMHEID

Klantonderzoek Wmo 2013 Ervaringen van Mantelzorgers. Sittard-Geleen

Sociaal kapitaal en gezondheid. Annelien Poppe Evelyn Verlinde Prof. dr. Sara Willems Prof. dr. Jan De Maeseneer

Beleid mantelzorg en vrijwilligers Fener Zorg

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Sandwichgeneratie in de gemeente Haaren

Sociale contacten, vrijetijdsbesteding en praktische ondersteuning

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015

AA EN HUNZE PANEL. Resultaten peiling 5: Zorgen voor elkaar. Januari 2016

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Hoofdstuk 31. Mantelzorg

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo en Jeugdwet

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers. Meppel

Motieven en belasting van mantelzorgers van mensen met dementie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Klantonderzoek Wmo over 2012 Ervaringen van Mantelzorgers. Pijnacker-Nootdorp

De vragen gaan over uw eigen situatie binnen de gemeente waarin u woont.

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012

Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over 2011

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Vlieland. Rapport Juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Mantelzorgers in Delft

Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht Houten 2016

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Gemeente IJsselstein. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Concept 12 juli 2016

Inwoners van gemeente Schiedam laten zien waar goede zorg om draait. december 2018

Klantbeleving Team Inkomen en Voorzieningen 2018

Uitslag enquête Wmo-beleid gemeente Heumen

Advies en informatie direct vanaf beginfase belangrijk voor mantelzorgers van mensen met dementie

Ruim baan voor informele zorg

Burgerpeiling Hoeksche Waard 2015

Werkbelevingsonderzoek 2013

Mantelzorgbeleid WZU Veluwe 2015

Mantelzorgers. Mantelzorgen?... Nee hoor, gewoon Liefde!

Vrijwilligerswerk Vrijwillige hulp

1. Resultaten van het onderzoek

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Beuningen. Definitief rapport 3 juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Programma. 1. Presentatie onderzoek: Fadoua Achgaph uur. 2. Presentatie van organisaties uur Pluspunt MEE Activite

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

Zorg, begeleiding, werk en inkomen. Hulp bij het Huishouden

Samen voor een sociale stad

Maatschappelijke participatie in Oss onderzocht

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Cliëntervaringen Wmo Gemeente Boxtel

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord

Beleid: 120 B19 Accent op Mantelzorg

Gemeente Hoogeveen laat zien waar goede zorg om draait. oktober 2017

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg. Geeke Waverijn & Monique Heijmans

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Gemeente Rotterdam laat zien waar goede zorg om draait. oktober 2016

Mantelzorg. Figuur 1. Mantelzorg per GGD regio. 2 van 6 Rapport Mantelzorg. Bron: Zorgatlas RIVM

Transcriptie:

Maatschappelijke participatie Meedoen en belemmeringen 2013-2014 Veenendaal Andrew Britt, Arthur van der Harg, Susan van Klaven, Lieke Salomé juni 2014 Projectnummer: 107559 Correspondentienummer: DH-2606-3923

INHOUD SAMENVATTING 1 HOOFDSTUK 1 INLEIDING 5 1.1 Participatie in het kader van de nieuwe Wmo 5 1.2 Doel van het onderzoek 7 1.3 Onderzoeksverantwoording 8 HOOFDSTUK 2 PARTICIPATIE IN UW GEMEENTE 9 2.1 Participatiegraad 9 2.2 Buurtparticipatie 12 2.3 Ervaren deelname aan de samenleving 14 2.4 Eenzaamheid en welzijn 15 2.4.1 Eenzaamheid 15 2.4.2 Welzijn 17 2.4.3 Participatie en welzijn 18 2.5 Gezondheid en participatie 20 2.6 Mensen met beperkingen 20 HOOFDSTUK 3 VRIJWILLIGE INZET 22 3.1 Mantelzorg 22 3.2 Vrijwilligerswerk 26 3.3 Burenhulp 28 HOOFDSTUK 4 BELEMMERINGEN BIJ PARTICIPATIE 30 4.1 Wat zijn belemmeringen? 30 4.2 Vraagverlegenheid 32 4.3 Wie ervaren belemmeringen? 33 HOOFDSTUK 5 OPLOSSINGEN: VAN EIGEN KRACHT NAAR (IN)FORMELE ONDERSTEUNING 34 5.1 Oplossingen van zelfredzaamheid en eigen kracht 34 5.2 Informele oplossingen 36 5.3 Potentiele burgerkracht 37 5.4 Formele oplossingen 39 5.5 Het effect van de oplossingen 40

Samenvatting Voor u ligt het rapport Maatschappelijke participatie, meedoen en belemmeringen in de gemeente Veenendaal 2013-2014. In het voorjaar van 2014 hebben 1.174 inwoners van 18 jaar en ouder in de gemeente Veenendaal deelgenomen aan dit onderzoek door een schriftelijke vragenlijst in te vullen. De resultaten van de gemeente Veenendaal zijn op basis van deze respons zeer betrouwbaar. Participatiegedrag Inwoners van Veenendaal is gevraagd op welke verschillende vlakken zij meedoen aan de maatschappij. De vlakken waarop zij meedoen (en de mate waarin) komt sterk overeen met de referentiegroep 1. Uitzonderingen zijn dat een relatief klein aandeel inwoners in Veenendaal zich inzet voor de buurt en dat juist een relatief groot aandeel actief is als vrijwilliger. Net als gemiddeld participeert 14% van de inwoners van Veenendaal smal of eenzijdig. 21% van de inwoners van Veenendaal participeert breed. Gemiddeld genomen is de participatie van inwoners het breedst in de wijk Veenendaal West en het smalst/meest eenzijdig in Veenendaal Centrum. Participatie en welzijn Het welzijn van inwoners van Veenendaal is over het algemeen hoog. Het hebben van betaalde arbeid, actief zijn in het verenigingsleven, vrijwilligerswerk doen en het volgen van een opleiding zijn allemaal factoren die een positieve invloed hebben op het welzijn van inwoners van Veenendaal. Door twee factoren samen te nemen, hoe breed iemand meedoet in de maatschappij en iemands welzijn kunnen we de bevolking indelen in een aantal groepen 2. Bijna de helft van de inwoners van Veenendaal is weerbaar (47%) en 16% is kwetsbaar. Bijna een derde van de inwoners participeert weliswaar op weinig vlakken, maar heeft toch een hoge mate van welzijn. De wijken Veenendaal Zuidoost, Noordoost en Noordwest hebben de grootste aandelen weerbare inwoners. Veenendaal Centrum heeft het grootste aandeel kwetsbare inwoners. Inzet voor anderen Een op de vijf inwoners van Veenendaal verleent enige vorm van mantelzorg. Het grootste gedeelte van deze mantelzorgers doet dit minder dan 8 uur per week of korter dan 3 maanden. 14% doet dit echter gemiddeld meer dan 24 uur per week en al langer dan 5 jaar. In totaal voelt 39% van de mantelzorgers zich soms overbelast en 11% regelmatig of vaak. 1 Waar relevant en mogelijk worden de resultaten van inwoners van Veenendaal vergeleken met het gemiddelde van ruim 16.000 inwoners van andere Nederlandse gemeenten. 2 Kwetsbaren (smalle participatie - weinig welzijn), Smalle participatie - veel welzijn, Brede participatie - weinig welzijn en Weerbaren (brede participatie - veel welzijn). 1/47

Bijna de helft van de inwoners in Veenendaal helpt hun buren op enig vlak (44%). De meest gegeven burenhulp bestaat uit kleine klusjes, zoals planten water geven en post bewaren tijdens vakanties (41%). Ongeveer een op de tien helpt elkaar met op de kinderen passen of klusjes in en rond het huis of de tuin. Vormen van burenhulp die persoonlijker worden (helpen met administratie/invullen van formulieren, huis helpen schoonhouden, helpen met medicijnen) komen bijna niet voor (1% à 2% doet dit voor hun buren). Belemmeringen om mee te doen De meeste mensen ervaren geen belemmeringen om mee te doen in de maatschappij (63% in Veenendaal). Een op de vijf inwoners ervaart echter één belemmering op enig vlak en 13% ervaart twee of meer soorten belemmeringen om mee te doen. Het meest vaak ervaren mensen financiële belemmeringen (17%), op afstand gevolgd door gezondheidsbelemmeringen (11%) en psychische belemmeringen (5%). Een gezondheidsbelemmering heeft het grootste (negatieve) effect op de participatie van een individu, gevolgd door een psychische belemmering. Financiële belemmeringen worden weliswaar wel vaak ervaren maar hebben dus een minder groot negatief effect op iemands participatie. Het niet om hulp durven vragen (vraagverlegenheid) kan een belemmering zijn voor iemands participatie. Van alle inwoners (met één of meerdere belemmeringen) durft 6% geen hulp te vragen aan familie, 9% durft geen hulp te vragen aan vrienden en 17% durft geen hulp te vragen aan buren. Tot slot durft 4% van de inwoners die één of meer belemmeringen ervaart aan helemaal niemand hulp te vragen. Oplossingen; informeel en formeel 6% van de inwoners van Veenendaal ontvangt mantelzorg. Het zijn vooral inwoners met een lichamelijke beperking (door ouderdom of door een handicap) die ondersteuning ontvangen van mantelzorgers en/of vrijwilligers. Het zelf financieren van hulp of voorzieningen wordt steeds meer aangedragen als (eigen kracht) oplossing. De meeste inwoners kunnen grote onverwachte uitgaven doen 3. 10% van de inwoners in Veenendaal kan dit echter nooit en 8% meestal niet. Onder inwoners die een financiële belemmering ervaren, stijgt dit tot 28% en 21%. Hulp durven vragen is ook een vorm van eigen kracht. De meerderheid van de inwoners zegt familie te durven vragen als zij hulp nodig hebben (84%) en in iets mindere mate durft men vrienden om hulp te vragen (75%). 61% van de inwoners durft hulp aan buren te vragen mocht het nodig zijn. Als inwoners hulp ontvangen van buren, dan is dit meestal in de vorm van kleinigheden (net zoals bij het hulp geven aan buren). 3 Vraagstelling luidt: Bent u in staat om een onverwachte noodzakelijke uitgave van 1.000,- te betalen zonder daarvoor schulden te maken of een lening af te sluiten? 2/47

Potentiële burgerkracht Door de decentralisaties zal het beroep op (zorg)vrijwilligers, mantelzorgers en buren toenemen. De vraag is in hoeverre dit reëel is. Inwoners konden aangeven in hoeverre ze bereid zijn om buren te helpen op verschillende vlakken. Buren zijn voornamelijk zeker bereid elkaar te helpen als het gaat om kleinigheden (68%) of boodschappen doen (62%). Maar ook ongeveer een derde zegt zeker bereid te zijn hun buren te helpen met klusjes in en rond het huis of de tuin, met vervoer of bezoekjes, of met eten koken en brengen. Het merendeel van de inwoners zegt weliswaar op iemand terug te kunnen vallen voor hulp of zorg (meestal familie, gevolgd door vrienden) maar in Veenendaal geeft 10% ook aan niemand te hebben om op terug te vallen. Effect van oplossingen Wanneer de eigen kracht, het eigen netwerk en de informele ondersteuning onvoldoende blijken, kan een beroep worden gedaan op formele ondersteuning. Ongeveer 10% van de inwoners in Veenendaal maakt gebruik van enige vorm van (Wmo-)ondersteuning en 5% van enige vorm van AWBZ-zorg/-begeleiding. Deze ondersteuning blijkt voornamelijk bij te dragen aan het zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. De ondersteuning draagt daarmee in verhouding minder bij aan het kunnen blijven meedoen aan de maatschappij. Voor 13% van de inwoners met formele ondersteuning draagt deze niet of nauwelijks bij aan het thuis kunnen blijven wonen. Voor 32% draagt het niet of nauwelijks bij aan het kunnen blijven meedoen aan de maatschappij. Aanbevelingen Mantelzorg Het aandeel mantelzorgers in de gemeente dat bekend is met waar zij terechtkunnen voor ondersteuning is relatief klein. Gezien de groter wordende verwachtingen (en op termijn dus belasting) van mantelzorgers is dit een aandachtspunt. De keukentafelgesprekken kunnen, mits deze ook rekening houden met de belastbaarheid van de mantelzorgers, overbelasting en het risico op uit de hand gelopen zorg helpen voorkomen. De overheveling van AWBZ-begeleiding geeft gemeenten de ruimte om zelf invulling te geven aan vormen van dagstructurering, dagactiviteiten en dagopvang als individuele dan wel collectieve voorziening. Dit kan ingezet worden om mantelzorgers te ontlasten. Ook kan de gemeente stimuleren dat mantelzorgers waar mogelijk worden opgenomen in de zorgketen van cliënten. Daarmee krijgt hun aandeel in de zorgtaken erkenning en kan het gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid de (psychische) belasting voor mantelzorgers verminderen. 3/47

Vraagverlegenheid Tijdens veel keukentafelgesprekken wordt er door consulenten gekeken in hoeverre buren, vrienden of familie een rol kunnen spelen in het opvangen van de hulpvraag van de cliënt. Het is belangrijk rekening te houden met de schroom die veel mensen voelen om met name hun buren te vragen om hulp of zorg. Door het vragen van hulp aan buren voor te stellen als iets gemakkelijks of vanzelfsprekends kan er weerstand bij de cliënt ontstaan of kan dit versterkt worden. Het aanleren van vaardigheden zodat mensen het makkelijker vinden om dingen te vragen in combinatie met begrip tonen voor de schroom die mensen kunnen ervaren, kan een meerwaarde bieden. Met andere woorden, bagatelliseer vraagverlegenheid niet, maar onderken het en zoek samen met de cliënt naar manieren om dit te overwinnen. Buren willen elkaar niet overal mee helpen, focus dus op de vormen waar de bereidheid (in het algemeen) het grootst is. 4/47

Hoofdstuk 1 Inleiding Meedoen is het centrale doel van de Wmo en hiervoor is het belangrijk dat burgers zelf invulling kunnen geven aan hun leven. Vanuit de Wmo hebben gemeenten nu nog de verantwoordelijkheid om deze zelfredzaamheid te stimuleren en faciliteren, om de participatie van mensen te ondersteunen en zo de vraag naar zorg te verminderen. Vanaf 2015 ligt de focus in de nieuwe Wmo meer op het versterken van zelfredzaamheid en participatie van inwoners. Inzicht in de zelfredzaamheid van uw burgers en hun participatiegedrag is dan ook essentieel, zeker gezien de vele bezuinigingen en met het oog op de drie decentralisaties. 1.1 Participatie in het kader van de nieuwe Wmo De Wmo is erop gericht dat de gemeente alleen waar nodig een bijdrage levert aan het zelfstandig functioneren en de mogelijkheid deel te blijven nemen aan het maatschappelijk verkeer van haar inwoners. Deze taak is opgedragen aan gemeenten omdat zij het dichtst bij hun inwoners staan. Participatie: een breed begrip Participatie is een breed begrip, zelfs als het beperkt wordt tot maatschappelijke participatie, zoals in dit onderzoek. Wij hanteren in dit onderzoek de volgende vormen van maatschappelijke participatie: betaalde arbeid verrichten recreatieve participatie deelname aan het verenigingsleven actieve deelname aan buurtactiviteiten culturele participatie het onderhouden van sociale contacten opleiding volgen deelname aan vrijwilligerswerk verlenen van mantelzorg Wat bepaalt participatie? Individuele kenmerken, zoals opleidingsniveau, sociaal netwerk en beroep, zijn bepalend voor de mate en wijze van participatie van inwoners. Als bijvoorbeeld het opleidingsniveau en/of het inkomen stijgen, dan neemt ook de participatiegraad toe. In geval van een verminderde gezondheid en/of een chronische ziekte neemt de participatiegraad veelal af. Uit eerder onderzoek van BMC Onderzoek is gebleken dat er een positieve samenhang is tussen welzijn 4 en participatie. Dat wil zeggen dat een bredere participatie samengaat met meer individueel welzijn en andersom. Via zelfontplooiing zorgt participatie voor de emancipatie van het individu en een goede kwaliteit van leven 5. 4 Het individuele welzijn van burgers beslaat meerdere aspecten, zoals geluk, (geestelijke) gezondheid, tevredenheid en afwezigheid van eenzaamheidsgevoelens. 5 RMO verkenning participatie, 2008. 5/47

Belemmeringen in participatie Als gevolg van onder meer ziekte of het ontbreken van regie op het eigen leven kunnen mensen (soms) niet op eigen kracht meedoen aan de samenleving. Zij ervaren belemmeringen in hun participatie. Dit kan het gevolg zijn van hun gezondheid, financiële situatie, beperkte sociale netwerk, et cetera. Er zijn op voorhand groepen aan te wijzen die meer dan andere groepen dergelijke belemmeringen ervaren, zoals kwetsbare ouderen en mensen met een fysieke of psychische beperking. Maar dergelijke beperkingen hoeven geen belemmering te vormen. Afhankelijk van onder meer de ervaren gezondheid en copingvaardigheden 6 kan de ene inwoner met een beperking de ervaring hebben (te) weinig aan de samenleving deel te nemen, terwijl dit niet geldt voor een andere inwoner met eenzelfde beperking. Ook geldt dat een breed participerende inwoner als gevolg van omstandigheden, zoals een scheiding of verlies van werk, zich in korte tijd kan ontwikkelen tot iemand die weinig participeert. Nieuwe doelgroepen en participatie Als gevolg van de drie decentralisaties en het scheiden van wonen en zorg zal het aantal inwoners dat belemmeringen ervaart in hun participatie en hiervoor een beroep doet op de gemeente toenemen. Het gaat hierbij deels om voor de gemeenten nieuwe doelgroepen, zoals bijvoorbeeld mensen met een ernstige verstandelijke of lichamelijke beperking. Bieden van ondersteuning hebben de verantwoordelijkheid inwoners die belemmeringen ervaren in hun maatschappelijke participatie, ondersteuning te bieden. Conform de uitgangspunten van de Wmo dient de inwoner, eventueel geholpen door de gemeente, eerst de mogelijkheden te verkennen van ondersteuning door de eigen familie en het eigen sociale netwerk. Daarna kunnen burgers een beroep doen op vrijwillige inzet of zelfs formele zorg en ondersteuning. Bij het bieden van ondersteuning staan niet de beperkingen maar de mogelijkheden van mensen voorop. Ondersteuning wordt dan ook alleen geboden als de eigen kracht tekort schiet en is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden. Daarmee zijn mensen het best geholpen, zo is de gedachte. Daarnaast speelt het kostenaspect mee bij de inzet op eigen kracht en het eigen sociale netwerk: de directe uitgaven aan ondersteuning zijn hoog, maar de maatschappelijke kosten van niet-meedoen zijn nog vele malen hoger. 6 De wijze waarop mensen met hun problemen en spanningen omgaan, wordt aangeduid als coping. Zie voor een overzicht van relevante copingstrategieën bijlage 1. 6/47

Samenvattend Onderstaande figuur schetst de verschillende aspecten van het onderzoek in één oogopslag. Elke inwoner neemt deel aan de samenleving. De mate waarin inwoners participeren, hangt af van persoonlijke kenmerken en behoeften, zoals sociaal netwerk, inkomen, ervaren gezondheid en de maatschappelijke context (attitudes, dienstverlening, wet- en regelgeving, fysieke omgeving, et cetera). Beide kunnen ertoe leiden dat iemand minder participeert dan hij/zij wenst. In dat geval is er sprake van belemmeringen in de participatie. Deze kunnen sociaal, fysiek en financieel van aard zijn. Ondersteuning, zowel van vrijwillige als beroepsmatige aard, kan bijdragen aan meer participatie. Figuur 1 Onderzoekskader 1.2 Doel van het onderzoek Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te verwerven in het participatiegedrag van de inwoners in uw gemeente. Het onderzoek brengt de wijze en mate van participatie van uw inwoners in beeld en kijkt ook naar de inzet van inwoners voor anderen in de samenleving. U krijgt zicht op de belemmeringen die inwoners ervaren om mee te kunnen doen in de samenleving en welke oplossingen (zelfredzaamheid en eigen kracht, formele en informele ondersteuning) zij gebruiken om deze belemmeringen op te lossen. Tenslotte geeft dit rapport het effect van deze oplossingen weer (in termen van mate van zelfredzaamheid en participatie). Dit onderzoek levert u (met het oog op de drie decentralisaties) handvatten op om uw beleid doelgericht en eventueel wijkgericht vorm te geven. 7/47

1.3 Onderzoeksverantwoording Het onderzoek is in het voorjaar van 2014 uitgevoerd. Het betreft een kwantitatief onderzoek, uitgezet door middel van een schriftelijke vragenlijst. Er zijn 4.471 vragenlijsten opgestuurd naar uw inwoners. In totaal zijn er 1.174 ingevulde vragenlijsten teruggekomen. De respons is hiermee 26%. De gemiddelde respons bij dit soort onderzoeken is 25%. Uw gemeente heeft gekozen om waar relevant de resultaten uit te laten splitsen naar de zes wijken van de gemeente (zie tabel 1). Tabel 1 Respons Wijken Gemeente Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal 7 Aangeschreven 726 751 754 737 746 757 4.471 Respons (absoluut) 209 208 171 164 121 217 1.174 Respons (%) 29% 28% 23% 22% 16% 29% 26% De resultaten voor de gemeente Veenendaal als geheel zijn zeer betrouwbaar. De resultaten voor de wijken Veenendaal Centrum, Veenendaal Noordoost en Veenendaal West zijn redelijk betrouwbaar. De resultaten voor de overige wijken geven een goede indicatie van de werkelijkheid. Uw gemeente wordt in deze rapportage vergeleken met een referentiegroep. Deze referentiegroep bestaat uit gemeenten die ook aan dit onderzoek hebben meegedaan. Het gaat om 14 gemeenten en 16.026 respondenten. De gemeente Veenendaal heeft een eerdere versie van dit onderzoek in februari 2011 laten uitvoeren (over het jaar 2010). In bijlage 2 wordt waar mogelijk en relevant stilgestaan bij de verschillen en overeenkomsten met de resultaten uit het voorgaand onderzoek. Een één-op-één vergelijking met het onderzoek uit 2011 is op een beperkt aantal onderwerpen mogelijk. Dit omdat er in de loop der jaren niet alleen bepaalde vraagstellingen zijn gewijzigd, maar ook bijvoorbeeld de manier waarop de participatiescore wordt berekend. Voor een uitgebreide onderzoeksverantwoording zie bijlage 1. 7 De absolute respons per wijk telt niet op tot de absolute respons voor de gemeente. Dit omdat niet alle respondenten hebben ingevuld in welke wijk zij wonen. 8/47

Hoofdstuk 2 Participatie in uw gemeente Dit hoofdstuk behandelt de breedte van participatie in uw gemeente en zoomt daarbij specifiek in op de buurtparticipatie. Ook behandelt dit hoofdstuk de mate waarin mensen zich verbonden voelen met de maatschappij, ook wel de subjectieve participatie genoemd en de relatie tussen participatie en welzijn. 2.1 Participatiegraad De participatiegraad is de mate waarin uw inwoners aan de verschillende vormen van maatschappelijke participatie deelnemen. Onderstaande figuur toont de verschillende vormen in volgorde van frequentie. Figuur 2 Vormen van participatie 8 Het meest vaak komt het onderhouden van sociale contacten voor als participatievorm. In Veenendaal komt vrijwilligerswerk relatief vaak voor en buurtparticipatie juist iets minder vaak. 8 De groep respondenten in dit figuur is niet representatief voor de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder. 9/47

Figuur 3 Vormen van participatie naar leeftijd In figuur 3 zien wij dat de meeste participatievormen afnemen naarmate men ouder wordt. Uitzondering hierop is het onderhouden van sociale contacten. De participatiescore staat voor de mate waarin uw inwoners aan de verschillende vormen van participatie deelnemen. Deze score kunnen we indelen in vier verschillende categorieën, lopend van smalle tot zeer brede participatie 9. Smal of eenzijdig houdt in dat mensen op weinig verschillende vlakken participeren. Mensen met een brede participatie participeren op veel verschillende vlakken. Figuur 4 toont de verdeling van de participatiescore in uw gemeente. Figuur 4 Mate van participatie 9 De participatiescore loopt van 0 tot 9, waarbij 0 staat voor zeer smalle participatie en 9 voor zeer brede participatie. De score is als volgt ingedeeld: eenzijdige of smalle participatie (0-2,9), beperkte/matige participatie (2,9-4,4), redelijk brede participatie (4,4-5,8) en brede participatie (>5,8). 10/47

De gemeente heeft een gemiddelde participatiescore van 4,2. Dit ligt in lijn met de referentiegroep (4,3). In tabel 2 zien wij dat de score het hoogst is in de wijk Veenendaal West (de maatschappelijke participatie is daar dus het breedst) en het laagst in Veenendaal Centrum (de participatie is daar dus het smalst of meest eenzijdig). Tabel 2 Participatie naar wijk/doelgroep Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal Referentie 3,8 4,4 4,2 4,3 4,4 4,5 4,2 4,3 Uit tabel 3 blijkt dat inwoners van de gemeente Veenendaal met een laag inkomen in verhouding tot inwoners met een laag inkomen in de referentiegroep een relatief hoge participatiescore hebben. Tabel 3 Participatie naar achtergrondkenmerken Veenendaal Referentie Participatiescore Participatiescore Geslacht Man 4.3 4.4 Vrouw 4.2 4.3 Opleidingsniveau Laag 3.6 3.7 Middelbaar 4.5 4.6 Hoog 4.7 4.9 Leeftijdsklasse 18 t/m 34 4.5 4.7 35 t/m 54 4.7 4.8 55 t/m 64 4.5 4.6 65 t/m 74 3.9 4.0 75 en ouder 3.0 3.1 Inkomen Bijstandsniveau 4.2 3.9 Modaal 3.4 3.6 Hoog 4.6 4.7 Inkomen en opleidingsniveau hangen het meest samen met de hoogte van de participatiescore. Naarmate het inkomen of het opleidingsniveau hoger wordt, stijgt de participatiescore. Naarmate de leeftijd stijgt, daalt de participatiescore juist. 11/47

2.2 Buurtparticipatie Steeds vaker kiezen gemeenten ervoor om het Wmo-aanbod op wijkniveau te organiseren. De wijk vormt een goede schaal voor een integrale aanpak en de afstemming tussen zorgaanbieders en individuele welzijnsinstellingen. Zo experimenteren veel gemeenten momenteel met toegang in de wijk in de vorm van sociale wijkteams of een wijkinloop. Uit eerder onderzoek van BMC blijkt dat de keuze voor wijk- en buurtniveau een goede is: de bereidheid om te participeren en zelf verantwoordelijkheden te dragen is met name aanwezig in de directe woon- en leefomgeving. Actieve inzet voor en in de buurt hangt vooral samen met de verbondenheid met de buurt: mensen die zich verbonden voelen met buurtgenoten of gehecht zijn aan de buurt, participeren vaker in de buurt. Ook zullen mensen elkaar dan vaker aanspreken op onaanvaardbaar gedrag. Inwoners van Veenendaal Noordwest voelen zich het meest betrokken bij hun buurt. De inwoners van Veenendaal Zuidwest voelen zich het minst betrokken (zie tabel 4). Tabel 4 Betrokkenheid bij de buurt Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal Referentie Heel betrokken 11% 17% 12% 17% 22% 14% 16% 27% Enigszins betrokken 59% 61% 65% 57% 55% 62% 59% 54% Nauwelijks betrokken 25% 17% 18% 17% 22% 18% 20% 16% Niet betrokken 4% 5% 4% 9% 2% 6% 5% 3% In de gemeente Veenendaal maken inwoners minder gebruik van buurthuizen/ wijkcentra dan inwoners van de referentiegroep. In Veenendaal komt ongeveer 10% van de inwoners soms of vaak in buurthuizen in verhouding tot 20% in de referentiegroep. Tabel 5 Voldoende plaatsen waar ik buurtbewoners kan ontmoeten Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal Referentie (Helemaal) mee eens 54% 64% 50% 46% 57% 51% 54% 60% (Helemaal) mee oneens 47% 36% 50% 54% 43% 49% 46% 40% 12/47

Wij hebben eerder gezien dat buurtparticipatie in de gemeente Veenendaal minder vaak voorkomt dan in de referentiegroep. In figuur 5 zien wij dit voor diverse vormen van buurtparticipatie terug. In figuur 6 zien wij de resultaten naar wijk. Figuur 5 Buurtparticipatie Figuur 6 Buurtparticipatie naar wijk 13/47

2.3 Ervaren deelname aan de samenleving De burgers zijn, naast hun participatie op een negental terreinen, ook gevraagd naar hun ervaren deelname aan de samenleving. Dat wil zeggen in hoeverre zij vinden dat ze meetellen in de samenleving en of zij het gevoel hebben buiten de samenleving te staan. Dit wordt als subjectieve sociale uitsluiting gezien. Deze sociale uitsluiting hangt samen met weinig sociale contacten, mensen die weinig sociaal participeren, hebben kennelijk vaker het gevoel uitgesloten te zijn van de maatschappij. Ook uit eigen onderzoek blijkt er een sterke negatieve relatie te zijn tussen subjectieve sociale uitsluiting en welzijn. Inwoners die het gevoel hebben in mindere mate mee te tellen en zich buiten de samenleving voelen staan, hebben een lagere mate van welzijn. Wij zien dat het aandeel inwoners van Veenendaal dat het gevoel heeft buiten de samenleving te staan iets groter is dan in de referentiegroep. Tabel 6 Heeft u het gevoel mee te tellen in de samenleving? Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal Referentie Volledig 36% 46% 46% 48% 38% 45% 43% 44% Grotendeels 39% 37% 36% 27% 40% 35% 35% 37% Een beetje 22% 14% 17% 23% 21% 19% 20% 16% Helemaal niet 4% 2% 1% 2% 1% 0% 2% 3% Tabel 7 Heeft u wel eens het gevoel buiten de samenleving te staan? Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal Referentie (Zeer) vaak 4% 3% 4% 2% 1% 2% 3% 3% Soms 27% 21% 20% 24% 22% 20% 23% 18% Zelden 34% 33% 36% 37% 44% 32% 34% 32% Nooit 35% 43% 41% 37% 34% 46% 40% 46% 14/47

2.4 Eenzaamheid en welzijn 2.4.1 Eenzaamheid De afwezigheid van eenzaamheid is één van de belangrijkste indicatoren voor het sociale welzijn van mensen. Beleidsmakers hopen vaak dat iemand die participeert het ook op andere fronten goed doet: minder eenzaam is en een sterk sociaal vangnet heeft. De volgende tabel toont de eenzaamheidsscore van de inwoners in uw gemeente 10. Tabel 8 Eenzaamheid naar achtergrondkenmerken Veenendaal Referentie Eenzaamheidsscore Eenzaamheidsscore Leeftijdsklasse 18 t/m 34 2.0 1.9 35 t/m 54 2.6 2.4 55 t/m 64 3.1 2.8 65 t/m 74 3.7 3.1 75 en ouder 4.5 3.8 Betaalde arbeid Nee 3.1 3.2 Ja 2.3 2.1 Kinderen Ja, thuiswonende kinderen 2.4 2.2 Ja, uit huis/zelfstandig 3.3 3.0 Nee 3.0 2.9 Respondenten Alle 3.0 2.7 De score vertegenwoordigt een bepaalde mate van eenzaamheid. In tabel 9 zien wij dat bij elkaar 9% van de inwoners van Veenendaal sterk of zeer sterk eenzaam is. Eenzaamheid komt in Veenendaal in iets grotere mate voor dan in de referentiegroep. Tabel 9 Mate van eenzaamheid Veenendaal Referentie Niet eenzaam 57% 60% Matig eenzaam 35% 33% Sterk eenzaam 6% 5% Zeer sterk eenzaam 3% 3% 10 De eenzaamheidsscore loopt van 0 tot en met 11 en kan worden ingedeeld naar vier niveaus: niet eenzaam (score 0, 1 of 2), matige eenzaamheid (score 3 tot en met 8), sterke eenzaamheid (score 9 of 10) en zeer sterke eenzaamheid (score 11). 15/47

Figuur 7 toont de mate van eenzaamheid naar wijk. Wij zien dat eenzaamheid relatief veel voorkomt in de wijken Veenendaal Zuidwest en Veenendaal Centrum. Figuur 7 Mate van eenzaamheid uitgesplitst naar wijk Emotionele of sociale eenzaamheid? In hoeverre kunnen gevoelens van eenzaamheid daadwerkelijk teruggedrongen worden door maatschappelijke participatie? Daarvoor is het belangrijk te beseffen dat eenzaamheid bestaat uit twee componenten. Van emotionele eenzaamheid is sprake wanneer iemand een sterk gemis ervaart van een intieme relatie, een emotionele hechte band met een partner of vriend(in). Van sociale eenzaamheid is sprake wanneer iemand betekenisvolle relaties met een bredere groep mensen mist. Maatschappelijke participatie kan dan wel een rol vervullen in het tegengaan van sociale eenzaamheid, maar is niet direct een middel tegen emotionele eenzaamheid. 16/47

2.4.2 Welzijn Het welzijn van burgers is onderzocht door een achttal vragen over geluk, eenzaamheid, tevreden zijn en (psychische) gezondheid. De mate van welzijn in de gemeente Veenendaal ligt in lijn met die in de referentiegroep. Figuur 8 Mate van welzijn uitgesplitst naar wijk Een relatief groot deel van de inwoners van Veenendaal Centrum kent een lage mate van welzijn. De wijken West, Zuidoost en Noordoost hebben een groot aandeel inwoners met veel welzijn. 17/47

Tabel 10 Welzijn naar achtergrondkenmerken 11 Veenendaal Referentie Individueel welzijn Individueel welzijn Leeftijdsklasse 18 t/m 34 17.8 17.9 35 t/m 64 18.1 17.9 65 t/m 74 17.5 17.7 75 en ouder 15.2 15.5 Betaalde arbeid Nee 16.9 16.6 Ja 18.6 18.6 Respondenten Alle 17.6 17.7 Significante participatievormen voor welzijn Uit analyses op datasets van eerdere participatieonderzoeken door BMC Onderzoek blijkt dat betaalde arbeid en lidmaatschap van een vereniging de meeste invloed hebben op welzijn. Dat wil zeggen dat mensen die een betaalde baan hebben of lid zijn van een vereniging een hogere score hebben op welzijn. In uw gemeente speelt vrijwilligerswerk en het volgen van een opleiding ook een grote positieve rol op het welzijn van inwoners. 2.4.3 Participatie en welzijn Op basis van de scores van burgers op zowel welzijn als participatie heeft BMC een vierdeling in de mate van weerbaarheid/kwetsbaarheid van burgers vastgesteld. Onderstaande tabel toont de verdeling van uw inwoners over deze categorieën. Tabel 11 Participatie en welzijn Veenendaal Referentie Kwetsbaren (smalle participatie - weinig welzijn) 16% 15% Smalle participatie - veel welzijn 32% 33% Brede participatie - weinig welzijn 6% 7% Weerbaren (brede participatie - veel welzijn) 47% 45% De indeling is relevant in uw beleidsvoering. Per categorie is een andere focus, een andere inzet wenselijk. De categorieën met een smalle participatie vragen extra aandacht in het beleid. Smalle participatie kenmerkt zich vaak door een klein sociaal 11 De score op welzijn loopt van 0 tot en met 20. De schaalindeling is onderverdeeld naar de volgende vier categorieën: weinig welzijn (score 0 t/m 11,6), redelijk welzijn (score 11,61 t/m 16,6), hoog welzijn (score 16,61 t/m 18,9) en zeer hoog welzijn (score hoger dan 18,9). 18/47

netwerk en juist dat is heel belangrijk nu er steeds meer nadruk ligt op de eigen kracht van mensen in plaats van formele ondersteuning. De mensen met een brede participatie maar weinig welzijn participeren weliswaar breed maar zijn desalniettemin ongelukkig. De weerbare inwoners worden gekenmerkt door zowel participatie op veel verschillende vlakken, als een hoge mate van welzijn. Figuur 9 Participatie en welzijn uitgesplitst naar wijk De wijken Veenendaal Zuidoost en Veenendaal Noordoost hebben het grootste aandeel weerbare inwoners. Veenendaal Centrum heeft het grootste aandeel kwetsbare inwoners. 19/47

2.5 Gezondheid en participatie Uit eerder participatieonderzoek van BMC Onderzoek blijkt dat naast welzijn ook de ervaren gezondheid van invloed is op de mate waarin inwoners participeren. Wanneer inwoners zich minder gezond voelen, zijn zij minder geneigd om activiteiten te ondernemen. In onderstaande tabel zien we de ervaren gezondheid van uw inwoners (en de referentiegroep). Het blijkt dat het aandeel inwoners van uw gemeente dat de eigen gezondheid als (zeer) goed ervaart iets groter is dan in de referentiegroep. Tabel 12 Ervaren gezondheid Veenendaal Referentie Zeer goed 21% 18% Goed 53% 55% Redelijk 23% 24% Slecht 3% 3% 2.6 Mensen met beperkingen Een groot deel van de burgers met beperkingen ervaart lichamelijke problemen en is objectief gezien minder gezond. Uit eerder onderzoek blijkt echter dat veel mensen met beperkingen positief zijn over hun gezondheidstoestand en ook over de kwaliteit van hun leven. Er zijn wel grote verschillen tussen de verschillende groepen. Onderstaande tabel toont voor uw gemeente en de referentiegroep de ervaren gezondheid van de verschillende groepen. Tabel 13 Ervaren gezondheid Beperkingen en ervaren gezondheid Type beperking Lichamelijk (ouderdom) Lichamelijk (handicap) Psychisch Veenendaal Referentie Veenendaal Referentie Veenendaal Referentie (Zeer) goed 4% 7% 13% 9% 38% 33% Redelijk 59% 63% 55% 59% 52% 50% Slecht 38% 30% 31% 32% 11% 18% Mensen met een beperking participeren minder dan mensen zonder een beperking volgens onderzoek, maar deze participatie is de afgelopen jaren niet veranderd (Nivel). De ernst van de beperking maakt uit voor de mate van participatie. De participatie van mensen met een ernstige beperking is geringer dan die van mensen met een matige of lichte beperking. 20/47

In figuur 10 zien wij de participatiescore van mensen met verschillende soorten beperkingen. Mensen met een lichamelijke beperking door ouderdom hebben een lage score. Mensen met een psychische beperking hebben nog een relatief hoge score. De verschillen tussen de gemeente Veenendaal en de referentiegroep zijn miniem. Figuur 10 Participatiescore per soort beperking 21/47

Hoofdstuk 3 Vrijwillige inzet Informele zorg is van groot belang in het lokale zorgbeleid omdat hierdoor het beroep op Wmo-voorzieningen kan worden beperkt en/of uitgesteld. Mantelzorgers, vrijwilligers en buren zijn daarmee onmisbare partners voor gemeenten. Dit hoofdstuk gaat achtereenvolgend in op deze drie vormen van informele zorg. 3.1 Mantelzorg Het beroep op mantelzorgers zal de komende jaren als gevolg van de transities toenemen. Het motief om mantelzorg te verlenen komt echter voort uit de relatie die mensen met elkaar hebben. Uit het mantelzorgonderzoek van BMC Onderzoek blijkt dat 91% het vanzelfsprekend vindt en 89% zegt te zorgen vanuit liefde en genegenheid. Vooral mensen die zorgen voor hun partner of kinderen vinden het vanzelfsprekend en zien dit niet als mantelzorg. Dit zorgt ervoor dat mensen zich moeilijk herkennen in de term mantelzorg. Mantelzorg is In dit onderzoek is de term mantelzorg als volgt gedefinieerd: Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorg is ook geen vrijwilligerswerk. De volgende figuur toont het percentage inwoners van uw gemeente dat mantelzorg verleent. Het aandeel mantelzorgers in de gemeente als geheel ligt in lijn met de referentiegroep. In Veenendaal West wonen relatief veel mantelzorgers, in Veenendaal Noordoost relatief weinig. Figuur 11 Mantelzorg (%) 22/47

In Veenendaal beschouwt 55% van de mantelzorgers zich ook als dusdanig. Het aandeel mantelzorgers dat zich herkent in de term is hiermee iets groter dan in de referentiegroep (51%). Tabel 14 Gemiddeld aantal uur mantelzorg per week Veenendaal Referentie 0 t/m 4 uur 52% 55% 5 t/m 8 uur 26% 20% 9 t/m 16 uur 10% 8% 17 t/m 24 uur 4% 4% 25 uur of meer 9% 12% De meeste mantelzorgers in uw gemeente geven gemiddeld tot en met 4 uur zorg per week. Als wij het aantal uur per week combineren met de duur van de mantelzorg komen wij tot de volgende indeling: Tabel 15 Mantelzorg gradaties Veenendaal Referentie minder dan 8 uur per week en/of maximaal 3 maanden ("licht") 74% 63% 8 uur per week of meer en minimaal 3 maanden ("standaard") 11% 20% meer dan 24 uur per week en langer dan 5 jaar ("zwaar") 14% 17% 23/47

Tabel 16 Achtergrondkenmerken van mantelzorgers Veenendaal Referentie Geslacht Man 36% 32% Vrouw 64% 68% Leeftijdsklasse 18 t/m 34 7% 4% 35 t/m 54 31% 37% 55 t/m 64 36% 28% 65 t/m 74 18% 20% 75 en ouder 8% 12% Dagindeling Betaalde arbeid voltijd (36 uur of meer) 18% 19% Betaalde arbeid deeltijd (minder dan 36 uur) 22% 28% Onbetaalde arbeid (klusjes/vrijwilligerswerk) 7% 8% (Gedeeltelijk) arbeidsongeschikt 5% 7% Werkloos 5% 3% (Vervroegd) gepensioneerd 17% 17% Huisvrouw/huisman 26% 17% Scholier/student 1% 1% De meeste mantelzorgers in Veenendaal verlenen zorg aan hun (schoon)ouders. In Veenendaal verlenen relatief weinig mantelzorgers zorg aan hun echtgenoot/-genote of partner. Figuur 12 Aan wie wordt mantelzorg verleend? Aan wie de zorg wordt verleend, hangt ook samen met de woonsituatie van de zorgvrager. Zo zien wij dat het aandeel mantelzorgers waarbij de zorgvrager in huis woont relatief klein is (tabel 17). 24/47

Tabel 17 Woonsituatie van de zorgvrager Veenendaal Referentie Woont bij mij in huis 19% 30% Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening (bijvoorbeeld begeleid wonen) 26% 19% Woont elders, zelfstandig 52% 46% Anders 3% 5% Eenzamer dan gemiddeld Hoewel het geven van mantelzorg een vorm van participatie is, is het tegelijkertijd ook een belemmering om te participeren. De maatschappelijke participatie van mantelzorgers blijkt namelijk eenzijdig gericht te zijn op het zorgen. De zorg voor een zorgbehoevende partner, ouder of kind kost zoveel tijd en energie, dat zowel de mantelzorger als de hulpvrager geïsoleerd kunnen raken. Mantelzorgers die zorgen voor iemand die bij hen inwoont, blijken dan ook eenzamer te zijn dan gemiddeld. Overbelasting en ondersteuning Tabel 18 geeft de mate van overbelasting onder mantelzorgers in uw gemeente weer. Ruim een op de tien mantelzorgers voelt zich regelmatig of vaak overbelast door het geven van zorg. Tabel 18 Overbelasting mantelzorgers Veenendaal Referentie Nee, (bijna) nooit 50% 52% Soms 39% 37% Regelmatig of vaak 11% 12% Door de drie transities zal nog meer inzet worden verlangd van mantelzorgers. Hierbij is het voor gemeenten van groot belang dat deze mantelzorgers lang hun naaste kunnen verzorgen en zelf nog (in enige mate) kunnen participeren in de samenleving. kunnen hier een rol in spelen door mantelzorgers te ondersteunen bij hun zorgtaak. Zo n 15% van de mantelzorgers in Veenendaal zegt het afgelopen jaar gebruik te hebben gemaakt van enige vorm van mantelzorgondersteuning. In de referentiegroep is dit aandeel 19%. Niet alle mantelzorgers die ondersteuning kunnen gebruiken, maken hier daadwerkelijk gebruik van. Zo blijkt uit eerder onderzoek dat een relatief groot deel van de mantelzorgers die zorgen voor een inwonende partner deze ondersteuning lastig kunnen vinden. Soms leeft bij hen ook niet het besef wat voor belasting het zorgen is, of hebben zij moeite met het uit handen geven van een deel van de zorgtaken, met als gevolg dat zij geen ondersteuning zoeken. Voor gemeenten ligt 25/47

hier een belangrijk aandachtspunt omdat deze groep vaker overbelast is en een grotere kans heeft om overbelast te raken. In Veenendaal is een iets kleiner aandeel van de mantelzorgers bekend met waar zij terechtkunnen voor vragen of ondersteuning (zie tabel 19). Tabel 19 Bekendheid met ondersteuningsmogelijkheden Veenendaal Referentie Ja 48% 57% Nee, maar ik weet wel hoe ik erachter kan komen 41% 34% Nee, en ik weet niet hoe ik erachter kan komen 11% 10% Van de mantelzorgers die gebruik hebben gemaakt van ondersteuning, is de meerderheid hier (zeer) tevreden over 12 (zie figuur 13). Figuur 13 Tevredenheid mantelzorgondersteuning 3.2 Vrijwilligerswerk Om de druk op de meer specialistische en formele zorg te verkleinen, streven gemeenten en zorgaanbieders naar meer inzet van vrijwilligers. denken na over het ontwikkelen van nieuwe arrangementen waarbij ook vrijwilligers vaker een rol krijgen. Hierbij is het van groot belang voor gemeenten om zicht te hebben op (de inzet van) vrijwilligers. Vrijwilligerswerk is De gangbare definitie van vrijwilligerswerk is: Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. Het is echter geen eenduidige definitie. Zo zijn maatschappelijke stages en vrijwilligerswerk in het kader van re-integratie niet vrijwillig te noemen. Ook worden vrijwilligers in de vorm van een onkostenvergoeding soms toch betaald of behouden ze hiermee hun uitkering. Tegenwoordig wordt er ook vaak vrijwillige inzet, die niet in georganiseerd verband plaatsvindt, meegerekend. 12 Let wel, de resultaten op deze vraag zijn voor uw gemeente gebaseerd op een klein aantal respondenten. Zij geven een indicatie van de werkelijke tevredenheid. 26/47

De volgende figuur toont het aandeel vrijwilligers in uw gemeente dat vaker dan incidenteel vrijwilligerswerk doet 13. Veenendaal heeft een relatief groot aandeel actieve vrijwilligers. Figuur 14 Vrijwilligers (%) naar wijk Het aandeel jonge vrijwilligers lijkt in Veenendaal ook iets groter dan gemiddeld. 12% in verhouding tot 7% (zie tabel 20). Tabel 20 Achtergrondkenmerken van vrijwilligers Veenendaal Referentie Leeftijdsklasse 18 t/m 34 12% 7% 35 t/m 54 30% 31% 55 t/m 64 25% 26% 65 t/m 74 25% 26% 75 en ouder 8% 10% Opleidingsniveau Laag 24% 27% Middelbaar 34% 33% Hoog 42% 40% Dagindeling Betaalde arbeid voltijd (36 uur of meer) 17% 20% Betaalde arbeid deeltijd (minder dan 36 uur) 19% 19% Onbetaalde arbeid (klusjes/vrijwilligerswerk) 13% 14% (Gedeeltelijk) arbeidsongeschikt 2% 7% Werkloos 3% 5% (Vervroegd) gepensioneerd 24% 21% Huisvrouw/huisman 21% 13% Scholier/student 1% 2% 13 51% van de inwoners zegt geen vrijwilligerswerk te doen, 18% zegt incidenteel vrijwilligerswerk te doen en 31% zegt dus vaker dan incidenteel vrijwilligerswerk te doen. 27/47

3.3 Burenhulp Een belangrijk uitgangspunt in de Wmo is dat ondersteuning zoveel mogelijk wordt geboden binnen het eigen netwerk. Naast mantelzorg en ondersteuning door vrienden gaat het daarbij ook om burenhulp. Is immers niet het gezegde Beter een goede buur dan een verre vriend? In de afgelopen jaren hebben gemeenten geïnvesteerd in de leefbaarheid en sociale samenhang in wijken, ook om burenhulp te stimuleren. Dit leidde tot veel discussie, want gaan buren elkaar inderdaad meer helpen als zij samen een buurtbarbecue hebben gehad? Uit onderzoek blijkt dit niet het geval (zie kader). Desalniettemin is inzicht in de mate van burenhulp in verschillende wijken van belang, zodat daar bijvoorbeeld vanuit sociale wijkteams op kan worden aangesloten. Relatie tussen sociale samenhang en burenhulp Een aanname in de Wmo is dat leven in een leefbare buurt met een sterke sociale samenhang een positieve invloed heeft op de bereidheid van mensen om elkaar te helpen (en dus het beroep op de overheid daalt). Uit het proefschrift Nederland participatieland? De ambitie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de praktijk in buurten, mantelzorgrelaties en kerken (Jager-Vreugdenhil, 2012) blijkt dat er een zwakke samenhang is tussen sociale samenhang en informele hulp, wat wil zeggen dat een hogere score op sociale samenhang samengaat met iets meer informele hulp verlenen. Het is echter niet de sociale samenhang in de buurt die deze verschillen in informele hulp verklaart, maar de sociale relaties tussen mensen in de buurt. Mensen kiezen hun sociale relaties en met name binnen die relaties zijn zij bereid om burenhulp te bieden. Burenhulp is dus gebaseerd op sociale verbanden en vloeit niet direct voort uit de sociale samenhang in een wijk of buurt. Bron: Walhalla in de Wmo; L. Salomé & A. van der Harg (2013). SGBO: Den Haag. 28/47

In figuur 15 zien wij dat zo n 41% van de inwoners van Veenendaal hun buren al helpt met kleinigheden, zoals de planten water geven, et cetera. Ongeveer een op de tien helpt elkaar met op de kinderen passen of klusjes in en rond het huis of de tuin. Elkaar helpen met administratie of het invullen van een aanvraag komt zeer weinig voor. Figuur 15 Vormen van burenhulp In tabel 21 hebben wij het aandeel inwoners berekend dat minimaal één vorm van burenhulp geeft. Tabel 21 Aandeel inwoners dat enige vorm van burenhulp geeft Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal 29% 45% 52% 46% 53% 44% 44% 29/47

Hoofdstuk 4 Belemmeringen bij participatie Niet alle inwoners participeren in gelijke mate. Naast de motivatie om te participeren zijn er tal van belemmeringen die inwoners hinderen in hun participatie. Dit hoofdstuk beschrijft welke belemmeringen inwoners ervaren in hun maatschappelijke participatie en om welke groepen het gaat. 4.1 Wat zijn belemmeringen? Gemiddeld participeert 14% van uw inwoners eenzijdig of beperkt in de samenleving. Voor een deel van hen geldt dat zij daarvoor geen tijd hebben of niet geïnteresseerd zijn. Voor een ander deel betreft het mensen die wel willen participeren maar op belemmeringen stuiten. Bij alle vormen van maatschappelijke participatie is aan de respondenten die aangaven niet te participeren gevraagd wat daarvoor de reden is. De volgende figuur toont de belemmeringen die uw inwoners ervaren. De belemmering die het meest vaak door mensen wordt ervaren is een financiële belemmering. Ongeveer een op de tien respondenten ervaart gezondheidsbelemmeringen. Figuur 16 Belemmeringen bij participatie 30/47

De meerderheid van de inwoners ervaart geen enkele belemmering om te participeren (65% in Veenendaal). Een op de vijf ervaart één belemmering op enig vlak en 13% ervaart twee of meer belemmeringen. Tabel 22 Aantal ervaren belemmeringen Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal Referentie Geen 56% 64% 65% 58% 74% 68% 63% 65% Eén 26% 22% 24% 23% 17% 22% 23% 21% Twee of meer 18% 14% 11% 19% 10% 11% 14% 13% Grootste obstakels bij participatie Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de ervaren belemmeringen door burgers en de feitelijke invloed op participatie. Daarom is er onderzocht welke belemmeringen met name resulteren in een (forse) teruggang in participatiegraad van een individu. In Veenendaal hebben gezondheidsbelemmeringen de grootste negatieve invloed op iemands participatie, gevolgd door psychische belemmeringen en tot slot financiële belemmeringen. Dit komt overeen met de referentiegroep. Tabel 23 Grootste obstakels bij participatie Veenendaal en de referentiegroep 1 Gezondheidsbelemmeringen 2 Psychische belemmeringen 3 Financiële belemmeringen Let wel, dat een belemmering invloedrijk is op iemands participatiegraad, betekent niet automatisch dat de belemmering ook vaak voorkomt (en andersom). Gezondheidsbelemmeringen komen bijvoorbeeld veel voor en hebben een grote invloed. Psychische belemmeringen komen weinig voor maar zijn wel zeer invloedrijk. 31/47

4.2 Vraagverlegenheid Soms heeft iemand ondersteuning nodig maar durft deze niet te vragen. Vraagverlegenheid kan een belangrijke belemmering zijn in de participatie. Alle respondenten zijn drie stellingen voorgelegd: Ik durf het aan familie te vragen als ik hulp nodig heb; vrienden te vragen als ik hulp nodig heb; buren te vragen als ik hulp nodig heb. De volgende tabel toont de mate waarin vraagverlegenheid een rol speelt bij de inwoners in uw gemeente die één of meer belemmeringen ervaren. Het antwoordgedrag op de drie stellingen over hulp durven vragen, is gekruist met het ervaren van een belemmering. Wij zien dus in tabel 24 dat 17% van de mensen met één of meer belemmeringen geen hulp durft te vragen aan buren. 4% van de mensen met één of meer belemmeringen durft aan helemaal niemand hulp te vragen. Tabel 24 Vraagverlegenheid naar belemmering 14 Durft niet aan familie te Durft niet aan vrienden te Durft niet aan Durft aan niemand te vragen vragen buren te vragen vragen Transport-/vervoersbelemmering 2% 11% 17% 4% Niet welkom voelen 7% 14% 23% 6% Problemen kinderopvang 8% 6% 20% 3% Financiële belemmering 7% 11% 20% 6% Gezondheidsbelemmering 8% 15% 21% 5% Beperkte toegankelijkheid 10% 14% 13% 7% Psychische belemmering 10% 14% 39% 5% Overige belemmering 3% 5% 13% 2% Totaal 6% 9% 17% 4% Vergelijken we in onze onderzoeken de personen waarvan bekend is dat ze een beperking hebben met degenen die dat niet hebben, dan blijkt dat de vraagverlegenheid bij de groep met beperking groter is dan bij de groep zónder beperking. Met andere woorden: als er daadwerkelijk hulp nodig is, dan durven burgers die minder goed te vragen dan ze zelf op voorhand inschatten. Dit komt overeen met resultaten uit andere onderzoeken 15. Naast de vraagverlegenheid jegens buren en jegens familie hebben wij ook de vraagverlegenheid jegens vrienden bepaald. Het blijkt dat men eerder hulp aan vrienden durft te vragen dan aan buren. In tabel 24 was dit het meest zichtbaar bij de groep inwoners met een psychische belemmering. Dit sluit aan bij het gegeven 14 Taalbelemmeringen tonen wij hier niet door het zeer klein aantal respondenten. 15 Zorg naar gemeenten, AVI-cliëntenmonitor (Utrecht januari 2014). 32/47

dat sociale nabijheid bij onderlinge hulp belangrijker is dan geografische nabijheid 16. 4.3 Wie ervaren belemmeringen? Om zeer verschillende redenen zijn mensen niet of beperkt in staat deel te nemen aan de maatschappij. In deze paragraaf belichten we (doel)groepen die zich onderscheiden van andere inwoners door een smalle participatie als gevolg van één of meerdere belemmeringen. Uit tabel 25 blijkt dat laagopgeleiden vaker een belemmering ervaren dan hoogopgeleiden. Ook zien wij dat niet alleen het aandeel ouderen dat een belemmering ervaart groter is dan het aandeel jongeren, maar dat zij gemiddeld meer belemmeringen per persoon ervaren. Tabel 25 Belemmeringen naar achtergrondkenmerken Aandeel dat minimaal één belemmering ervaart Gemiddeld aantal belemmeringen Geslacht Man 34% 1.69 Vrouw 39% 1.63 Opleidingsniveau Laag 46% 1.79 Middelbaar 35% 1.50 Hoog 28% 1.63 Leeftijdsklasse 18 t/m 34 35% 1.60 35 t/m 54 31% 1.74 55 t/m 64 33% 1.54 65 t/m 74 36% 1.62 75 en ouder 63% 1.71 16 Zie Walhalla in de Wmo, Salomé en Van der Harg, 2013 33/47

Hoofdstuk 5 Oplossingen: van eigen kracht naar (in)formele ondersteuning hebben de verantwoordelijkheid om inwoners te ondersteunen wanneer zij niet (goed) kunnen deelnemen aan de samenleving. Maar binnen de Wmo beginnen oplossingen bij de burger zelf en het eigen sociale netwerk. Mocht dat niet afdoende zijn dan kunnen in eerste instantie vrijwilligers om ondersteuning worden gevraagd en in het uiterste geval kan formele zorg worden ingezet. Dit hoofdstuk gaat in op het gebruik van de verschillende typen oplossingen en zoomt ook in op de effectiviteit van de verschillende oplossingen. 5.1 Oplossingen van zelfredzaamheid en eigen kracht Binnen de Wmo zijn burgers eerst zelf aan zet. Zij dienen waar mogelijk zelf de benodigde ondersteuning te regelen. Veel wordt geregeld binnen de eigen kring, door het geven van mantelzorg of door het kopen van de benodigde zorg en ondersteuning. In het onderzoek is de inwoners gevraagd of zij hulp ontvangen van een mantelzorger. De volgende figuur toont het aandeel burgers dat dergelijke ondersteuning ontvangt. Gemiddeld genomen ontvangt 6% van de inwoners van Veenendaal ondersteuning van een mantelzorger. Dit ligt in lijn met de referentiegroep. Figuur 17 Aandeel burgers dat hulp ontvangt van een mantelzorger Uit de participatieonderzoeken voor andere gemeenten blijkt dat in de regel mensen met een lichamelijke beperking door ouderdom of door een handicap het meest vaak ondersteuning ontvangen van een mantelzorger (in verhouding tot andere beperkingen). Gemiddeld genomen ontvangt 49% van de mensen met een 34/47

lichamelijke beperking door ouderdom hulp van een mantelzorger en 45% van de mensen met een lichamelijke beperking door een handicap. In Veenendaal ontvangt echter 27% van de mensen met een lichamelijke beperking door ouderdom en 34% van de mensen met een lichamelijke handicap mantelzorg. Van de mensen met een psychische beperking ontvangt in de referentiegroep 19% mantelzorg (in verhouding tot 13% in Veenendaal). Er wordt steeds vaker van burgers verwacht dat ze ook financieel zelfredzaam zijn. Voorzieningen die eerder via de gemeente te verkrijgen waren op basis van een indicatie worden steeds vaker als algemeen gebruikelijk verklaard die burgers zelf kunnen aanschaffen. Onderstaande tabellen geven een indicatie van de financiële zelfredzaamheid van burgers in uw gemeente. Eerst naar wijk uitgesplitst, vervolgens naar inwoners met en zonder financiële belemmering. Tabel 26 % in staat om een onverwachte noodzakelijke uitgave van 1.000,- te betalen Segment Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Altijd 48% 61% 54% 48% Meestal 20% 17% 20% 19% Soms 7% 6% 8% 8% Meestal niet 8% 10% 10% 11% Nooit 17% 6% 8% 13% Tabel 27 % in staat om een onverwachte noodzakelijke uitgave van 1.000,- te betalen Totaal Met financiële belemmeringen Veenendaal Referentie Veenendaal Referentie Altijd 55% 56% 21% 22% Meestal 18% 19% 18% 17% Soms 8% 8% 12% 13% Meestal niet 8% 7% 21% 16% Nooit 10% 9% 28% 32% Wij zien dat waar in Veenendaal gemiddeld een op de tien inwoners nooit in staat is om een onverwachte noodzakelijke uitgave van 1.000,- te betalen dit aandeel onder mensen met een financiële belemmering ruimt een kwart is. Soms wordt eigen kracht gelijk geschakeld aan het zelf financieren van een voorziening. Uit tabel 27 blijkt dat deze vorm van zelfredzaamheid niet voor alle inwoners vanzelfsprekend is. Niet iedereen vindt het makkelijk om hulp te vragen. Wanneer iemand hulp durft te vragen, dan draagt dit bij aan de zelfredzaamheid van deze persoon. De volgende figuur toont het percentage burgers dat in uw gemeente hulp durft te vragen (en aan wie zij dit durven vragen). Hier is dus geen rekening gehouden met het al dan niet hebben van een beperking. 35/47

Figuur 18 Hulp durven vragen (%) Het blijkt dat ruim een op de tien inwoners geen hulp durft te vragen aan hun buren. Bij familie is dit 4% en vrienden 7%. 5.2 Informele oplossingen Vanuit de Wmo wordt verwacht dat burgers zelf, met hun eigen netwerk of met behulp van de gemeente informele oplossingen organiseren. De laatste jaren is er veel aandacht geweest voor de zogenoemde zorgvrijwilligers en ook de aandacht voor burenhulp neemt sterk toe. Informele zorg kan een zeer belangrijke aanvulling vormen op dat wat de mantelzorger doet en kan bijdragen aan het ontlasten van de mantelzorger. Burenhulp Burenhulp is van alle tijden, maar onder de Wmo is de aandacht voor deze vorm van ondersteuning toegenomen, zoals onder meer blijkt uit de toename van het aantal burenhulpcentrales. Figuur 19 toont het aandeel burgers in uw gemeente dat hulp ontvangt van buren. Figuur 19 Aandeel burgers dat hulp ontvangt van buren Er zijn verschillende vormen van burenhulp mogelijk. Figuur 20 toont welke vormen van burenhulp in uw gemeente veel worden geboden. 36/47

Figuur 20 Vormen van burenhulp 5.3 Potentiele burgerkracht Onder de Wmo zal (als gevolg van de decentralisaties) het beroep op de inzet van vrijwilligers en buren toenemen. De vraag is of dit beroep reëel is. Welke potentiele burgerkracht schuilt er in uw gemeente? Bijna de helft van de inwoners verwacht dit jaar (nog) vrijwilligerswerk te doen (46%). Van de inwoners die aangeven geen vrijwilligerswerk te (gaan) doen, komt dit in de helft van de gevallen door tijdgebrek. Een derde heeft geen interesse of behoefte. Een niet te verwaarlozen deel zegt geen vrijwilligerswerk te gaan doen wegens een belemmering. Tabel 28 Redenen geen vrijwilligerswerk Veenendaal Referentie Geen interesse of behoefte 33% 37% Tijdgebrek/te druk 49% 53% Ik ken het aanbod niet 11% 8% Er is onvoldoende (aantrekkelijk) aanbod 3% 3% Ik ervaar een belemmering 24% 18% 37/47

Het is natuurlijk ook interessant om de mate waarin mensen verwachten vrijwilligerswerk te doen, uit te splitsen naar mensen die het nu al doen en mensen die het (nog) niet doen. Van de huidige vrijwilligers verwacht 93% dit jaar vrijwilligerswerk te blijven doen. Van de inwoners die geen vrijwilligerswerk verrichten, denkt een bijna een kwart dit jaar nog vrijwilligerswerk te gaan doen. Tabel 29 Bereidheid toekomstige inzet voor vrijwilligerswerk (% ja 17 ) Veenendaal Totaal Referentie (Nog) niet actief als vrijwilliger 24% 25% Al actief als vrijwilliger 93% 94% Als buren aangeven zeker bereid te zijn elkaar te helpen, dan gaat het vooral om dingen zoals post bewaren, helpen met boodschappen, et cetera (zie figuur 21). Figuur 21 Bereidheid per vorm burenhulp Op de vraag heeft u zelf mensen op wie u terug kunt vallen wanneer u hulp of zorg nodig heeft? antwoorden de meeste inwoners positief. Echter zo n 10% geeft aan niemand te hebben op wie zij terug kunnen vallen. Tabel 30 Vangnet voor hulp of zorg Wijken Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West Veenendaal Referentie Ja, familie 78% 80% 82% 74% 86% 78% 78% 80% Ja, vrienden 42% 60% 55% 48% 60% 56% 52% 52% Ja, buren 28% 41% 37% 32% 50% 38% 36% 53% Nee 12% 8% 6% 11% 6% 11% 10% 7% 17 Combinatie van de opties ja, zeker wel, en ja, waarschijnlijk wel. 38/47

5.4 Formele oplossingen Wanneer de eigen kracht, het eigen netwerk en informele ondersteuning onvoldoende blijken, kunnen burgers formele ondersteuning ontvangen om hun deelname aan de samenleving te faciliteren. Ongeveer een op de tien inwoners in Veenendaal (en de referentiegroep) maakt gebruik van ondersteuning of een hulpmiddel. In figuur 22 staat welke ondersteuning of hulpmiddelen deze burgers ontvangen. Veenendaal Centrum heeft het grootste aandeel inwoners dat gebruikmaakt van hulpmiddelen of ondersteuning. In de meeste gevallen gaat het om hulp bij het huishouden of een rollator/stok. Tabel 31 Ontvangen hulpmiddelen of ondersteuning Segment Veenendaal Referentie Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West 10% 11% 18% 8% 6% 6% 9% 9% Figuur 22 Ontvangen hulpmiddelen/ondersteuning (% van mensen die ondersteuning ontvangen) Samenloop met zorg uit de AWBZ Veel cliënten die een beroep doen op de Wmo krijgen ook zorg vanuit de AWBZ. Door zicht te hebben op de samenloop tussen Wmo- en AWBZ-voorzieningen, is het mogelijk om integrale arrangementen vast te stellen die beter aansluiten op de vraag van cliënten. Ook is aan inwoners gevraagd of zij enige vorm van AWBZ-zorg ontvangen. Tabel 32 Gebruikt AWBZ-zorg of ondersteuning Segment Veenendaal Referentie Centrum Noordoost Zuidoost Zuidwest Noordwest West 5% 6% 9% 4% 3% 7% 3% 3% 39/47