Hierna volgend artikel is afkomstig uit: JA naam: adres: postcode: woonplaats: telefoon:

Vergelijkbare documenten
GEEL SCHORPIOENMOS HAMATOCAULIS VERNICOSUS (MITT.) HEDENÄS. Tekst M.J. van Tweel (Bryologische en Lichenologische WerkGroep)

Meetprotocol Geel schorpioenmos. ten behoeve van het Netwerk Ecologische Monitoring. BLWG Rapport November 2005

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. De mossen van de Habitatrichtlijn: Geel schorpioenmos & Tonghaarmuts. BLWG Rapport

Mesotrofe verlanding. en het behoud van trilvenen. Annemieke Kooijman Casper Cusell, Ivan Mettrop en Leon Lamers (e.a.)

Water Level Fluctuations in Rich Fens. An Assessment of Ecological Benefits and Drawbacks I.S. Mettrop

Preventing Acidification and Eutrophication in Rich Fens: Water Level Management as a Solution? C. Cusell

Nationaal Park Wieden-Weerribben

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

De kwaliteit van trilvenen en veenmosrietlanden in Nederland en het buitenland

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Stroomdalgraslanden in Nederland

Onderzoek naar mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de depressie van de Moervaart in relatie tot fosfor

Emergente Vegetatie in relatie tot nutriëntenconcentraties in het sediment

Natuurherstel in het Laagveenlandschap. Leon Lamers

Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs

Zoet-Zout gradiënten met en zonder Dynamisch kustbeheer

Water- en waterbodem: de IJZERVAL

De invloed van zout op natuurlijke vegetatie

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Horstermeerpolder

Bermenplan Assen. Definitief

Fosfaat en natuurontwikkeling

OBN-onderzoek: Verlanding in laagveenpetgaten Speerpunt voor herstel in laagvenen

Insecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen. Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis)

Onderzoek hydrologie, biochemie en maaibeheer beekdalvenen

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN

Onderzoekcentrum B-WARE BV


Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen

Trends in kritische soorten. Artikel in H2O Februari 2007 Hans van der Goes Bart Specken

De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud

Effecten van vernatting en maaibeheer op grondwatergevoede venen

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001

Flexibeler peil in Wieden & Weerribben. Casper Cusell & Ivan Mettrop

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 (

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Herstel van de hydrologie in natuurgebieden HANHART CONSULT

Veenvorming in beekdalen. Veldwerkplaats: Drentse Aa, 15 juni 2009 Willem Molenaar / Camiel Aggenbach

Dagvlinders tellen: populatietrends en implicaties voor terreinmonitoring. Michiel Wallis de Vries De Vlinderstichting i.s.m. Arco van Strien CBS

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas)

Natuurontwikkeling op de de Volgermeerpolder (2012)

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Waterplanten en Waterkwaliteit

Veldwerkplaats. Natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden: fosfaat als adder onder het gras

Beheeradvies zilveren maan Kaleweg

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt

Kevers, kreeften en bloedzuigers van de Habitatrichtlijn,

Noordse woelmuis, 2010

Natuurherstel in Duinvalleien

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

Waarom Ecologisch Bermbeheer?

Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter?

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Trosbosbes Effecten op het ecosysteem en mogelijkheden voor bestrijding

Groenknolorchis op de kaart. Baudewijn Odé & Anne Bolier

Verslag libellenmonitoring 2017 Leersumse Veld

IJzersuppletie in Terra Nova. IJzersuppletie in Terra Nova Wat gebeurt er in de bodem?

Mesotrofe verlanding en behoud van trilvenen

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Landschapsecologische visie op natuurontwikkeling bij vernatting van de Polder Zegveld

Oplegnotitie bestrijding Japanse duizendknoop.

Rode Lijst Indicator van zoetwater- en landfauna,

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Innovatief waterbeheer in een veranderend klimaat: slim meten, voorspellen en beheren

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Gagel-en wilgenstruwelen

André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats.

Bij-vriendelijk Beheer

Aan het Dagelijks Bestuur van waterschap Hunze en Aa s, t.a.v. Willem Kastelein.

Bijen en Landschapsbeheer

Advies over kruipend moerasscherm in het Vrijbroekpark in Mechelen

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

foto inzet: Staf de Roover

Sieralgenonderzoek van de petgaten in de Onlanden bij Peize en 2015

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

3.1 Akkerranden en wilde bestuivers Jeroen Scheper (WUR)

Notitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013

Betaalbaar Natuurlijk Groenbeheer in Eindhoven. Frank Verhagen Beheerder natuurlijke gebieden

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen

Experimenteel onderzoek: sturen successie met vlotten, plaggen en maaien

Duurzame landbouw door bodemschimmels

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Op Stap in het Binnenveld. Willem van Raamsdonk & Christa Heijting

Ecologische vegetatiebeheer van bermen, taluds van watergangen en greppels. in Drenthe buiten de natuurgebieden

Natuurkwaliteit Drentse vennen

Bos- en Natuurbeheer. BSc Open Dag Wageningen University. Gijs Elkhuizen & Simone Loohuizen

Typische diersoorten van de Habitatrichtlijn,

Een gezonde bodem. Dr. Marianne Hoogmoed Wetenschappelijk medewerker afdeling Kennis & Ontwikkeling

Transcriptie:

Hierna volgend artikel is afkomstig uit: vakblad voor natuurbehoud en beheer, sinds 1896 Doelstelling van De Levende Natuur Het informeren over ontwikkelingen in onderzoek, beheer en beleid op het gebied van natuurbehoud en natuurbeheer, die van belang zijn voor Nederland en België. De artikelen zijn vooral gebaseerd op eigen ecologisch onderzoek, ervaring of waarneming van de auteurs. De Levende Natuur verschijnt 6x per jaar, waaronder tenminste één themanummer. U kunt zich abonneren via onze website: www.delevendenatuur.nl/ lezersservice.php of deze bon opsturen naar: Abonnementenadministratie De Levende Natuur Antwoordnummer 3031 8000 WB Zwolle Tel. 06 57262672 administratie@delevendenatuur.nl JA naam: adres: postcode: woonplaats: telefoon: email: Ik machtig De Levende Natuur om het abonnementsgeld af te schrijven van rekening: bank/giro: naam: plaats: datum: Graag aankruisen: ik wil graag een abonnement op De Levende Natuur handtekening: proefabonnement 10, (drie nummers) particulier 29,50 (NL B) overige landen 35, instelling/bedrijf 50, student/promovendus 9,90* * (max. vier jaar; graag kopie college of PhD kaart bijvoegen) Na vier jaar gaat dit abonnement automatisch over in een regulier abonnement. De prijsontwikkeling kan het stichtingsbestuur dwingen de tarieven aan te passen. Tevens bent u gerechtigd om uw bank opdracht te geven het bedrag binnen 30 dagen terug te boeken.

Melchior van Tweel, Dominique Bokeloh, Casper Cusell, Annemieke Kooijman, Rosalie Martens, Ivan Mettrop, Tessa Neijmeijer & Laurens Sparrius Ontwikkeling van Geel schorpioenmos in de Meppelerdieplanden Geel schorpioenmos (Hamatocaulis vernicosus) is één van de twee mossen van de Habitatrichtlijn (bijlage II) die in Nederland voorkomen. Het is een Europees bedreigde soort die in 1996 is herontdekt en inmiddels op verschillende plekken in Nederland voorkomt. Deze status geeft aan Nederland de verplichting om de ontwikkeling van Geel schorpioenmos te volgen. In het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring worden daarom elke drie jaar alle bekende vindplaatsen van Geel schorpioenmos nauwkeurig in kaart gebracht. Inmiddels zijn er vier inventarisatieronden geweest, hetgeen aanleiding geeft tot een nadere beschouwing van de resultaten. Foto 1. Geel schorpioenmos (foto: Melchior van Tweel). Geel schorpioenmos (kader 1) was tot 1950 waarschijnlijk zeldzaam in Nederland. De soort is in 1965 voor het laatst in Nederland waargenomen in het Labbegat bij SprangCapelle en werd sindsdien als uitgestorven beschouwd (Touw & Rubers, 1989). In 1996 werd Geel schorpioenmos in Nederland herontdekt in de Meppelerdieplanden (van Tweel & van Wirdum, 1999). Sinds deze vondst zijn er nieuwe (kleinere) vindplaatsen van Geel schorpioenmos in de omgeving gevonden, en later ook in de Gelderse Vallei en in Twente (tabel 1). Ook buiten Nederland is Geel schorpioenmos een zeldzame soort en komt voor in GrootBrittannië, Scandinavië en OostEuropa. De hydrologie, hydrochemie en de vegetatiestructuur lijken de belangrijkste bepalende factoren te zijn voor het vóórkomen van Geel schorpioenmos. Uit veldobservaties blijkt dat de soort vooral voorkomt op plekken die jaarrond zeer nat tot iets geïnundeerd zijn met helder water. De vegetatie is opvallend open, waardoor er relatief veel licht op de bodem en de mosmat valt. Vaak komt de soort voor in ondiepe laagten in schrale graslanden, maar ook wel aan randen van greppels. Dit wijst erop dat de soort afhankelijk is van een mengsel van regen en grond of oppervlaktewater. Plantensociologisch komt Geel schorpioenmos voor in Trilvenen (Caricion davallianae) en in Kleine zeggenvegetaties (Caricion nigrae). Opvallend is dat er vaak elementen aanwezig zijn van Dotterbloem Kader 1. Geel schorpioenmos Geel schorpioenmos (foto 1) is een fors, maar relatief slank slaapmos met sterk sikkelvormige bladen. Het is een soort uit een lastig te herkennen groep die tot enkele decennia geleden vaak verward werd met andere schorpioenmossen en sikkelmossen. Door het uitkomen van goede literatuur (bijvoorbeeld Touw & Rubers, 1989) is die verwarring nu niet meer nodig. Microscopisch is de soort goed herkenbaar en ook in het veld is de soort goed te herkennen aan de combinatie van de volgende kenmerken: topjes van de planten zijn naar één zijde gekromd en lichter van kleur. De bladeren zijn bij de aanhechting geknikt, in de lengte geplooid en de nerf komt tot ongeveer halverwege het blad. Aan de bladbasis is een rechte donkere band (foto 2) te zien en er zijn geen bladhoekcelgroepen aanwezig. Meppelerdieplanden (NWOverijssel) Oude Stroom (NWOverijssel) Kiersche Wieden (NWOverijssel) De Hel (Gelderse Vallei) Kikkerlanden (NWOverijssel) Breklenkampse Veld (Twente) Veldweg (NWOverijssel) Ontdekking 1996 2003 2006 2009 2011 2013 2014 Meetronde 2004 2007 2010 2013 Tabel 1. Overzicht van vindplaatsen van Geel schorpioenmos in Nederland met jaren waarin deze geïnventariseerd zijn. De vindplaats aan de Veldweg werd pas in 2014, na uitvoering van de inventarisatie, ontdekt. 158 De Levende Natuur jaargang 116 nummer 4

hooilanden (RanunculoSenecionetum sylvatici) en/of Blauwgrasland (Cirsio dissecti Molinietum) (van Tweel, 2012). Geel schorpioenmos komt niet vaak samen voor met Rood en Groen schorpioenmos (Scorpidium scorpioides en S. cossinii) die kenmerkend zijn voor basenrijke trilvenen. In het buitenland lijkt Geel schorpioenmos een vergelijkbare ecologie te hebben ( Stechová et al., 2012; Pawlikowski et al., 2013). Meppelerdieplanden Omdat de Meppelerdieplanden verreweg de grootste populatie van Geel schorpioenmos hebben in Nederland, ligt de focus in dit artikel op dit gebied. De Meppelerdieplanden (foto 3; fig. 1) liggen westelijk van de stad Meppel aan de noordzijde van het Meppelerdiep. Het gebied bestaat voornamelijk uit natte, schrale graslanden, afgewisseld met enkele kleine bosjes, rietmoeras en op de hogere delen wat drogere graslanden. In de Meppelerdieplanden komen bijzondere plantensoorten voor zoals Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata), Stijf struisriet (Calamagrostis stricta), Rossig fonteinkruid (Potamogeton alpinus), Waterviolier (Hottonia palustris) en Noordse zegge (Carex aquatilis). Het gebied kan in het voorjaar geheel roze gekleurd zijn door Moeraskartelblad (Pedicularis palustris). In het verleden werden de Meppelerdieplanden regelmatig overstroomd tijdens hoog water in het Meppelerdiep. Sinds decennia wordt het peil in het Meppelerdiep echter gecontroleerd om overstromingen in de stad Meppel te voorkomen. Dit heeft tot gevolg dat de Meppelerdieplanden zelden overstromen vanuit het Meppelerdiep (laatste keer was in 1998). Om verdroging te voorkomen staat op de kade langs het Meppelerdiep een molentje, waardoor water ingelaten kan worden. Omdat dit water echter voedselrijk is, dreigde eutrofiëring van het gebied. Om verdroging en eutrofiëring van de schrale graslanden in de Meppelerdieplanden te voorkomen zijn in 1999 hydrologische maatregelen uitgevoerd in het kader van het Overlevingsplan Bos en Natuur (van Tweel, 1998 & 1999). Foto 2. Bladbasis van Geel schorpioenmos (foto: Melchior van Tweel). Fig. 1. Verspreiding van Geel schorpioenmos in de Meppelerdieplanden in 2004, 2007, 2010 en 2013. Het Inlaatpunt betreft water uit de Wieden; bij het Molentje kan water uit het Meppelerdiep worden ingelaten. De Levende Natuur juli 2015 159

Hierbij is een waterinlaat aangelegd onder de Zomerdijk (weg aan de noordzijde van het gebied) door. Hierdoor kan relatief voedselarm oppervlaktewater uit de Wieden worden ingelaten. Dit water wordt door een dicht net van sloten en greppels over het gehele gebied verspreid. De graslanden van de Meppelerdieplanden worden één keer per jaar gemaaid tussen juli en september en het maaisel wordt afgevoerd. Voorafgaand wordt de inlaat van het water enkele weken gestopt, waardoor de graslanden droger en begaanbaar met machines worden. Na het hooien wordt tijdelijk ook de inlaat van het Mepperdiep gebruikt om de waterstand weer snel omhoog te krijgen (de capaciteit van de inlaat uit de Wieden is daarvoor te klein). Inventarisatie van Geel schorpioenmos in de Meppelerdieplanden Geel schorpioenmos wordt sinds 2004 om de drie jaar vlakdekkend in de Meppelerdieplanden geïnventariseerd (Sparrius et al., 2004; van Tweel & Sparrius, 2007, 2010, 2013). De methode van de inventarisatie is vastgelegd in een meetprotocol (Sparrius & van Tweel, 2005). Tijdens alle inventarisaties is in elk vak van 10 bij 10 meter gescoord of Geel schorpioenmos aanwezig was. Om de trefkans zo groot mogelijk te maken zijn de inventarisaties na het maaien uitgevoerd. Omdat ook intensief gezocht is in de 10 bij 10 meter vakken waar de soort niet is vastgesteld, kunnen deze als nul waarneming worden beschouwd. Resultaten Het aantal 10 bij 10 meter hokken waar de soort is waargenomen is ongeveer verdrievoudigd tussen 2004 en 2013 (tabel 2; fig. 1). In 2004 kwam de soort voornamelijk in de noordwestelijke helft van het gebied voor (langs de weg). Met de toename is duidelijk te zien dat de soort steeds meer richting het Meppelerdiep opschuift. De toename blijkt echter niet voor elk 10 bij 10 meter vak gelijk op te lopen. Afwezig Aanwezig 2004 2503 388 2007 2248 643 2010 2094 797 2013 1794 1097 Tabel 2. Aantal decameterhokken in de Meppelerdieplanden waarin Geel schorpioenmos afwezig of aanwezig was, verdeeld over de 4 meetronden. Foto 3. Overzichtsfoto van de Meppelerdieplanden (foto: Melchior van Tweel). Alle mogelijke patronen zijn voorgekomen en het lijkt dat de soort regelmatig ook weer verdwijnt op plekken waar deze eerder wel aanwezig was (tabel 3). Dit is deels te verklaren door randeffecten van het verspreidingsgebied en deels doordat de soort in sommige jaren ondanks het intensieve inventariseren toch over het hoofd is gezien. De toename is echter zo groot dat deze niet ter discussie staat. Ook buiten de Meppelerdieplanden is Geel schorpioenmos het afgelopen decennium toegenomen. Uit tabel 1 blijkt dat het aantal terreinen met Geel schorpioenmos stijgt en ook binnen die terreinen neemt de soort in de meeste gevallen toe. Omdat diverse van deze terreinen regelmatig door ecologen bezocht worden, zou deze zeker eerder opgemerkt zijn en is er in de meeste gevallen dan ook sprake van een echte toename. Gelijk 1935 Toename 711 Afname 50 Onregelmatig patroon 295 Tabel 3. Aantal hokken met aanwezigheid van Geel schorpioenmos over de periode 2004 t/m 2013. Gelijk = dezelfde gebleven in deze periode Toename = toegenomen in deze periode Afname = afgenomen in deze periode Onregelmatig patroon = afwisseling van toe, afname en gelijk gebleven in deze periode Bepaling chemische standplaatscondities in Nederland en Zweden Om een goed beeld te krijgen van de chemische standplaatscondities van Geel schorpioenmos in vergelijking tot Rood en Groen schorpioenmos zijn water, bodem en vegetatie bemonsterd in zowel Nederland (Meppelerdieplanden) als Zweden. Van het bodemvocht zijn vervolgens de ph, alkaliniteit en diverse elementen in oplossing bepaald. Ook zijn de totale concentraties van verschillende elementen in de bodem en vegetatie bepaald. Uit de biogeochemische analysen blijkt dat de ph in het bodemvocht lager is op locaties met Geel schorpioenmos dan op locaties met Groen of Rood schorpioenmos, met gemiddelde phwaarden van ca. 6,2 versus 6,8 (Cusell et al., 2014). De ph en buffering tegen verzuring zijn echter nog wel een stuk hoger dan in de omliggende venen die gedomineerd worden door veenmossen, waar de ph meestal tussen de 4 en 5,5 ligt. Verder zijn de omstandigheden op locaties met Geel schorpioenmos relatief fosfaat en ijzerrijk in zowel bodemvocht als in de bodem t.o.v. vergelijkbare locaties die worden gedomineerd door Rood of Groen schorpioenmos (fig. 2a t/m 2d). Dit komt overeen met eerder uitgevoerd onderzoek in OostEuropa ( Stechová et al., 2012; Pawlikowski et al., 2013). Ook valt uit de Pconcentraties en N/P ratio s in de vegetatie (fig. 2e & 2f) af te leiden dat standplaatsen met Rood en Groen 160 De Levende Natuur jaargang 116 nummer 4

schorpioenmos worden gekenmerkt door Pbeperking. Op standplaatsen met Geel schorpioenmos is met N/Pwaarden lager dan 13,5 geen sprake van Pbeperking, maar eerder van Nbeperking (Wassen et al., 2005). De Pbeschikbaarheid op standplaatsen met Geel schorpioenmos is hoger dan op standplaatsen met Rood en Groen schorpioenmos. Opvallend is dat de hoge Pconcentraties op plekken met Geel schorpioenmos vaak samen gaan met hoge ijzerconcentraties. Dit is een bevinding die in strijd lijkt met de gangbare theorie, aangezien die uitgaat van lage Pbeschikbaarheid bij veel ijzer (o.a. Geurts et al., 2008). Blijkbaar is een deel van P toch beschikbaar voor de vegetatie, mogelijk als gevolg van een zwakkere binding van P aan ijzerorganische stof complexen. Ecologische interpretatie Waardoor wordt de duidelijke toename van Geel schorpioenmos in Nederland en specifiek in de Mepperdieplanden gestuurd? Is er in de periode van het onderzoek (en de periode ervoor) sprake geweest van verandering van het beheer van het gebied? Is de hydrologie (kwaliteit en/of kwantiteit) veranderd? Is er misschien sprake van invloed van de klimaatverandering? Navraag bij de beheerder (Vereniging Natuurmonumenten) heeft geleerd dat de enige verandering de eerder genoemde hydrologische aanpassingen in 1999 is geweest, waarbij minder voedselrijk water uit de Wieden wordt ingelaten in plaats van het voedselrijke water uit het Meppelerdiep. Sindsdien zijn het beheer en de hydrologie gelijk gebleven. Ook klimaatverandering ligt niet voor de hand, omdat Geel schorpioenmos in Europa verder voornamelijk in Oost en NoordEuropa, onder koelere omstandigheden, voorkomt. Bij verdere opwarming zou hier dan juist een afname worden verwacht. De Meppelerdieplanden zijn nog steeds relatief eutroof, met name door fosfaat. Een bemestingsproef laat zien dat extra toevoeging van P geen effect heeft op de bovengrondse biomassa, maar extra N wel (Cusell et al., 2014). Ook de aanwezigheid van Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata) wijst op relatief eutrofe condities. De toename lijkt eerder een autonoom proces te zijn in geschikte gebieden: een uitbreiding van het areaal en het vullen van nog lege niches; mogelijk mede gestuurd door de positieve hydrologische maatregelen die in veel natuurgebieden worden getroffen. In Nederland vormt Geel schorpioenmos, voor zover bekend, geen sporenkapsels, maar bijvoorbeeld in Scandinavië doet de Fig. 2. Voor Geel, Groen en Rood schorpioenmos de concentraties met standaardfouten (n=12) aan PO 4 in bodemvocht (a), totaalp in de bodem (b), Fe in bodemvocht (c), totaalfe in de bodem (d), totaalp in de vegetatie (e) en de N:P ratio s in de vegetatie als indicatie voor Pbeschikbaarheid (f), waarbij N:P ratio s lager dan 13,5 Nbeperking indiceren en N:P ratio s meer dan 16 Pbeperking. NL=Nederland; Zw=Zweden (naar Mettrop et al., ongepubliceerde data). µmol l 1 1.5 a. PO 4 in bodemvocht mmol m 2 60 b. P tot in bodem µmol l 1 250 c. FE in bodemvocht 200 1.0 40 150 0.5 20 100 50 0.0 NL ZW NL ZW NL ZW 0 NL ZW NL ZW NL ZW 0 NL ZW NL ZW NL ZW mmol m 2 20000 d. FE tot in de bodem g kg 1 2.0 e. P tot in vegetatie g g 1 30 f. N:P ratio in vegetatie 15000 1.5 20 10000 1.0 5000 0.5 10 0 NL ZW NL ZW ZW 0.0 NL ZW NL ZW NL ZW 0 NL ZW NL ZW NL ZW De Levende Natuur juli 2015 161

soort dat wel. De lichte sporen kunnen door de lucht zeker Nederland hebben bereikt (vgl. Bremer, 2007). Bij alle vindplaatsen vindt maaibeheer plaats. Het is heel waarschijnlijk dat stengelfragmenten met de maaimachines verder door het gebied zijn verspreid en daar weer uitgroeien. Na een maaibeurt is dit proces goed zichtbaar. Overal liggen losse mossen. Dit verklaart de toename van de soort binnen de gebieden, maar nog niet de kolonisatie van nieuwe vindplaatsen in Nederland. Hoewel het niet uitgesloten is, is het niet waarschijnlijk dat alle nieuwe gebieden allemaal vanuit sporen zijn gekoloniseerd. Daarvoor liggen de buitenlandse populaties met sporulerende mossen te ver weg. Vanuit de Meppelerdieplanden kunnen de gebieden in de Wieden gekoloniseerd zijn door maaimachines. Die worden immers door dezelfde beheereenheid gemaaid. Dat geldt echter niet voor de Oude Stroom en zeker niet voor De Hel en Breklenkamp die minimaal honderd kilometer verderop liggen en andere beheerders hebben. Over deze verspreidingsvector kan alleen maar gespeculeerd worden. Mogelijk spelen laarzen van ecologen een rol. Beheeradviezen Zoals aangegeven zijn de twee belangrijkste sturende factoren de openheid van de vegetatie en de permanent natte, relatief voedselrijke en ijzerrijke condities. De waterhuishouding moet erop gericht zijn dat de situatie jaarrond zeer nat tot iets geïnundeerd is. De openheid van de vegetatie kan behouden blijven door het maaibeheer zorgvuldig uit te voeren: de vegetatie moet kort de winter ingaan en het afhalen van het maaisel moet zorgvuldig gebeuren. Het zijn vooral de laagten waar Geel schorpioenmos staat waar bij onzorgvuldig beheer soms (veel) maaisel blijft liggen. Verder is continuïteit van belang: dus doorgaan met het huidige hydrologische en maaibeheer. Dat heeft immers bewezen gunstig te zijn voor (de uitbreiding van) Geel schorpioenmos in de Meppelerdieplanden. Literatuur Bremer, P., 2007. The colonisation of former seafloor by ferns. PhDThesis, Wageningen University. Cusell, C., A.M. Kooijman & L.P.M. Lamers, 2014. Nitrogen or phosphorus limitation in rich fens? Edaphic differences explain contrasting results in vegetation development after fertilization. Plant and Soil, ingezonden. Geurts, J.J.M., A.J.P. Smolders, J.T.A Verhoeven, J.G.M. Roelofs & L.P.M. Lamers, 2008. Sediment Fe:PO 4 ratio as a diagnostic and prognostic tool for the restoration of macrophyte biodiversity in fen waters. Freshwater Biology 53: 21012116. Pawlikowski, P., K. Abramczyk & A. Szczepaniuk, 2013. Nitrogen:phosphorus ratio as the main ecological determinant of the differences in the species composition of brownmoss rich fens in northeastern Poland. Preslia 85: 349367. Sparrius, L.B. & M.J. van Tweel, 2005. Meetprotocol Geel schorpioenmos ten behoeve van het Netwerk Ecologische Monitoring. BLWGrapport 2005.03. BLWG, Gouda. Sparrius, L., M. van Tweel & A. van der Pluijm, 2004. Inhaalslag verspreidingsonderzoek, De mossen van de habitatrichtlijn: Geel schorpioenmos en Tonghaarmuts, BLWG rapport 2004.07, BLWG, Gouda. Stechová, T., J. Ku cera & P. Smilauer, 2012. Factors affecting population size and vitality of Hamatocaulis vernicosus (Mitt.) Hedenäs (Calliergonaceae, Musci). Wetlands Ecology and Management 20: 329339. Touw, A. & W.V. Rubers, 1989. De Nederlandse Bladmossen, Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht. Tweel, M. van, 1998. Monitoring OBNprojecten, Onderzoeksrapport 1998. Vereniging Natuurmonumenten, sgraveland. Tweel, M. van, 1999. Monitoring OBNprojecten 1999. Vereniging Natuurmonumenten, sgraveland. Tweel, M. van, 2012. Geel schorpioenmos in de Meppelerdieplanden e.o. In: K.W. van Dort, R. Haveman, J.A.M. Janssen & N.M. van Rooijen (red.). Excursieverslagen 2008. Plantensociologische Kring Nederland, Wageningen. Tweel, M.J. van & L.B. Sparrius, 2007. NEM Meetnet Geel schorpioenmos, Rapportage meetronde 2007. BLWGrapport 2007.02. BLWG, Gouda. Tweel, M.J. van & L.B. Sparrius, 2010. NEM Meetnet Geel schorpioenmos, Rapportage meetronde 2010. BLWGrapport 2010.03. BLWG, Gouda. Tweel, M.J. van & L.B. Sparrius, 2013. NEM Meetnet Geel schorpioenmos, Rapportage meetronde 2013. BLWGrapport 2013.01. BLWG, Gouda. Tweel, M. van & G. van Wirdum, 1999. Scorpidium vernicosum in de Meppelerdieplanden. Buxbaumiella 48: 2123. Wassen, M.J., H. Olde Venterink, E.D. Lapshina & F. Tanneberger, 2005. Endangered plants persist under phosphorus limitation. Nature 437: 547550. Summary Development of Hamatocaulis vernicosus in the Meppelerdieplanden Hamatocaulis vernicosus is an endangered mosspecies and is protected by the European Habitatdirective. Since 1996 the distribution of Hamatocaulis is expanding in The Netherlands and occurs now in six different naturereserves. In 2004, 2007, 2010 en 2013 the species is accurately investigated in the Meppelerdieplanden. This investigation shows that the species has trippled its distribution. Although the environmental conditions for Hamatacaulis have been improved, the expansion can be seen as the filling of empty natural niches. Dankwoord Het onderzoek naar de ontwikkeling van Geel schorpioenmos is gefinancierd in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) door het Ministerie van Economische zaken. Verder willen wij Vereniging Natuurmonumenten bedanken voor de mogelijkheid om deze inventarisatie in de Meppelerdieplanden uit te voeren. Beheerder Arco Lassche willen wij graag bedanken vanwege de inbreng van zijn grote kennis van het terrein en het beheer ervan. Ir. M.J. van Tweel Ecologisch Adviesbureau Van Tweel Kadeneterkamp 44 8014 CA Zwolle melchiorvantweel@hetnet.nl Ir D.J. Bokeloh Vereniging Natuurmonumenten Emmastraat 7 8011 AE Zwolle R. Martens Vereniging Natuurmonumenten Veneweg 253 7946 LV Wanneperveen Dr. A.M. Kooijman, drs. C. Cusell (nu: WitteveenBos), drs I.S. Mettrop, drs T. Neijmeijer Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteemdynamiek, Universiteit van Amsterdam Science Park 904 1090 GE Amsterdam Dr. L.B. Sparrius Bryologische en Lichenologische Werkgroep van de KNNV Beyerd 39 4811 GZ Breda 162 De Levende Natuur jaargang 116 nummer 4