Uw brief van Uw kenmerk Datum 10 september 2008 Farmactec/FZ februari 2009

Vergelijkbare documenten
Uw brief van Uw kenmerk Datum 3 november 2006 Farmatec/P december 2006

Belangrijke Veiligheidsinformatie over prasugrel

Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus EJ DEN HAAG. Datum 13 maart 2015 GVS rapport 15/04 dulaglutide (Trulicity )

Belangrijke Veiligheidsinformatie over EFIENT (prasugrel)

Uw brief van Uw kenmerk Datum 21 januari 2013 Farma februari 2013

Uw brief van Uw kenmerk Datum 9 februari 2007 Farmatec/P maart 2007

ANONIEM BINDEND ADVIES

Uw brief van Uw kenmerk Datum 15 september 2006 GMT/VDG maart 2007

Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus EJ s GRAVENHAGE

Bijlage III Wijzigingen van de samenvattingen van productkenmerken en bijsluiters.

5-jaars Follow-up van de FAME studie

Rivaroxaban toevoegen aan aspirine bij zogezegde secundaire cardiovasculaire preventie?

Educatief materiaal. EFIENT (Prasugrel) Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring.

Combinatietherapie van TARs en NOACs

ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6612 Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer KG 00/758

Nederlanse Samenvatting. Nederlandse Samenvatting

Uw brief van Uw kenmerk Datum 6 april 2007 Farmactec/P juni 2007

Nederlandse samenvatting

Uw brief van Uw kenmerk Datum 21 maart 2008 GMT/VDG juni 2008

Uw brief van Uw kenmerk Datum 11 januari 2008 Farmatec/FZ februari 2008

Nederlandse samenvatting

Antitrombotica. Nederlands Vasculair Forum Melvin Lafeber. AIOS Interne (Vasculaire/Klinische Farmacologie)

CFH-rapport. melatonine (Circadin ), herbeoordeling. Rapport. Vastgesteld in de CFH-vergadering van 15 december 2008

Klinische implicaties van de EVOLVE studie

ANTITROMBOTISCHE BEHANDELING: ENKELE RECENTE PUBLICATIES

Nederlandse Samenvatting

Uw brief van Uw kenmerk Datum 10 oktober 2008 Farmatec/FZ mei 2009

Antistolling bij de oudere patiënt met atriumfibrilleren. Dr Robert G Tieleman Martini Ziekenhuis UMCG

Bijlage II. Wetenschappelijke conclusies en redenen voor de wijziging in de voorwaarden van de vergunningen voor het in de handel brengen

Cerebrovasculaire aandoeningen. Patricia Halkes

Behandeling na een acuut coronair syndroom

Appendix 2. Nederlandse samenvatting. Jeroen Slikkerveer

Maagbescherming bij salicylaat-/coxibgebruik 108

Uw brief van Uw kenmerk Datum 16 april 2009 Farmatec/FZ augustus 2009

Uw brief van Uw kenmerk Datum 10 februari 2011 Farma mei 2011

TAR s: Combinaties, Do s & Don ts

Aanpak van CVA. Robin Lemmens

CVA herseninfarct. Beleid na TIA/ 9 juni J.L.W. Bosboom Neuroloog, OLVG

Uw brief van Uw kenmerk Datum 5 september 2006 Farmatec/P november 2006

Uw brief van Uw kenmerk Datum 9 november 2010 Farma maart 2011

PRO. De afwachtende houding t.o.v. NOACs in Nederland schaadt patiënten

& SAmeNvAttING dankwoord PuBLICAtIeLIJSt CurrICuLum vitae

Informatie verstrekt onder het gezag van het FAGG. Rechtstreekse mededeling aan de Gezondheidszorgbeoefenaars

Bijlage III. Wijzigingen die zijn aangebracht aan relevante delen van de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter

Fluorideapplicaties bij jeugdige verzekerden

Datum 28 augustus 2018 Betreft GVS beoordeling semaglutide (Ozempic ) Onze referentie

TIA/ herseninfarct van spoed- naar ketenzorg

Samenvatting Hoofdstuk 2

Bijlage IV. Wetenschappelijke conclusies

Geneesmiddelen met een therapeutische minderwaarde ten opzichte van andere in het pakket opgenomen behandelmogelijkheden. Hiervan is sprake indien

Chapter 8. Samenvatting en conclusie

Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus EJ DEN HAAG

Citation for published version (APA): Fokkema, M. L. (2013). Outcome after percutaneous coronary intervention Groningen: s.n.

P2Y12-remmer + salicylaat antitrombotisch OF P2Y12-remmer + cumarine/doac OF P2Y12-remmer + salicylaat antitrombotisch + cumarine/doac

De Carotis (halsvaat OK) WJ Schuiling Anja van Schelven

ESSENTIELE GEGEVENS. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek Lijst van hulpstoffen van de SKP.

Hypertensie. Presentatie door G.J. Knot-Veldhuis, verpleegkundig specialist

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Uw brief van Uw kenmerk Datum 6 januari 2006 Farmatec/P april 2006


Bijlage I. Wetenschappelijke conclusies en redenen voor de wijziging van de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen

Diabetes in ACS. Dr. M.A. Brouwer, UMC Nijmegen. No disclosures

Bij de behandeling en begeleiding van CVRM neemt de diëtist als zorgaanbieder binnen de zorgketen de dieetadvisering 1 op zich.

Trombocytenaggregatieremmers spelen een essentiële

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Prehospitale trombolyse niet langer nodig. door Marc de Leeuw

Monitoring antiplatelet therapy in patients undergoing percutaneous coronary intervention. Nicoline J Breet

Bijlage : relevante rubrieken van de bijsluiter die werden herwerkt (de veranderingen in de tekst zijn onderlijnd)

5.3. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden

Uitgevoerd onderzoek in de huisartsenpraktijk

Wijzigingen in de Samenvatting van de Productkenmerken en Bijsluiter, voorgesteld door het Europees Geneesmiddelenbureau

2OnSo^3.5. > Retouradres Postbus 320, 1110 AH Diemen

Samenvatting R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9

Time is brain J.M.P. Rovers, Clinic Allemaal Transmuraal,

Cardiovasculaire medicatie: gezondheidswinst versus valrisico

Gender differences in heart disease. Dr Danny Schoors

Myocard infarct Diagnostiek en transmurale afspraken OLVG regio. dr. Geert-Jan Geersing Huisarts Buitenhof Prof.dr. Freek Verheugt Cardioloog OLVG

Samenvat ting en Conclusies

Behandeling van het acute herseninfarct

Dipyridamol effectief na TIA of herseninfarct

LJN: BN3773,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-gravenhage, / KG ZA

Bloeddrukstreefwaarden bij diabetes mellitus: lager of toch niet? Erik Serné Internist- vasculair geneeskundige

Nieuwe Richtlijn Herseninfarct en Hersenbloeding: wat verandert er in de zorg vanuit neurologisch perspectief?

Cardiologie De nieuwste ontwikkelingen. Dr. S.A.J. van den Broek Thoraxcentrum/Afdeling Cardiologie UMCG

Uw brief van Uw kenmerk Datum 9 oktober 2007 Farmatec/FZ november 2007

InEen/NHG Indicatoren DM-COPD-CVRM

Schrik om het hart! CoRPS. Dr. Annelieke Roest. Promotoren: Peter de Jonge, PhD. Johan Denollet, PhD

Trombocytenaggregatieremmers bij de secundaire preventie na een herseninfarct/tia.

Medicatie bij atherosclerose. Yvette Henstra Verpleegkundig Specialist Vasculaire Geneeskunde OLVG

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Dr. Bart Oris h.-hartziekenhuis Lier

Datum 4 maart 2019 Betreft Rivaroxaban (Xarelto ) uitbreiding nadere voorwaarde Onze referentie

Maagbescherming bij NSAID-gebruik 107

Samenvatting. Aanleiding voor de adviesvraag

NOAC s: New Oral Anticoagulants

Nieuwe guidelines voor preventie. Cardio 2013 Johan Vaes

Datum 23 januari 2019 Betreft GVS beoordeling evolocumab (Repahta ) Onze referentie

Datum 9 mei 2019 Betreft Definitief advies als bedoeld in artikel 114 Zorg verzekeringswet Zaaknummer Onze referentie

CEL Indicatorenset DM

Transcriptie:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus 20350 2500 EJ s-gravenhage Uw brief van Uw kenmerk Datum 10 september 2008 Farmactec/FZ-2877616 5 februari 2009 Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer PAK/29012536 M. van der Graaff (020) 797 8892 Onderwerp CFH-rapport 09/04: clopidogrel (Plavix) Geachte heer Klink, In de brief van 10 september 2008 verzoekt u het College voor zorgverzekeringen (CVZ) te adviseren over de door de fabrikant verzochte uitbreiding van de vergoedingsvoorwaarden voor het product clopidogrel (Plavix). De uitbreiding betreft de hoogrisicopatiënten. Dit zijn patiënten die reeds twee atherothrombotische manifestaties hebben doorgemaakt en waarbij men een volgende wil voorkomen. De Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) heeft deze beoordeling inmiddels afgerond. De overwegingen hierbij treft u aan in het CFH-rapport 09/04 dat als bijlage is toegevoegd. Alhoewel het aannemelijk is dat hoog-risicopatiënten met twee of meer doorgemaakte cardiovasculaire complicaties meer baat kunnen hebben bij clopidogrel (met name combinatietherapie clopidogrel + acetylsalicylzuur) is er vanwege methodologische bezwaren en het ontbreken van gegevens een te grote onzekerheid over de effectiviteit en veiligheid van clopidogrel (al dan niet in combinatie met acetylsalicylzuur) bij hoogrisicopatiënten met ten minste twee doorgemaakte atherosclerotische complicaties (nietacuut ziektebeeld).

2/Pak/29012536 Hierdoor kan geen meerwaarde worden toegekend aan clopidogrel bij deze (sub)populatie. Concluderend adviseren wij u dan ook om de vergoedingsvoorwaarden niet uit te breiden. Hoogachtend, dr. P.C. Hermans Voorzitter Raad van Bestuur

Rapport CFH-rapport 09/04 clopidogrel (Plavix ) vastgesteld in de CFH-vergadering van 26 januari 2009 Uitgave College voor zorgverzekeringen Postbus 320 1110 AH Diemen Fax (020) 797 85 00 E-mail info@cvz.nl Internet www.cvz.nl Volgnummer 28081029 Afdeling Pakket Auteur dr. M. van der Graaff Doorkiesnummer Tel. (020) 797 8892 Bestellingen CFH-rapporten staan op de website (www.cvz.nl).

Inhoud: pag. 1 1. Inleiding 2 2. Herbeoordeling clopidogrel (Plavix ) 2 2.a. Gegevens geneesmiddel 2 2.b. Motivatie 2 2.c. Uitgangspunten 4 2.d. Therapeutische waardebepaling 5 2.d.1. Effectiviteit 6 2.d.2. Bijwerkingen 7 2.d.3. Toepasbaarheid 7 2.d.4. Gebruiksgemak 7 2.d.5. Ervaring 7 2.d.6. Beschouwing 9 2.d.7. Conclusie therapeutische waarde 9 2.d.8. Literatuur Bijlage(n) 1. Brief van de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport d.d. 10 september 2008

1. Inleiding In de brief van 10 september 2008 verzoekt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het College voor zorgverzekeringen uitbreiding van de nadere voorwaarden voor clopidogrel (Plavix ). Clopidogrel is in het GeneesmiddelenVergoedingsSysteem geplaatst op bijlage 1A in cluster 0B01ACDO V met alleen andere clopidogrel-bevattende geneesmiddelen. De huidige nadere voorwaarden van clopidogrel luiden als volgt: Uitsluitend voor een verzekerde die: - na een doorgemaakt myocardinfarct of ischemisch cerebrovasculair accident of bij een vastgestelde perifere arteriële aandoening, niet behandeld kan worden met acetylsalicylzuur vanwege overgevoeligheid voor acetylsalicylzuur of een andere absolute contra-indicatie voor acetylsalicylzuur heeft, of - is aangewezen op het geneesmiddel in combinatie met acetylsalicylzuur bij: een acuut coronair syndroom zonder STsegmentstijging, een acuut coronair syndroom op basis van een acuut myocardinfarct met ST-segmentstijging, of een stentplaatsing in het kader van een niet-acuut coronair syndroom. Aan de clustering en de formulering van de huidige nadere voorwaarden liggen de volgende CFH-rapporten ten grondslag: CFH-rapport 99/05, 07/17 en 04/06 en een notitie van de CFH over clopidogrel bij electieve stentplaatsing. 5,6,7,8 Pagina 1

2. Herbeoordeling clopidogrel (Plavix ) Samenstelling Geregistreerde indicatie 2.a. Gegevens geneesmiddel Clopidogrel (als waterstofsulfaat); tablet 75 mg. Profylaxe van atherotrombotische complicaties na een doorgemaakt myocardinfarct (van enkele dagen tot minder dan 35 dagen), na een doorgemaakt ischemisch cerebrovasculair accident (van 7 dagen tot minder dan 6 maanden) of bij een vastgestelde perifere arteriële aandoening. Acuut coronair syndroom zonder ST-segmentstijging (instabiele angina of myocardinfarct zonder Q-golf), met inbegrip van patiënten die een plaatsing van een stent ondergaan na een percutane coronaire interventie, in combinatie met acetylsalicylzuur (ASA). Acuut myocardinfarct met ST-segmentstijging in combinatie met ASA in medisch behandelde patiënten die geschikt zijn voor trombolytische therapie. Werkingsmechanisme Bloedplaatjesaggregatieremmer die specifiek de ADP-receptor van het bloedplaatje blokkeert. Daardoor wordt de ADPafhankelijke activatie van het GPIIb-IIIa-complex, de belangrijkste receptor voor fibrinogeen op het bloedplaatjesoppervlak, geremd en daarmee de bloedplaatjesaggregatie. De wijziging van de ADP-receptor is irreversibel en de snelheid van het herstel van de normale bloedplaatjesfunctie komt overeen met die waarmee bloedplaatjes worden vernieuwd (± 7 dagen). Claim fabrikant 2.b. Motivatie De fabrikant vraagt om uitbreiding van de nadere voorwaarden genoemd op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. De uitbreiding betreft hoogrisicopatiënten ter preventie van een volgende atherotrombotische complicatie na twee of meer eerder doorgemaakte complicaties. Op grond van gepubliceerde onderzoeksgegevens meent de fabrikant te kunnen stellen dat clopidogrel (al dan niet in combinatie met acetylsalicylzuur) bij deze subgroep van patiënten een therapeutische meerwaarde heeft ten opzichte van acetylsalicylzuur monotherapie. Het gaat hier dus om de toepassing van clopidogrel bij een subgroep van patiënten die vallen onder de geregistreerde indicatie als eerste genoemd onder 2.a. Onderbouwing claim fabrikant 2.c. Uitgangspunten De onderbouwing voor de claim zijn de resultaten van gepubliceerde subgroepanalyses van twee gerandomiseerde, direct vergelijkende fase 3 onderzoeken: het CAPRIE- Pagina 2

onderzoek en het CHARISMA-onderzoek. 1,2 en 3,4 Deze resultaten zijn niet eerder door de CFH beoordeeld. Inclusiecriteria CAPRIE- en CHARISMAonderzoek De onderzoekspopulatie van het CAPRIE-onderzoek bestond uit patiënten met een aangetoonde recente ischemische beroerte, myocardinfarct of perifeer vaatlijden. 1 In het CHARISMA-onderzoek waren hoog-risico patiënten zonder symptomen geïncludeerd of patiënten met symptomen als gevolg van een vastgestelde coronaire aandoening, beroerte (ischemisch, hemorrhagisch) of perifeer vaatlijden. 3 Hoog-risico patiënten zonder symptomen waren patiënten waarbij risicofactoren voor hart- en vaatziekten aanwezig waren zoals diabetes mellitus, diabetische nefropathie, verhoogde systolische bloeddruk, primaire hypercholesterolemie en roken. Eerst zullen de twee oorspronkelijke onderzoeken kort worden besproken. In paragraaf 2.d. zullen vervolgens de opzet en resultaten van de gepubliceerde subgroepanalyses worden behandeld. Resultaten CAPRIEen CHARISMAonderzoek De resultaten van het CAPRIE-onderzoek zijn eerder door de CFH beoordeeld. 5 In dit gerandomiseerde, dubbelblinde, direct vergelijkende onderzoek met 19.185 patiënten werd een klein, maar statistisch significant verschil gevonden tussen clopidogrel (75 mg per dag) en acetylsalicylzuur (325 mg per dag) in het voorkómen van atherosclerotische complicaties (vasculaire sterfte, niet-letale ischemische beroerte of nietletaal hartinfarct). 1 De gemiddelde onderzoeksduur was 1,9 jaar. Per jaar was het eerste optreden van een atherosclerotische complicatie 5,32% voor clopidogrel versus 5,83% voor acetylsalicylzuur. De absolute risicoreductie was dus 0,51% in het voordeel van clopidogrel. De relatieve risicoreductie was 8,7% [95% CI: 0,3 16% met p=0,043]. Een post hoc subgroepanalyse gaf het grootste verschil in effectiviteit aan bij patiënten met perifeer vaatlijden. De frequentie van ernstige bijwerkingen verschilde niet tussen clopidogrel en acetylsalicylzuur (40,4% vs 41,4%). Eveneens verschilde het aantal patiënten (ca 11%) dat de behandeling afbrak op grond van de bijwerkingen niet. Acetylsalicylzuur had meer bijwerkingen op het maagdarmkanaal (misselijkheid, braken, ernstige bloedingen in het maagdarmkanaal), en clopidogrel meer diarree en rash. De in dit onderzoek gebruikte dosering acetylsalicylzuur was echter hoger dan in Nederland gebruikelijk. Verschillende aspecten afwegende kwam de CFH in het betreffende rapport tot de conclusie dat clopidogrel bij deze indicatie therapeutisch gelijkwaardig is aan acetylsalicylzuur. 5 De resultaten van het CHARISMA-onderzoek zijn nog niet eerder door de CFH beoordeeld. In dit gerandomiseerde, dubbelblinde onderzoek werden 15.603 patiënten gerandomiseerd en werd de combinatie clopidogrel (75 mg per dag) + acetylsalicylzuur (75-162 mg per dag) vergeleken Pagina 3

met placebo + acetyl-salicylzuur (monotherapie, 75-162 mg per dag). 3 Een eerste myocardinfarct of beroerte (ischemisch, hemorrhagisch), of overlijden door cardiovasculaire oorzaken trad over de gehele onderzoeksduur op bij 6,8 % voor de combinatietherapie versus 7,3% voor acetylsalicylzuur monotherapie. De absolute risicoreductie was dus 0,5% in het voordeel van de combinatietherapie. De hazard ratio was 0,93 [95% CI: 0,83-1,05, p = 0,22]. Het secundaire eindpunt (een eerste mydocardinfarct, beroerte of overlijden door cardiovasculaire oorzaken, of hospitalisatie in verband met cardiovasculaire gebeurtenissen) was wel statistisch significant met een p-waarde van 0,04. De mediane onderzoeksduur was 2,3 jaar (28 maanden). Een vooraf geplande subgroepanalyse gaf aan dat alleen de symptomatische patiënten een verbetering toonden op de combinatietherapie ten opzichte van acetylsalicylzuur; bij de asymptomatische patiënten was er sprake van een verslechtering. Er was geen statistisch significant verschil in het optreden van ernstige bloedingen (1,7% combinatie versus 1,3% acetylsalicylzuur monotherapie) en intracraniële bloedingen (beide 0,3%). Matig ernstige bloedingen kwamen statistisch significant vaker voor bij gebruik van de combinatie (2,1% versus 1,3%, met relatieve risico 1,62 [95% CI: 1,27-2,10, p < 0,001]. 2.d. Therapeutische waardebepaling Voor de therapeutische waardebepaling van clopidogrel (al dan niet in combinatie met acetylsalicylzuur) bij hoog-risico patiënten met een niet-acuut ziektebeeld (twee of meer eerder doorgemaakte complicaties) worden nu de post hoc subgroep analyses besproken. Beschrijving subgroepanalyses Ringleb et al. onderzochten de uitkomsten van clopidogrel en van acetylsalicylzuur bij een sub-groep van patiënten van het CAPRIE-onderzoek, die naast de (recente) atheroslerotische complicatie waarop inclusie was gebaseerd, ook al eerder een ischemische beroerte of myocardinfarct hadden gehad. 2 Deze eerdere atheroslerotische complicaties zijn gerapporteerd door de patiënten zelf en zijn niet geverifieerd. Het betreft een post hoc subgroepanalyse. De subpopulatie omvatte 4496 patiënten, ca. 23% van de oorspronkelijke CAPRIE onderzoekspopulatie. Van de subpopulatie hadden 2249 patiënten clopidogrel gebruikt en 2247 acetylsalicylzuur (in totaal). Uitgezonderd een klein verschil in etniciteit waren er binnen de subgroep geen verschillen in basis karakteristieken en atherosclerotische risicofactoren tussen de twee groepen. Ongeveer tweederde had eerder een myocardinfarct gehad en eenderde een ischemische beroerte. In de publicatie worden geen gegevens verstrekt over eventuele uitvallers. De inclusiecriteria van de subgroep van patiënten van het CHARISMA-onderzoek waren anders dan die van de subgroep van patiënten van het CAPRIE-onderzoek. 4 Er werden niet Pagina 4

alleen patiënten met een eerder doorgemaakt myocardinfarct of ischemische beroerte in de analyse meegenomen, maar ook patiënten met alleen perifeer vaatlijden. Daarmee komt deze subpopulatie in grote lijnen overeen met de oorspronkelijke populatie van het CAPRIE-onderzoek. Van de oorspronkelijke CHARISMA-onderzoeksgroep werd uiteindelijk 61% (9.478 patiënten) in de subgroepanalyse meegenomen. Hiervan hadden 4.735 patiënten de combinatie clopidogrel en acetylsalicylzuur gebruikt en 4.743 patiënten acetylsalicylzuur monotherapie. De basis karakteristieken en relevante comedicatie tussen deze twee groepen waren niet verschillend, uitgezonderd het gebruik van nitraten (iets minder in de groep met combinatietherapie). Ongeveer 40% had eerder een myocardinfarct doorgemaakt, 34% een ischemische beroerte en 30% perifeer vaatlijden. In de publicatie worden geen gegevens verstrekt over eventuele uitvallers. Het betreft ook bij deze analyse een post hoc subgroepanalyse. In het CHARISMA-onderzoek waren maar relatief weinig patiënten geïncludeerd met ten minste twee doorgemaakte atherosclerotische complicaties (ischemische beroerte, myocardinfarct of perifeer vaatlijden), namelijk 443 patiënten overeenkomend met ca. 5% van de subgroep populatie en ca. 3% van de oorspronkelijke populatie. In de publicatie worden geen gegevens verstrekt over verschillen in basiskarakteristieken of eventuele uitvallers tussen de twee onderzoeksarmen binnen deze sub-subgroep. Resultaten van de subgroepanalyses 2.d.1. Effectiviteit CAPRIE-subgroep: Voor de analyse waren twee eindpunten gedefinieerd. Eén kwam overeen met het primaire eindpunt van het oorspronkelijke onderzoek. Het andere eindpunt is een nieuw geformuleerd eindpunt. De uitkomsten zijn respectievelijk de volgende: 1. Per jaar was het eerste optreden van een atherosclerotische complicatie (vasculaire sterfte, nietletale ischemische beroerte of niet-letaal hartinfarct) 8,8% voor clopidogrel versus 10,2% voor acetylsalicylzuur. De absolute risicoreductie is daarmee 1,4% [95% CI: - 0,3 3,0%] in het voordeel van clopidogrel. Per 3 jaar zijn de uitkomsten 20,4% voor clopidogrel versus 23,8% voor acetylsalicylzuur met een absolute risicoreductie van 3,4% [95%CI: -0,2 7,0%]. De relatieve risicoreductie was 14,9 % [95% CI: 0,3 27,3%, p = 0,045]. 2. Voor het andere eindpunt (niet-letale ischemische beroerte, niet-letaal hartinfarct of rehospitalisatie voor ischemie) waren de uitkomsten: per 1 jaar 16,1% voor clopidogrel versus 18,5% voor acetylsalicylzuur met een absolute risicoreductie van 2,4% [95%CI: 0,3-4,6%], en per 3 jaar respectievelijk 32,7% versus 36,6% [95%CI: -0,4 8,1%]. De relatieve risicoreductie was 12,0 % [95%, CI: 0,6 22,1, p = 0,039]. Pagina 5

CHARISMA-subgroep: Het eerste optreden van myocardinfarct, beroerte (ischemisch, hemorrhagisch) of overlijden door cardiovasculaire oorzaken (primair eindpunt) trad over de gehele onderzoeksduur van 2,3 jaar op bij 7,3% voor de combinatietherapie versus 8,8% voor acetylsalicylzuur monotherapie. De absolute risicoreductie is hiermee 1,5% in het voordeel van de combinatietherapie; de hazard ratio is: 0,83 [95% CI: 0,72-0,96 met p= 0,01]. Subgroep van de CHARISMA-subgroep (ten minste twee doorgemaakte atherosclerotische complicaties): Bij de analyse over de relatief kleine subgroep van patiënten met twee of meer doorgemaakte atherosclerotische complicaties waren de waarden voor het primaire eindpunt 10,6% voor de combinatie therapie versus 18,5% voor acetylsalicylzuur monotherapie. De absolute risicoreductie is 7,9%. De hazard ratio hierbij is 0,55 [95% CI: 0,33-0,91, p = 0,018]. Resultaten van de subgroepanalyses 2.d.2. Bijwerkingen Van het meeste belang is het optreden van ernstige en matig ernstige bloedingen (gedefinieerd volgens de GUSTO criteria). CAPRIE-subgroepanalyse Bij de subgroepanalyse van het CAPRIE-onderzoek is niet gekeken naar eventuele verschillen in het optreden van bijwerkingen en waren er dus geen safety eindpunten. De fabrikant heeft op aanvraag veiligheidsgegevens verstrekt. Op het oog lijken de bijwerkingen tussen de hoog-risico patiënten en de algehele CAPRIE-populatie vergelijkbaar. De bloedingen waren niet gedefinieerd volgens de GUSTO-criteria zoals bij het CHARISMA-onderzoek. Ernstige bloedingen kwamen bij de oorspronkelijke populatie bij clopidogrel 1,4% voor en bij acetylsalicylzuur 1,6%; voor de hoog-risico patiënten waren de percentages bij zowel clopidogrel als acetylsalicylzuur 1,5%. Intracraniële bloedingen kwamen bij de oorspronkelijke populatie bij clopidogrel 0,3% voor en bij acetylsalicylzuur 0,4%; voor de hoog-risico patiënten waren de percentages bij clopidogrel 0,5% en bij acetylsalicylzuur 0,3%. De verschillen tussen de oorspronkelijke populatie en de hoogrisico patiënten waren niet statistisch significant. De veiligheid was echter geen klinisch eindpunt.charisma-subgroep In de subgroepanalyse van het CHARISMA-onderzoek was het optreden van ernstige bloedingen een primair safety eindpunt en het optreden van matig ernstige bloedingen een secundair safety eindpunt. Over de gehele onderzoeksperiode en de gehele subpopulatie was er geen verschil in het optreden van ernstige bloedingen: 1,7% voor de combinatietherapie versus 1,5% voor acetylsalicylzuur monotherapie, met hazard ratio 1,11 [95% CI, Pagina 6

0,81-1,54, p = 0,509]. De uitkomsten voor het optreden van matig ernstige bloedingen waren: 2,0% voor de combinatietherapie versus 1,3% voor acetylsalicylzuur monotherapie, met hazard ratio 1,60 [95% CI, 1,16-2,20, p = 0,004]. Subgroep van de CHARISMA-subgroep (ten minste twee doorgemaakte atherosclerotische complicaties) Er worden geen gegevens verstrekt over de uitkomsten bij de populatie van van patiënten met twee of meer doorgemaakte atherosclerotische voorvallen (443 patiënten). 2.d.3. Toepasbaarheid Van belang voor de toepasbaarheid zijn vooral de contraindicaties, het interactieprofiel en het gebruik door ouderen. Acetylsalicylzuur heeft wat meer contra-indicaties. Verschillen ten opzichte van clopidogrel zijn ernstige nierinsufficiëntie, overgevoeligheid voor salicylzuurderivaten, en maagklachten of maagpijn bij eerder gebruik. Acetylsalicylzuur heeft ten opzichte van clopidogrel nog additionele interactierisico s met insuline, orale bloedglucoseverlagende middelen en met methotrexaat. In combinatie met de laatste is er een vergroot risico van ernstige bloedbeeldafwijkingen. De meeste interacties zijn onder controle te houden door goede controle of verandering van comedicatie. Zowel acetylsalicylzuur als clopidogrel kunnen worden toegepast bij ouderen. Conclusie: In grote lijnen is de toepasbaarheid van clopidogrel en acetylsalicylzuur vergelijkbaar. 2.d.4. Gebruiksgemak Beide geneesmiddelen worden oraal eenmaal per dag ingenomen. Conclusie: het gebruiksgemak tussen clopidogrel en acetylsalicylzuur is vergelijkbaar. 2.d.5. Ervaring Zowel met clopidogrel als met acetylsalicylzuur is inmiddels meer dan 10 jaar wereldwijd ervaring opgedaan. Conclusie: met beide geneesmiddelen is ruime ervaring opgedaan. 2.d.6. Beschouwing De absolute- en de relatieve risicoreducties zijn alle in de hoog-risico populaties (ten minste twee doorgemaakte atherosclerotische complicaties) groter dan in de oorspronkelijke populaties. De geconstateerde verschillen tussen de onderzoeksarmen lijken klinisch relevant. Hieruit zou de conclusie kunnen worden getrokken dat toepassing Pagina 7

van clopidogrel al dan niet in combinatie bij patiënten met ten minste twee doorgemaakte atherosclerotische complicaties een toegevoegde waarde heeft. Bij de analyses van de CAPRIE-subgroep en de subgroep van de CHARISMA-subroep zijn echter een aantal kanttekeningen te plaatsen. Bij beide analyses betreft het een post hoc analyse van een niet vooraf gedefinieerde subgroep. Omdat bij dergelijke analyses vaak sprake is van een powerprobleem kunnen de uitkomsten een toevalstreffer zijn, zeker indien de p-waarde niet duidelijk significant is. Bij beide relevante analyses zijn de gevonden statistische significante verschillen klein. De absolute risicoreducties zijn niet statistisch significant. Deze worden wel statistisch significant indien de rehospitalisaties in het gecombineerde eindpunt worden meegenomen. Het is echter ongewoon om bij een subgroep analyse ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoek een nieuw (primair) samengesteld eindpunt te formuleren; de bewijskracht ervan is meestal gering. Er is veel onzekerheid over de conclusies die kunnen worden getrokken uit een statistisch significant postief verschil ten aanzien van het primaire eindpunt van effectiviteit van een (post hoc) subgroepanalyse terwijl het verschil ten aanzien van hetzelfde eindpunt in het oorspronkelijke onderzoek niet statistisch significant is (CHARISMA-onderzoek). Er zijn geen statistische interactie testen voor subgroepanalyses uitgevoerd, waardoor de uitkomsten minder goed zijn te interpreteren. Er ontbreken gegevens over de basiskarakteristieken tussen onderzoeksarmen (subgroep van de CHARISMA-subroep) en over de uitvallers. Er ontbreken veiligheidsgegevens bij de analyse van de subgroep van de CHARISMA-subroep. De auteurs van de twee publicaties geven zelf aan dat de bevindingen van de subgroepanalyses in nieuwe onderzoeken zouden moeten worden bevestigd. Bij de gegevens van het CHARISMA-onderzoek gaat het bovendien nog om een subgroepanalyse van de subgroep. De twee subgroepanalyses kunnen niet gezien worden als elkaars bevestiging omdat de interventies tussen de twee onderzoeken verschillen (monotherapie vs monotherapie en combinatietherapie vs monotherapie) evenals de dosering acetylsalicylzuur (325 mg vs 75-162 mg per dag).het is niet bewezen dat er verschillen zijn in het optreden van ernstige bloedingen tussen clopidogrel en acetylsalicylzuur bij patiënten met twee of meer cardiovasculaire voorvallen. Er zijn geen veiligheidsgegevens beschikbaar over het gebruik van de combinatietherapie bij deze patiënten. Pagina 8

2.d.7. Conclusie therapeutische waarde Alhoewel het aannemelijk is dat hoog-risicopatiënten met twee of meer doorgemaakte cardiovasculaire complicaties meer baat kunnen hebben bij clopidogrel (met name combinatietherapie clopidogrel + acetylsalicylzuur) is er vanwege methodologische bezwaren en het ontbreken van gegevens een te grote onzekerheid over de effectiveit en veiligheid van clopidogrel (al dan niet in combinatie met acetylsalicylzuur) bij hoog-risico patiënten met ten minste twee doorgemaakte atherosclerotische complicaties (niet-acuut ziektebeeld). Hierdoor kan geen meerwaarde worden toegekend aan clopidogrel bij deze (sub)populatie. 2.d.8. Literatuur 1 CAPRIE Steering Committee. A randomised, blinded, trial of clopidogrel versus aspirin in patients at risk of ischaemic events (CAPRIE). Lancet 1996; 348: 1329-39 2 Ringleb PA, Bhatt DL, Hirsch AT et al. Benefit of clopidogrel over aspirin is amplified in patients with a history of ischemic events. Stroke 2004; 35: 528-32 3 Bhatt DL, Fox KAA, Hacke W et al. Clopidogrel and aspirin versus aspirin alone for the prevention of atherothrombotic events. N Engl J Med 2006; 354: 1706-17 4 Bhatt DL, Flather MD, Hacke W et al. Patients with prior myocardial infarction, stroke, or symptomatic peripheral arterial disease in the CHARISMA trial. J Am Coll Cardiol 2007; 49: 1982-8 5 College voor zorgverzekeringen. Clopidogrel (Plavix ), ferrioxidesaccharaat (Venofer ), Lactulose granulaat (Legendal ). CFH-rapport 99/05. CVZ, Amstelveen; december 1999 6 College voor zorgverzekeringen. Clopidogrel (Plavix ), herbeoordeling. CFH-rapport 04/06. CVZ, Diemen; maart 2004 7 College voor zorgverzekeringen. Clopidogrel (Plavix ). CFHrapport 07/17. CVZ, Diemen; mei 2007 8 College voor zorgverzekeringen. Clopidogrel bij stentplaatsing, Notitie. CVZ, Diemen; maart 2007, www.cvz.nl 9 Assmann SF, Pocock SJ, Enos LE et al. Subgroup analysis and other (mis)uses of baseline data in clinical trials. Lancet 2000; 355: 1064-9 Pagina 9

De Voorzitter van de Commissie Farmaceutische Hulp Prof. dr. J.H.M. Schellens De Secretaris van de Commissie Farmaceutische Hulp Dr. M. van der Graaff Pagina 10