Kansen en risico s voor habitattypen in Nederlandse Natura 2000-gebieden

Vergelijkbare documenten
Natura essentietabellen Leeswijzer

Natura 2000-gebied 69 Bruuk

Handreiking bij de omvorming van voormalige landbouwgronden naar natuur

Natura 2000-gebied 48 - Lemselermaten

Veenvorming in beekdalen. Veldwerkplaats: Drentse Aa, 15 juni 2009 Willem Molenaar / Camiel Aggenbach

Natura 2000-gebied 54 - Witte Veen

Natura 2000 gebied 44 - Borkeld

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Natura 2000-gebied 96 - Coepelduynen

Natura 2000-gebied 80 - Groot Zandbrink

Naar herstel van beekdalvenen: tussenstand van het onderzoek en de praktijk

Natuurherstel: van standplaats naar landschap

Natura 2000-gebied 55 - Aamsveen

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Natura 2000-gebied 9 - Groote Wielen

De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud

Natura 2000-gebied 43 - Wierdense veld

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

Natura 2000-gebied 71 Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

Natura 2000-gebied 37 - Olde Maten & Veerslootslanden

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Natura 2000-gebied 47 - Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

Natura 2000-gebied 65 Binnenveld

Voorbij natuurherstel volgens het doelenboekje. Rienk-Jan Bijlsma

Natura 2000-gebied 104 Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

Natura 2000-gebied 66 - Uiterwaarden Neder-Rijn

André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats.

Herstel van natte schraallanden op minerale gronden

Natura 2000-gebied 70 Zuider Lingedijk & Diefdijk Zuid

Natura 2000-gebied 41 - Boetelerveld

Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen &

Natura 2000 in Nederland en Vlaanderen: goed op weg naar duurzame instandhouding?

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

- Sint Jansberg: ligt voor het grootste deel buiten het projectgebied en daarnaast is er geen oppervlaktewater aanwezig.

Natura 2000-gebied 117 Manteling van Walcheren

Natura 2000-gebied 84 - Duinen Den Helder Callantsoog

Natura 2000-gebied 61 - Korenburgerveen

De dynamiek van vennen in schijnspiegelsystemen

Gebiedswijzer De Bruuk

Natura 2000-gebied 57 - Veluwe

Natura 2000-gebied 68 - Uiterwaarden Waal

Is herstel hoogvenen succesvol? Bart van Tooren. Bjørn van den Boom, Senior beleidsmedewerker Natuurbeheer

Gagel-en wilgenstruwelen

Natuurherstel in Duinvalleien

Natura 2000-gebied 18 - Rottige Meenthe & Brandemeer

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Alkalisch laagveen (H7230) Verkorte naam: Kalkmoerassen

FACTSHEET BEHEER TERRESTRISCHE EN AQUATISCHE ECOSYSTEMEN

Herstel van de hydrologie in natuurgebieden HANHART CONSULT

Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Eu-Molinion) (H6410) Verkorte naam: Blauwgraslanden

Het hydro-ecologisch functioneren van Teut en Tenhaagdoornheide

Natura 2000-gebied 51 - Lonnekermeer

Natura 2000-gebied 42 - Sallandse Heuvelrug

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Veldwerkplaats vochtige bossen

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 doelendocument - hoofddocument. Ministerie van LNV, juni 2006

Systeemanalyse Volther-Agelerbroek

Effecten van vernatting en maaibeheer op grondwatergevoede venen

Natuur in het Friese veengebied van de toekomst. Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek

Herstel van Blauwgraslanden in de Bruuk bij Nijmegen

Natura 2000-gebied 13 - Alde Feanen

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties

Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Natura 2000-gebied Groote Peel

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) (H6410) Verkorte naam: Blauwgraslanden. 1. Status: 2.

Natura 2000-gebied 60 - Stelkampsveld

Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

Natura 2000-ontwerpbeheerplan Elperstroom (28) Datum Juni 2016 Status Ontwerpbeheerplan

Woensdag 3 september: Vennen in een veranderend klimaat

Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Programma

Gebiedswijzer Wierdense Veld

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie.

Natura 2000-gebied Sarsven en De Banen

Additionele kosten en sociaal-economische gevolgen van Natura 2000 Een quick scan

Onderzoek hydrologie, biochemie en maaibeheer beekdalvenen

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natura 2000-gebied Regte Heide & Riels Laag

Natura 2000-gebied 82 - Uiterwaarden Lek

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Natura 2000 gebied 87 Noordhollands Duinreservaat

Groenknolorchis op de kaart. Baudewijn Odé & Anne Bolier

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

Referentiewaarden grondwaterpeilen grondwaterafhankelijke habitats volgens dataset van NICHE

Natura 2000-gebied 50 Landgoederen Oldenzaal

Oppervlaktewater in Nederland

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Natura 2000 gebied Savelsbos

Strategie kiezen bij omvorming van voormalige landbouwgronden naar schrale natuur

Natura 2000-gebied 147 Leudal

Natura 2000-gebied Duinen Goeree & Kwade hoek

Nieuw leven in het veen. Titia Zonneveld & Bing Jap Laagveensymposium 30 mei 2018

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

Natura 2000-gebied 3 - Duinen Vlieland

Transcriptie:

Camiel Aggenbach, Nico de Vries, Marion Pelk, Mark Jalink & Piet Schipper Kansen en risico s voor habitattypen in Nederlandse Natura -gebieden Voor een groot deel van de grond- en oppervlaktewaterafhankelijke habitattypen (96%) zijn in het kader van Natura op landelijk niveau verbeteropgaven geformuleerd. Op gebiedsniveau is het duurzaam voortbestaan in belangrijke mate afhankelijk van de waterhuishouding én milieucondities. Op basis van beschikbare informatie en expertise van water- en terreinbeheerders is een kansen- en risicoanalyse uitgevoerd. Deze bijdrage gaat in op de resultaten van deze analyse en de betekenis voor de Natura - beheerplannen en de stroomgebiedsplannen voor de Kaderrichtlijn Water. Strategisch lokaliseren van behoud- en verbeteropgaven Om de landelijke instandhoudingsdoelen te realiseren, is een grote herstelinspanning nodig. Voor 16 van de 28 min of meer zoete waterafhankelijke habitattypen is Nederland van zeer groot belang in EU-verband (Schaminée & Janssen, dit nummer: 233-237) en tegelijkertijd geldt dat van deze habitattypen 14 (5%) in een matig ongunstige en 12 (43%) zeer ongunstige staat van instandhouding verkeren (Ministerie van LNV, 6a+b). Een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau kan voor de meeste van deze habitattypen alleen bereikt worden door in de Natura -gebieden voor het habitattype uitbreiding van oppervlakte en/of verbetering van kwaliteit na te streven. Sommige gebieden hebben uitsluitend een behoudopgave. Van de andere gebieden kan niet elk gebied een even grote bijdrage aan de verbeteropgave leveren. Daarbij verschilt de inspanning tussen gebieden om een vergelijkbaar resultaat te bereiken. Van belang is daarom de gebiedsdoelen slim toe te kennen door verbeterdoelen daar te lokaliseren waar daadwerkelijk potenties voor herstel aanwezig zijn. Daarvoor is antwoord op een aantal vragen betreffende verbetermogelijkheden nodig, zoals: waar is sterke uitbreiding van oppervlakte mogelijk, kan landelijke verbeteropgave van een habitattype alleen bereikt worden door kleine uitbreidingen in meerdere gebieden of in welke gebieden kan de kwaliteit van een habitattype duurzaam worden behouden? Verbetering en vaak ook behoud vergen ingrepen in en rond de Natura -gebieden. Vanuit het oogpunt van dit strategisch lokaliseren betekent dat verbeteropgaven het best worden gelegd daar waar ecologische potentie aanwezig is én tevens de inspan- ning relatief klein is. Om hierover uitspraken te kunnen doen, heeft het ministerie van LNV Kiwa Water Research samen met EGGconsult gevraagd een analyse uit te voeren waarin de kansen en knelpunten voor habitattypen in Natura -gebieden in beeld worden gebracht (Aggenbach, 6). Deze studie is gericht op zoete tot enigszins brakke, waterafhankelijk habitattypen in 113 Habitatrichtlijngebieden. Ook is gekeken naar de benodigde maatregelen, zowel binnen als buiten de Natura -gebieden. De kansen- en risico-analyse is als een quick scan-studie uitgewerkt. De reden voor deze aanpak was de korte looptijd van het onderzoek, het grote aantal gebieden en de grote omvang van een aantal gebieden. Er is alleen gebruik gemaakt van toegankelijke informatie bij terreinbeheerders (gebiedskennis, terreingegevens), in publicaties (rapporten, artikelen, kaarten enz.) en op internet. Tevens is gebruik gemaakt van gebiedskennis en biotische en abiotische proceskennis van de onderzoekers die de analyses hebben uitgevoerd. In juli 6 is een update uitgevoerd, waarbij dankbaar gebruik is gemaakt van informatie van organisaties die hebben gereageerd tijdens de informele inspraakronde op de Natura -gebiedsdoelen in het voorjaar 5. Voor de meeste gebieden is op basis van deze aanpak een scherp beeld verkregen van verbeterpotenties voor habitattypen, knelpunten voor habitatdoelen en mogelijke maatregelen om die knelpunten op te lossen. De kennislacunes die samenhangen met een quick scan aanpak zijn zo goed mogelijk benoemd. De conclusies zijn samengevat in tabelvorm (Aggenbach, 6). Voor elk geanalyseerd Natura -gebied wordt in de loop van 7 ook een onder- bouwend achtergronddocument gepubliceerd (http://www.minlnv.nl/natura). Kader 1 geeft een voorbeeld van de resultaten van de analyse van een Natura - gebied. Verbetermogelijkheden voor habitattypen op gebiedsniveau In het proces waarmee de doelen op gebiedsniveau zijn vastgesteld zijn verbeterdoelen in gebieden gelegd waar de grootste hydrologische potenties aanwezig zijn. Hieronder wordt een en ander nader toegelicht voor het habitattype H641 Blauwgraslanden; een habitattype waarvoor Nederland van zeer groot belang is binnen de EU (Schaminée & Janssen, dit nummer). Dit habitattype omvat in goed ontwikkelde vorm de vegetatietypen Blauwgrasland (Cirsio- Molinietum) en schrale vormen van Veldrusschraalland (Crepido-Juncetum acutiflori). In matig ontwikkelde vorm betreft het een aantal rompgemeenschappen van het Verbond van Biezeknoppen en Pijpestrootje (Junco- Molinion) en de Klasse der matig voedselrijke graslanden (Molinio-Arrhenatheretea). De associatie Blauwgrasland komt momenteel met minder dan 3 ha voor, waarvan 8% binnen de Natura -gebieden (Ministerie van LNV, 6b). Dit is een zeer beperkte hoeveelheid van de 1-duizende hectares die in de 19e eeuw voorkwamen. Met het oog op de ecologische variatie binnen het habitattype (Jansen et al., ), de gewenste geografische spreiding en risicospreiding is er voor gekozen om in alle gebieden waar het habitattype H641 Blauwgraslanden voorkomt minimaal naar behoud van oppervlakte en huidige kwaliteit te streven (Ministerie van LNV, 6a). Omdat het habitattype tegenwoordig versnipperd voorkomt met veelal kleine oppervlakten, is voor een relatief groot aantal Natura -gebieden () een doel voor dit habitattype is geformuleerd. De verbeterdoelen zijn toegekend aan de gebieden met de beste potenties c.q. meest kansrijke locaties. Hoewel het habitattype Blauwgraslanden in meerdere Natura -landschappen voorkomt, biedt het Beekdalenlandschap de beste potenties voor herstel. Zes gebieden hebben daar zeer hoge potenties waarbij een sterke uitbreiding van oppervlakte met 228 De Levende Natuur - jaargang 18 - nummer 6

Veldrusschraalland met Gevlekte orchis (Orchis maculata) in Natura -gebied De Bruuk is onderdeel van habitattype H641 Blauwgraslanden. Het Natura -gebied levert een zeer belangrijke bijdrage aan het landelijke instandhoudingsdoel van dit habitattype wegens het huidige grote oppervlakte en de hoge kwaliteit. Met externe maatregelen in de waterhuishouding en intern herstelbeheer kan het gebied sterk bijdragen aan het landelijke verbeterdoel (foto: Marlies Tolman). de goed ontwikkelde associatie Blauwgrasland mogelijk is. Het betreft gebieden met kalk ondiep in de ondergrond in combinatie met kwel en gebieden met een sterke overdruk vanuit een groot regionaal grondwatersysteem. Vijf andere beekdalgebieden hebben een hoge potentie voor uitbreiding van oppervlakte en/of verbetering van de kwaliteit. Zoals in het Natura -doelendocument is aangegeven, is vooralsnog afgezien van de mogelijkheden die het Natura - gebied Gelderse Vallei biedt om daar tot een substantiële uitbreiding van oppervlakte te komen. In het kader van de geplande evaluatie in 15 zal nadrukkelijk worden bezien of uitbreiding op deze kansrijke locatie alsnog nodig is. Dit zal afhankelijk zijn van de resultaten die in andere gebieden worden bereikt ten aanzien van uitbreiding van oppervlakte en verbetering van kwaliteit (Pelk et al., dit nummer: 222-227). Binnen het Natura -landschap Hogere zandgronden hebben twee gebieden hoge potenties voor herstel. Gezien de aard van de kleinschalige patronen (kleine natte laagtes in heidegebieden) liggen hier mogelijkheden voor beperkte uitbreiding van de oppervlakte en voor verbetering van de kwaliteit. In de meeste Natura -gebieden van het landschap Meren en Moerassen staat het habitattype H641 Blauwgrasland er slecht voor. De herstelpotenties zijn meestal laag of matig. Bij matige potenties is geringe uitbreiding van de oppervlakte of enige verbetering van de kwaliteit mogelijk. Ervaringen met effectgerichte herstelmaatregelen (OBN) hebben de afgelopen 15 jaar laten zien dat herstel in beperkte mate optreedt (Beltman & Barendregt, 7; Grootjans et al., 7). Herstel op veenbodems zonder kleidek is moeilijk. Blauwgrasland op legakkers en oude verlandingen in petgaten verzuren verder en zijn zonder inundatie met schoon, basenrijk oppervlaktewater op de lange termijn niet te behouden. Wel is op de lange termijn nieuwvorming mogelijk door nieuwe petgaten te graven en te laten verlanden. Blauwgrasland in polders waar de toplaag van de bodem uit klei of kleiig veen bestaat bieden een beter perspectief. Zo Kader 1. Kansen en risico s in Natura -gebied de Lemselermaten Belangrijk gebied voor het Natura -landschap Beekdalen De Lemselermaten is een beekdalgebied aan de voet van de stuwwal van Oldenzaal. De lage beekdalgronden van de Lemselermaten worden gevoed door basenrijk grondwater dat afkomstig is uit het watervoerende pakket van 1 tot 15 m dikte boven een slecht-doorlatende laag van keileem en Tertiaire klei. Dit pakket is vanaf enkele meters onder maaiveld kalkhoudend. Het gebied levert momenteel een zeer grote landelijke bijdrage aan het voorkomen van habitattype H723 Kalkmoerassen vanwege de bijzondere kwaliteit. Het voorkomen van habitattype H723 Kalkmoerassen hangt samen met natte, basenrijke condities die in stand worden gehouden door kwel van basenrijk grondwater. Lokaal is afgelopen 15 jaar herstel opgetreden van dit habitattype door interne maatregelen (Jansen et al., 7). Het habitattype H723 Kalkmoerassen en vooral ook de basenrijke variant van H71 Overgangs- en trilvenen zijn desondanks sterk achteruit gegaan door verdroging (te lage zomergrondwaterstanden) en interne eutrofiëring door verdroging en toestroming van sulfaatrijk grondwater. Daarnaast zijn beide habitattypen ook achteruitgegaan door successie naar broekbos als gevolg van het staken van het oude hooilandbeheer. Als gevolg van de voortschrijdende achteruitgang van H71 Overgangs- en trilvenen hebben maatregelen om deze knelpunten op te lossen een hoge urgentie. In het Natura -Doelendocument is hiervoor een sence of urgency geformuleerd (Ministerie van LNV, 6a). Kansen voor herstel op korte en langere termijn In delen met weinig organische stof in de bodem zijn de herstel-potenties voor habitattype H723 Kalkmoerassen op korte termijn zeer groot (sterke uitbreiding oppervlakte) door het plaggen van natte tot zeer natte locaties met kwel van basenrijk grondwater. Dit herstel kan ook plaatsvinden door omvorming van broekbos naar hooiland. Door opbouw van organische stof kunnen deze locaties (deels) op de langere duur voedselrijker worden als gevolg van interne eutrofiëring door toestroming van sulfaatrijk grondwater uit de omgeving. Voor duurzaam herstel is het daarom noodzakelijk om snel de bemesting van het intrekgebied te beëindigen of sterk te verminderen. Herstel van habitattype H71 Overgangs- en trilvenen is op lokale schaal mogelijk wanneer de hydrologie wordt hersteld en het grondwater weer schoon wordt. Voor hydrologisch herstel moeten de lokale beken worden verondiept en ontwatering in het intrekgebied worden verminderd. Deze maatregelen hebben hoge urgentie, omdat daarmee ook de achteruitgang van H71 Overgangs- en trilvenen wordt geremd. Mogelijk zijn ook aanpassingen in de regionale waterhuishouding en grondwaterwinning nodig. Nadat herstel van de grondwaterkwaliteit is opgetreden kan lokaal herstelbeheer worden uitgevoerd (kappen en plaggen van Elzenbroek). Omdat herstel van de grondwaterkwaliteit lang duurt, zijn op korte termijn overlevingsmaatregelen nodig voor trilveensoorten. Zulke maatregelen kunnen goed worden gecombineerd met bovengenoemde maatregelen voor verbetering van H723 Kalkmoerassen. Door de aanwezigheid van restpopulaties van trilveensoorten en de herstelbaarheid van de hydrologie zijn de potenties goed. De Levende Natuur - november 7 229

percentage Natura -gebieden 1 percentage Natura -gebieden Fig. 1. De tien meest voorkomende knelpunten in de abiotiek van habitattypen op basis van 113 geanalyseerde Natura - gebieden. 1 8 6 Verdroging door ontwatering buiten Natura -gebied Verdroging door ontwatering binnen Natura -gebied 1 8 6 8 6 Hoogveenlandschap (11) Beekdalen (21) Heuvelland (5) Hogere zandgronden (17) Duinen (16) Meren en moerassen (19) Rivieren (14) Fig. 2. Aandeel Natura -gebieden met verdroging door ontwatering buiten het Natura -gebied en met verdroging door ontwatering binnen het Natura -gebied per Natura -landschap. Getallen tussen haakjes betreft het aantal Natura -gebieden. verdroging door ontwatering eutrofiëring via opp.water verzuring door ontwatering eutrofiëring via (voorm.) bemesting intern eutrofiëring door (voorm.) verdroging verdroging door verbossing intern eutrofiëring via grondwater verdroging door grondwateronttrekking verzuring door grondwateronttrekking star of omgekeerd opp.waterpeil onbekend of knelpunt optreedt/omvang knelpunt onduidelijk klein knelpunt groot knelpunt 1 8 6 1 8 6 Eutrofiëring via grondwater door bemesting buiten Natura -gebied Eutrofiëring via grondwater door bemesting binnen Natura -gebied Heuvelland (5) Beekdalen (21) Hogere zandgronden (17) Hoogveenlandschap (11) Duinen (16) Rivieren (14) Meren en moerassen (19) Fig. 3. Aandeel Natura -gebieden met eutrofiëring door toestroming van nutriëntenrijk grondwater door bemesting buiten het Natura -gebied en door toestroming van nutriëntenrijk grondwater door bemesting binnen het Natura -gebied per Natura - landschap. Getallen tussen haakjes betreft het aantal Natura- gebieden. zijn in het polderdeel van Natura - gebied Zouweboezem goede potenties voor sterke uitbreiding van de oppervlakte en is recent herstel opgetreden. Hoewel de uitbreidingsmogelijkheden meestal relatief laag zijn, is het voorkomen van blauwgrasland in het landschap Meren en Moerassen van belang vanwege de ecologische variatie en door het voorkomen van bijzondere soorten als Melkviooltje (Viola stagnina) en Knotszegge (Carex buxbaumii). Goed ontwikkelde vormen van het habitattype H641 Blauwgraslanden kwamen ook voor in de binnenduinrand. In twee gebieden, Texel en Schiermonnikoog, zijn hoge potenties aanwezig voor herstel. Hier zijn door het optreden van sterke kwel van basenrijk grondwater aan de rand van de zoetwaterbel fraaie gradiënten te ontwikkelen met het habitattype H623 Heischrale graslanden. Abiotische knelpunten In de studie is een breed scala van knelpunten geconstateerd; een top tien van knelpunten is weergegeven in figuur 1. Knelpunten met een hoog percentage van de gebieden waar het knelpunt groot is, zijn verdroging door ontwatering, eutrofiëring door instroom van oppervlaktewater en verzuring door ontwatering. Verdroging is nog steeds een groot milieuprobleem voor waterafhankelijke natuur hetgeen ook blijkt uit andere studies (IPO & RIZA, 5; MNP, 7). Wanneer gekeken wordt naar het optreden van knelpunten per Natura -landschap dan zijn aanmerkelijke verschillen te constateren. Verdroging door drainage in de omgeving van het Natura -gebied komen relatief vaak voor in alle landschappen met uitzondering van de landschappen Meren en Moerassen en Rivierengebied (fig. 2). Verdroging door ontwatering binnen het Natura -gebied vormt in de laatstgenoemde twee Natura - landschappen en het landschap Duinen slechts een knelpunt in een klein deel van de gebieden. Deze interne ontwatering is wel een groot knelpunt voor veel van de gebieden van de landschappen Beekdalen, Hogere Zandgronden, Hoogvenen en Heuvelland. Eutrofiëring door instroom van oppervlaktewater speelt relatief vaak in de Natura -landschappen Meren en Moerassen en Beekdalen. Eutrofiëring door toestroming van vermest grondwater is vooral vaak een groot knelpunt voor de gebieden in Beekdalen en Heuvelland (fig. 3). Dit komt, doordat natte habitattypen 23 De Levende Natuur - jaargang 18 - nummer 6

hier voorkomen in kwelgebieden waarvan het intrekgebied vaak in landbouwgebied buiten de begrenzing van het Natura - gebied is gesitueerd. Betekenis van de analyse Herstelkansen en knelpunten van habitattypen zijn in kwalitatieve termen in kaart gebracht op het niveau van Natura - gebieden. Ook zijn per gebied de mogelijkheden aangegeven om de knelpunten op te lossen. De studie biedt daarmee belangrijke handvaten bij de verdere uitwerking van doelen in omvang, ruimte en tijd in de Natura -beheerplannen en bij het strategisch lokaliseren van de verbeteropgaven binnen de gebieden. De inschatting van de hydrologische potenties geeft aan welke kansen er liggen. Verder geeft de studie samen met de in voorbereiding zijnde achtergronddocumentatie (Aggenbach et al., in voorbereiding) een belangrijk handvat bij het prioriteren van de maatregelen en de aan te pakken gebieden waaronder de zogeheten sense-of-urgency gebieden (Pelk et al., dit nummer). Immers de indicatie van de grootte van de knelpunten geeft ook aan welke maatregelen waar het meest nodig zijn. De resultaten van de analyse kunnen daarom samen met de kernopgaven zoals opgenomen in het Natura -doelendocument (Ministerie van LNV, 6a) bijdragen aan het vaststellen van de opgaven en ook de meest geschikte oplossingsrichtingen bij het opstellen van de Natura - beheerplannen (Pelk et al., dit nummer). De resultaten zijn ook gebruikt voor het samenstellen van de top lijst van verdroogde gebieden (Beugelink et al., 6) ten behoeve van gebiedsgerichte bestrijding van verdroging (Taskforce Verdroging, 6). Aangezien de Natura -gebieden ook onderdeel vormen van de stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (van den Brink & Verschoor, dit nummer) biedt de analyse ook een handvat voor die plannen. Met name het duiden van urgente maatregelen in de waterhuishouding van de sense-of-urgency -gebieden om onherroepelijk verlies van habitat te voorkomen, speelt hierbij een grote rol. In de Natura -beheerplannen kan een afgewogen pakket van herstelmaatregelen in samenhang met een strategische lokalisering van doelen worden samengesteld. In Natura -gebieden met een complexe milieuproblematiek, zoals veel laagveenmoerassen en beekdalen, is niet één maatregel de oplossing maar een combinatie Bronweide met habitattype H723 Kalkmoerassen in Natura -gebied Geuldal. Recent is de bronweide vrijgesteld van houtopslag en ruigte om te zorgen dat kenmerkende kalkmoerassoorten kunnen overleven. Door vervuiling van grondwater met meststoffen is het habitattype hier sterk bedreigd. Maatregelen tegen vermesting van het toestromende grondwater zijn daarom urgent (foto: Camiel Aggenbach) van meerdere. De analyse van kansen en risico s geeft in dat geval een scala aan maatregelen waaruit gekozen kan worden en het betekent ook dat het niet altijd nodig is alle genoemde maatregelen uit te voeren. De grootste waarde van de uitgevoerde analyse ligt wellicht in het feit dat Natura -doelen gerelateerd zijn aan de lokale milieuproblematiek én de lokale oplossingen daarvoor. Daarmee is binnen de kaders van bestaand beleid inzichtelijk gemaakt wat concreet in de gebieden nodig is om de instandhoudingsdoelen voor waterafhankelijke habitattypen te realiseren en welke reële ruimte er is voor de verbeterdoelen. Literatuur Aggenbach, C.J.S. red., 6. Knelpunten- en kansenanalyse Natura gebieden. Versie juli 6. Kiwa Water Research/ EGG-consult/ Unie van Bosgroepen, Nieuwegein. Aggenbach, C.J.S., M.H. Jalink, D. Bankert & H. Hunneman, in voorbereiding. Knelpuntenen kansenanalyse Natura gebieden. Achtergronddocumentatie Natura -gebieden. Kiwa Water Research/ EGG-consult/ Unie van Bosgroepen, Nieuwegein, http://www.minlnv.nl/natura. Beltman, B.G.H.J. & A. Barendregt, 7. Herstel in verzuurde schraallanden in laag-nederland. De Levende Natuur, 18(3):87-92. Beugelink, G.P., A. van Hinsbergen, R. van Oostenbrugge, J. Clement, S. van Tol, 6. Hotspotskaart verdrogingsbestrijding. Rapport 52/6 Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven. Grootjans, A.P., R.H. Kemmers, F.H. Everts & E.B. Adema, 7. Restauratie van schraallanden op veengronden door afgraven en vernatten. De Levende Natuur, 18(3):18-113. IPO & RIZA, 5. Verdrogingskaart 4 van Nederland. Landelijke inventarisatie van verdroogde gebieden en projecten voor verdrogingsbestrijding. IPO publicatie nr. 26, Interprovinciaal Overleg en Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbeheer, Den Haag. Jansen, A.J.M., A.P. Grootjans & M.H. Jalink,. Hydrology of Dutch Cirsio-Molinietum meadows: prospects for restoration. Applied Vegetation Science 3: 51-64. Jansen, A.J.M., C.J.S. Aggenbach, A.T.W. Eysink & D. van de Hoek 7. Herstel van natte schraallanden op minerale gronden. De Levende Natuur 18(3):96-12. Ministerie van LNV, 6a. Natura doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Versie 1.1 juni 6. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. De Levende Natuur - november 7 231

Ministerie van LNV, 6b. Natura profielen habitattypen. Eindconcept 15 december 6. NMP, 7. Natuurbalans 7. Milieu- en Natuurplanbureau. Bilthoven. Taskforce Verdroging, 6. Verdrogingsbestrijding: een nieuwe impuls. Advies van de Taskforce Verdroging, Utrecht. Summary Opportunities and risks for habitats in Dutch Natura sites In The Netherlands many habitats covered by the EU Habitat Directive are strongly dependent on surface water and groundwater and are connected to important environmental themes by this dependency. The process for defining habitat targets for Nature sites was supported therefore by hydro-ecological analyses of most Habitat Directive areas (113). These analyses were conducted on the local level in each of the investigated areas in order to assess the current state, perspective in case of autonomous development and hydrological potentials of habitats, the environmental bottlenecks and to define the measures to solve these bottlenecks. The study focused mainly on the environmental factors water regime, base and trophy status related to fresh water dependent habitats and was based on available information and interviews with nature managers. Hydrological potentials for restoration of habitats were identified and were important input for further defining targets for habitats in the Nature sites. Most Habitat Directive areas encounter severe environmental bottle necks. Desiccation and acidification by drainage in- and outside these areas and eutrophication by inflow of polluted surface water or groundwater occur very often. To reach a suitable conservation status of habitats a huge effort is needed in environmental restoration combined with ecological restoration techniques. Results of the study will be useful as an input for management plans of Natura sites and linking measures for the Water Framework Directive to Natura. Maatregelen in de waterhuishouding zijn belangrijk voor verbeteren van habitattype H219 Vochtige duinvalleien in de duinen. In 6 is begonnen met het dempen van een diep waterwinkanaal in de Amsterdamse Waterleidingduinen dat onderdeel is van Natura - gebied Kennemerland-Zuid. Deze maatregel zal ook bijdrage aan verbeteren van de kwaliteit van het droge habitattype H213 Grijze duinen (foto: Camiel Aggenbach). Dankwoord Henk Hunneman wordt bedankt voor het vervaardigen van de figuren. Drs. C.J.S. Aggenbach & Drs. M.H. Jalink Kiwa Water Research Postbus 172 343 BB Nieuwegein camiel.aggenbach@kiwa.nl mark.jalink@kiwa.nl Ir. M.L.H Pelk Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Postbus 1 25 EK Den Haag m.l.h.pelk@minlnv.nl Drs. P.C. Schipper Staatsbosbeheer Postbus 13 397 BH Driebergen p.schipper@staatsbosbeheer.nl Dr. N.P.J. de Vries EGG-consult Postbus 1537 971 BM Groningen everts&devries@eggconsult.nl 232 De Levende Natuur - jaargang 18 - nummer 6