Sleutels gezocht in Leiden. De stand van zaken in studentenhuisvesting anno 2009

Vergelijkbare documenten
Studentenwoonwensen Leiden. Maarten Vijncke & René van Hulle. ABF Research Verwersdijk NH Delft

Studentenwoonwensen Den Haag. Onderzoek naar de woonwensen van studenten in Den Haag

JE BENT STUDENT EN JE WILT WAT IN EINDHOVEN. Woonwensenonderzoek onder studenten van de TU/e, Fontys Hogescholen en Design Academy

Studentenhuisvesting. Leiden

Sleutels gevonden in Leiden? De stand van zaken in studentenhuisvesting anno 2012

Studentenwoonwensen. Maastricht. Maarten Vijncke & René van Hulle. ABF Research Verwersdijk NH Delft

Studentenwoonwensen Leiden

Verhuis- en woonwensen van starters


Onderzoek naar studentenhuisvesting

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Rapport. StudentenWoonMonitor. Utrecht 2011

Rapport Studentenmonitor Leeuwarden 2010

Onderzoek woningzoekenden Texel. Samenvatting. Inleiding

JONGERENPEILING WONEN IN EDE

Check je Kamer Rapportage 2015

In totaal hebben inwoners van de gemeente de enquête ingevuld. Een prachtig resultaat, waarvoor we iedereen hartelijk willen bedanken!

De vraag van studenten naar huisvesting

Check Je Kamer Rapportage 2014

Landelijke Monitor. Studentenhuisvesting. Uitgevoerd in opdracht van Kences. ir. C. Poulus. Augustus 2013 r cp WON

VAN ZEECONTAINER TOT GRACHTENPAND. Een woonwensenonderzoek onder Amsterdamse studenten

Lokale Monitor. Studentenhuisvesting. Eindrapport voor de gemeente Apeldoorn. Uitgevoerd in opdracht van Gemeente Apeldoorn

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

6. Alumni Universiteit Utrecht

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies

5 Starters op de markt voor koopwoningen

Leeronderzoek: Enquête Studentenhuisvesting Propedeuse 2015/2016

HET APOLLO MODEL. studentenhuisvesting op.

Woonwensenonderzoek Valkenswaard %

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017

5.1 Levensloop Leeftijd Opleidingsniveau

Uitkomsten enquête woonwensen jongeren Midden-Delfland

LANDELIJKE MONITOR STUDENTENHUISVESTING

Woningbehoefteonderzoek jongeren Hengelo en Borne

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017

StudentenMonitor Zwolle 2010 Een huisvestings- en woonwensenonderzoek naar mbo- en hbo-studenten in Zwolle

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Omnibusenquête Deelrapport wonen

Fact sheet Wonen in Blaricum 2017

Monitor Studentenhuisvesting. Uitgevoerd in opdracht van Kences. ir. C. Poulus. September 2012 r cp WON

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland,

Amsterdam (incl Diemen en Amstelveen)

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland,

Student City. Uitgevoerd in opdracht van Gemeente Rotterdam. Co Poulus, Richard van den Berg, Rik Lukey. December 2007 r cp

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

# $% % & ' ( )*' + %&'& ',-./+

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

BEHOEFTEPEILING JONGERENHUISVESTING

Jongerenpeiling Deelrapport wonen

Rapport. Studentenmonitor. Zwolle 2010

ONDERZOEK DOORSTROMING HUURDERS

Conclusies woningbehoefteonderzoek Reduzum

Rapportage JongerenPanel Binding met Leiden

25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf

WOONWENSENONDERZOEK PARKSTAD LIMBURG

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Fact sheet Wonen in Laren 2017

Fact sheet Wonen in Weesp 2017

Woningbehoefteonderzoek Nieuw-Dijk

Woonruimteverdeling in Breda

Fact sheet Wonen in Velsen 2017

7.6. Waspik - SAMENVATTING TEVREDENHEID WOONOMGEVING TEVREDENHEID WOONOMGEVING AANBEVELING OM TE WONEN

Rijen (inclusief Hulten) - SAMENVATTING TEVREDENHEID WOONOMGEVING TEVREDENHEID WOONOMGEVING AANBEVELING OM TE WONEN

Inhoudsopgave. 1. Kerncijfers over wonen. 2. Betaalbaarheid. 3. Bewegingen op de woningmarkt. 4. Kwaliteit van de woning. 5.

Inhoudsopgave. 1. Kerncijfers over wonen. 2. Betaalbaarheid. 3. Bewegingen op de woningmarkt. 4. Kwaliteit van de woning. 5.


Waalwijk- centrum buitenpolders + Besoyen - SAMENVATTING TEVREDENHEID WOONOMGEVING TEVREDENHEID WOONOMGEVING AANBEVELING OM TE WONEN

Baardwijk + Laageinde + De Hoef - SAMENVATTING TEVREDENHEID WOONOMGEVING TEVREDENHEID WOONOMGEVING AANBEVELING OM TE WONEN

Fact sheet Wonen in Huizen 2017

Landelijke Monitor. Studentenhuisvesting. Editie 2017: Vragenlijsten

7.6 10% 7.3. Antoniusparochie + Bloemenoord + Groenewoud - SAMENVATTING TEVREDENHEID WOONOMGEVING TEVREDENHEID WOONOMGEVING AANBEVELING OM TE WONEN

De resultaten van het panelonderzoek samengevat:

Woonvoorkeuren Woonwensen jongeren in verstedelijkte gebieden

Fact sheet Wonen in Beverwijk 2017

LANDELIJKE MONITOR STUDENTENHUISVESTING

Inhoudsopgave. 1. Kerncijfers over wonen. 2. Betaalbaarheid. 3. Bewegingen op de woningmarkt. 4. Kwaliteit van de woning. 5.

Onderzoek kleine kernen

Inhoudsopgave. 1. Kerncijfers over wonen. 2. Betaalbaarheid. 3. Bewegingen op de woningmarkt. 4. Kwaliteit van de woning. 5.

4.1 Levensloop Leeftijd Opleidingsniveau

Inhoudsopgave. 1. Kerncijfers over wonen. 2. Betaalbaarheid. 3. Bewegingen op de woningmarkt. 4. Kwaliteit van de woning. 5.

Fact sheet Wonen in Gooise Meren 2017

Waar en hoe wonen de Groninger studenten in 2020

Verleden en toekomst in Oud-West

ONDERZOEK BEWEEGREDENEN NIET-VERHUIZEN

Fact sheet Wonen in Lelystad 2017

1 Startersonderzoek Doesburg

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010

IBG en GBA Een gevaarlijk koppel

De woningmarkt in Goirle ; jongeren die terug willen keren. Woonbehoefte van jongeren die terug willen verhuizen naar de gemeente Goirle

Dit inkomen verkrijg ik via werk stufi uitkering, te weten..

Fact sheet Wonen in Amstelveen 2017

De vraag naar. studentenhuisvesting. En het effect daarop van de. kabinetsmaatregelen Hoger Onderwijs

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Wonen Als men zou verhuizen blijft ongeveer 40% het liefst in Leiden wonen, daarna zijn Amsterdam en Den Haag favoriete woonplaatsen

Fact sheet Wonen in Zandvoort 2017

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017

In verband met de vakantieperiode en in overleg met de vragensteller is de termijn van beantwoording verlengt tot 31 augustus 2015.

Transcriptie:

Sleutels gezocht in Leiden De stand van zaken in studentenhuisvesting anno 2009

Sleutels gezocht in Leiden Uitgevoerd in opdracht van SLS Wonen, Universiteit Leiden en Hogeschool Leiden A. Gjaltema, M. Vijncke, C. Poulus Juni 2009 r2009-0014an ABF RESEARCH VERWERSDIJK 8 2611 NH DELFT T [015] 27 99 300

Inhoudsopgave Inhoudsopgave 5 Samenvatting 1 1 Inleiding 5 1.1 Achtergrond van het onderzoek 5 1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen 5 1.3 Onderzoeksmethodiek 5 1.4 De internetenquête 6 1.5 Opzet van het rapport 8 2 Kenmerken studenten 9 2.1 Aantal studenten 9 2.2 Woonlocatie studenten 10 2.3 Besteedbaar inkomen studenten 11 2.4 Studeren in Leiden 12 2.5 Verschillen tussen hogeschool en universiteit 13 2.6 Conclusies 13 3 Huidige woonsituatie 15 3.1 Woonsituatie en woonruimte 15 3.2 Kenmerken huisvesting 17 3.3 Verschillen tussen universiteit en hogeschool 20 3.4 Conclusies 21 4 Gewenste woonsituatie 23 4.1 Verhuisredenen en ondernomen activiteiten 23 4.2 Woonwensen 27 4.3 Verschillen tussen universiteit en hogeschool 31 4.4 Conclusies 31 5 Woonbeelden 33 5.1 Voorkeuren 33 5.2 De 12 woonbeelden 34 5.3 Verschillen tussen universiteit en hogeschool 36 5.4 Conclusies 36 6 Tekorten en overschotten 37 6.1 Tekort of overschot in Leiden? 37 6.2 Verschil tekort ten opzichte van 2006 39 6.3 Enkele kanttekeningen bij het tekort 39 6.4 Conclusies 40 7 Tekorten en overschotten in perspectief 41 7.1 Het tekort: groot en onverwacht? 41 7.2 Studentenhuisvesting onderdeel van de woningmarkt 41 7.3 Een opgave voor de stad en de studentenhuisvesters 42 7.4 Conclusies 43

8 Ontwikkelingen in het Hoger Onderwijs 45 8.1 Ontwikkeling studenten aantallen 45 8.2 Buitenlandse studenten 46 Bijlage 1 definities 47 Bijlage 2 enquête 49

Samenvatting In 2003 en 2006 is door Laagland advies onderzoek verricht onder Leidse studenten. In 2008 heeft ABF Research de opdracht gekregen een representatief en realistisch beeld te scheppen van de huidige woonsituatie, de kwalitatieve en kwantitatieve woonwensen van Leidse studenten en de tekorten en overschotten aan studentenhuisvesting. Hiertoe heeft ABF een internetenquête uitgezet onder studenten in Leiden. De internetenquête is gericht aan alle studenten van de Universiteit Leiden, de Hogeschool Leiden en een groep huurders van SLS Wonen. Deze laatste groep betreft onder meer studenten die in Leiden wonen en elders studeren en studenten van de Leidse Instrumentmakers School. Respons Van de populatie van bijna 26.600 studenten hebben bijna 4.200 studenten de enquête ingevuld. Dit is goed voor een gemiddelde respons van ongeveer 16%. De verschillende groepen studenten naar geslacht, voltijd-/deeltijdstudent en onderwijsinstelling zijn gewogen naar de totale populatie. Daarnaast is er gewogen naar uit- en thuiswonende studenten. Huidige situatie Studenten Van de 26.600 studenten is ongeveer tweederde vrouw. Het grootste aandeel studenten, circa 80%, bevindt zich in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar. Het merendeel van de studenten studeert aan de Universiteit Leiden (ruim 18.000). Ongeveer 6.600 studenten studeren aan de Hogeschool Leiden. Daarnaast is er een restgroep van bijna 2.000 studenten. Woonlocatie en -situatie Een flink deel (circa 38%) van de Leidse studenten woont in Leiden zelf. Ook woont een aanzienlijk deel in het aangrenzende Oegstgeest (ongeveer 1.000 studenten). Iets meer dan de helft van de studenten woont thuis bij ouders/verzorgers. Van de studenten die wonen in een onzelfstandige woonruimte, bewoont bijna de helft een kamer in een studentencomplex of -flat. Ook kamers in studentenhuizen zijn populair. Ongeveer 4.000 studenten wonen in een zelfstandige woning. 1

Huurprijs en oppervlakte In de enquête is studenten gevraagd naar de huurprijs die zij voor hun woonruimte betalen. Het gaat hierbij om de totale woonlasten 1. Studenten die een onzelfstandige woonruimte bewonen betalen voor ongeveer 85% een huurprijs tot 300 euro per maand. Studenten in zelfstandige woonruimten hebben gemiddeld hogere woonlasten: meer dan 45% van deze groep heeft zelfs woonlasten boven de 500 euro per maand. Deze relatief hoge gemiddelde woonlasten worden deels veroorzaakt door deeltijdstudenten. De helft van de studenten in een onzelfstandige woonruimte heeft een kamer tot 15 m2. Een kwart heeft een kamer groter dan 20 m2. Kamers in studentenflats zijn gemiddeld het kleinst. Hierbij is geen rekening gehouden met het feit dat in veel studentencomplexen een gezamenlijke keuken/woonkamer aanwezig is waardoor de werkelijke leefruimte van deze groep studenten vaak groter is. De overige typen woonruimten lijken qua grootte meer op elkaar. Het grote aantal studenten met een kamer van meer dan 20m2 lijkt niet in overeenstemming te zijn met het aantal in het bezit van de woningcorporaties. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Mogelijk hebben studenten in een grote kamer vaker dan gemiddeld meegewerkt aan de enquête of overschatten studenten de grootte van hun kamer. Gewenste woonsituatie Verhuisgeneigdheid en verhuisredenen Ongeveer de 57% van de studenten wil binnen 2 jaar verhuizen. Ruim een op de drie studenten zoekt binnen een jaar een andere woonruimte. Binnen de groep van studenten zijn er verschillende subgroepen die duidelijk van elkaar verschillen. Zo zijn er de nog thuiswonende studenten die voor het eerste zelfstandig gaan wonen. Maar ook zijn er de bijna afgestudeerde studenten die uitkijken naar een baan en een woning, net als alle andere huishoudens. Deze verschillen klinken door in verhuisgeneigdheid, zoekduur en wensen. Een groot aantal van de thuiswonende studenten wil op korte termijn verhuizen. Studenten in een zelfstandige woonruimte zoeken het minst vaak en gemiddeld pas op langere termijn nieuwe huisvesting. De gemiddelde zoekduur van studenten bedraagt ruim 8 maanden. Verder wil het grootste deel van de studenten verhuizen omdat zij zelfstandig willen gaan wonen (ongeveer eenderde). Ook het groter willen wonen en het samenwonen met een partner worden vaak als reden genoemd. Nog eens een (ander) derde, studeert binnen een half jaar af. Deze groep is niet zozeer meer op zoek naar studentenhuisvesting, maar voor een groot deel zijn zij starters op de woningmarkt op zoek naar een zelfstandige woonruimte. Woonwensen Het grootste deel van de Leidse studenten is op zoek naar een zelfstandige woning. Dit betreft ongeveer 60% van de studenten die aangeeft binnen twee jaar te willen verhuizen. Het gaat hierbij om zelfstandige koopwoningen, zelfstandige sociale huurwoningen en zelfstandige andere huurwoningen. Ongeveer 35% van de verhuisgeneigden is op zoek naar een onzelfstandige woonruimte. Van deze groep zoekt ongeveer een derde naar een kamer in een studentenhuis. Ook een kamer in een studentencomplex of het wonen in een huurwoning met anderen zijn populair (beiden een kwart). 1 De totale woonlasten betreft de huur van de woonruimte inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten. Het gaat om de woonlasten voordat eventuele huurtoeslag en belastingteruggave er van worden afgetrokken. 2

Zelfstandige woonruimten moeten bestaan uit minimaal 2 à 3 kamers, met maximale woonlasten tussen de 470 euro (voor een zelfstandige sociale huurwoning) en 730 euro (voor een zelfstandige koopwoning) per maand. Kamers moeten minimaal een oppervlakte hebben van 16m2 met een maximale huurprijs van 310 euro per maand. Er is ook interesse in het bewonen van alternatieve woonvormen. Met name kamers in een alternatief pand, zoals een oud verzorgingstehuis, school, ziekenhuis of kantoor zijn in meer of mindere mate interessant voor studenten (45% van de verhuisgeneigden). Woonbeelden In de enquête zijn 12 woonbeelden aan studenten voorgelegd. Uit deze woonbeelden hebben zij een eerste en mogelijk een tweede en derde voorkeur gekozen. Uit de voorkeuren van Leidse studenten blijkt dat zij zowel interesse hebben in kamers als woningen. Met name aan kamers en woningen in het centrum wordt vaak de voorkeur gegeven (bijna 80% van alle studenten). Wanneer alleen wordt ingezoomd op onzelfstandige woonruimten, blijkt driekwart de voorkeur te geven aan een kamer vanaf 15m2 in het centrum. Wanneer we de totale uitsplitsing van de 12 woonbeelden bekijken, geeft het grootste deel van de studenten de voorkeur aan een zelfstandige woning in de vorm van een flat/ appartement in het centrum. Ruim een kwart kiest voor dit woonbeeld. Ook de andere zelfstandige woningen zijn populair. Van woonbeelden die betrekking hebben op de onzelfstandige woonruimten is met name interesse in kamers in een woonhuis in het centrum vanaf 15m2 en kamers in een flat of appartement in het centrum vanaf 15 m2. Tekorten en overschotten Op de Leidse woningmarkt is een tekort van ongeveer 4.150 woningen en woonruimten voor studenten. Het tekort aan kamers en andere onzelfstandige woonruimten bedraagt circa 850 eenheden. Aan alle typen woonruimten is een tekort, maar het grootste tekort is zichtbaar aan zelfstandige huurwoningen (zowel sociaal als overige huurwoningen). Uit de verder splitsing van de vraag van thuis- en uitwonenden blijkt dat met name uitwonende studenten een grote vraag hebben naar zelfstandige woonruimten. Circa 75% van deze groep zoekt een zelfstandige woonruimte. Bij de thuiswonenden bedraagt de vraag naar zelfstandige woonruimten ongeveer 40% van het totaal. Het lijkt erop dat het tekort flink is opgelopen ten opzichte van het voorgaande onderzoeksrapport uit 2006. Een precieze vergelijking is echter niet makkelijk te maken. Dat komt mede door een andere onderzoeksopzet. De verhouding tussen uit en thuiswonende studenten ligt daardoor in dit onderzoek duidelijk anders dan in het voorgaande onderzoek. In het vorige onderzoek is het aantal thuiswonende studenten onderschat en daardoor is ook het tekort in 2006 onderschat. Door de cijfers van dit nieuwe onderzoek te ijken op informatie van de IB groep, is de representativiteit van het onderzoek gewaarborgd. Het grotere tekort van dit moment mag daarom niet zonder meer gezien worden als een signaal dat studenten slechter of moeilijker onder dak komen dan enkele jaren terug. Bovendien speelt mee dat er meer studenten zijn dan enkele jaren terug. Overigens blijft het tekort aan zelfstandige woonruimte opvallend hoog. Dit geeft aan dat studenten steeds vaker de voorkeur geven aan een zelfstandige boven een onzelfstandige woonruimte. Verder 3

mag dit tekort niet direct vertaald worden in een extra bouwopgave voor de studentenhuisvesting al is het maar omdat een flink deel van het tekort bestaat uit studenten die op korte termijn afstuderen. Deze zullen zich net als andere jonge huishoudens melden op de reguliere woningmarkt. Zouden we degenen die binnen een half jaar of een jaar afstuderen buiten beschouwing laten, dan daalt het tekort aanzienlijk naar 2400 resp. 1700. Kortom: voor een belangrijk deel is het tekort aan woonruimten voor studenten een starters probleem. Tekorten en overschotten in perspectief Gelet op de onder andere in Den Haag geformuleerde verwachtingen dat studenten steeds makkelijker onder dak komen, is de uitkomst van dit onderzoek opmerkelijk. Het tekort is duidelijk groter dan eerder gedacht werd. Tegelijk kunnen we constateren dat het tekort weinig betrekking heeft op typische studentenhuisvesting en veel meer op de reguliere woningmarkt in Leiden. Dat laatste maakt de uitkomst voor sommigen wellicht weer wat minder verrassend. De Leidse woningmarkt staat immers bijzonder onder druk en behoort met de regio s Amsterdam en Utrecht tot de dynamische groeiregio s waar ieder jaar opnieuw duizenden jonge mensen zich melden voor een opleiding. Dit houdt de stad jong en dynamisch zowel in cultureel opzicht als ook in economisch opzicht. Dit alles biedt de gemeente Leiden een opgave maar ook een uitdaging en een kans om vitaal levendig en dus aantrekkelijk te blijven, ook op lange termijn. Maar het is niet alleen een opgave voor de stad. Het is ook en wellicht in het bijzonder een opgave voor de aanbieders van studentenhuisvesting, zoals SLS Wonen. Ook de komende jaren zal de druk op de woningmarkt groot blijven in Leiden. Dat geldt zeker in het licht van de economische crisis. De crisis heeft namelijk tot gevolg dat a) een deel van de consumentenvraag zich verplaatst van de koop naar de huursector en b) er een terugval zal zijn in de totale bouwproductie. Als gevolg hiervan zal de huursector in Leiden de komende jaren krap blijven. 4

1 Inleiding 1.1 Achtergrond van het onderzoek SLS Wonen zet zich al meer dan 50 jaar in om met name studenten van goede huisvesting te voorzien. Om een beeld te krijgen van het woningtekort voor studenten in Leiden heeft Laagland Advies hier in de jaren 2003 en 2006 onderzoek naar verricht. In 2008 bleek een herijking van deze onderzoeken wenselijk. Hiertoe heeft ABF Research in opdracht van en in samenspraak met SLS Wonen, de Universiteit Leiden en de Hogeschool Leiden een internetenquête uitgezet onder studenten in Leiden. 1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen Het doel van het onderzoek is: Een representatief en realistisch beeld scheppen van de huidige woonsituatie van huurders van SLS Wonen 2, studenten aan de Universiteit en Hogeschool Leiden en zowel kwantitatief als kwalitatief voor ogen krijgen wat de woonwensen van studenten zijn in relatie tot studentenhuisvesting. Vanuit deze opdracht zijn een aantal onderzoeksvragen geformuleerd: Hoe is de onderzoekspopulatie opgebouwd? Wat is de huidige woonsituatie van de Leidse studenten? Wat zijn de woonwensen van de studenten, kwantitatief en kwalitatief? Hoe groot is het tekort op de woningmarkt? 1.3 Onderzoeksmethodiek De dataverzameling heeft plaatsgevonden aan de hand van een internetenquête. Per email zijn alle studenten van de Universiteit Leiden, Hogeschool Leiden en een deel van de huurders van SLS Wonen benaderd om mee te werken aan het onderzoek. De totale doelgroep is op deze manier benaderd. 2 Het betreft onder andere de huurders die studeren aan de Leidse Instrumentmakers School en studenten die in Leiden wonen maar aan een Universiteit buiten Leiden studeren. 5

1.4 De internetenquête Benadering van de doelgroep De doelgroep is benaderd aan de hand van een email. Zowel de Universiteit Leiden als de Hogeschool Leiden heeft aan alle studenten een email gestuurd met een korte toelichting van het onderzoek en een verzoek om mee te werken. Ook de huurders van SLS Wonen zijn op deze wijze op het onderzoek geattendeerd. Deze email was voorzien van een hyperlink naar de internetenquête. Ongeveer twee weken na de start van de enquête is er een herinneringsmail gestuurd om de respons te vergroten. De vragenlijst De vragenlijst die in 2003 door Laagland Advies is gehanteerd heeft als onderlegger gediend voor de vragenlijst zoals die in dit onderzoek gebruikt is. In overleg met de opdrachtgevers zijn vragen toegevoegd en weggelaten. In de bijlage is de vragenlijst toegevoegd Datacollectie De data is verzameld via Enquête via Internet en vervolgens geanalyseerd en verwerkt door ABF Research. De enquête is van 3 februari 2009 tot en met 27 februari 2009 online geweest. 1.4.1 Engels Gezien de grote hoeveelheid niet-nederlandstalige studenten zijn zowel de enquête als de email ook in het Engels opgesteld. 1.4.2 Respons Alle studenten aan de Universiteit Leiden en de Hogeschool Leiden zijn benaderd. Daarnaast is nog een beperkte groep huurders van SLS Wonen aangeschreven. De vragenlijst is door 4.195 personen ingevuld, dit aantal is goed voor circa 16% van de aangeschreven populatie. Met name de Masterstudenten (22,5%, 896 personen) en Postmasterstudenten aan de Universiteit Leiden (36,8%, 106) hebben een goede respons geleverd. De Bachelorstudenten aan de Universiteit Leiden en de studenten aan de Hogeschool Leiden hebben een responspercentage van respectievelijk 15,3% en 11,1%. Daarnaast is er een restgroep gedefinieerd, die bestaat uit personen die MBO studeren (12 personen), elders een universitaire studie of HBO-opleiding volgen (124 personen), personen die aangeven niet (meer) te studeren (200 personen) en 12 personen die om andere redenen buiten de normale populatie vallen. In Tabel 1.1 is de respons naar onderwijsinstelling weergegeven. Tabel 1.1 Respons naar onderwijsinstelling instelling Respons Populatie responspercentage Hogeschool Leiden 732 6.592 11,1% Universiteit Leiden: Bachelor 2.113 13.771 15,3% Universiteit Leiden: Master 896 3.991 22,5% Universiteit Leiden: Post-master/Arts in Opleiding 106 264 40,2% 'Restgroep' 348 1.969 17,7% Totaal 4.195 26.587 15,8% 6

De 200 personen die opgeven niet meer te studeren vertegenwoordigen binnen de restgroep (gewogen) circa 1000 personen. De meesten daarvan zijn al wat ouder: 85% is ouder dan 23 jaar. Verder blijken deze respondenten voor een groot deel in een zelfstandige huurwoning te wonen (55%) waarvan ze overigens geen verhuurder opgeven. Daarnaast geeft 30% op, op kamers te wonen; veelal bij de SLS. Deze SLS huurders vertegenwoordigen (gewogen) circa 200 personen. Het lijkt erop dat niet alleen via SLS maar ook via Universiteit en/of Hogeschool recent afgestudeerden nog zijn benaderd om mee te werken aan deze enquête. 1.4.3 Weging van de resultaten De respons is niet helemaal evenwichtig verspreid over de totale populatie. Er hebben relatief veel Masterstudenten en relatief weinig studenten van de Hogeschool Leiden gereageerd. Ook hebben uitwonenden in het algemeen en huurders van SLS Wonen in het bijzonder naar verhouding veel meer gereageerd dan andere studenten. Om te zorgen dat er wel een representatief beeld ontstaat is het nodig om de respondenten te wegen. Aan de hand van data die van de HBO-raad afkomstig is zijn de studenten aan de Hogeschool Leiden gewogen naar geslacht en voltijd-/deeltijdstudent. Op basis van cijfers van de universiteit zijn de studenten van de universiteit Leiden gewogen naar opleidingsniveau, geslacht en voltijddeeltijdstudent. Daarnaast is gewogen naar het aantal uitwonenden en thuiswonenden. 3 Met het wegen wordt ondervangen dat een relatief kleine groep in de populatie een te grote invloed uitoefent op het totaalbeeld. De restgroep is meegewogen naar het totale gemiddelde. 1.4.4 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid De respons is van invloed op de betrouwbaarheid van het onderzoek. Als iedereen de vragenlijst heeft ingevuld, is er sprake van 100% betrouwbaarheid. In dit onderzoek bedraagt de gemiddelde respons 16%. De vraag is: hoe betrouwbaar zijn de resultaten dan? Algemeen wordt er in onderzoek vanuit gegaan dat een betrouwbaarheid van 95% wenselijk is. Bij een respons van 4.195 personen en een betrouwbaarheid van 95% blijkt dat er sprake is van een onnauwkeurigheidsmarge van 1,5% bij een waarde van p=50%. Dit betekent dat met 95% zekerheid kan worden vastgesteld dat het enquêteresultaat niet meer dan 1,5% afwijkt van de echte waarde die gevonden zou worden mocht de hele populatie de enquête hebben ingevuld. Voor de uitsplitsingen, waarbij minder respondenten zijn, ligt de nauwkeurigheid lager. In onderstaande tabel is dit zichtbaar gemaakt. Duidelijk is dat ook bij kleinere aantallen respondenten de uitkomsten over het algemeen een beperkte marge hebben van enkele procenten. Tabel 1.2 Nauwkeurigheidsmarges bij een betrouwbaarheid van 95% aantal instelling respondenten nauwkeurigheidsmarge nauwkeurigheidsinterval bij p=50% Hogeschool Leiden 732 +/- 3,6% 46,4% - 53,6% Universiteit Leiden: Bachelor 2.113 +/- 2,1% 47,9% - 52,1% Universiteit Leiden: Master 904 +/- 3,3% 46,7% - 53,3% Universiteit Leiden: Post-master/Arts in Opleiding 98 +/- 9,5% 40,5% - 59,5% 'Restgroep' 348 +/- 5,3% 44,7% - 55,3% Totaal 4.195 +/- 1,5% 48,5% - 51,5% 3 Hierbij is gebruik gemaakt van cijfers van eerdere VROM onderzoeken alsmede van gegevens van de IBG welke laten zien dat in Leiden ongeveer 45% van de WO studenten en 75% van de HBO studenten thuis woont. Dit aandeel is hoger dan het landelijk gemiddeld. Landelijk gezien woont ongeveer 25% van de WO en 50% van de HBO studenten thuis. Bij deze extra herweging is tevens rekening gehouden met bekende cijfers zoals het aantal huurders en wooneenheden van SLS Wonen en DUWO. 7

1.5 Opzet van het rapport Het rapport is opgebouwd uit de navolgende hoofdstukken. In hoofdstuk 2 worden eerst de algemene kenmerken van de studenten behandeld. In hoofdstuk 3 komt de huidige woonsituatie aan bod. In hoofdstuk 4 kijken we naar de kwalitatieve en kwantitatieve woonwensen van de studenten. In hoofdstuk 5 gaan we in op de voorkeuren van studenten voor de verschillende woonbeelden. In hoofdstuk 6 wordt het tekort aan studentenwoningen op de Leidse woningmarkt uitgewerkt. In hoofdstuk 7 worden deze cijfers in het perspectief van de Leidse woningmarkt geplaatst. In hoofdstuk 8 tenslotte staan we stil bij de toekomst verwachtingen over het aantal studenten. N.B. Getallen in deze rapportage zijn afgerond. Optellingen van verschillende categorieën kunnen hierdoor afwijken van de totale som van deze categorieën. 8

2 Kenmerken studenten In dit hoofdstuk wordt gekeken naar enkele kenmerken van Leidse studenten. Eerst wordt gekeken naar het aantal studenten. Hierbij gaan we in op uitsplitsingen naar leeftijd, geslacht, onderwijsinstelling en woonplaats. Vervolgens wordt een beeld gegeven van het gemiddeld besteedbaar inkomen van Leidse studenten. 2.1 Aantal studenten In Leiden studeren in totaal bijna 26.600 studenten. 4 Uit Figuur 2.1 blijkt dat er met name veel studenten zijn in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar; bijna 80% van het totale aantal studenten. Uit de uitsplitsing naar geslacht blijkt dat er meer vrouwelijke dan mannelijke studenten zijn. Ongeveer 65% van het aandeel studenten is vrouw. Figuur 2.1 Studenten in Leiden naar leeftijd en geslacht 6.000 5.000 4.000 3.000 Man Vrouw 2.000 1.000 0 <=17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 >=30 4 In hoofdstuk 1 is aangegeven dat er circa 18.000 studenten zijn aan de Universiteit Leiden; circa 6600 studenten aan de Hogeschool Leiden; en dat er ruim 2000 andere (MBO, elders studerende, voormalige ) studenten meegedaan hebben aan deze enquête. 9

Van de Leidse studenten studeert het grootste deel van de studenten aan de Universiteit Leiden, dit aandeel bedraagt ongeveer 70% van het totaal. Van de overige groep studeert het grootste aandeel aan de Hogeschool Leiden. 2.2 Woonlocatie studenten Van het totale aantal studenten woont een groot deel in Leiden zelf; circa 38% van het totale aantal studenten (Figuur 2.2). Ook woont een duizendtal studenten in Oegstgeest, waarvan de helft een woonruimte huurt van Duwo. Het overige deel van de studenten woont verspreid door Nederland. Figuur 2.2 Aantal en aandeel studenten gesplitst naar wonend in of buiten Leiden 100% 90% 80% 70% 16.600 60% 50% 40% Overig Leiden 30% 20% 10.000 10% 0% Een overzicht van de gemeenten met relatief veel studerenden in Leiden wordt weergegeven in Figuur 2.3. Uit deze figuur blijkt dat naast Oegstgeest een groot aantal studenten in Den Haag en Zoetermeer woont. Het grootste deel van de studenten buiten Leiden woont wel in de regio. Figuur 2.3 Top-twaalf woonplaatsen van Leidse Studenten, m.u.v. Leiden 1800 1720 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Den Haag 1030 Zoetermeer 1000 Oegstgeest 870 Katwijk 670 Alphen aan den Rijn 640 Delft 600 Rotterdam 520 Haarlemmermeer 490 Teylingen 450 Leiderdorp 430 Voorschoten 370 Leidschendam- Voorburg 10

2.3 Besteedbaar inkomen studenten In Figuur 2.4 wordt het besteedbaar inkomen van Leidse studenten weergegeven. Het gaat hierbij om de totale inkomsten van studenten verkregen uit bijvoorbeeld een beurs, een lening, een bijdrage van ouders of verzorgers en/ of inkomsten van een (bij)baan. Het grootste aandeel van de studenten heeft een besteedbaar inkomen van minder dan 500 euro per maand. Dit betreft ruim eenderde van het totale aantal studenten. Hierbij moet worden aangetekend dat er ook ongeveer 10% van de studenten aangeeft het niet te weten of geen antwoord te willen geven. Het gemiddelde inkomen van studenten bedraagt ongeveer 660 euro per maand. Vervolgens neemt het aandeel studenten af naarmate de inkomenscategorie toeneemt. In de (verzamel) groep met een inkomen van meer dan 1000 euro per maand zit een relatief groot aandeel deeltijdstudenten. In Figuur 2.4 wordt het besteedbaar inkomen ook naar onderwijsinstelling van studenten weergegeven. Vooral Hbo-ers hebben relatief vaak een inkomen van onder de 500 euro per maand: dit betreft bijna de helft van het aantal Hbo-studenten tegenover bijna een derde van de universitaire studenten. Figuur 2.5 geeft een verdeling naar huishoudensituatie weer. Hieruit blijkt duidelijk dat de studenten met de laagste inkomens voor het grootste deel thuiswonenden zijn, namelijk bijna 85%. Dit grote aantal thuiswonenden met een lager inkomen komt deels doordat thuiswonenden minder studiefinanciering krijgen dan studenten die uitwonend zijn. Wanneer we het inkomen bekijken naar zowel onderwijsinstelling als woonsituatie, dan blijkt dat met name de woonsituatie van studenten samenhangt met het besteedbaar inkomen: studenten in een bij ouders hebben ongeacht de onderwijsinstelling gemiddeld een lager besteedbaar inkomen dan studenten die een zelfstandige woning bewonen. Studenten op kamers zitten hier tussenin. Bij de onderwijsinstelling lijkt ook een sterk verband aanwezig met het besteedbaar inkomen, maar het relatief grote aantal Hbo-ers met een inkomen tot 500 euro per maand wordt met name veroorzaakt doordat het aandeel thuiswonende studenten op het Hbo relatief groot is. Figuur 2.4 Besteedbaar inkomen studenten naar onderwijsinstelling < 500 euro 500-599 euro 600-699 euro 700-799 euro 800-899 euro 900-999 euro Universiteit meer dan 1000 euro HBO Weet niet/ geen antw oord Overig 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 9000 10000 11

Figuur 2.5 Besteedbaar inkomen studenten naar woonsituatie < 500 euro 500-599 euro 600-699 euro 700-799 euro 800-899 euro 900-999 euro meer dan 1000 euro Weet niet/ geen antw oord Op kamers Zelfstandige koopw oning Zelfstandige sociale huurw oning Zelfstandige andere huurw oning Thuis bij (een van de) ouders Anders 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 9000 10000 2.4 Studeren in Leiden Bijna de helft van de studenten geeft aan voor Leiden te hebben gekozen als studiestad vanwege de leuke stad die Leiden is. Op de tweede plaats komt de reisafstand, die voor ruim 40% van studenten een argument is geweest. Bijna 30% heeft voor Leiden gekozen vanwege het studieprogramma. Het studentenleven, imago van het hoger onderwijs, het feit dat een opleiding enkel in Leiden te volgen is en de sfeer tijdens de voorlichting worden elk door ongeveer 15% van de respondenten genoemd. Wanneer de onderwijsgerelateerde aspecten worden bij elkaar worden bekeken dan blijkt dit een van de belangrijkste redenen te zijn om in Leiden te komen studeren. Figuur 2.6 Keuze voor Leiden als studiestad(meerdere antwoorden mogelijk) Leiden leuke stad Reisafstand studieprogramma studentenleven Imago hoger onderw ijs Opleiding enkel in Leiden sfeer voorlichting 12.400 11.600 7.500 4.300 4.200 4.000 3.800 ingeloot/geplaatst 2.100 studeerde al in leiden 1.800 vooruitzicht op beroep 1.600 internationale mogelijkheden vanuit opleiding 1.400 vooruitzicht op masterprogramma 1.100 elders uitgeloot 600 anders 1.800 0% 10% 20% 30% 40% 50% 12

2.5 Verschillen tussen hogeschool en universiteit In Tabel 2.1 geven we een overzicht van de kerncijfers voor studenten op de hogeschool en de universiteit. Zowel op het HBO als de universiteit is het aandeel vrouwen in de meerderheid. Het grootste deel van de Leidse studenten woont in Leiden zelf. Wel is dit aandeel bij universitaire studenten flink groter dan onder studenten van de hogeschool. Daarnaast woont zowel van de universitaire studenten als van de Hbo-ers ongeveer 15% in Den Haag, Zoetermeer of Oegstgeest. Het gemiddeld besteedbaar inkomen (totale inkomsten, inclusief beurs, lening, bijdrage van ouders en/of bijbaan) van studenten op de universiteit is hoger dan die van studenten op de Hogeschool, het gaat hierbij om een besteedbaar inkomen van respectievelijk 665 en 595 euro per maand. Tabel 2.1 Kerncijfers studenten naar onderwijsinstelling Universiteit Leiden Geslacht Man 6.950 38% 1.900 29% Vrouw 11.150 62% 4.690 71% Gemeente Leiden 7.750 43% 1.160 18% Den Haag 1.220 7% 440 7% Zoetermeer 550 3% 410 6% Oegstgeest 690 4% 230 3% Gem. inkomen 665,00 595,00 Hogeschool Leiden 2.6 Conclusies In Leiden studeren bijna 26.600 studenten. Ongeveer 65 a 70% daarvan studeert aan de Universiteit Leiden; ongeveer 25% aan de Hogeschool Leiden. Daarnaast is er een groep die studeert aan een andere onderwijsinstelling of net is afgestudeerd. Bijna 80% van de studenten is tussen 18 en 22 jaar oud. Daarnaast studeren er meer vrouwen in Leiden dan mannen: 65 tegen 35%. Ongeveer 10.000 studenten (40%) wonen in de stad Leiden. Ook in Den Haag, Zoetermeer en Oegstgeest woont een groot aantal Leidse studenten. Het gemiddeld inkomen van de studenten bedraagt ongeveer 660 euro per maand. Studenten in een zelfstandige woning hebben gemiddeld een hoger inkomen dan studenten die bij (een van de) ouders wonen. Studenten die op kamers wonen zitten hier tussenin. Bijna de helft van de studenten geeft aan voor Leiden te hebben gekozen als studiestad vanwege de leuke stad die Leiden is. De onderwijs gerelateerde aspecten hebben 40% van de studenten aangespoord om naar Leiden te komen. 13

3 Huidige woonsituatie In dit hoofdstuk brengen we de huidige woonsituatie van Leidse studenten in beeld. We kijken achtereenvolgens naar de woonsituatie van studenten, het type woonruimte dat zij bewonen, de verschillende verhuurders van studentenwoningen en enkele woningkenmerken van de woonruimten. Bij de staaffiguren wordt rechts in de kantlijn steeds het aantal studenten weergegeven waarop de uitkomsten betrekking hebben. 3.1 Woonsituatie en woonruimte Ruim de helft van de studenten woont thuis bij ouders (Figuur 3.1). Ongeveer eenderde van de studenten woont op kamers of in een andere onzelfstandige woonruimte. De overige studenten wonen in een zelfstandige koop- of huurwoning. Deze groepen zijn ongeveer even groot. Het aantal studenten in een zelfstandige koopwoning lijkt relatief groot, maar dit betreft voor ruim 70% duale een deeltijdstudenten. Figuur 3.1 Woonsituatie studenten 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 Op kamers/ onzelfstandig Thuis bij (één van de) ouders Zelfstandige koopw oning Zelfstandige sociale huurw oning Zelfstandige andere huurw oning Anders 8.400 13.800 1.400 1.400 1.200 300 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% De woonsituatie van studenten die op kamers/ in een onzelfstandige woonruimte wonen kunnen we verder uitsplitsen naar het type woonruimte dat zij bewonen. Ook de groep die bij woonsituatie aan geeft Anders te wonen splitsen we hier verder uit. Het grootste deel van de onzelfstandig wonende studenten woont in een kamer in een studentencomplex of -flat (Figuur 3.2). Het gaat hierbij om ongeveer 3.500 studenten; bijna de helft van het totale aantal onzelfstandig wonende studenten. Ook het aandeel studenten dat een kamer in een 15

studentenhuis bewoont is relatief groot. Deze twee categorieën vormen samen circa 82% van alle onzelfstandige wonende studenten. Van het overige studenten in onzelfstandige woonruimte woont het grootste deel in een kamer in een verenigingshuis of deelt een huurwoning samen met anderen. Figuur 3.2 Woonruimte onzelfstandig wonende studenten 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 Kamer op een studentencomplex/-flat 3.500 Kamer in een studentenhuis 3.300 Kamer in een verenigingshuis 800 Huurw oning met andere studenten/ jongeren 500 Kamer bij een hospita/ hospes 200 Huis gekocht door familie 100 Zelf gekochte w oning met andere studenten/ jongeren 0 Overig/ Weet niet 300 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% In Figuur 3.3 wordt het aantal verhuurde woonruimten naar verhuurder weergegeven. De grootste verhuurder van onzelfstandige woonruimten aan studenten is SLS Wonen. Vooral van het aantal kamers op een studentencomplex of flat en kamers in een verenigingshuis verhuurt SLS Wonen een groot aandeel. Ook particuliere eigenaren verhuren een groot aantal woonruimten. Dit aantal heeft met name betrekking op kamers in studentenhuizen en huurwoningen. Studentenhuisvester DuWo heeft met name kamers in een studentencomplex in bezit. Samen bezitten de genoemde drie verhuurders van woonruimten bijna 90% van het totale aanbod. De overige 10% van het aanbod is voor een groot deel van overige verhuurders. Hieronder vallen andere Leidse woningcorporaties, woningcorporaties buiten Leiden, De SHWJ, Studentenverenigingen en overige verhuurders. 16

Figuur 3.3 Verhuurders 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 Studentenhuisvester SLS Wonen 5.000 Particuliere eigenaar 2.100 Studentenhuisvester DuWo 500 Makelaar 200 Overig 600 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% SLS heeft de meeste bewoners die inmiddels afgestudeerd zijn. Totaal studeert circa 4% van hun huurders niet meer (zo n 200 bewoners; gewogen). 5 Denkbaar is dat afgestudeerde huurders met een campus contract huiverig zijn geweest bij het invullen van deze enquête. 3.2 Kenmerken huisvesting In deze paragraaf wordt gekeken naar verschillende kenmerken van de studentenhuisvesting. Eerst geven we een beeld van de woonlasten van studenten. Hierbij maken we een onderscheid naar woonlasten voor onzelfstandige en zelfstandige woonruimten. Vervolgens wordt gekeken naar de grootte van onzelfstandige woonruimten. Ook wordt een splitsing gemaakt naar type onzelfstandige woonruimte. Huur onzelfstandige woonruimte / kamers Het grootste deel van de studenten die een onzelfstandige woonruimte huurt heeft woonlasten tussen de 200 en 300 euro per maand (Figuur 3.4). Dit betreft 70% van de studenten. Ook heeft een kleine 15% woonlasten tussen de 300 en 350 euro per maand. De overige onzelfstandig wonende studenten hebben hogere woonlasten. De gemiddelde huur van een kamer bedraagt ongeveer 270 euro per maand (Tabel 3.1). Kamers van particuliere verhuurders hebben gemiddeld de hoogste huur: ongeveer 300 euro per maand. De onzelfstandige woonruimten van DUWO worden voor gemiddeld het laagste huurbedrag verhuurd; dit betreft bijna uitsluitend relatief kleine kamers. 5 Een dergelijk klein percentage heeft een grote (on)betrouwbaarheidsmarge, zodat dit percentage niet al te absoluut genomen mag worden. 17

Figuur 3.4 Huurprijs huisvesting studenten in onzelfstandige woonruimte 4% 1% 1% 1% 3% 8% 35% 14% Overig/ w eet niet Meer dan 500 euro 450-499 euro 400-449 euro 350-399 euro 300-349 euro 250-299 euro 200-249 euro Minder dan 200 euro 34% Tabel 3.1 Gemiddelde huur in euro s per maand van onzelfstandige woonruimten naar verhuurder 6 Gemiddelde huur SLS Wonen 260,00 Particulier 300,00 DUWO 230,00 Totaal onzelfstandige woonruimten 270,00 Huur/ hypotheek zelfstandige woonruimte De gemiddelde woonlasten voor zelfstandige woonruimten zijn hoger dan bij onzelfstandige woonruimten (Figuur 3.5). Opvallend is vooral het grote aandeel studenten met woonlasten van boven de 500 euro per maand; circa 45%. Dit kan deels worden verklaard doordat in de groep met deze woonlasten een relatief groot aandeel deeltijdstudenten zit, bovendien woont een deel van deze groep in een koopwoning. 6 Het gaat hierbij om het totale huurbedrag: de woonlasten inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten, voordat eventuele huurtoeslag of belastingteruggave er van af wordt getrokken. 18

Figuur 3.5 Huurprijs/ hypotheeklast huisvesting studenten in zelfstandige woonruimte 6% 4% 1%1% 13% 7% Overig/ w eet niet Meer dan 500 euro 450-499 euro 400-449 euro 14% 350-399 euro 300-349 euro 250-299 euro 200-249 euro 8% 45% Minder dan 200 euro Oppervlakte onzelfstandige woonruimten De oppervlakte van onzelfstandige woonruimten wordt weergeven in Figuur 3.6. Uit de figuur blijkt dat bijna de helft van de studenten in een onzelfstandige woonruimte een woonruimte bewoont van 10 tot 14 m2. Ook het aandeel studenten met een woonruimte van 15 tot 19 m2 is met ruim een kwart relatief groot. Ongeveer driekwart bewoont een kamer tot 19 m2. Daarnaast heeft ongeveer 12% een oppervlakte van meer dan 25 m2 ter beschikking. Figuur 3.6 Oppervlakte kamer(s) studenten 5% 7% 2% 14% 46% 0-9 m2 10-14 m2 15-19 m2 20-24 m2 25-29 m2 >30 m2 26% Het aantal studenten in kamers groter dan 20m2 lijkt wellicht wat groot. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Mogelijk hebben studenten in een grote kamer vaker dan gemiddeld gerespondeerd of overschatten studenten de grootte van hun kamer. In Figuur 3.7 bekijken we de verschillen in oppervlakte naar type onzelfstandige woning. Uit deze figuur blijkt dat kamers op een studentencomplex of flat gemiddeld kleiner zijn dan andere typen 19

woonruimten. Aangezien juist het grootste deel van de onzelfstandige woonruimten uit dit type kamers bestaat, zorgt deze groep voor het grote aantal woonruimten met een oppervlakte van 10 tot 14m2 in Figuur 3.6. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat kamers in complexen gemiddeld kleiner zijn, maar dat er vaak een gezamenlijke keuken of woonruimte aanwezig is, waardoor de totale leefruimte in studentencomplexen/-flats in werkelijkheid vaak groter is. Kortom: er zijn meer kenmerken dan alleen de grootte van de kamer, die bepalen of een student ergens prettig woont. Ongeveer 40% van de bewoners in andere onzelfstandige woonruimten bewoont een ruimte met een oppervlakte tot 14 m2. Vooral het aandeel grote kamers vanaf 20 m2 is duidelijk groter bij de categorie overige. Figuur 3.7 Oppervlakte kamer(s) studenten naar type woonruimte Kamer op een studentencomplex/-flat Kamer in een studentenhuis Kamer in een verenigingshuis Huurw oning met andere studenten/ jongeren 4.000 3.500 3.500 3.000 3.300 2.500 2.000 800 1.500 500 1.000 Overig/ Weet niet 500 300 0 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0-9 m2 10-14 m2 15-19 m2 20-24 m2 25-29 m2 >30 m2 3.3 Verschillen tussen universiteit en hogeschool Ten slotte geven we in dit hoofdstuk enkele kerncijfers over studenten op de Universiteit Leiden en de Hogeschool Leiden (Tabel 3.2). Studenten op de Universiteit zijn gemiddeld iets ouder en hebben een hoger inkomen. Zij huren daarentegen gemiddeld een kleinere kamer. Vooral in de woonsituatie van studenten komen duidelijke verschillen naar voren: van de studenten aan de Hogeschool Leiden woont 75% thuis bij de ouders. Van de studenten op de Universiteit is dat 45%. Ongeveer 40% van de universitaire studenten woont op kamers, vier keer zoveel als het aantal HBO-studenten. Ook bewoont ruim 10% van zowel de studenten van de Universiteit als het HBO een zelfstandige woning. Tabel 3.2 Kerncijfers studenten naar onderwijsinstelling Universiteit Leiden Hogeschool Leiden Gemiddelde: Leeftijd 21,6 21 Besteedbaar inkomen 665,00 595,00 Huur 270,00 270,00 Oppervlakte kamer 17 20 Aandeel: Thuis bij ouder(s) 45% 75% Op kamers 40% 10% Zelfstandig 14% 13% Overig 1% 1% 20

3.4 Conclusies Ruim de helft van de studenten woont thuis bij ouders. Ongeveer eenderde woont op kamers (of in een andere onzelfstandige woonruimte). De rest woont in een zelfstandige woning. Van de 8.400 studenten die op kamers (of in een eenheid) wonen, wonen er 3.500 in een studentenflat of studentencomplex. Daarnaast wonen 3.300 studenten in een studentenhuis. De rest woont in een verenigingshuis of deelt een huurwoning samen met anderen. Verder blijkt dat SLS Wonen de meest studenten huisvest. Zij verhuurt aan ongeveer 5.000 studenten woonruimte. Particuliere eigenaren verschaffen aan 2.100 studenten woonruimte. Duwo tenslotte is huisbaas van zo n 500 studenten die op kamers wonen. Circa 4% van de huurders van SLS Wonen geeft aan dat ze niet meer studeren. 7 Denkbaar is dat afgestudeerde huurders met een campus contract huiverig zijn geweest bij het invullen van deze enquête. De gemiddelde huur van een kamer bedraagt 270 euro per maand. Bij SLS Wonen is de gemiddelde huur 260 euro; bij particulieren 300 euro; bij Duwo 230 euro per maand. De gemiddelde woonlasten van studenten die in een zelfstandige woning wonen, ligt beduidend hoger: bijna 45% huurt voor meer dan 500 euro per maand. Van de studenten die een kamer huren, heeft ongeveer de helft een kamer van 10-14 m2. (Het gaat hierbij om de kamergrootte, eventuele extra leefruimte van een gezamenlijke woonruimte of keuken is niet meegerekend.) Studenten aan de Hogeschool Leiden zijn in het algemeen jonger en hebben een lager inkomen dan studenten aan de Universiteit Leiden. Verder wonen deze HBO studenten vaker thuis bij de ouders: 75% tegen 45% bij de WO studenten. 7 Een dergelijk klein percentage heeft een grote (on)betrouwbaarheidsmarge, zodat dit percentage niet al te absoluut genomen mag worden. 21

4 Gewenste woonsituatie In dit hoofdstuk gaan we in op de gewenste woonsituatie van Leidse studenten. Eerst wordt gekeken naar het aantal studenten dat rondloopt met verhuisplannen. Wat is de termijn waarbinnen zij willen verhuizen? Wat zijn hun verhuisredenen? En hebben zij al activiteiten ondernomen? Vervolgens worden de woonwensen van de studenten in beeld gebracht. Hierbij komen het gewenste type woning, de gewenste locatie, gewenste kenmerken van de woonruimte en de interesse voor enkele alternatieve woonvormen aan bod. 4.1 Verhuisredenen en ondernomen activiteiten Gewenste verhuistermijn Ongeveer een op de vijf Leidse studenten wil graag binnen een half jaar verhuizen (Figuur 4.1). Nog eens een op de zes hoopt binnen een jaar een andere woonruimte te vinden. Circa 43% van de studenten heeft echter geen verhuisplannen of wil pas na 2 jaar verhuizen. Figuur 4.1 Gewenste verhuistermijn 20% Binnen een half jaar 43% Binnen een jaar Binnen 2 jaar 17% Na 2 jaar/ geen verhuisplannen 20% Om een beter idee te krijgen welke studenten graag willen verhuizen splitsen we deze gewenste verhuistermijn op naar woonsituatie (Figuur 4.2) en de verwachte duur tot afstuderen (Figuur 4.3). Deze factoren hebben in meer of mindere mate invloed op de verhuisgeneigdheid van studenten. 23

De gemiddelde gewenste verhuistermijn is korter naarmate de zelfstandigheid van de woonsituatie kleiner is. Thuiswonende studenten willen gemiddeld het snelst verhuizen, gevolgd door bewoners van onzelfstandige woonruimten. De groep die al in een zelfstandige woonruimte woont heeft weinig verhuisplannen (Figuur 4.2). Vooral het aandeel studenten dat thuis woont en binnen een half jaar wil verhuizen is groot, met bijna een kwart van het totale aantal thuiswonende studenten. Van deze groep wil iets meer dan 40% binnen een jaar te verhuizen. Bij studenten in een onzelfstandige woning bedraagt dit bijna 35%. Naast dat studenten in een zelfstandige woning minder haast hebben om te verhuizen, wil ook een groter aandeel pas na 2 jaar verhuizen of heeft helemaal geen verhuisplannen. Het gaat hierbij om ruim 60% van deze groep studenten. Figuur 4.2 Gewenste verhuistermijn naar woonsituatie Zelfstandige w oonruimte Onzelfstandige w oonruimte Thuis bij (een van de) ouders 16.000 4.000 14.000 12.000 10.000 8.700 8.000 6.000 4.000 13.800 2.000 0 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Binnen een half jaar Binnen 2 jaar Binnen een jaar Na 2 jaar/ geen verhuisplannen Uit Figuur 4.3 blijkt een duidelijke samenhang tussen de gewenste verhuistermijn en de termijn waarbinnen de student verwacht af te studeren. Hoe eerder de student verwacht af te studeren, des te eerder wil de student verhuizen. Bijna een kwart van de studenten die binnen een half jaar verwachten af te studeren zoekt ook binnen een half jaar een andere woonruimte. Bij studenten die binnen een jaar verwachten af te studeren wil ongeveer eenderde binnen die periode ook verhuizen. Figuur 4.3 Gewenste verhuistermijn naar verwachte afstudeerperiode Binnen een half jaar Binnen een jaar 7000 6400 6000 6000 5000 4000 Binnen 2 jaar 6200 3000 Binnen 3 jaar Na 3 jaar 2800 2000 1000 4200 0 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Binnen een half jaar Binnen 2 jaar Binnen een jaar Na 2 jaar/ geen verhuisplannen 24

Gemiddelde zoekduur De gemiddelde duur die studenten al op zoek zijn naar een andere woonruimte is ruim 8 maanden (Figuur 4.4). Wanneer we een onderscheid maken naar de gewenste verhuistermijn van studenten, dan blijkt de zoekduur van studenten die binnen 2 jaar willen verhuizen het langst. Het is opvallend dat studenten die pas over een langere termijn willen verhuizen gemiddeld al langer op zoek zijn naar een andere woonruimte. Dit kan te maken hebben met de woonwensen, bijvoorbeeld wachttijden bij bepaalde typen woningen of schaarse typen woonruimten. Ook zitten er verschillen in het al dan niet actief op zoek zijn naar een andere woonruimte. Figuur 4.4 Gemiddelde zoekduur in maanden naar gewenste verhuistermijn Binnen een half jaar Binnen een jaar Binnen 2 jaar Totaal 0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0 Gemiddelde zoekduur in maanden Verhuisredenen In Tabel 4.1 geven we een overzicht van de gegeven verhuisredenen van studenten. Het totale aantal verhuisredenen is hierbij erg groot, omdat respondenten meerdere redenen aan konden geven in de enquête. Van de verhuisredenen is vooral het zelfstandig willen wonen een belangrijke reden. Dit antwoord wordt door ongeveer een op de drie studenten gegeven. Ook het groter willen wonen en de reistijd naar de onderwijsinstelling speelt bij bijna ruim 10% van de studenten een belangrijke rol. Ten slotte is ook de wens om met een partner samen te gaan wonen een belangrijke verhuisreden. Wanneer we een uitsplitsing van de verhuisredenen maken naar huidige woonsituatie van studenten, dan blijken het met name de thuiswonende en onzelfstandig wonende studenten te zijn die zelfstandig willen gaan wonen 8. Met uitzondering van de thuiswonende studenten is voor elke groep het groter willen wonen een belangrijke verhuisreden. Ook het samenwonen met een partner speelt bij een deel van alle studenten, ongeacht de huidige woonsituatie. Voor thuiswonende studenten is ook de reistijd naar de onderwijsinstelling een belangrijke reden om te verhuizen. 8 Voor degenen die momenteel thuis wonen wordt zelfstandig wonen naar waarschijnlijkheid geïnterpreteerd als uit huis gaan, voor degenen die al uit het ouderlijk huis vertrokken zijn wordt zelfstandig wonen naar waarschijnlijkheid geïnterpreteerd als een zelfstandige woonruimte 25

Tabel 4.1 Verhuisreden studenten, totaal en naar huidige woonsituatie (meerdere antwoorden mogelijk) Verhuisreden Totaal Huidige woonsituatie Op kamers/ onzelfstandige woonruimte Zelfstandige koopwoning Zelfstandige sociale huurwoning Zelfstandige andere huurwoning Thuis bij (één van de) ouders Anders Ik wil groter wonen 12% 21% 35% 29% 32% 2% 16% Ik wil goedkoper wonen 3% 5% 1% 5% 13% 0% 7% Ik wil zelfstandig gaan wonen 32% 22% 2% 1% 1% 44% 12% Ik wil gaan samenwonen met mijn partner 12% 11% 9% 10% 10% 12% 10% Ik wil gaan samenwonen met iemand anders 4% 5% 0% 0% 2% 3% 2% Mijn campuscontract loopt af 1% 2% 1% 1% 0% 0% 1% Ik wil/moet voor mijn opleiding verhuizen 4% 3% 7% 3% 2% 5% 8% Ik wil andere huisgenoten 3% 5% 0% 0% 0% 2% 1% Ik ben ontevreden over/ heb problemen met mijn huisbaas 1% 2% 0% 3% 3% 0% 0% Ik wil een nieuwe woning 4% 7% 2% 12% 9% 0% 6% Ik wil een nieuwe woonomgeving 4% 4% 15% 12% 8% 3% 8% Ik moet mijn huis uit 3% 6% 1% 8% 5% 1% 12% Ik wil minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling 13% 1% 17% 2% 1% 22% 5% In verband met werk 3% 3% 6% 8% 4% 2% 2% Overig 3% 3% 4% 7% 8% 2% 8% Totaal 28.600 10.100 500 1.100 1.200 15.400 300 Ondernomen activiteiten voor het vinden van een andere woonruimte Van de studenten die willen verhuizen heeft ongeveer 15% nog geen activiteiten ondernomen (Tabel 4.2). Ruim een kwart heeft al gezocht via het internet. Ook staat 12% ingeschreven als woningzoekende bij Woonzicht.nl en heeft een vergelijkbaar aantal personen advertenties gelezen. Wanneer we de ondernomen activiteiten uitsplitsen naar de gewenste verhuistermijn, blijkt dat de bovengenoemde activiteiten de vaakst genoemde zijn ongeacht de gewenste verhuistermijn. De passieve zoekmethoden, als inschrijven bij een woningstichting, zijn ongeveer gelijk, ongeacht de zoekduur. Bij actief zoeken, bijvoorbeeld via internet of het lezen van advertenties, blijkt duidelijk dat er een samenhang is met de gewenste verhuistermijn. Hoe eerder men wenst te verhuizen, hoe meer actieve acties men onderneemt. Tabel 4.2 Ondernomen activiteiten, totaal en naar gewenste verhuistermijn (meerdere antwoorden mogelijk) Ondernomen activiteiten Totaal Gewenste verhuistermijn 0 0 Binnen een half jaar Binnen een jaar Binnen 2 jaar Geen activiteiten ondernomen 15% 4% 13% 33% Ingeschreven (en/of verlengd) als woningzoekende bij Woonzicht.nl 12% 11% 14% 13% Gezocht via internet 26% 31% 24% 19% Ginformeerd bij SLS Wonen 7% 11% 6% 3% Ingeschreven bij SLS Wonen 3% 4% 4% 2% Ingeschreven bij SHWJ 1% 0% 1% 1% Geinformeerd bij andere woningcorporaties 7% 7% 6% 6% Geinformeerd bij de onderwijsinstellingen 0% 0% 0% 0% Contact opgenomen met een kamerbemiddelingsbureau 2% 3% 2% 1% Contact opgenomen met een makelaar 4% 5% 3% 2% Gereageerd op aangeboden woningen in de woningkrant 2% 2% 3% 2% Advertenties gelezen 13% 14% 14% 12% Advertentie(s) geplaatst 1% 1% 0% 0% Andere activiteiten 8% 7% 9% 6% Totaal 28.800 12.200 8.800 7.800 26

4.2 Woonwensen Uit de vorige paragraaf blijkt dat een groot deel van de studenten aangeeft binnen een jaar te willen verhuizen. Iets meer dan de helft van de studenten geeft aan binnen 2 jaar te willen verhuizen. In de deze paragraaf wordt voor deze groep gekeken naar de wensen die zij hebben ten aanzien van een toekomstige woonruimte. Gewenste woonsituatie In Figuur 4.5 wordt de gewenste woonsituatie van Leidse studenten in beeld gebracht. Het merendeel geeft de voorkeur aan een zelfstandige woning: ongeveer 60% van de studenten. Ruim 35% wil op kamers. Figuur 4.5 Gewenste woonsituatie studenten 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 Op kamers/ onzelfstandig Zelfstandige andere huurw oning Zelfstandige sociale huurw oning Zelfstandige koopw oning Thuis bij (één van de) ouders Anders 5.700 4.000 3.300 2.000 100 200 0% 10% 20% 30% 40% 50% In Tabel 4.3 gaan we iets dieper in op de gewenste woonsituatie. Welke studenten geven de voorkeur aan welke woonsituatie? In deze tabel worden de huidige en gewenste woonsituatie tegen elkaar afgezet. De helft van de studenten die momenteel bij de ouders woont geeft aan op kamers te willen, een even groot deel wil naar een zelfstandige woning. Een kwart van de kamerbewoners wil doorverhuizen naar een andere kamer, de overige groep wil bijna allemaal naar een zelfstandige huur- dan wel koopwoning. Zelfstandig wonende studenten willen voor het grootste deel ook zelfstandig blijven wonen. Enkele nu zelfstandig wonende studenten geven aan op zoek te zijn naar een onzelfstandige woning. Dit doen zij vanwege de reistijd naar de onderwijsinstelling. 27

Tabel 4.3 Huidige en gewenste woonsituatie studenten v Huidig / > Gewenst Op kamers/ onzelfstandig Zelfstandige koopwoning Zelfstandige sociale huurwoning Zelfstandige andere huurwoning Thuis bij (één van de) ouders Anders Totaal Op kamers/ onzelfstandig 25% 8% 25% 39% 1% 2% 4.600 Zelfstandige koopwoning 11% 67% 2% 14% 1% 4% 300 Zelfstandige sociale huurwoning 1% 45% 35% 18% 0% 1% 600 Zelfstandige andere huurwoning 2% 37% 24% 34% 0% 3% 700 Thuis bij (één van de) ouders 50% 9% 20% 20% 0% 1% 8.900 Anders 11% 14% 25% 41% 2% 7% 100 Totaal 5.700 2.000 3.300 4.000 100 200 15.200 Studenten met de voorkeur voor een onzelfstandige woning konden ook voorkeuren wat betreft type woonruimte kenbaar maken. Hierbij konden zij meerdere woonruimten kiezen. Van de studenten die de voorkeur geven aan een onzelfstandige woonruimte geeft bijna een derde de voorkeur aan een kamer in een studentenhuis. Ook aan het huren van een huurwoning met andere studenten of jongeren en een kamer op een studentencomplex wordt relatief vaak de voorkeur gegeven. De overige woonvormen hebben relatief weinig voorkeur. Figuur 4.6 Gewenste onzelfstandige woonruimte studenten 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 Kamer in een studentenhuis Kamer op een studentencomplex/-flat Huurw oning met andere studenten/ jongeren Kamer in een verenigingshuis Kamer bij een hospita/ hospes Huis gekocht door familie Zelf gekochte w oning met andere studenten/ jongeren Woongroep Overig/ Weet niet 4.200 3.500 3.400 800 600 500 400 100 100 0% 10% 20% 30% 40% Kenmerken gewenste woonruimte Studenten die de voorkeur geven aan een zelfstandige woning, willen het liefst een twee- of driekamerwoning. Het aantal kamers wordt met een cijfer achter de komma aangegeven, aangezien het een gemiddelde weergeeft van het gewenste aantal kamers. Studenten met de voorkeur voor een koopwoning willen gemiddeld een woning met meer kamers dan studenten die de voorkeur geven aan een zelfstandige huurwoning. Ook zijn studenten met de voorkeur voor een koopwoning bereid hogere woonlasten te betalen. Zij zijn gemiddeld bereid ongeveer 730 euro per maand uit te geven, tegenover 470 dan wel 550 euro bij voorkeur voor een zelfstandige sociale huurwoning respectievelijk een andere huurwoning. 28

Studenten die de voorkeur geven aan een onzelfstandige woonruimte zoeken een woonruimte van minimaal 16m2 en een maximaal gewenste huurprijs van ongeveer 310 euro per maand. Tabel 4.4 Gewenste kenmerken van gewenste Minmale zelfstandige Maximaal woningen en kamers gewenste gewenste aantal kamers woonlasten Zelfstandige koopwoning 3,3 730 Zelfstandige sociale huurwoning 2,4 470 Zelfstandige andere huurwoning 2,4 550 gewenste oppervlakte gewenste woonlasten Op kamers 16 310 Het minimaal gewenste aantal kamers betreft een gemiddelde van alle studenten. Dit betekent dus niet dat er geen interesse is in woningen kleiner dan 2,4 kamers. In Tabel 4.5 geven we een verdeling naar gewenst aantal kamers per type zelfstandige woning. Hieruit blijkt dat bijna 10% van de studenten die op zoek zijn naar een zelfstandige sociale of andere huurwoning kiest voor een eenkamerwoning. Tweekamerappartementen zijn het meest favoriet bij studenten met de voorkeur voor een huurwoning: ongeveer de helft geeft hieraan de voorkeur. Tabel 4.5 Gewenste aantal kamers per gewenste woonsituatie (zelfstandige woonruimten) 1 kamer 2 kamers 3 kamers 4 kamers 5 kamers >5 kamers Zelfstandige koopwoning 1% 20% 40% 28% 8% 3% Zelfstandige sociale huurwoning 12% 49% 32% 7% 0% 1% Zelfstandige andere huurwoning 9% 48% 37% 6% 0% 0% Interesse in sociale koopwoningen Aan studenten is gevraagd of zij mogelijk interesse hebben in een sociale koopwoning. Men koopt dan een woning met korting en heeft een terugkoopgarantie. In totaal heeft ongeveer een kwart van de studenten interesse in een sociale koopwoning. Vooral voor studenten die nu in een sociale huurwoning wonen lijkt het een aantrekkelijk alternatief: ongeveer 45% heeft interesse. Studenten die een koopwoning bewonen hebben duidelijk minder interesse: slechts iets meer dan 10%. Tabel 4.6 Interesse in sociale koopwoningen naar huidige woonsituatie Geen interesse Interesse, maar neem zelf contact op Interesse, SLS Wonen mag contact opnemen Op kamers/ onzelfstandige woonruimte 73% 17% 10% Zelfstandige koopwoning 88% 8% 4% Zelfstandige sociale huurwoning 54% 26% 20% Zelfstandige andere huurwoning 63% 17% 19% Thuis bij (een van de) ouders 79% 13% 8% Anders 71% 19% 10% Totaal 73% 16% 11% Keuze voor Leiden Ongeveer de helft van de studenten met verhuiswensen wil in het centrum van Leiden wonen. Nog eens bijna 20% geeft aan in Leiden, maar buiten de singels te willen wonen. Van de studenten die aangeven binnen Leiden woonruimte te zoeken geeft ruim een op de drie als motivatie dat Leiden een leuke stad is om te wonen. Daarnaast geeft een kwart aan in Leiden te willen wonen door het aanbod aan voorzieningen (onder andere de onderwijsinstellingen) en geeft een vergelijkbaar aantal aan graag in Leiden te willen wonen omdat vrienden hier ook wonen. 29

Er zijn te weinig respondenten in de enquête die aangeven waarom zij specifiek buiten Leiden een woonruimte te zoeken (2%), hetgeen analyse onmogelijk maakt. De overige 28% van de verhuisgeneigden geeft aan geen voorkeur te hebben. Figuur 4.7 Motivatie om binnen Leiden woonruimte te zoeken 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 Leuke stad om te wonen 3.100 Veel voorzieningen 2.300 Vrienden wonen in Leiden 2.100 Voor een goede prijs een woonruimte vindbaar 300 Eenvoudig om woonruimte te vinden 100 Overig/ weet niet 900 0% 10% 20% 30% 40% 50% Interesse in alternatieve woonvormen In de enquête is naast vragen over de gewenste woonsituatie ook een vraag opgenomen over de interesse in mogelijke alternatieve woonruimten. In Figuur 4.8 wordt de interesse van studenten in drie verschillende typen woonruimten weergegeven. Als alternatieve woonruimten zijn kamers in een alternatief pand, zoals in een oud verzorgingstehuis, school, ziekenhuis of kantoor, het meest geliefd. Circa 45% van de studenten zegt hier in meer of mindere mate interesse in te hebben. Figuur 4.8 Interesse studenten in alternatieve woonruimten Alternatieve w oonvorm* 8% 17% 10% 19% 46% Kamer in alternatief pand** 18% 27% 11% 13% 31% Tijdelijk w onen in een slooppand 6% 21% 8% 17% 48% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Veel interesse Een beetje interesse Neutraal Weinig interesse Geen interesse *Een alternatieve woonvorm als prefabwoningen/ portocabins/ zeecontainers of keetwoningen ** Een kamer in een oud verzorgingstehuis/ school/ ziekenhuis of kantoor 30

4.3 Verschillen tussen universiteit en hogeschool Net zoals in hoofdstuk 3 geven we tot slot enkele kerncijfers van de woonwensen van studenten op het HBO en de Universiteit (Tabel 4.7). Studenten aan het HBO wensen gemiddeld een grotere woonruimte dan universitaire studenten, dit geldt zowel voor studenten die naar een zelfstandige als onzelfstandige woning op zoek zijn. De maximum gewenste woonlasten liggen dicht bij elkaar. De gewenste woningtypen liggen meer uiteen. Van de universitaire studenten is circa 40% op zoek naar een kamer, terwijl dit van de HBO-ers nog geen 30% bedraagt. Studenten op de hogeschool zijn daarentegen vaker op zoek naar een zelfstandige koopwoning: dit betreft 1 op de 5 verhuisgeneigde HBO-ers. Tabel 4.7 Kerncijfers woonwensenstudenten naar onderwijsinstelling Universiteit Leiden Hogeschool Leiden Gemiddelde: Kamers zelfstandige woning 2,5 2,8 Huur/ hypotheek zelfstandige woning 560,00 550,00 Oppervlakte onzelfstandige woonruimte 16 m2 19 m2 Huur onzelfstandige woonruimte 310,00 330,00 Aandeel: Kamer/ onzelfstandige woonruimte 41% 29% Zelfstandige koopwoning 10% 19% Zelfstandige sociale huurwoning 21% 24% Zelfstandige andere huurwoning 26% 25% Thuis bij ouders 0% 1% Anders 1% 3% 4.4 Conclusies Ongeveer 20% van de studenten wil binnen een half jaar verhuizen. Nog eens 17% hoopt binnen een jaar te verhuizen. De huidige woonsituatie en de verwachte duur tot afstuderen hebben effect op de verhuisgeneigdheid. Thuiswonende studenten willen het snelst verhuizen, gevolgd door kamerbewoners. Daarnaast geldt dat hoe eerder een student denkt af te studeren, des te eerder wil zij ook verhuizen. Gemiddeld zoeken studenten op dit moment zo n 8 maanden naar andere woonruimte. Degenen die wat minder haast hebben en die op een termijn van 2 jaar willen verhuizen, zoeken het langst: circa 9 maanden. Het verhuismotief illustreert de gebruikelijk wooncarrière van studenten. Degenen die nog thuis wonen geven aan dat ze willen verhuizen om zelfstandig te gaan wonen. Ook degenen die op kamers wonen geven dit motief aan maar doelen daarmee meer specifiek op de wens naar zelfstandige woonruimte. Degenen die al in een gewone woning wonen, geven aan dat ze vooral groter willen gaan wonen. Hoe eerder mensen willen verhuizen, des te actiever worden ze. Dat geldt ook voor studenten. Van degenen die willen verhuizen, zoekt 25% via internet, 12% staat ingeschreven bij woonzicht.nl en een vergelijkbaar aantal richt zich op advertenties. Van alle studenten die willen verhuizen, zoekt 60% een zelfstandige woning. Ruim 35% wil op kamers wonen. 31

Degenen die in een zelfstandige huurwoning wonen zoeken, zoeken over het algemeen een 2 of 3 kamer woning. In de sociale huursector is men bereid daar 470 euro per maand voor te betalen; in het particuliere segment mag dat meer zijn (550 euro). Degenen die een koopwoning zoeken willen een wat grotere woning met 3 tot 4 kamers en zijn bereid daar 730 euro per maand voor te betalen. Degenen die op kamers willen gaan wonen, vragen gemiddeld 16m2 en betalen daarvoor 310 euro per maand. Ongeveer de helft van de studenten met verhuiswensen wil in het centrum van Leiden wonen. Nog eens bijna 20% geeft aan in Leiden, maar buiten de singels te willen wonen. In totaal heeft ongeveer een kwart van de studenten interesse in een sociale koopwoning. Vooral voor studenten die nu in een sociale huurwoning wonen lijkt het een aantrekkelijk alternatief. Circa 25% van de studenten zegt interesse te hebben in een alternatieve woonvorm (prefab, container). 45% wil nadenken over een kamer in een alternatief pand (een oud verzorgingstehuis, school, ziekenhuis of kantoor). En 27% is geïnteresseerd in het tijdelijk bewonen van een slooppand. Studenten aan de Hogeschool Leiden maken in het algemeen in een keer een grotere stap in hun wooncarrière dan de studenten aan de Leidse Universiteit: ze zoeken een grotere woonruimte en een groter deel kijkt uit naar een koopwoning. Dit heeft deels te maken met de verschillen tussen Hbo-ers en universitaire studenten. Hbo-ers wonen over het algemeen meer verspreid rond de onderwijsinstelling, ook wonen zij gemiddeld langer thuis en zijn wat ouder wanneer zij verhuizen. 32

5 Woonbeelden In dit hoofdstuk geven we een beeld van de voorkeuren van studenten wanneer zij kunnen kiezen uit 12 door SLS Wonen gedefinieerde woonbeelden. Deze woonbeelden worden onderscheiden naar woonvorm, het woningtype, de locatie en de oppervlakte. In de enquête is studenten de mogelijkheid gegeven om een eerste, tweede en derde voorkeur aan te geven. Ook konden zij bij de woonbeelden naar voorkeur de maximale gewenste huur aangeven. In de enquête is de vraag over de woonbeelden aan alle studenten voorgelegd, zowel verhuisgeneigd als niet-verhuisgeneigd. Eerste kijken we naar verschillende indikkingen van de 12 keuzemogelijkheden. Op die manier geven we een algemeen beeld van voorkeuren voor bepaalde woonvormen, locaties en de woninggrootte. In het tweede deel van dit hoofdstuk brengen we de voorkeuren naar alle 12 keuzemogelijkheden in beeld. Tevens gaan we hier in op de maximale gewenste prijs van de woonruimten naar voorkeur. 5.1 Voorkeuren In Figuur 5.1 wordt de eerste voorkeur van studenten weergegeven, onderverdeeld naar woonvorm en type woning. Uit deze figuur blijkt dat de studentvoorkeuren min of meer gelijk verdeeld zijn. Er is slechts een lichte voorkeur voor het wonen in een flat of appartement. Figuur 5.1 1 e voorkeur naar type woonvorm en type woning 24% 23% 29% 24% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Kamer(s) Flat/ appartement Kamer(s) Woonhuis Woning Flat/ appartement Woning Woonhuis Studenten hebben een duidelijke voorkeur voor wonen in het centrum (Figuur 5.2). Ongeveer 80% geeft hieraan de voorkeur. Hierin is weinig onderscheid naar kamers of zelfstandige woonruimte. 33

Figuur 5.2 1 e voorkeur naar type woning en centrum/ buiten centrum 7% 40% 17% 37% Kamer(s) Buiten centrum Kamer(s) Centrum Woning Buiten centrum Woning Centrum 0% 20% 40% 60% 80% 100% In Figuur 5.3 wordt gekeken naar de gewenste locatie en oppervlakte van kamers van studenten die de voorkeur geven aan het wonen in een kamer. Bijna driekwart van de studenten die de voorkeur heeft voor een kamer geeft de voorkeur aan een kamer in het centrum die groter is dan 14m2. Sowieso zijn kamers in het centrum populair; bijna 90% verkiest een kamer in het centrum boven een kamer die buiten het centrum is gelegen. Figuur 5.3 1 e voorkeur voor kamers naar centrum/buiten centrum en grootte 16% 73% 2% 9% Kamer(s) Centrum <14 m2 Kamer(s) Centrum >14 m2 Kamer(s) Buiten centrum <14 m2 Kamer(s) Buiten centrum >14 m2 0% 20% 40% 60% 80% 100% 5.2 De 12 woonbeelden Zelfstandige flats of appartementen in het centrum zijn populair (Figuur 5.4). Een groot deel, ruim een kwart van de studenten, geeft aan dit woonbeeld de eerste voorkeur. Ook als tweede en derde keuze is dit woonbeeld het meest populair. Ook de andere verschillende typen zelfstandige woningen en kamers in een woonhuis of flat in het centrum van groter dan 14m2 zijn gewild. 34

Kijkend naar de gemiddelde maximale huurprijs 9 die men voor de eerste voorkeur wil betalen, blijkt dat men voor zelfstandige woonruimte bereid is een veel hoger maandelijks bedrag te betalen dan voor onzelfstandige woonruimte. Voor zelfstandige woonruimte wil men 510 tot 750 euro betalen, afhankelijk van type woning en locatie. De gemiddelde maximale huurprijzen die men voor onzelfstandige woonruimten wil betalen variëren van 290 tot 400 euro. Voor woningen in het centrum is men over het algemeen bereid meer betalen dan voor hetzelfde type woonruimte buiten het centrum, met uitzondering van woonhuizen. In Figuur 5.4 is de gemiddelde maximale huurprijs voor de eerste voorkeur aan de rechterkant weergegeven. Figuur 5.4 Woonbeelden naar 1 e, 2 e en 3 e voorkeur en in de kantlijn de maximale prijs die studenten gemiddeld aan hun eerste voorkeur willen uitgeven Kamer(s) - Woonhuis - Centrum - <14m2 Kamer(s) - Woonhuis - Centrum - >14m2 Kamer(s) - Woonhuis - Buiten centrum - <14m2 Kamer(s) - Woonhuis - Buiten centrum - >14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Centrum - <14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Centrum - >14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Buiten centrum - <14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Buiten centrum - >14m2 Woning - Woonhuis - Centrum Woning - Woonhuis - Buiten centrum Woning - Flat/appartement - Centrum Woning - Flat/appartement - Buiten centrum 300 340 300 400 360 390 290 360 710 740 560 510 0 2 4 6 8 10 12 14 16 1e voorkeur 2e voorkeur 3e voorkeur Duizenden In Figuur 5.4 zagen we dat een groot deel van de studenten de voorkeur geeft aan het woonbeeld van een zelfstandige flat of appartement in het centrum. In Figuur 5.5 gaan we dieper in op deze groep. In de figuur wordt de tweede voorkeur weergegeven van de studenten die als eerste voorkeur het woonbeeld woning flat/appartement centrum aangeven. Hierdoor zien we het substitutiegedrag van de studenten. In welk ander woonbeeld hebben zij interesse naast de eerst aangegeven voorkeur? Uit de figuur blijkt duidelijk dat de eerste tweede voorkeur uitgaat naar hetzelfde woningtype, maar dan op een andere locatie, namelijk buiten het centrum. Vervolgens gaat het centrum een voorname rol spelen; ruim een kwart wenst een woning in een woonhuis in het centrum als tweede keus en ongeveer een op de vijf wenst een ruime kamer in het centrum als tweede alternatief op een eigen flat in het centrum. 9 Het gaat hierbij om de totale woonlasten, voor aftrek van eventuele belastingteruggave of huurtoeslag. 35

Figuur 5.5 Woonbeelden, 2 e voorkeur van studenten met de eerste voorkeur voor een flat/appartement in het centrum Kamer(s) - Woonhuis - Centrum - <14m2 Kamer(s) - Woonhuis - Centrum - >14m2 Kamer(s) - Woonhuis - Buiten centrum - <14m2 Kamer(s) - Woonhuis - Buiten centrum - >14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Centrum - <14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Centrum - >14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Buiten centrum - <14m2 Kamer(s) - Flat/ appartement - Buiten centrum - >14m2 Woning - Woonhuis - Centrum Woning - Woonhuis - Buiten centrum Woning - Flat/appartement - Buiten centrum 0% 10% 20% 30% 40% 5.3 Verschillen tussen universiteit en hogeschool We zagen al dat flats/ appartementen in het centrum bij studenten het meest favoriet is. Uit Tabel 5.1 blijkt dat dit voor zowel universitaire als Hbo-studenten geldt. Bij universitaire studenten zijn daarnaast kamers groter dan 14 m2 in zowel het centrum als buiten het centrum geliefd. HBO-ers kiezen vaker voor een woning in een woonhuis. Uit hoofdstuk 4 bleek ook al dat Hbo-ers gemiddeld vaker dan universitaire studenten op zoek zijn naar een zelfstandige woning. Tabel 5.1 Kerncijfers selectie favoriete woonbeelden studenten naar onderwijsinstelling Universiteit Leiden Hogeschool Leiden Woning-flat/appartement-centrum 4.350 24% 1.350 20% Kamer-woonhuis-centrum->14m2 3.300 18% 750 11% Kamer-flat/appartement-centrum->14m2 3.250 18% 750 11% Woning-woonhuis-centrum 2.000 11% 1.150 17% Woning-woonhuis-buiten centrum 1.650 9% 900 13% 5.4 Conclusies Studenten hebben wat niet kan verbazen een duidelijk voorkeur voor het wonen in het centrum. Vooral de wat grotere kamers in het centrum (>14m2) zijn in trek. Voor deze kamers in een woonhuis wil men 340 betalen. Voor een kamer appartementsgebouwd gaat men zelfs tot 390 euro per maand. Voor zelfstandige woonruimte wordt meer betaald en deze woonruimten zijn ook behoorlijk in trek, zelfs al ze buiten het centrum liggen. Voor een zelfstandig woonhuis in het centrum is men bereid 710 euro per maand te betalen. Voor een zelfstandige flat/appartement in het centrum betalen studenten gemiddeld 560 euro per maand. Studenten aan de Hogeschool Leiden blijken ook qua woonbeelden vaker op zoek te zijn naar een woning in plaats van een kamer, in vergelijking met studenten aan de Universiteit. 36

6 Tekorten en overschotten In de voorgaande hoofdstukken zijn de kenmerken, huidige woonsituatie en woonwensen van de studenten in Leiden aan bod gekomen. De voornaamste vraag van het onderzoek is echter: is er een tekort aan studentenwoningen en zo ja, hoe groot is dit tekort. In dit hoofdstuk zal dit nader worden onderzocht. 6.1 Tekort of overschot in Leiden? Er is in Leiden een tekort van circa 4.150 woningen voor studenten. In Figuur 6.1 is aan de hand van een stroomdiagram uitgewerkt hoe dit tekort in Leiden is opgebouwd. De volgende paragrafen geven een inzicht in het kwalitatieve en kwantitatieve overschot op de woningmarkt. De tekorten zijn gebaseerd op de wensen van alle direct verhuisgeneigde personen (wil binnen een jaar verhuizen) die in Leiden woonruimte zoeken. 6.1.1 Kwantitatief tekort/ overschot Het kwantitatieve tekort of overschot geeft het verschil tussen vraag en aanbod naar zelfstandige en onzelfstandige woonruimten weer. In Leiden betreft het een tekort van de eerder genoemde 4.150 woonruimten. Het kwantitatief tekort of overschot wordt bepaald door twee factoren: het aanbod van woonruimten min de vraag naar woonruimten. De vraag kent bovendien een uitsplitsing naar uit- en thuiswonenden en wordt bepaald door de direct verhuisgeneigden; diegenen die binnen een jaar nieuwe woonruimte willen vinden. Vraag van thuiswonenden Van de circa 14.000 thuiswonende studenten zijn er ruim 6.000 die hebben aangegeven binnen een jaar een nieuwe woonruimte wensen. Van deze verhuisgeneigde thuiswonenden zijn er 2.450 die op zoek zijn naar een onzelfstandige woonruimte in Leiden. Daarnaast zijn er 1.750 die een zelfstandige woning wensen en 1.900 die een onzelfstandige woonruimte buiten Leiden zoeken. Vraag van uitwonenden Ongeveer 3.850 van de in totaal 12.750 uitwonende studenten hebben aangegeven binnen een jaar te willen verhuizen. Hiervan zijn er 2.750 naar een woonruimte binnen Leiden op zoek. Ongeveer 2.000 van hen wensen een zelfstandige woonruimte, de overige groep is op zoek naar een onzelfstandige woonruimte. Ook is er een relatief groot aandeel van de direct verhuisgeneigde uitwonenden op zoek naar een woonruimte in de regio: ongeveer 1.100 studenten. 37

Totale vraag De totale vraag wordt bepaald door alle direct verhuisgeneigden die een zelfstandige of onzelfstandige woonruimte in Leiden zoeken. Dit zijn in totaal ongeveer 7.000 personen (2.450+1.750+2.050+700). Aanbod Het aanbod wordt bepaald door de direct verhuisgeneigden die woonruimte in Leiden achterlaten. In totaal komen er 2.800 woonruimten vrij. Figuur 6.1 Tekort/ overschot aan studentenhuisvesting in Leiden, bij verhuistermijn van 1 jaar Leidse studenten 26.600 Thuiswonend 13.850 Direct 6.050 52% verhuisgeneigd 23% Uitwonend 12.750 Vraag regio 1.900 Vraag Leiden 4.200 48% 7% 16% Direct verhuisgeneigd 3.850 Vraag regio 1.100 1.750 2.450 Vraag Vraag 14% 4% 7% 9% zelfstandig onzelfstandig Vraag Leiden 2.750 2.050 Vraag 10% 8% zelfstandig Vraag onzelfstandig 700 3% Aanbod in Leiden 2.800 Tekort: 4.150 10% 16% 6.1.2 Kwalitatief tekort/ overschot In Tabel 6.1 wordt een uitsplitsing gegeven van de kwalitatieve tekorten die er zijn naar type woning. Als gekeken wordt naar het totale verschil van vraag en aanbod blijkt dat het tekort ongeveer zo groot te zijn als het aantal zoekende thuiswonenden. Een uitsplitsing naar type woonruimte dat gezocht wordt levert enige verschillen op. Uitwonende laten voornamelijk onzelfstandige woonruimten achter, terwijl de vraag van deze groep grotendeels uitgaat naar zelfstandige woonvormen. De vraag van thuiswonenden overstijgt echter ruimschoots het aanbod aan onzelfstandige woonruimten: dit resulteert in het tekort. Bij de overige woningtypen waarnaar gevraagd is, is hetzelfde zichtbaar, de vraag van de thuiswonenden overstijgt het aanbod van de uitwonenden. Aan alle woningtypen is een tekort, maar met name aan sociale en andere huurwoningen is een groot tekort. 38

Tabel 6.1 kwalitatief woningtekort vraag thuiswonenden vraag uitwonenden aanbod uitwonenden tekort Onzelfstandige woonruimte 2.450 670 2.270 850 Zelfstandige koopwoning 270 300 30 540 Zelfstandige sociale huurwoning 780 750 180 1.350 Zelfstandige andere huurwoning 670 970 240 1.400 Overige woningtypen 30 60 80 10 totaal 4.190 2.750 2.790 4.150 6.2 Verschil tekort ten opzichte van 2006 Het lijkt erop dat het tekort flink is opgelopen ten opzichte van het voorgaande onderzoeksrapport uit 2006. Een precieze vergelijking is echter niet makkelijk te maken. Dat komt mede door een andere onderzoeksopzet. De verhouding tussen uit en thuiswonende studenten ligt daardoor in dit onderzoek duidelijk anders dan in het voorgaande onderzoek. In het vorige onderzoek is het aantal thuiswonende studenten onderschat en daardoor is ook het tekort in 2006 onderschat. Door de cijfers van dit onderzoek te ijken op informatie van de IB groep, is de representativiteit van het onderzoek gewaarborgd. Het grotere tekort van dit moment mag daarom niet zonder meer gezien worden als een signaal dat studenten slechter of moeilijker onder dak komen dan enkele jaren terug. Bovendien speelt mee dat er meer studenten zijn dan enkele jaren terug. Dit alles is met name terug te zien in het tekort aan onzelfstandige woonruimten, waar een overschot omslaat in een flink tekort. Verder is het tekort aan zelfstandige woonruimte opvallend hoog. Dit geeft aan dat studenten steeds vaker de voorkeur geven aan een zelfstandige boven een onzelfstandige woonruimte. Zoals gezegd moeten we wel een kanttekening plaatsen bij de uitkomsten van het vorige onderzoek uit 2006. Dat onderzoek is destijds gewogen naar een aantal studentenkenmerken, maar niet naar de mate waarin studenten uitwonend dan wel thuiswonend zijn. Door daar niet voor te corrigeren leek het alsof 78% van alle studenten uitwonend was en 22% thuis woonde. Uit andere gegevensbronnen (VROM onderzoek en IBG data) weten we dat dit niet het geval is: circa de helft van de Leidse studenten woont nog thuis; dit betreft vooral HBO studenten. Voor de relatief geringe respons van thuiswonende studenten heeft men in het vorige onderzoek niet gecorrigeerd. Doordoor is het aantal thuiswonende studenten onderschat en is ook het tekort onderschat. 6.3 Enkele kanttekeningen bij het tekort Bij alle cijfers, dus ook bij dit tekort, kan men kanttekeningen plaatsen. Zo is er iets voor te zeggen om dit tekort niet in zijn volle omvang te beschouwen als een opgave voor studentenhuisvesting. Een flink aantal studenten zal immers binnenkort afstuderen en oriënteert zich om die reden net als andere jonge starters op de woningmarkt. Zouden we degenen die binnen een half jaar afstuderen buiten beschouwing laten, dan daalt het tekort naar 2.400 woonruimten. En laten we degenen die binnen een jaar afstuderen buiten beschouwing, dan zakt het tekort naar 1.700 woonruimten (waarbij de universitair studenten goed zijn voor een tekort aan 1.000 woonruimten). Dat zijn aanzienlijk lagere aantallen dan het getal van 4150 dat eerder genoemd is. Kortom: het tekort van 4150 woonruimten dat hier becijferd is mag niet zomaar vertaald worden in een extra bouwopgave van een zelfde aantal. Wel leidt het tot de algemene conclusie dat er in Leiden een behoorlijke druk bestaat op de markt voor studentenhuisvesting en dat het tegen die achtergrond goed zou zijn extra aanbod te creëren. 39

6.4 Conclusies Het tekort aan woonruimten voor studenten kan becijferd worden op 4.150 kamers (eenheden) en zelfstandige woonruimten tezamen. Het tekort aan kamers en andere onzelfstandige woonruimten bedraagt circa 850 eenheden. Daarnaast is er een tekort aan 540 koopwoningen en 2.750 huurwoningen, waarvan 1.350 sociale huurwoningen en 1.400 particuliere huurwoningen. Ten opzichte van 2006 is er een duidelijke toename van het tekort, ten dele overigens veroorzaakt door een onderzoeksmatige achtergrond die ertoe geleid heeft dat in 2003 het tekort onderschat is. Een relatief groot deel heeft betrekking op starters op de woningmarkt: studenten die op korte termijn afstuderen en op zoek zijn naar een zelfstandige woonruimte. Het tekort van 4.150 woonruimten is flink lager wanneer we de studenten die op korte termijn afstuderen buiten beschouwing laten. Wanneer we de studenten die binnen een half jaar afstuderen achterwege laten daalt het tekort naar 2.400 woonruimten. Laten we degene die binnen een jaar afstuderen buiten beschouwing dan zakt het tekort naar 1.700 woonruimten. Uit dit onderzoek komt een opgave om in Leiden extra woonruimte voor studenten te ontwikkelen. 40

7 Tekorten en overschotten in perspectief 7.1 Het tekort: groot en onverwacht? In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven dat er een behoorlijk tekort is aan huisvesting voor studenten in Leiden: 4.150 woningen en kamers tezamen. Daarbij gaat het lang niet alleen om typische studentenhuisvesting. Het tekort aan studentenkamers is zelfs verhoudingsgewijs klein (850 eenheden). We zien dat studenten meer en meer de reguliere woningmarkt willen betreden zodat het tekort vooral betrekking heeft op huurwoningen (2.750) en zelfs ook op koopwoningen (540). In 2003 heeft het Ministerie van VROM voor het laatst een landelijk onderzoek laten uitvoeren om zicht te krijgen op het tekort aan studentenhuisvesting. Vervolgens is een campagne gestart (taskforce studentenhuisvesting) die er op gericht was het aanbod aan studentenhuisvesting te vergroten. In de meeste studentensteden hebben dit soort initiatieven geleid tot meer aanbod. Ook in Leiden is extra woonruimte beschikbaar gekomen via tijdelijke eenheden e.d. Tegen deze achtergrond schreef de vorige Minister Vogelaar van WWI op 30-9-2008 een brief naar de 2e Kamer waarin zij een kanttekening plaatste bij de zogenaamde constatering dat er in de meeste studentensteden nog steeds sprake is van enorme wachttijden voor de studentenhuisvesting.. Met die brief gaf de Minister aan geen grote problemen of tekorten meer te verwachten rondom de studentenhuisvesting. Inmiddels heeft de nieuwe Minister van WWI, van der Laan met KENCES overigens een afspraak gemaakt over een nieuw op te zetten onderzoek naar deze problematiek. Kortom: vanuit Den Haag maar ook wel op andere fronten is de afgelopen tijd het beeld ontstaan dat studenten redelijk makkelijk woonruimte zouden kunnen vinden. Hoe moeten we het tekort van 4.150 woningen en eenheden tegen die achtergrond beoordelen? Kort samengevat zou je kunnen zeggen: het tekort is verrassend groot maar het tekort heeft ook opvallend weinig betrekking op typische studentenhuisvesting en veel meer op de reguliere woningmarkt in Leiden. Dat laatste maakt de uitkomst voor sommigen wellicht minder verrassend. Laten we een en ander nader toelichten. 7.2 Studentenhuisvesting onderdeel van de woningmarkt Voor een beoordeling van de uitkomst is belangrijk nog scherper dan voorheen te concluderen dat studenten meer en meer gewone huishoudens worden. Huishoudens met een regulier en gegarandeerd inkomen die net als andere jonge mensen op enig moment op zoek gaan naar gewone huisvesting. Het wonen in typische studentenhuizen met een eigen cultuur laten studenten op enig 41

moment achter zich. Dat verklaart de uitkomst waarbij we zien dat er sprake is van een klein tekort aan kamers en een groot tekort een gewone woningen. Tegelijk kunnen we concluderen dat het tekort toch echt groter is dan gedacht werd op basis van eerder onderzoek. In 2006 is namelijk een zelfde onderzoek in Leiden gehouden dat uitwees dat er een tekort was van 1250 woningen en eenheden. Dat tekort was dus aanzienlijk kleiner en bestond bovendien geheel uit een tekort aan woningen. Er zou zelfs sprake zijn van een potentieel overaanbod aan kamers (-1250) naast een tekort aan (2500) woningen. In vergelijking met die resultaten kunnen we concluderen dat het tekort aan woonruimte in Leiden de afgelopen jaren groter is geworden en wel op alle fronten: woningen en kamers. Overigens hebben we in het voorgaande hoofdstuk al een kanttekening geplaatst over de onderzoekstechnische achtergrond waardoor het tekort destijds onderschat is. De conclusie dat het tekort aan woonruimte voor studenten groter is dan eerder werd gedacht zal wellicht niet iedereen verbazen wanneer we ons realiseren dat de vraag van studenten een onderdeel uitmaakt van de totale vraag op de Leidse woningmarkt. In die situatie hebben studenten te maken met de druk die vanuit andere vragers op de Leidse woningmarkt gelegd wordt. De regio Leiden behoort samen met de regio s Amsterdam en Utrecht tot de meest gespannen regio s van ons land. Waar in bepaalde delen van ons land het demografisch verschijnsel Krimp aan de horizon verschijnt doordat het inwonertal terugloopt en ook de woningbehoefte minder groot blijkt te zijn, is dat iets wat in de regio Leiden (Amsterdam en Utrecht) voorlopig zeker niet aan de orde is. Om tal van redenen (ligging, werkgelegenheidsstructuur, aantrekkelijk stedelijk woonmilieu) blijven deze regio s zeer in trek. Ieder jaar opnieuw vestigen zich hier duizenden jonge mensen die daar komen studeren en die de stad jong en dynamisch houden: zowel in cultureel opzicht als ook in economisch opzicht. 7.3 Een opgave voor de stad en de studentenhuisvesters Dit alles biedt de gemeente Leiden een opgave maar ook een uitdaging en een kans om vitaal levendig en dus aantrekkelijk te blijven, ook op lange termijn. Maar het is niet alleen een opgave voor de stad. Het is ook en wellicht in het bijzonder een opgave voor de aanbieders van studentenhuisvesting, zoals SLS Wonen. Dit tekort geeft aan dat er mogelijkheden zijn om extra woningen te bouwen. Of het nu direct nodig is om per saldo 4.150 extra woonruimten toe te voegen aan de Leidse woningmarkt is echter de vraag. Zeer wel denkbaar is dat aanbieders zich (eerst maar eens) richten op een iets lager getal. Een goed argument daarvoor kan zijn dat een deel van het tekort zich meer algemeen op de woningmarkt richt en niet perse op het woningaanbod voor studenten. Dat geldt in het bijzonder voor degenen die op korte termijn afstuderen. Voor de stad Leiden geldt meer in het algemeen de uitdaging om de druk op de woningmarkt enigszins tegemoet te komen. De meest recente Primos trendprognose van het Ministerie van VROM laat zien dat het aantal huishoudens in Leiden blijft toenemen. Voor de komende periode 2010-2020 wordt gerekend op een toename met 3.500 woningen en een zelfde aantal huishoudens. Alle woningen die men in Leiden bijbouwt blijven dus voorlopig ook vol komen. De groei van de stad hangt daarmee af van het aantal bouwmogelijkheden. Dat maakt dat ook de komende jaren de woningmarkt onder druk zal blijven staan. Wanneer we daarbij de recente financiële crisis betrekken, dan mogen we verwachten dat vooral de huursector de komende jaren onder druk blijft staan. De crisis heeft namelijk tot gevolg dat a) een deel 42

van de consumentenvraag zich verplaatst van de koop naar de huursector en b) er een terugval zal zijn in de totale bouwproductie. Dat maakt dat de huursector de komende jaren wellicht zelfs meer spanningen zal kennen dan de koopsector. Studenten die de komende jaren op zoek gaan naar gewone woonruimte in de stad, zullen daarmee geconfronteerd worden. Wat dat betreft zou bij een volgend onderzoek over enkele jaren het tekort nog wel eens wat groter kunnen zijn. 7.4 Conclusies Het tekort is anno 2009 is wellicht verrassend duidelijk groter dan het tekort in 2006. Tegelijk heeft het tekort verrassend weinig betrekking op typische studentenhuisvesting en veel meer op de reguliere woningmarkt in Leiden. Dat laatste maakt de uitkomst wellicht ook minder verrassend: Leiden ligt in een woningmarkt regio die behoorlijk onder druk staat. Ook voor de stad Leiden is er de uitdaging de druk op de woningmarkt zo goed mogelijk tegemoet te komen. De komende jaren zal de druk op de woningmarkt groot blijven. Zeker nu de kredietcrisis zich laat gelden op de woningmarkt waardoor a) meer mensen gaan huren en b) minder nieuwe woningen gebouwd zullen gaan worden. 43

8 Ontwikkelingen in het Hoger Onderwijs 8.1 Ontwikkeling studenten aantallen Het Ministerie van OC&W verwacht de komende jaren een verdere toename van het aantal studenten in het hoger onderwijs. Het aantal studenten in het hoger onderwijs is reeds lange tijd aan het stijgen, dit geldt vooral voor het hoger beroepsonderwijs (hbo). Maar ook het wetenschappelijk onderwijs (wo) groeit weer vanaf het jaar 2000. Met name deze nieuwe groei van het WO lijkt de komende jaren door te zetten en te kunnen zorgen voor een forse verdere toename van het aantal studenten. De nieuwste (Referentie) raming van het Ministerie is om die reden weer iets hoger dan de oude raming, het verschil zit grotendeels bij het WO. In 2020 zal het totaal aantal studenten in het Hoger Onderwijs naar verwachting zijn toegenomen tot circa 740.000. Daarbij neemt het aantal HBO studenten toe van 380.000 in 2008 naar 430.000 in 2020. Het aantal WO studenten neemt toe van 210.000 nu naar 310.000 in 2020. Als verklaring voor deze forse toename wordt in de referentieraming verwezen naar a) de toenemende deelname aan VWO, b) het feit dat VWO-ers meer en meer kiezen voor WO in plaats van HBO en c) de verruiming van de studiefinanciering (technische studies naar 5 jaar; diplomatermijn verruimd van 6 naar 10 jaar; ruimere bijverdien regeling). De recente groei in het WO is vooral te zien bij de sectoren Natuur, Gezondheid, Taal&Cultuur. De komende jaren verwacht men een groei in vrijwel alle sectoren. Er vanuit gaande dat zich in Leiden een zelfde stijging voordoet als landelijke zou het aantal HBO studenten kunnen toenemen van 6.400 naar circa 7.200 en het aantal universitaire studenten kunnen toenemen van 18.000 naar 26.000. Een dergelijke stijging lijkt met name voor het Universitair Onderwijs erg groot. Om die reden worden deze cijfers hier niet direct gezien als opportuun om direct op in te spelen. De Universiteit Leiden heeft wel de ambitie haar marktaandeel de komende jaren te vergroten waardoor er circa 4000 studenten bij zouden kunnen komen. De Hogeschool heeft gekozen voor een lijn waarbij kwaliteit centraal staat. Aantallen staan voor de Hogeschool veel minder centraal dan haar uitgangspunt de menselijke maat uitgangspunt te laten zijn van haar beleid. Tegen die achtergrond streeft de Hogeschool naar een overzichtelijke groei. 45

8.2 Buitenlandse studenten Naast de gewone studenten kent Leiden ook studenten die tijdelijk hier studeren. Veelal komen deze studenten uit het buitenland die via een uitwisselingsprogramma enkele maanden in Leiden verblijven. Maar er zijn ook wel buitenlandse studenten die een volledige opleiding volgen. Studenten die uit het buitenland komen en hier maar kort studeren, huren vaak gemeubileerde woonruimte al zijn er ook steeds meer die zelf in de stad op zoek gaan. De enquête is in 2009 ook uitgezet in de Engelse taal zodat buitenlandse studenten mee zouden kunnen doen met het onderzoek. Totaal blijken 73 respondenten een Engelse versie ingevuld te hebben. Zij zijn meegeteld in de hiervoor gepresenteerde uitkomsten. 10 De groep is te klein om op basis van dit beperkte aantal respondenten erg diepgaande conclusies te trekken. Wel bevestigen een aantal eenvoudige cijfers het beeld van de buitenlandse student die hier slechts kort verblijft en die vanuit dat perspectief geen bijzondere woonwensen heeft. Zo volgt een kwart een bachelor opleiding en driekwart een masteropleiding. Bijna de helft verwacht binnen een jaar de opleiding af te ronden, hetgeen past in het master-programma van deze buitenlandse studenten. Ondanks het feit dat men een heel eind op streek is met de studie woont toch bijna de helft op kamers en slechts een kwart zelfstandig. Vanzelfsprekend is een groot deel van deze studenten van plan op korte termijn te verhuizen, maar dan wel naar huis terug. Kortom, zonder in veel details te (kunnen) treden, bevestigt deze enquête het klassieke beeld van de tijdelijk hier wonende buitenlandse student. In Tabel 8.1 worden geven we enkele kerncijfers over buitenlandse studenten. In vergelijking met het totale aantal studenten in Leiden zijn zij gemiddeld iets ouder, hebben een hoger besteedbaar inkomen en betalen gemiddeld een hogere huurprijs. Het grootste deel van de buitenlandse studenten, iets meer dan de helft, bewoont een woonruimte van SLS Wonen. Ook DUWO verhuurt woonruimte aan een relatief groot deel van de buitenlandse studenten. Tabel 8.1 Kerncijfers buitenlandse studenten Buitenlandse studenten Gemiddelde: Leeftijd 25,1 Besteedbaar inkomen 845,00 Huur 400,00 Oppervlakte kamer 20 Aandeel: SLS Wonen 54% DUWO 17% Particuliere verhuurder 10% Makelaar 11% Overig 7% Zowel de Universiteit als de Hogeschool ambiëren een zekere groei van het aantal buitenlandse studenten. De Universiteit verwacht een toename van circa 1500 buitenlandse studenten nu naar 3000 in 2014. Bovendien verwacht men daarbij een verschuiving van short stay naar long stay. De Hogeschool verwacht in 2011 circa 150 studenten uit het buitenland. 10 Strikt genomen hoeven degenen die de enquête in de Engelse taal ingevuld hebben niet te behoren tot de Buitenlandse studenten zoals die in deze paragraaf bedoeld worden. 46

Bijlage 1 definities Besteedbaar inkomen: Het totale inkomen van studenten. Inkomsten uit een beurs, lening, bijdrage van ouders/verzorgers, inkomsten van een (bij)baan of andere inkomsten. Onzelfstandige woonruimte/ Op kamers: Een eigen woonruimte met gedeelde voorzieningen zoals keuken, douche en toilet. Sociale koopwoning: Verhuisgeneigd: Woonlasten: Een koopwoning met korting op de koopprijs en een terugkoopgarantie. Huishoudens die aangeven binnen 2 jaar te willen verhuizen worden in dit onderzoek aangemerkt als verhuisgeneigd. Het totale huurbedrag/ de totale hypotheeklasten. Het betreft de woonlasten inclusief de kosten voor gas, water, elektriciteit en servicekosten. Het om de hoogte van de woonlasten voordat eventuele huurtoeslag of belastingteruggave er van af worden getrokken. Zelfstandige woonruimte: Een eigen woning. Een koopwoning, sociale huurwoning of andere huurwoning. Zelfstandige sociale huurwoning: Een huurwoning met een huurprijs van maximaal 631 euro per maand. 47

Bijlage 2 enquête Het Leidse Studentenhuisvestingonderzoek De meeste vragen kun je beantwoorden door één hokje aan te kruisen. Bij sommige vragen wordt vermeld dat je meerdere hokjes kunt aankruisen. Bij voorbaat hartelijk dank voor je inbreng en medewerking! 49

OPLEIDING Allereerst willen we een paar vragen stellen over je opleiding. 1. Wat is de hoogste opleiding die je op dit moment doet? MBO-opleiding HBO-opleiding Universitaire Bacheloropleiding Universitaire Masteropleiding Arts in Opleiding Andere Post-Masteropleiding Ik ben inmiddels afgestudeerd > ga naar vraag 7 Ik ben gestopt met mijn opleiding/ niet afgestudeerd > ga naar vraag 8 Ik heb nooit een opleiding gevolgd/ nooit gestudeerd > ga naar vraag 9 2. Aan welke instelling is dit? Universiteit van Leiden Hogeschool Leiden ROC Leiden Leidse Instrumentmakers School Andere universiteit, namelijk. Andere (hoge)school, namelijk. 3. In welk jaar ben je met je huidige opleiding begonnen? 4. Binnen welke termijn verwacht je je huidige opleiding af te ronden? Binnen een half jaar Binnen een jaar Binnen 2 jaar Binnen 3 jaar Na 3 jaar 5. Verwacht je na je huidige opleiding nog verder te studeren? * Ja, alleen studeren Ja, combinatie werken-studeren Nee Weet ik nog niet 6. Ben je een voltijd of deeltijd student? > allen naar vraag 8 Voltijd Deeltijd Duaal 7. Wanneer ben je afgestudeerd? In 2009 In 2008 In 2007 50

In 2006 In 2005 Eerder dan 2005 8. Waarom heb je destijds voor een opleiding in Leiden gekozen? Maximaal 3 antwoorden mogelijk De opleiding is alleen hier te volgen Vanwege het studieprogramma Ik vind Leiden een leuke stad Vanwege de (korte) reisafstand Het imago van het hoger onderwijs in Leiden spreekt mij aan De sfeer van de voorlichtingsactiviteiten sprak mij aan Het studentenleven en studentenverenigingen in Leiden spreken mij aan Ik ben hier ingeloot/geplaatst Ik ben bij een andere opleiding uitgeloot Vanwege de internationale mogelijkheden die Universiteit/ Hogeschool Leiden biedt Vanwege het vooruitzicht op een bepaald beroep Vanwege het vooruitzicht op een bepaald masterprogramma in Leiden Ik studeerde al in Leiden Andere reden namelijk.. HUIDIGE HUISVESTING Nu volgen enkele vragen over je huidige huisvestingssituatie 9. Wat is je huidige woonsituatie? Op kamers / onzelfstandige woonruimte (d.w.z. je deelt voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken, douche en toilet met anderen) Zelfstandige koopwoning >naar vraag 13 Zelfstandige sociale huurwoning (huur max. 631 euro per maand) >naar vraag 13 Zelfstandige andere huurwoning >naar vraag 13 Thuis bij (één van de) ouders >naar vraag 16 Anders, namelijk: 10. In wat voor soort woonruimte woon je? Kamer op een studentencomplex/-flat Kamer in een studentenhuis Kamer in een verenigingshuis Kamer bij een hospita / hospes >naar vraag 13 Huurwoning met andere studenten / jongeren Huis gekocht door familie >naar vraag 13 Zelf gekochte woning met anderen studenten / jongeren >naar vraag 13 Overig/Weet niet / geen antwoord 11. Van wie huur je deze woonruimte? Studentenhuisvester SLS Wonen Een andere Leidse woningcorporatie (Portaal, Ons Doel, De Sleutels van Zijl en Vliet) Studentenhuisvester DuWo Een woningcorporatie buiten Leiden 51

De SHWJ (Stichting Huisvesting Werkende Jongeren) Particuliere eigenaar Makelaar Studentenvereniging Overig/Weet niet / Geen antwoord 12. Hoeveel m² is de oppervlakte van je kamer(s)? Laat gemeenschappelijke ruimten, zoals keuken en douche / toilet buiten beschouwing. m² 13. Welk bedrag betaal je zelf per maand aan huur of bruto hypotheeklasten voor je huidige woonruimte? Het gaat om het totale bedrag, dus de woonlasten plus gas, water, elektriciteit en servicekosten. Eventuele huurtoeslag of belastingteruggave er niet vanaf trekken. > naar vraag 15 Dit wil ik liever niet zeggen > naar vraag 14 14. Kun je een indicatie geven van het bedrag dat je zelf per maand betaalt aan huur of bruto hypotheeklasten voor je huidige woonruimte? Het gaat om het totale bedrag, dus inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten. Eventuele huurtoeslag of belastingteruggave er niet vanaf trekken. Minder dan 200 200-249 250-299 300-349 350-399 400-449 450-499 Meer dan 500 Overig / Weet niet / Geen antwoord 15. Ontvang je individuele huurtoeslag voor deze woonruimte? Zo ja, hoeveel per maand? N.B. Als je met een partner samenwoont en individuele huurtoeslag ontvangt, deel dan het totale bedrag per maand door twee. Ja: Nee VERHUISWENS Nu volgen enkele vragen over eventuele verhuisplannen. 16. Je denkt vast wel eens na over verhuizen, binnen welke termijn denk je dit te doen? Binnen een half jaar Binnen een jaar Binnen 2 jaar Na 2 jaar > ga naar vraag 30 (woonbeelden) Onbekend wanneer > ga naar vraag 30 (woonbeelden) Ik heb geen verhuisplannen > ga naar vraag 30 (woonbeelden) 17. Wat zijn de belangrijkste reden(en) dat je zou willen verhuizen? Er zijn maximaal drie antwoorden mogelijk. 52

Maximaal 3 antwoorden mogelijk. Ik wil groter wonen Ik wil goedkoper wonen Ik wil zelfstandig gaan wonen (dus niet meer op kamers/ thuis) Ik wil gaan samenwonen met mijn partner Ik wil gaan samenwonen met iemand anders Mijn campuscontract loopt af Ik wil/moet voor mijn opleiding verhuizen Ik wil andere huisgenoten Ik ben ontevreden over/ heb problemen met mijn huisbaas Ik wil een nieuwe woning (bijvoorbeeld: vanwege slecht onderhoud/ betere faciliteiten als douche, toilet, keuken) Ik wil een nieuwe woonomgeving (bijvoorbeeld: je woont nu in een onaangename woonbuurt, geluidsoverlast) Ik moet mijn huis uit Ik wil minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling In verband met werk Anders, namelijk: 18. Hoe lang ben je reeds op zoek naar andere woonruimte? maanden jaar 19. Wat heb je het afgelopen half jaar inmiddels al ondernomen om een andere woonruimte te krijgen? Maximaal 3 antwoorden mogelijk. Geen activiteiten ondernomen Ingeschreven (en/of verlengd) als woningzoekende bij Woonzicht.nl Gezocht via internet (bijvoorbeeld kamernet.nl) Geïnformeerd bij SLS Wonen Ingeschreven bij SLS Wonen Ingeschreven bij SHWJ Geïnformeerd bij andere woningcorporaties Geïnformeerd bij de onderwijsinstellingen Contact opgenomen met een kamerbemiddelingsbureau Contact opgenomen met een makelaar Gereageerd op aangeboden woningen in de woningkrant. Advertenties gelezen Advertentie(s) geplaatst Andere activiteiten GEWENSTE SITUATIE Nu volgen een aantal vragen over je gewenste woonsituatie. 20. Naar wat voor woonsituatie wil je verhuizen? Op kamers / onzelfstandige woonruimte (d.w.z. je deelt voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken, douche en toilet met anderen) > ga naar vraag 24 Zelfstandige koopwoning Zelfstandige sociale huurwoning Zelfstandige andere huurwoning Thuis bij (één van de) ouders > ga naar vraag 30 (woonbeelden) Anders > ga naar vraag 24 53

21. Ben je geïnteresseerd in een sociale koopwoning (Kopen met korting op de koopprijs en een terugkoopgarantie) Ja, ik ben geïnteresseerd, neem contact met me op via volgend email-adres: Ja, ik ben geïnteresseerd, maar neem zelf contact op met SLS wonen Nee, ik ben niet geïnteresseerd 22. Uit hoeveel kamers dient je volgende woonruimte minimaal te bestaan? kamer(s) Overig / Weet niet / Geen antwoord 23. Welk bedrag per maand zou jij maximaal willen betalen aan huur of hypotheek voor je gewenste woonruimte? Het gaat om het totale bedrag, dus de kale huur/hypotheek plus gas, water, elektriciteit en servicekosten. > ga naar vraag 30 (woonbeelden) Weet niet / geen mening > ga naar vraag 30 (woonbeelden) 24. Naar wat voor woonruimte wil je verhuizen? Er zijn maximaal 3 antwoorden mogelijk. Kamer op een studentencomplex/-flat Kamer in een studentenhuis Kamer in een verenigingshuis Kamer bij een hospita / hospes Huurwoning met andere studenten / jongeren Huis gekocht door mijn ouders met andere studenten / jongeren Zelf gekochte woning met andere studenten / jongeren Woongroep Overig / Weet niet / Geen antwoord 25. Wat is de minimale oppervlakte die je nog acceptabel zou vinden voor je gewenste woonruimtelaat gemeenschappelijke ruimten, zoals keuken en douche / toilet buiten beschouwing. m² Weet niet / geen antwoord 26. Welk bedrag per maand zou jij maximaal willen betalen aan huur of hypotheek voor gewenste woonruimte? Het gaat om het totale bedrag, dus de kale huur/hypotheek plus gas, water, elektriciteit en servicekosten. Weet niet / geen mening 27. Waar zoek je woonruimte? In het centrum van Leiden, binnen de singels Binnen Leiden, buiten de singels In een naburige gemeente (o.a. Oegstgeest, Katwijk, Leiderdorp, Voorschoten, Zoeterwoude, Alkemade) > ga naar vraag 29 Buiten regio Leiden, namelijk in > ga naar vraag 29 Geen voorkeur > ga naar vraag 30 28. Waarom zoek je specifiek woonruimte binnen Leiden? Maximaal 3 antwoorden mogelijk > ga naar vraag 30 Het is een leuke stad om te wonen Ik kan er eenvoudig woonruimte vinden 54

Ik kan er voor een goede prijs woonruimte vinden Er zijn veel voorzieningen (horeca, onderwijs) Mijn vrienden wonen in Leiden Overig / Weet niet / Geen antwoord 29. Waarom zoek je specifiek woonruimte buiten Leiden? Maximaal 3 antwoorden mogelijk > ga naar vraag 30 In Leiden is geen geschikte woonruimte In Leiden is geen betaalbare woonruimte Ik vind Leiden geen leuke stad om in te wonen Ik wil liever in een andere grote stad wonen (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht) Ik wil liever niet in een stad wonen Ik wil graag terug naar/ blijven in de gemeente waar ik vandaan kom Overig / Weet niet / Geen antwoord 30. Hieronder zijn een aantal mogelijke woningtypen weergegeven. Welke drie vindt je het meest aantrekkelijk en wat zou je er maximaal voor willen betalen. Beantwoord deze vraag ook als je niet op zoek bent naar een woonruimte. Maximaal 3 antwoorden mogelijk Woonvorm Woningtype Locatie Oppervlak Keuze Prijs Kamer(s) Woonhuis Centrum < 14 m2 > 14 m2 Woonhuis Buiten centrum < 14 m2 > 14 m2 Flat/ appartement Centrum < 14 m2 > 14 m2 Flat/ appartement Buiten centrum < 14 m2 Woning Woonhuis Centrum Flat/ appartement Buiten centrum Centrum Buiten centrum > 14 m2 31. Heb je belangstelling om naar een van de volgende woonruimten te verhuizen als deze zouden worden aangeboden? Tijdelijk wonen in een slooppand Een kamer in een oud verzorgingstehuis/ school/ ziekenhuis/ kantoor Een alternatieve woonvorm als prefabwoningen/ portocabins/ zeecontainers/ keetwoningen Achtergrondkenmerken Tot slot enkele vragen over jezelf. Veel interesse Een beetje interesse Neutraal Weinig interesse Geen interesse 55

32. Wat is je geboortejaar? 19. 33. Wat is je geslacht? Man Vrouw 34. Wat is de volledige postcode van je huidige woonadres? Als je je volledige postcode niet wil geven kun je ook alleen de eerste vier cijfers opgeven. Cijfers en letters apart laten invoeren.. Wil ik liever niet zeggen 35. Uit welke inkomstenbronnen ontvang je elke maand je inkomen? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Meerdere antwoorden mogelijk Basisbeurs Aanvullende beurs Lening Bijdrage ouders / verzorgers Werk Uitkering Overig / Weet niet / Geen antwoord 36. Hoeveel heb je op dit moment gemiddeld per maand te besteden voor al je uitgaven (huur, eten, drinken, kleding, sport, uitgaan, enz.)? Denk hierbij aan beurs, lening, bijdrage van ouders /verzorgers, inkomsten van een (bij)baan of andere inkomsten. per maand > naar vraag 38 Weet niet > naar vraag 37 37. Kun je dan een indicatie geven van het bedrag dat je gemiddeld per maand te besteden hebt voor al je uitgaven (huur, eten, drinken, kleding, sport, uitgaan, enz.)? Denk hierbij aan beurs, lening, bijdrage van ouders /verzorgers, inkomsten van een (bij)baan of andere inkomsten. Minder dan 500 500-599 600-699 700-799 800-899 900-999 Meer dan 1000 Weet niet / geen antwoord 38. Als je verder nog opmerkingen of suggesties hebt over dit onderzoek dan kun je ze hier kwijt: Dit is het eind van de vragenlijst. Bedankt voor je medewerking! 56