Rijnstraat 50 Postbus 16164 2500 BD Den Haag T 070 340 70 00 F 070 340 70 44 www.scp.nl en Den Haag, 11 december 2014 Inlichtingen bij Nederland nog steeds meritocratisch. Wel grotere verschillen tussen hoger en lager opgeleiden op de arbeidsmarkt Meritocratisering houdt in dat maatschappelijke posities minder afhankelijk worden van het milieu van herkomst en meer van de eigen verdienste, met de gevolgde opleiding als belangrijke graadmeter voor het eigen kunnen. Dit betekent dat succes in onderwijs en werk meer afhankelijk wordt van talent en inzet, en minder van het milieu van herkomst. Over de langere termijn gezien werd het behaalde opleidingsniveau inderdaad minder afhankelijk van het milieu van herkomst. Wel is het verband nog steeds sterk en het is niet zeker of de dalende trend de laatste jaren heeft doorgezet. Burgers zelf vinden de eigen capaciteiten (een goede opleiding, hard werken, ambitie) veel belangrijker voor wat iemand kan bereiken dan zijn of haar afkomst. Het vertrouwen in het belang van eigen verdiensten is echter wel afgenomen sinds de jaren tachtig en negentig, terwijl het netwerk (de juiste mensen kennen, relaties in de politiek) in de ogen van burgers belangrijker werd. Dat staat in hoofdstuk 3 Een ideaal met een keerzijde, dat vandaag als onderdeel van het Sociaal en Cultureel Rapport 2014 verschijnt. De afstand in arbeidspositie tussen hoger opgeleiden enerzijds en lager en middelbaar opgeleiden anderzijds werd het afgelopen twintig jaar groter. Het verschil in beroepsniveau steeg niet, maar dat in uurloon en doorgroeimogelijkheden wel. Het aantal tijdelijke en flexibele contracten groeide sinds 2006/2007 op alle opleidingsniveaus, maar bij hoger opgeleiden minder hard. Ook nam het risico op werkloosheid vanaf 2004/2005 meer toe onder middelbaar dan onder hoger opgeleiden, terwijl het in de jaren daarvoor nog dicht bij elkaar lag. Prestatieverschillen in het basisonderwijs Al in het basisonderwijs zijn er prestatieverschillen tussen kinderen van lager en hoger opgeleide ouders. Leerlingen met een niet-westerse achtergrond hebben hun achterstand in het basisonderwijs voor een deel weten in te lopen, al blijft het verschil groot.
De achterstand van autochtone leerlingen met lager opgeleide ouders blijkt hardnekkig. Het niveau van voortgezet onderwijs dat de basisschool adviseert, is tegenwoordig in grote lijnen in overeenstemming met het prestatieniveau van leerlingen, al is er nog wel een lichte onderschatting van autochtone leerlingen met lager opgeleide ouders. In de loop van het voortgezet onderwijs nemen verschillen in onderwijsniveau tussen kinderen uit lagere en hogere sociale milieus verder toe. Bij de overgang naar het hoger onderwijs maken jongeren met lager opgeleide ouders wat vaker een voorzichtiger keuze voor een opleiding (hbo in plaats van wo). Rechtstreekse invloed van ouderlijk milieu op arbeidspositie is klein geworden Op de arbeidsmarkt werden posities de afgelopen decennia steeds minder direct van ouders op kinderen overgedragen. De rechtstreekse invloed van het milieu van herkomst is nu nog maar klein, de gevolgde opleiding is veel belangrijker. Maar die hangt wel af van het ouderlijk milieu. Stapeling van opleidingsverschillen Het opleidingsniveau werkt ook door op andere terreinen dan de arbeidsmarkt. Zo zijn er aanzienlijke en hardnekkige verschillen in gezondheid en in levensverwachting tussen lager en hoger opgeleiden. Lager opgeleiden leven korter dan hoger opgeleiden, en leven een groter aantal jaren in slechte gezondheid. Door de keuze van een partner met een vergelijkbaar opleidingsniveau nemen verschillen tussen lager en hoger opgeleiden op het niveau van huishoudens verder toe (bijvoorbeeld inkomensverschillen). Pagina 2 van 7
Den Haag, 11 december 2014 Inkomen bepalender voor tegenstellingen dan vermogen Op basis van de voorspelling van de Franse econoom Piketty zou verwacht mogen worden dat de vermogensongelijkheid groeit en sterk bepalend is voor de levenskansen. Maar in Nederland is de ongelijkheid in het vrije vermogen sinds de eeuwwisseling niet toegenomen. Een hoger inkomen, een groot vrij vermogen en het wonen in een (dure) koopwoning gaan samen met een betere gezondheid, meer sociale contacten en een luxere en kosmopolitischer leefstijl. De samenhang met het vrije vermogen is daarbij over het algemeen zwakker dan die met het inkomen. Dat staat in hoofdstuk 4 Kapitale tegenstellingen uit het Sociaal en Cultureel Rapport 2014 dat vandaag verschijnt. Nederlanders hebben minder moeite met vermogensongelijkheid dan met inkomensongelijkheid. Eerlijk verdiend vermogen is geen probleem voor meeste Nederlanders. Wel maken zij daarbij onderscheid naar de manier waarop het vermogen is verkregen. Veruit de meesten vinden het volkomen rechtvaardig als iemand door hard werken, slim zakendoen of een erfenis een groot vermogen vergaart. Over een rijke soapacteur of voetballer oordeelt men veel negatiever; kennelijk leeft er een sterk idee van deserving versus undeserving rich. De mening over mogelijke gevolgen van vermogensongelijkheid is negatiever Een grote meerderheid van de burgers vindt het zeer onrechtvaardig als rijke mensen in aanmerking zouden komen voor snellere of betere gezondheidszorg, als zij meer politieke invloed zouden kunnen uitoefenen of als zij beter onderwijs voor hun kinderen zouden krijgen. Dat rijke mensen vaker op vakantie gaan of een mooier huis hebben, roept bij de Nederlandse bevolking weinig reacties op. Inkomensongelijkheid constant, maar uiteenlopende bewegingen De totale inkomensongelijkheid is in de afgelopen jaren niet gestegen. Toch zijn er wel bij afzonderlijke groepen wel veranderingen te zien. Bij de allerhoogste inkomensgroep liepen de inkomsten na 2000 terug. Maar bij de groep pal onder de top steeg het besteedbare inkomen met 7%-9%. Bij de midden en lagere (positieve) inkomens was de stijging vrijwel nul. In het afgelopen decennium werd het inkomensverschil van de top 1% met de rest van de bevolking kleiner, maar binnen die laatste groep werden de inkomensverschillen wel groter. Pagina 3 van 7
Tegenstelling tussen huurders en kopers wordt scherper De Nederlandse woningmarkt geldt internationaal als weinig gesegregeerd. Toch kwam het eigenwoningbezit uit de analyses naar voren als een maatschappelijke tegenstelling. De trend is dat huurders in de sociale huursector in toenemende mate tot de lagere inkomens behoren en woningeigenaren tot de midden- en hogere inkomens. Pagina 4 van 7
Den Haag, 11 december 2014 Zorgen over interetnische verhoudingen Ongeveer de helft van de bevolking is van mening dat in de komende jaren de spanningen tussen migrantengroepen en autochtonen toenemen, dat autochtonen en migranten steeds negatiever over elkaar zullen gaan denken en dat als gevolg van religieuze verschillen het samenleven tussen migranten en autochtonen moeilijker zal worden. De tweede generatie en migrantenjongeren bepalen steeds meer het beeld en de discussie. Dat staat in hoofdstuk 9 Segmentatie langs etnische grenzen, dat vandaag als onderdeel van het Sociaal en Cultureel Rapport 2014 verschijnt en zich in het bijzonder richt op de positie van de vier grootste niet-westerse migrantengroepen (personen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse origine). Zorgen binnen de Nederlandse bevolking over de interetnische verhoudingen lijken vooral voort te komen uit verschillen in waardenoriëntaties. Ook de oververtegenwoordiging van jonge mannen van Marokkaanse komaf in de verdachtencijfers werkt een ongunstige beeldvorming in de hand. Bijna de helft van de bevolking in Nederland vindt dat de leefwijze van moslims en de West-Europese leefwijze onverenigbaar zijn. De beeldvorming over de Marokkaanse groep is het meest ongunstig. Op een schaal van 0-100 krijgt deze groep een score van 44, waarschijnlijk het gevolg van de associatie met religieuze orthodoxie, radicalisering en criminaliteit (gemiddelde score andere groepen Turken: 58, Surinamers: 62, Antillianen: 51) Driekwart van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders hebben in het afgelopen jaar ten minste een maal discriminatie ervaren (cijfers 2013). Dit geldt voor twee derde van de Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders. Onderzoek voor de periode 2002-2011 laat zien dat migranten somberder zijn geworden over het maatschappelijk klimaat ten aanzien van migrantengroepen. Binnen migrantengroepen zijn het vooral de hoger opgeleiden en jongeren die somber zijn over het maatschappelijk klimaat in Nederland. Dit staat wel bekend als de integratieparadox. Pagina 5 van 7
Hoger opgeleid en vaak werkloos In de afgelopen decennia is het opleidingsniveau onder migrantengroepen gestaag toegenomen. Dat hangt samen met de toename van de tweede generatie. Bij de Turkse en Marokkaanse groep is inmiddels ongeveer de helft in Nederland geboren en getogen. Er ontstaat onder migrantengroepen een middenklasse. Daar staat een hoge (jeugd)werkloosheid tegenover, onder migrantenjongeren is ongeveer een derde werkloos. Dat komt niet alleen door lagere opleidingen en problemen met de Nederlandse taal, maar ook doordat zij minder sociaal kapitaal hebben en andere culturele codes hanteren (bijvoorbeeld bij sollicitaties). Ook speelt arbeidsmarktdiscriminatie een rol. Grenzen tussen groepen worden overgestoken door onder meer een betere beheersing van de Nederlandse taal. Grenzen vervagen: men heeft kennissen en vrienden in de eigen herkomstgroep en onder autochtone Nederlanders. Maar grenzen blijven ook bestaan door uiteenlopende waarden en het vasthouden aan de identiteit van de eigen groep. Het geloof vormt bij Marokkaanse en Turkse moslims een belangrijk kader voor hun waardenoriëntaties. Praktiserende moslims denken conservatiever over vrouwemancipatie en homoseksualiteit. Bijna 90% van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders identificeert zich (heel) sterk met de herkomstgroep. Opkomst tweede generatie en jongeren De tweede generatie en de hoger opgeleiden bepalen steeds meer het beeld van de migrantengroepen, qua sociaal-economische positie en vanwege hun bijdrage in de publieke discussie. Een duidelijk voorbeeld is de Zwarte Piet-discussie waarin de tegenstanders aangeven dat ze Zwarte Piet als kwetsend en discriminerend ervaren. Ook Chinees-Nederlandse jongeren hebben in het afgelopen jaar hun stem laten horen. Het ontbrak hun ouders vaak aan mogelijkheden dit te doen. Jongeren kunnen dit wel. Ze spreken goed Nederlands, weten hoe de (sociale) media werken en willen tot uitdrukking brengen dat zij zich storen aan bepaalde praktijken. Dit wijst op een nieuwe fase in de integratie van migrantengroepen. Pagina 6 van 7
Noot voor de redactie, niet voor publicatie: Het Sociaal en Cultureel Rapport 2014 wordt tijdens De week van het verschil in delen uitgebracht, als PDF-bestand op www.scp.nl. Vandaag, donderdag 11 december verschijnen hoofdstuk 3 Een ideaal met een keerzijde? (meritocratisering), hoofdstuk 4 Kapitale tegenstellingen? De maatschappelijke betekenis van financiële ongelijkheid en hoofdstuk 9 Segmentatie langs etnische grenzen. Gisteren, woensdag 10 december, verschenen hoofdstuk 5 Aantrekkelijk gezond, sociale verschillen in fysiek, mentaal en esthetisch kapitaal en hoofdstuk 8 Jong versus oud?. Eergisteren, dinsdag 9 december, verschenen hoofdstuk 1 Inleiding, hoofdstuk 2 Visies op verschil, hoofdstuk 6, Het politiek-culturele verschil en hoofdstuk 7 De eenzame elite. Vrijdag 12 december verschijnen hoofdstuk 10 Nederland in meervoud (segmentatie) en hoofdstuk 11 Slotbeschouwing. Het gehele rapport is dan ook in boekvorm beschikbaar. Verschil in Nederland Sociaal en Cultureel Rapport 2014,, Mérove Gijsberts en Jeroen Boelhouwer (red.), Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, december 2014, ISBN 978903770724 3, prijs: 31,50. De gehele publicatie is vanaf 12 december verkrijgbaar bij de (internet)boekhandel en te bestellen of te downloaden via www.scp.nl. Voor algemene vragen: (voorlichter SCP, 06-46 76 77 04; ) Voor inhoudelijke vragen: (redacteur SCR, 070-340 7846); ) Pagina 7 van 7