Onderzoek Vrijstelling bij Uitzending

Vergelijkbare documenten
Monitor Steun en Draagvlak

Evaluatie vrijstelling vrouwen met jonge kinderen

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Gedragscode Defensie. Draagvlakmeting. Ministerie van Defensie. Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen

Wervingsketen MP midden midden 2012

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Nederlanders aan het woord

Werkbelevingsonderzoek. Picture

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Flitspeiling NAVO. Opinieonderzoek naar het draagvlak voor de NAVO onder het Nederlands publiek. Ministerie van Defensie

Opvattingen over de figuur Zwarte Piet

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Voor het wachtlijstonderzoek is de wachttijd per kind onderzocht en gewerkt met het bestand kinderen.

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Jongeren en het huwelijk. Jongeren en het huwelijk

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

Wat vinden bedrijven?

Onderzoek slaapproblemen. in opdracht van Zilveren Kruis

Bijlagen. Grenzen aan de eenheid. Iris Andriessen Wim Vanden Berghe Leen Sterckx

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Flitspeiling begeleid wonen

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar

Werkbelevingsonderzoek 2013

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu

Burgerpanel Wijdemeren

Rookprevalentie

Veldwerkverslag Homo-onderzoek Defensie 2006 [3]

Internetpeiling ombuigingen

Bestuurlijke toekomst gemeente Nuenen c.a.: de opvattingen van de inwoners

Kamervragen over de psychische gevolgen van uitzending naar Uruzgan ( )

RAPPORT OKTOBER Discriminatiemonitor. Midden-Drenthe TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM

Sandwichgeneratie in de gemeente Haaren

Werkbelevingsonderzoek. Picture

Kiezersonderzoek 2017 Onderzoek naar stemgedrag van gemeentepanelleden

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss

Kerngegevens veteranen Jessica Cozzi Melanie Dirksen Jacco Duel

Kijk- en luisteronderzoek 2013b

HR & Participatie

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties

Analyse WMO thuiszorg

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Nazorgonderzoek. voor militairen en thuisfront

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Enquête op weg naar herstel

Burgerpeiling Discriminatie

Talkshowgasten Facts & figures

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Rapport Kor-relatie- monitor

Monitor Beleving Publiekscommunicatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

E-Health en de huisarts. Digitaal Stadspanel Rotterdam. Achtergrond. Methode. Contact met de huisarts

HOOFDRAPPORTAGE ONDERZOEK TEVREDENHEID 2017 WMO VERVOER - VLISSINGEN.

Werkstress hoger management

Barometer Gehandicaptenzorg. Samenvattend rapport Kenmerk: December 2016

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Meting stoppers-met-roken juni 2008

OPVOEDEN KUN JE LEREN Onderzoek 1 naar het opvoeden van kinderen onder ouders in opdracht van het Ministerie voor Jeugd en Gezin

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Onderwerp: Advies inzake Evaluatie mantelzorgbeleid 2017 Bijlage: Een kritische kijk op het rapport Situatie en behoeften mantelzorgers in Schagen

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Barometer Ziekenhuissector. Samenvattend rapport Kenmerk: December 2016

Samenvatting Eenzaamheidsonderzoek Coalitie Erbij

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting

Maatschappelijke Participatie

Kinderopvang in aandachtswijken

Hiv op de werkvloer 2011

Peiling Tweede Kamerverkiezingen 2017 stemgedrag en stemmotieven van Nederlanders met een migratie-achtergrond

Gedeputeerde Staten van Drenthe Postbus AC ASSEN

Rapportage Enquête Mantelzorgondersteuning 2012

Bekendheid Overijsselse regio s. Rapportage meting 4 (december 2012)

Glazen Huis peiling Leids JongerenPanel. Colofon. Serie Statistiek 2011 / 08

Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Burgerpanel Wijdemeren

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Nederlanders aan het woord

Wat motiveert u in uw werk?

Klantenpanel RVO.nl Resultaten peiling 36: Koopsubsidie Januari 2016

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

Werkdruk in het onderwijs

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Bij deze bieden wij u de resultaten aan van het onderzoek naar de eerste effecten van de decentralisaties in de gemeente Barneveld.

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14

Water uit de kraan laten doorlopen of niet? Onderzoek naar het effect van de zomercampagne waterkwaliteit

Onderzoek Passend Onderwijs

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Mediamix 2014 Peiling onder de Deventer bevolking. Januari 2015

Transcriptie:

Bezoekadres: Van Alkemadelaan 357 Postadres: MPC 58 A Postbus 90701 2509 LS Den Haag Nederland www.cdc.nl Steller: Lkol drs. F. Jansen Telefoon +31 70 3165450 Intern (546) 6 5450 E-mail: F.Jansen3@mindef.nl Augustus 2007 Rapportnummer GW-07-103

Colofon Commando DienstenCentra stelt zich tot doel het ondersteunen en verbeteren van de gehele defensieorganisatie door praktijkgericht sociaal wetenschappelijk onderzoek en advies. Een van de taken van GW is om kennis binnen de defensieorganisatie te verspreiden. Rapporten en brochures zijn middelen om dit te bereiken. Graag ontvangen we reacties op vorm en inhoud van onze rapporten. Zo kunnen wij ook dat deel van onze dienstverlening verbeteren. Directeur Dr. Renier van Gelooven Bezoekadres Alexanderkazerne gebouw 201 Van Alkemadelaan 357 Postbus 90701 MPC 58A 2509 LS Den Haag Telefoon (070) 3165450 Fax (070) 3165452 MDTN (*06) 54665450 GWmail@mindef.nl CDC/Dienstencentrum 2

Samenvatting In februari en juni 2007 heeft de Staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer de toezegging gedaan dat er een onderzoek zou worden uitgevoerd naar de mate waarin er binnen populatie mannelijke militairen interesse bestaat om gebruik te maken van een regeling waarbij ouders van kinderen jonger dan 5 jaar vrijgesteld zijn van inzet bij uitzendingen. Dit rapport beschrijft de bevindingen uit dat onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat circa 58% van de mannelijke militairen, met kinderen onder de 5 jaar, zeker of misschien gebruik zou willen maken van een regeling vrijstelling voor uitzending. Uitgedrukt in aantallen zijn dat 4300 militairen. Ongeveer 26% geeft aan zeker gebruik te willen maken van de regeling. In dat geval gaat het om 1980 militairen. Het belangrijkste, en tevens voor de hand liggende, voordeel van de regeling vrijstelling bij uitzendingen is dat men bij het gezin kan blijven. Gezinsaspecten die daarbij meespelen zijn: het meebeleven van de ontwikkeling van jonge kinderen, gelijke verdeling van zorgtaken, voorkomen van stress bij het thuisfront en de angst uit elkaar te groeien. Er zijn echter ook drempels die het minder aantrekkelijk maken om gebruik te maken van de regeling. De belangrijkste drempel is het feit dat men op voorhand een zekere sociale druk ervaart van collega s of leidinggevenden wanneer men besluit niet te gaan. Zelf niet gaan betekent immers dat een ander geacht wordt wel te gaan in jouw plaats. Daarnaast vragen militairen zich af of de regeling uiteindelijk niet ten koste zal gaan van de inzetbaarheid van de gehele krijgsmacht. Wanneer voor een te groot deel van de mensen geldt dat zij niet inzetbaar zijn, kunnen missies wellicht niet meer uitgevoerd worden, denkt men. Andere redenen om geen gebruik te maken van de regeling hebben vooral te maken met de carrière, het missen van de uitzendtoelage, mogelijk misbruik van de regeling en de behoefte om juist thuis te kunnen blijven wanneer de kinderen wat ouder zijn. CDC/Dienstencentrum 3

Inhoud 1 INLEIDING... 5 1.1 AANLEIDING... 5 1.2 DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK... 5 1.3 VRAAGSTELLINGEN... 5 1.4 LEESWIJZER... 5 2 METHODE... 6 2.1 TELEFONISCHE ENQUÊTE... 6 2.2 INTERVIEWS... 6 3 RESULTATEN... 8 3.1 HOE GROOT IS DE DOELGROEP?... 8 3.2 WELKE DEEL VAN DE DOELGROEP ZAL GEBRUIKMAKEN VAN DE REGELING? 9 3.3 WELKE FACTOREN DRAGEN BIJ AAN HET GEBRUIK VAN DE REGELING?11 3.4 WELKE FACTOREN BEPERKEN HET GEBRUIK VAN DE REGELING?... 13 4 DISCUSSIE EN CONCLUSIE... 17 4.1 DISCUSSIE... 17 4.2 CONCLUSIE... 18 BIJLAGE 1: Overzichtstabel 20 BIJLAGE 2: Vragen telefonische enquête 21 CDC/Dienstencentrum 4

1 INLEIDING 1.1 Aanleiding De aanleiding tot dit onderzoek is gelegen in toezeggingen van de Staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer van medio februari en juni 2007. Beloofd is dat er een onderzoek zou worden uitgevoerd naar de mate waarin er binnen de populatie mannelijke militairen interesse bestaat om gebruik te maken van een regeling waarbij ouders van kinderen jonger dan 5 jaar vrijgesteld zijn van inzet bij uitzendingen. 1.2 Doelstelling van het onderzoek De doelstelling van dit onderzoek is inzicht te krijgen in het aantal mannelijke militairen met kinderen jonger dan vijf jaar, dat gebruik zal maken van een vrijstellingsregeling bij uitzending en in de motieven, die een rol spelen bij de afweging hiervoor. Dit inzicht is noodzakelijk voor een goede appreciatie van de motie van de leden Van Velzen en Eijsink (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30800 X, nr. 19). 1.3 Vraagstellingen Om de doelstelling te realiseren is dit onderzoek gebaseerd op de volgende centrale vraag: Geef aan in welke mate mannelijke militairen met jonge kinderen gebruik zullen maken van een regeling vrijstelling en van welke factoren het tot stand komen van die keuze afhankelijk is. Uit deze centrale vraag volgen de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe groot is de doelgroep mannelijke militairen met kinderen jonger dan vijf jaar? 2. Hoe groot is het deel van die doelgroep dat gebruik zal maken van een regeling vrijstelling? 3. Welke factoren zullen bijdragen aan het gebruik van de regeling? 4. Welke factoren kunnen het gebruik van de regeling beperken? 1.4 Leeswijzer Dit rapport beschrijft de bevindingen uit het (vervolg)onderzoek naar mate waarin naar verwachting door mannelijke militairen gebruik gemaakt zal gaan worden van een regeling vrijstelling bij uitzendingen. In hoofdstuk 2 staat beschreven op welke wijze dit onderzoek is uitgevoerd. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. De rapportage wordt afgerond met een discussie en conclusie in hoofdstuk 4. CDC/Dienstencentrum 5

2 METHODE Om antwoord te kunnen geven op de vier onderzoeksvragen is eerst een telefonische enquête uitgevoerd. Vervolgens zijn diepte-interviews gehouden met mannelijke militairen met kinderen jonger dan 5 jaar. In dit hoofdstuk zullen de telefonische enquête en de diepte-interviews worden beschreven. 2.1 Telefonische enquête De telefonische enquête is uitgevoerd in maart 2007. Er is een random steekproef getrokken van militairen in werkelijke dienst. Het veldwerk is uitgevoerd door TNS-NIPO. Vanwege de korte doorlooptijd die voor de gegevensverzameling beschikbaar was, is opdracht gegeven een zo groot mogelijk aantal militairen te bellen. Daarbij is aangesloten bij een al lopend onderzoek. Van de benaderde militairen was 74% bereid mee te werken aan de telefonische enquête. Voor de 26% die niet bereid was mee te doen aan het onderzoek was het onderwerp van de enquête geen reden voor de weigering. De voornaamste redenen voor weigering waren: geen tijd/te druk en ik doe niet mee met telefonische enquêtes. In totaal leverde de steekproef 314 geslaagde telefonische interviews op. In de korte telefonische enquête is gevraagd naar het hebben van jonge kinderen en naar de belangstelling voor een regeling vrijstelling. Ook is gevraagd naar voor- en nadelen van zo n regeling. Voor de vragenlijst zie Bijlage 2. De respons op de telefonische enquête is afgezet tegen de totale populatie mannelijke militairen. De groep manschappen en de groep jonger dan 25 zijn in de steekproef ondervertegenwoordigd. Deze twee categorieën overlappen elkaar. Bij de beschrijving van de resultaten wordt hiervoor gecorrigeerd. 2.2 Interviews In totaal zijn 32 individuele diepte-interviews gehouden met militairen, vaders van jonge kinderen (< 5 jaar oud). De interviews zijn gelijk verdeeld over CZSK, CLAS, CLSK en de KMar, gespreid over rang en functie. De gesprekken hebben plaatsgevonden op de werkplek van de respondent in augustus 2007. Van de gesprekken zijn audio-opnamen gemaakt die vervolgens uitgewerkt zijn tot notulen. Op basis van de notulen en de observatie van de onderzoekers is een kwalitatieve analyse gemaakt die ten grondslag ligt aan de beschrijving in dit rapport. Het onderzoek en de interviews zijn uitgevoerd CDC/Dienstencentrum 6

door senior onderzoekers van Blauw Research uit Rotterdam. Primair doel van het kwalitatieve onderzoek was het inventariseren van motieven en drempels om van de vrijstellingsregeling gebruik te maken. CDC/Dienstencentrum 7

3 RESULTATEN In dit hoofdstuk staan de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Achtereenvolgens zullen de vier onderzoeksvragen aan de orde komen. 3.1 Hoe groot is de doelgroep? Er zijn bijna 45.000 mannelijke militairen in werkelijke dienst bij Defensie. Welk deel hiervan kinderen heeft, kan niet uit de administratieve gegevens worden afgeleid. Daarom is hier naar gevraagd in de telefonische enquête. De resultaten staan in Tabel 3.1. In de tabel zijn de percentages afkomstig uit de telefonische enquête, na weging, geprojecteerd op het totale aantal mannelijke militairen bij Defensie. Tabel 3.1: Antwoord op de vraag Heeft u kinderen jonger dan 5 jaar? Aantal mannelijke Percentage** militairen* Ja, ik heb nu kinderen jonger dan 5 jaar 7.500 17% Ja, ik verwacht ze 6.200 14% Nee 30.800 69% Weet niet 300 1% Totaal 44.800 100% * Omdat het personeelsbestand binnen Defensie geen constant gegeven is, zijn de aantallen in de tabel afgerond op honderdtallen. ** Door toepassing van afronding tellen de afzonderlijke percentages niet exact op tot 100%. Uit Tabel 3.1 blijkt dat 17 % van alle mannelijke militaire kinderen jonger dan 5 jaar heeft. Nog eens 14 % geeft aan kinderen te verwachten. Omdat de gegevens gebaseerd zijn op een steekproef is er sprake van een marge van betrouwbaarheid. Deze marge is afhankelijk van de omvang van de steekproef en het gevonden percentage in de steekproef. De 95% betrouwbaarheidsmarge voor ja ik heb kinderen is ± 4%. Het al dan niet hebben van jonge kinderen blijkt vooral af te hangen van de leeftijd van de militair. De mannelijke militairen met jonge kinderen zijn merendeels tussen de 25 en 45 jaar oud. In de jongste leeftijdsgroep en in de groep ouder dan 44 jaar is het percentage met jonge kinderen zeer laag (zie Bijlage 1, Tabel B.1) Subconclusie: De doelgroep van potentiële gebruikers van een regeling vrijstelling bij uitzendingen bestaat uit circa 7500 mannelijke militairen met kinderen jonger dan 5 jaar. Voor het merendeel zijn dat militairen tussen de 25 en 45 jaar oud. CDC/Dienstencentrum 8

3.2 Welke deel van de doelgroep zal gebruikmaken van de regeling? In de telefonische enquête is aan alle respondenten gevraagd of zij gebruik zouden willen maken van een regeling vrijstelling bij uitzending. In Tabel 3.2 staan de resultaten. Tabel 3.2: Zou u gebruik maken van een regeling vrijstelling bij uitzending? Percentage van alle mannelijke militairen Zeker wel 29% Misschien wel 29% Misschien niet 5% Zeker niet 33% Weet niet 4% Totaal 100% Uit Tabel 3.2 blijkt dat de belangstelling voor de regeling groot is. Circa 58% van alle mannelijke militairen (met een 95% betrouwbaarheidsmarge van ± 5%) zegt zeker wel of misschien wel gebruik te willen maken van de regeling vrijstelling bij uitzending. Dit percentage van 58% geldt in gelijke mate voor alle categorieën. Er zijn daarbij geen verschillen tussen de leeftijdsgroepen, noch tussen de rangscategorieën. Ook is er geen significant verschil tussen degenen die kinderen hebben, degenen die kinderen verwachten en de andere militairen. Dit percentage is daarom ook van toepassing op de potentiële doelgroep van mannelijke militairen met kinderen jonger dan 5 jaar. Echter, indien alleen gekeken wordt naar het deel van de militairen dat zeker wel gebruik wil maken van de regeling, dan wijkt het percentage van de potentiële doelgroep iets af van het percentage binnen de totale populatie mannelijke militairen. Binnen de potentiële doelgroep is het aandeel personen dat zeker wel van de regeling gebruik zou maken iets meer dan een kwart (26%). Dat zijn circa 1980 militairen. Als ook de groep die misschien van de regeling gebruik zou maken wordt meegeteld gaat het om ruim 4300 mannelijke militairen (58% van de 7500 mannelijke militairen met kinderen jonger dan 5 jaar). Figuur 3.1 op de volgende bladzijde zijn ter illustratie de percentages naar leeftijd en rangscategorie opgenomen. CDC/Dienstencentrum 9

Figuur 3.1: Zou u gebruik maken van een regeling vrijstelling bij uitzending? (Per rangscategorie gestapeld per leeftijdsgroep). > 44 manschappen onderofficieren officieren 35-44 25-34 <25 > 44 35-44 25-34 <25 > 44 35-44 25-34 <25 0% 20% 40% 60% 80% 100% Zeker wel Misschien wel Misschien niet Zeker niet Weet niet Opvallend in Figuur 3.1 is dat onder de officieren de percentages die zeker wel gebruik zullen maken duidelijk lager zijn. Ook opvallend is het relatief hoge percentage onderofficieren dat aangeeft dat ze van de regeling gebruik zou willen maken. Subconclusie: Uit het onderzoek blijkt dat circa 58% van de mannelijke militairen, met kinderen onder de 5 jaar, zeker of misschien gebruik zou willen maken van een regeling vrijstelling voor uitzending. Uitgedrukt in aantallen zijn dat 4300 militairen. Ongeveer 26% geeft aan zeker gebruik te willen maken van de regeling. In dat geval gaat het om 1980 militairen. CDC/Dienstencentrum 10

3.3 Welke factoren dragen bij aan het gebruik van de regeling? Tijdens de telefonische enquête is aan de respondenten gevraagd wat volgens hen de belangrijkste voordelen van een vrijstellingsregeling zijn. In Tabel 3.3 staan de resultaten vermeld. De genoemde voordelen spreken voor zich, het thuis zijn (34%), minder belasting voor de partner (11%) en het niet uitgezonden worden (10%). Tabel 3.3 Overzicht van genoemde voordelen van de regeling Voordelen Aantal % vd redenen % vd mensen thuis zijn 115 33% 34% partner minder belast 38 11% 11% niet uitgezonden 34 10% 10% in noodgeval 13 4% 4% werkgelegenheid 13 4% 4% Keuze 5 1% 2% gelijkheid man vrouw 5 1% 2% geen/weet niet 92 26% 27% onduidelijk/overig 38 11% 11% Totaal 353 100% 105% In de diepte-interviews is vervolgens dieper ingegaan op de factoren die bijdragen aan het gebruik van de regeling. Uit deze interviews blijkt dat de meeste militairen zich, bij hun sollicitatie bij defensie, al bewust waren van het feit dat zij uitgezonden zouden kunnen worden. It s part of the job, is de algemene redenatie. Bij jongere militairen was het bewustzijn hieromtrent groter dan bij de oudere militairen: op het moment dat deze laatste categorie bij defensie kwam, was immers nog amper sprake van missies in het buitenland. De huidige algemene perceptie is dan ook, dat men gedurende een normaal carrièreverloop meerdere malen uitgezonden wordt. Men houdt er dan ook in essentie rekening mee uitgezonden te zullen worden en het overgrote deel van de militairen zal zonder twijfel de aanwijzing tot uitzending opvolgen. De mate waarin men op dit moment gemotiveerd is om op missie te gaan varieert echter: sommigen melden zich vrijwillig aan, terwijl anderen naar (legitieme) mogelijkheden zullen zoeken om uitzending te voorkomen. Daarnaast is er een deel van de militairen dat wel uitgezonden wil worden, maar een voorkeur heeft voor het moment waarop. De kans om uitgezonden te worden varieert per onderdeel en per functie. Bijvoorbeeld: voor iemand die bij een parate eenheid zit van het CLAS is de kans groot, voor iemand die bij een schoolbataljon werkt is de kans aanzienlijk kleiner. Door gericht te solliciteren op specifieke functies, kan men de kans op uitzending verkleinen. Sommigen melden zich vrijwillig aan voor uitzending op een zeker moment in hun carrière of in een specifieke levensfase (bijvoorbeeld wanneer ze nog vrijgezel zijn), om op die manier de CDC/Dienstencentrum 11

kans te verkleinen dat ze uitgezonden worden op een moment dat het minder goed uitkomt (bijvoorbeeld wanneer er kleine kinderen zijn). Ook zonder de uitsluitingsregeling heeft men zodoende al een zekere mate van invloed op het wel of niet uitgezonden worden op een bepaald moment. Alle militairen geven aan dat er iets verandert in de bereidwilligheid om op uitzending te gaan wanneer men kinderen heeft. De leeftijd van de kinderen speelt een minder grote rol: sommigen willen thuis zijn wanneer de kinderen jong zijn (willen de ontwikkeling niet missen), anderen juist wanneer ze de puberleeftijd bereikt hebben (kinderen maken uitzending bewuster mee en men wil bijstaan in de opvoeding). De geïnterviewden geven aan dat de druk van het gezin om thuis te blijven groot is, ook op het moment dat men zelf de keuze maakt om wel op uitzending te gaan. Het voordeel van de regeling is dat men thuis kan blijven. Een nadeel in deze context zou kunnen zijn, dat men een loyaliteitsprobleem met het thuisfront krijgt wanneer men besluit toch te gaan. Samengevat kan gesteld worden dat men er van uit gaat uitgezonden te worden en dat men dit accepteert als een vast onderdeel van het werk. In bijna alle gevallen is alleen het gezin sterk van invloed op de motivatie om wel of niet op missie te willen gaan. Het voordeel van de regeling is dan dat men bij het gezin kan zijn. Redenen om dit te willen: Niets te willen missen in de ontwikkeling van de kinderen: vooral op jonge leeftijd maken kinderen een aantal ontwikkelingsstadia door (praten, lopen, naar school gaan) die men met het gezin wil meebeleven. Bijstaan in zorg en opvoeding: vooral wanneer er problemen zijn in het gezin (opvoeding, ontwikkeling van het kind, relatie) wil men thuis zijn ter ondersteuning of om eventuele problemen op te lossen. Risicobeleving: partners en kinderen kunnen de uitzending als een stressvolle periode ervaren, vooral wanneer het een uitzending betreft naar gebieden met een verhoogd risico. De stress kan ten koste gaan van het geestelijk welzijn van de thuisblijvers, de onderlinge relaties, de schoolprestaties van de kinderen, enz. Men ervaart dat de uitzending in veel gevallen erger is voor de thuisblijvers dan voor de militair zelf. Problemen na terugkomst: militairen ervaren dat het na thuiskomst, moeilijk is de draad weer op te pakken in het gezin. Men maakt een periode door van individuele persoonlijke groei of men heeft ingrijpende ervaringen op uitzending. Het is daarna moeilijk om weer mee te draaien in het normale gezinspatroon. Men is bang uit elkaar te groeien. Problemen met kinderopvang: wanneer beide ouders (onregelmatig) werken ontstaan er problemen in het samenlevingspatroon. De thuisblijvende ouder komt er alleen voor te staan en dient voor opvang te zorgen voor de tijdstippen waarop de vader normaal gesproken thuis is. Deze opvang wordt nu veelal gezocht binnen de eigen familiekring. CDC/Dienstencentrum 12

Een ander (niet gezinsgerelateerd) voordeel van de vrijstellingsregeling is dat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen weggenomen wordt. Slechts een beperkt deel van de militairen ervaart deze ongelijkheid overigens als een probleem. De meeste zijn van mening dat het vooral van belang is dat de moeder bij het kind blijft en dat de bestaande regeling voor vrouwen gehandhaafd dient te blijven. Degene die vinden dat de regeling (vanuit het gelijkheidsbeginsel) ook van toepassing zou moeten zijn op mannen, plaatsen de discussie in een bredere context. Men constateert daarbij dat vrouwen ook op andere gebieden meer privileges hebben dan mannen en men vindt dat de discussie over vrouwen binnen de krijgsmacht dan ook breder gevoerd dient te worden. Subconclusie: Militairen gaan ervan uit dat zij uitgezonden kunnen worden en accepteren dat als vast onderdeel van hun werk. Het gezin van de militair heeft echter een sterke invloed op de motivatie van de militair om wel of niet op missie te willen gaan. Het belangrijkste, en tevens voor de hand liggende, voordeel van de regeling vrijstelling bij uitzendingen is dat men bij het gezin kan blijven. Gezinsaspecten die daarbij meespelen zijn: het meebeleven van de ontwikkeling van jonge kinderen, gelijke verdeling van zorgtaken, voorkomen van stress bij het thuisfront en de angst uit elkaar te groeien. 3.4 Welke factoren beperken het gebruik van de regeling? Tijdens de telefonische enquête is aan de respondenten gevraagd wat volgens hen de belangrijkste nadelen van een vrijstellingsregeling zijn. In Tabel 3.4 staan de resultaten vermeld. Tabel 3.4 Overzicht van genoemde nadelen van de regeling Nadelen Aantal % vd redenen % vd mensen nadelig voor anderen 158 42% 47% slechte inzetbaarheid/ 88 23% 26% onwerkbaar Uitzending hoort erbij 27 7% 8% Misbruik mogelijk 20 5% 6% discriminatie tov andere 6 2% 2% problemen Onjuiste leeftijd 8 2% 2% Financieel nadeel 3 1% 1% onduidelijk/overig 17 5% 5% geen/weet niet 54 14% 16% Totaal 381 100,0% 113% CDC/Dienstencentrum 13

De meest genoemde nadelen zijn: het is nadelig voor anderen (47% van de mensen) en het beperkt de inzetbaarheid, het is onwerkbaar (26% van de mensen). In de diepte-interviews is vervolgens dieper ingegaan op de factoren die het gebruik van de regeling beperken. Uit deze interviews blijkt dat een aanzienlijk deel van de militairen niet graag gebruik zal maken van de regeling. Velen hebben oorspronkelijk gekozen voor het beroep van militair vanuit een behoefte aan afwisseling en avontuur. Voor de meesten staat de dagelijkse praktijk voor een groot deel in het teken van voorbereiding op missies. Wanneer het moment gekomen is dat het zo ver is, dan heeft men er moeite mee om op dat moment verstek te laten gaan. Dit verschilt overigens in zekere mate per functie of onderdeel. Militairen uit een parate eenheid worden direct opgeleid om uitgezonden te worden, groepsgewijs met het gehele peloton of de compagnie. Wanneer het zover is, is het voor hen minder aantrekkelijk en minder voor de hand liggend om van de regeling gebruik te maken, dan voor iemand die in een staffunctie werkt en een individuele aanwijzing krijgt tot uitzending. Deze laatste categorie houdt er veelal minder rekening mee, is er minder op voorbereid en heeft soms juist voor de functie gekozen om de kans op uitzending te verkleinen. In alle gevallen ervaart men een zekere sociale druk van collega s of leidinggevenden wanneer men besluit niet te gaan. Zelf niet gaan betekent immers dat een ander geacht wordt wel te gaan in jouw plaats. Sommigen vragen zich tevens af of de regeling uiteindelijk niet ten koste zal gaan van de inzetbaarheid van de gehele krijgsmacht. Wanneer voor een te groot deel van de mensen geldt dat zij niet inzetbaar zijn, kunnen missies wellicht niet meer uitgevoerd worden, denkt men. Hieronder volgt, naar aanleiding van de diepte-interviews, een overzicht van redenen om niet van de regeling gebruik te maken: Men wordt voorbereid op uitzending. Uitzending hoort er bij, het is niet consequent om dan niet te gaan. Inzetbaarheid krijgsmacht: als te veel militairen gebruik maken van de regeling dan kan dit ten koste gaan van de inzetbaarheid van het leger. Wanneer te veel militairen van de regeling gebruik maken, zullen bepaalde missies geen doorgang kunnen vinden. Sommigen voelen zich daar voor persoonlijk verantwoordelijk, anderen vinden dit een probleem voor defensie of voor de politiek. Inzetbaarheid eenheid: wanneer te veel militairen (vooral in kaderfuncties) gebruik maken van de regeling, dan zou dit kunnen betekenen dat de totale eenheid niet op uitzending kan, wegens gebrek aan leiding of ondersteuning. Nadelig voor anderen: wanneer men afziet van uitzending, dan zal een ander (zonder jonge kinderen) in de plaats dienen te gaan. Dit nadeel voelt men vooral wanneer degene die dan wel gaat een bekende of een directe collega is. De druk op mensen zonder kinderen zal hierdoor onevenredig groot worden. Men is bang aansluiting te missen bij collega s: vooral wanneer de hele eenheid op uitzending gaat, dan deelt men niet in de ervaring. Men loopt achterstand op in werk- en levenservaring en kan niet meepraten over belevenissen. CDC/Dienstencentrum 14

Serieus genomen worden: men verwacht dat militairen die niet op uitzending gaan, minder serieus genomen worden. Een hogere rang betekent meer autoriteit, welke gepaard dient te gaan met ervaring. Niet uitgezonden zijn gaat dan ten koste van de geloofwaardigheid. Carrière: men verwacht dat het gebruik maken van de regeling nadelig kan zijn voor de carrière. Er zullen geen directe gevolgen zijn denkt men, maar wanneer men solliciteert zal het aantal uitzendingen meewegen in de beoordeling. Iemand die meerdere uitzendingen op zijn naam heeft staan zal meer kans maken op een aantrekkelijke baan. Selectie van personeel: bij de selectie van personeel zal men rekening gaan houden met de levensfase van de sollicitant (pas getrouwd, betekent een grotere kans op kleine kinderen, betekent minder aantrekkelijk voor de functie). Eén en ander zou kunnen leiden tot scheefgroei (alleen oudere en / of vrijgezelle militairen op parate functies). Gemis aan extra toelage: sommige militairen melden zich vrijwillig voor uitzending, onder andere vanwege het financiële voordeel. Gebruik maken van de regeling betekent dat ze dit voordeel niet meer hebben. Regeling sluit niet aan bij behoefte: de vigerende regeling is toegespitst op moeders van jonge kinderen. Veel vaders hebben juist behoefte aan een regeling waarbij ze thuis kunnen blijven wanneer de kinderen wat ouder zijn. Oudere kinderen maken de uitzending bewuster mee waardoor een deel van de militairen er eerder voor zou kiezen om op uitzending te gaan wanneer de kinderen jong zijn. Misbruik: sommige militairen verwachten dat anderen hun gezinsplanning op de regeling afstemmen. Met meerdere kinderen gespreid over een langere periode kan men een groot deel van de tijd dat men in dienst is, uitzendingen voorkomen. Mogelijke conflicten met de partner: De regeling zou tevens kunnen leiden tot een conflict tussen de militair en zijn partner, wanneer men besluit om (op basis van bovenstaande argumenten) toch op uitzending te gaan, terwijl de mogelijkheid bestaat om vrijstelling te vragen. De precieze invulling van de regeling is van invloed op de mate waarin men er gebruik van zal maken. Wanneer men zelf actief om vrijstelling moet verzoeken, dan zal men een hogere sociale druk ervaren en men verwacht grotere negatieve gevolgen voor de carrière dan wanneer men automatisch vrijgesteld wordt. Doordat men op dat moment er zelf actief voor kiest om van de regeling gebruik te maken, kan men er ook persoonlijk op aangesproken worden. Men verwacht dat de regeling dan van negatieve invloed zal zijn op de arbeidsrelatie tussen defensie en het personeel en tussen het personeel onderling. Sommige militairen doen suggesties om de regeling aantrekkelijker te maken, ondanks de genoemde drempels: Verkort de uitzendtermijn. 2 of 3 maanden van huis zijn is nog enigszins te overzien. Meer dan 4 maanden van huis voelt veel langer en definitiever en vraagt veel meer organisatie om de periode te overbruggen. CDC/Dienstencentrum 15

Introduceer de regeling als een uitstelregeling. Militairen kunnen uitstel vragen wanneer ze jonge kinderen hebben, maar komen daarna bovenaan de lijst te staan bij een volgende uitzending. Subconclusie: Er zijn drempels die het minder aantrekkelijk maken om gebruik te maken van de regeling. De belangrijkste drempel is het feit dat men op voorhand een zekere sociale druk ervaart van collega s of leidinggevenden wanneer men besluit niet te gaan. Zelf niet gaan betekent immers dat een ander geacht wordt wel te gaan in jouw plaats. Daarnaast vragen de militairen zich af of de regeling uiteindelijk niet ten koste zal gaan van de inzetbaarheid van de gehele krijgsmacht. Wanneer voor een te groot deel van de mensen geldt dat zij niet inzetbaar zijn, kunnen missies wellicht niet meer uitgevoerd worden, denkt men. Andere redenen om geen gebruik te maken van de regeling hebben vooral te maken met de carrière, het missen van de uitzendtoelage, mogelijk misbruik van de regeling en de behoefte om juist thuis te kunnen blijven wanneer de kinderen wat ouder zijn. CDC/Dienstencentrum 16

4 DISCUSSIE EN CONCLUSIE 4.1 Discussie In deze paragraaf zal kort worden ingegaan op de betrouwbaarheid en de validiteit van dit onderzoek. Bij de betrouwbaarheid gaat het om de vraag hoe precies de resultaten van het onderzoek zijn. De betrouwbaarheid volgt uit de gehanteerde methode en kan voor een deel in betrouwbaarheidsgrenzen worden uitgedrukt. In dit rapport wordt gesteld dat 58% van de mannelijke militairen met kinderen onder de 5 jaar zeker of misschien gebruik zou willen maken van een regeling vrijstelling voor uitzending. Met een 95% betrouwbaarheidsmarge van 5% wil dat zeggen dat dit percentage ligt tussen de 53 en 63%. Bij de telefonische enquête is gebruik gemaakt van een steekproef. Deze steekproef is getrokken uit de totale populatie van militairen in werkelijke dienst die op dat moment niet waren uitgezonden. Het feit dat het hier gaat om een random steekproef draagt in grote mate bij aan de betrouwbaarheid van de resultaten. Van de benaderde militairen was 74% bereid mee te werken aan de telefonische enquête. Voor de 26% die niet bereid was mee te doen aan het onderzoek was het onderwerp van de enquête geen reden voor de weigering. De non-respons heeft daarom nauwelijks invloed gehad op de betrouwbaarheid van de eindresultaten. Voor praktijkgericht onderzoek is triangulatie (gebruik maken van meerdere methoden) vaak een manier om de zekerheid van de conclusies te vergroten. In dit onderzoek was daar echter geen tijd voor. Ook was er geen tijd om onderzoek te doen naar het aantal gezinnen met jonge kinderen waarvan beide ouders militair zijn. Bij validiteit gaat het om de vraag of wat we meten ook hetgeen is dat we willen meten. Indien bijvoorbeeld tijdens een onderzoek gebruik gemaakt wordt van suggestieve vragen of van sturing bij de beantwoording van de vragen, kunnen er vraagtekens gesteld worden bij de validiteit van het onderzoek. Bij de uitvoering van de telefonische enquête is door TNS-NIPO echter gebruik gemaakt van een vast protocol met duidelijke vragen die niet suggestief zijn (zie Bijlage 2). Er is gemeten wat we wilden meten. Er zijn in totaal 32 diepte-interviews gehouden. Deze steekproef is niet representatief in aantallen, maar op basis van dit aantal mag er wel vanuit gegaan worden dat alle onderwerpen die een rol spelen in de afweging om wel of niet gebruik te maken van de regeling, één of meerdere malen boven tafel zijn gekomen. CDC/Dienstencentrum 17

Gezien het bovenstaande kan gesteld worden dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de conclusies van dit onderzoek. Deze conclusies staan vermeld in de volgende paragraaf. 4.2 Conclusie De centrale vraag bij dit onderzoek was: Geef aan in welke mate mannelijke militairen met jonge kinderen gebruik zullen maken van een regeling vrijstelling en van welke factoren het tot stand komen van die keuze afhankelijk is. Hieronder staan de antwoorden op de vier onderzoeksvragen die zijn afgeleid van de centrale vraag. 1. Hoe groot is de doelgroep mannelijke militairen met kinderen jonger dan vijf jaar? De doelgroep van potentiële gebruikers van een regeling vrijstelling bij uitzendingen bestaat uit circa 7500 mannelijke militairen met kinderen jonger dan 5 jaar. Voor het merendeel zijn dat militairen tussen de 25 en 45 jaar oud. 2. Hoe groot is het deel van de doelgroep dat gebruik zal maken van een regeling vrijstelling? Uit het onderzoek blijkt dat circa 58% van de mannelijke militairen, met kinderen onder de 5 jaar, zeker of misschien gebruik zou willen maken van een regeling vrijstelling voor uitzending. Uitgedrukt in aantallen zijn dat 4300 militairen. Ongeveer 26% geeft aan zeker gebruik te willen maken van de regeling. In dat geval gaat het om 1980 militairen. 3. Welke factoren zullen bijdragen aan het gebruik van de regeling? Militairen gaan ervan uit dat zij uitgezonden kunnen worden en accepteren dat als vast onderdeel van hun werk. Het gezin van de militair heeft echter een sterke invloed op de motivatie van de militair om wel of niet op missie te willen gaan. Het belangrijkste, en tevens voor de hand liggende, voordeel van de regeling vrijstelling bij uitzendingen is dat men bij het gezin kan blijven. Gezinsaspecten die daarbij meespelen zijn: het meebeleven van de ontwikkeling van jonge kinderen, gelijke verdeling van zorgtaken, voorkomen van stress bij het thuisfront en de angst uit elkaar te groeien. 4 Welke factoren kunnen het gebruik van de regeling beperken? Er zijn drempels die het minder aantrekkelijk maken om gebruik te maken van de regeling. De belangrijkste drempel is het feit dat men op voorhand een zekere sociale druk ervaart van collega s of leidinggevenden wanneer men besluit niet te gaan. Zelf niet gaan betekent immers dat een ander geacht wordt wel te gaan in jouw plaats. Daarnaast vragen de militairen zich af of de regeling uiteindelijk niet ten koste zal gaan van de inzetbaarheid van de gehele krijgsmacht. Wanneer voor een te groot deel van de mensen geldt dat zij niet inzetbaar zijn, kunnen missies wellicht niet CDC/Dienstencentrum 18

meer uitgevoerd worden, denkt men. Andere redenen om geen gebruik te maken van de regeling hebben vooral te maken met de carrière, het missen van de uitzendtoelage, mogelijk misbruik van de regeling en de behoefte om juist thuis te kunnen blijven wanneer de kinderen wat ouder zijn. Samenvattend kan gesteld worden dat circa 58% van de mannelijke militairen, met kinderen onder de 5 jaar, zeker of misschien gebruik zou willen maken van een regeling vrijstelling voor uitzending. Uitgedrukt in aantallen zijn dat 4300 militairen. Ongeveer 26% geeft aan zeker gebruik te willen maken van de regeling. In dat geval gaat het om 1980 militairen. Het zijn vooral gezinsfactoren, die maken dat men een beroep zal doen op de regeling. Hierbij gaat het meer om emotionele factoren (missen van ontwikkelingen, opvoeding) dan om praktische factoren (gebrek aan opvang). Er zijn echter ook drempels die het minder aantrekkelijk maken om gebruik te maken van de regeling, vooral wanneer men geacht wordt zelf actief een verzoek in te dienen. CDC/Dienstencentrum 19

BIJLAGE 1: Overzichtstabel Tabel B.1: Aantal en percentage militairen met kinderen, verdeeld naar leeftijd van de militair Leeftijdscategorieën < 25 jaar 25 34 jaar 35 44 jaar ouder dan 45 aantal* % aantal* %** aantal* % aantal* % Ja, kinderen jonger dan 5 jaar 4.800 37 2.600 29 100 2 Ja, ik verwacht ze 2.400 19 3.400 27 300 3 100 Nee 10.600 81 4.600 35 6.100 68 9.500 97 Weet niet 200 100 1 * Omdat het personeelsbestand binnen Defensie geen constant gegeven is, zijn de aantallen in de tabel afgerond op honderdtallen. ** Door toepassing van afronding tellen de afzonderlijke percentages niet exact op tot 100%. CDC/Dienstencentrum 20

BIJLAGE 2: Vragen telefonische enquête Tijdens de telefonische enquête zijn de volgende vier vragen aan de respondenten gesteld: Vraag 1: Heeft u kinderen jonger dan 5 jaar of verwacht u ze binnen enkele jaren? Ja, ik heb nu kinderen jonger dan 5 jaar Ja, ik verwacht ze Nee Weet niet Vraag 2: Zou u, als het van toepassing zou zijn, van een dergelijke regeling (regeling is kort uitgelegd) gebruik maken? Zeker wel Misschien wel Misschien niet Zeker niet Vraag 3: Wat zijn voor u de belangrijkste nadelen van een dergelijke regeling? (open vraag) Vraag 4: Wat zijn voor u de belangrijkste voordelen van een dergelijke regeling? (open vraag) CDC/Dienstencentrum 21