APPELEN EN PEREN Minister Van Grembergen wil de spelling opnieuw corrigeren, met name de regels van de tussen-e(n). Van Grembergen spreekt rustig en uitmuntend mooi en komt daardoor erg wijs over. In deze is hij het dan ook, vind ik. Ik wens hem welgemeend succes toe, maar vrees dat we al te ver verdwaald zijn op het pad van de waanzin. Ik heb het boekje Nieuwe Spelling, Zachte Helling van J. Uyttendaele H. Mels nog eens geconsulteerd en vond op blz. 38 dat er voor de tussenletter e(n) maar liefst 13 regels aangegeven worden. Onnodig u hiermee te vervelen, want het slaat nergens op. Regels die ons pannenkoek en schapenvlees doen schrijven en apetrots maar apenkop, verdienen zelfs niet ernstig genomen te worden. Uit mijn humanioratijd herinner ik me vaag de hoofdregel dat er een n moest staan wanneer men voor het eerste woord van de samenstelling impliciet een meervoud mocht veronderstellen. Vandaar bessensap, want je kan toch geen sap van één bes maken, maar wel zonneschijn, want die schijn komt toch maar van één zon. We liepen weliswaar vrij spoedig vast met deze redenering, want een pereboom impliceert toch meer dan één peer? Ik herinner me niet meer hoe we uit de inconsistenties ontsnapten, wellicht met de deus ex machina uitzondering of staande uitdrukking die nu nog altijd erg in trek is in de spelling en grammatica. Tegenwoordig heeft men een nieuwe dooddoener in het leven geroepen: In geval van twijfel, raadpleeg het groene boekje. Ik vind dit werkelijk zéér erg. De vaststelling dat bij het Groot Dictee er nauwelijks iemand in slaagt een foutloos parcours te rijden en dat ontwikkelde burgers verrukt mogen zijn met slechts twintig fouten, spreekt boekdelen. Wij zijn totaal van onze spelling vervreemd. 1/6
Wat gaat er dan mis? De tegenstanders van de nieuwe spelling zeggen: een taal laat zich niet door logica dwingen en veroordelen dus, haast per definitie, elke poging om wat ordening in de taal te brengen. Mijn geliefde erudiete Godfried Bomans behoorde destijds ook tot deze club. Ik durf dit argument te verwerpen, eraan toevoegend: men moet natuurlijk wel de juiste logica hanteren. Hieronder ga ik dan ook een poging daartoe wagen. Het Nederlands heeft vele nadelen: eerst en vooral is het een lelijke taal wegens het overwicht van de doffe klanken (inzonderheid de sombere eindlettergreep en) en tweeds en vooral omdat de grammatica moeilijk is. Bedenk maar eens hoe een anderstalige ooit de splitsingsregels van samengestelde werkwoorden kan leren ik kom binnen, ik ben binnengekomen, ik kwam binnen, toen ik binnenkwam,.. en hoe de e in één woord driemaal anders uitgesproken kan worden (betweter). Maar er is ook een voordeel: het Nederlands kan, zoals alle Germaanse talen, heel eenvoudig en kort, samenstellingen maken, gewoon door de woorden achter elkaar aan mekaar vast te maken. Het is hier dat het probleem van de tussen-e(n) ontstaat en dat we dus de logica moeten ontdekken. Eerste basisregel, die zo evident is dat we hem eigenlijk niet moeten formuleren. Regel 1. Plak de woorden gewoon aan mekaar vast. Appelboom, gemeentehuis, horlogemaker, hoogte-vrees. Het kan niet eenvoudiger. Regel 2. Indien de spreektaal leert dat de samenstelling volgens Regel 1 moeilijk uit te spreken valt, voeg dan een welluidendheidsletter toe, met name een e of s (tussen twee medeklinkers) of een n tussen twee klinkers. Dit gebeurt vanzelf in de spreektaal en het is precies die spreektaal die uitsluitsel moet geven. Taal is spreken, of veiliger 2/6
geformuleerd: de gesproken taal dicteert de schrijftaal, en niet omgekeerd. Een eventuele verdubbeling van een medeklinker is ook weer evident als een lettergreep kort moet gehouden worden. Dus pereboom, gewoon omdat peerboom zich moeilijk zegt. Perenoverschot omdat zowel peeroverschot als pereoverschot moeilijk uitspreekbaar is. Schattebout (met verdubbeling van de t), omdat schatbout niet makkelijk klinkt. Apetrots en apekop, omdat niemand aaptrots of aapkop zegt. Beregoed, omdat niemand er ooit zal aan denken om beergoed te zeggen. Ziekenhuisdokter (gewoon), maar scheepsdokter Schapevlees of schaapsvlees naast koevlees Er zijn ongetwijfeld sjablonen te ontdekken in dit welluidendheidsgedrag, maar dit is voorlopig niet belangrijk. Het gaat hier om het principe dat de tussenklank zijn oorsprong uitsluitend vindt in de behoefte om de aaneenschakeling van twee woorden vlot uitspreekbaar te maken. Het onderscheid tussen appelboom en pereboom is treffend. Idem voor perzikboom en perzikelaar, appelboom en appelaar: het is gewoon een kwestie van welluidendheid. Niemand die zich zal vergissen. Waarom het dan moeilijk maken? En dus pannekoek, niet pankoek en nog minder pannenkoek. Ho maar, hoor ik een nieuw-speller zeggen, en waarom dan niet bessesap in plaats van bessensap? Zitten we dan terug met het probleem enkelvoud-meervoud, want om daaraan te ontsnappen hebben we die mooie regeltjes van meervoud op en en s uitgevonden!? 3/6
Beste vrienden, het is precies hier dat mijn logica glansrijk zegeviert. Niet alleen de logica, maar tevens de vrijheid. Met mijn nieuwe regels kan de spreker ten volle zijn subtiliteiten botvieren. Luister maar. De aardbei hoort bij de bessen met een gemiddeld besvolume. Haar bessensap is daarenboven goed drinkbaar wegens weinig pitten. Uit de door de overheid gepubliceerde bessenstatistiek blijkt overigens dat zij de meest geteelde bes is. Hier oordeelt de spreker/schrijver zelf wélk woord hij wil samenstellen : bes of bessen. Eenmaal dit woord gekozen, gaan we gewoon, volgens de twee regels samenstellen. Vermits de eind-s van bes zich vlot leent tot een enkelvoudige samenstelling, hebben we waarschijnlijk geen nood aan een besse-vorm. Misschien in bessepitjes in plaats van bespitjes, alhoewel ik dit natuurlijk als bes-pitjes zou schrijven om een foutieve uitspraak te vermijden. Neem nu die truutregel over woorden die hun meervoud zowel op n al op s hebben, b.v. het woord gemeente. Volgens de nieuwe spelling moet dit altijd eindigen op e: gemeentehuis, gemeentebelangen. Ik mag dus nooit gemeenten schrijven. Hoe kan het zo onnozel! Gemeentehuis, dat is gewoon Regel 1. En ik wil mogen zeggen: Bij ons komt de burgemeester uit de lijst Gemeentebelangen. Hij wil de politiewetgeving harmonizeren met zijn buren burgemeesters. Ze hebben daartoe een gemeentenclubje opgericht. Onze burgervader is ook een verwoed kaarter en klaverjast geanimeerd mee in ons gemeenteclubje Vermaak na Arbeid. De burgemeester vertegenwoordigt de belangen van onze (één) gemeente. Daarnaast wil hij een club van (meerdere) gemeenten samenstellen. Dat is dus opnieuw Regel 1. Noch 4/6
min, noch meer, maar ditmaal vertrekkend van de meervoudsvorm. Vermaak na Arbeid is het clubje van onze (enkelvoudige) gemeente. Jan heeft appelbomen en perebomen in zijn boomgaard. Bij het plukken sorteert hij de vruchten direct in aparte bakken. Het gaat om dezelfde bakken, dus er bestaat niet zoiets als een specifieke appelbak of perebak. Maar onlangs viel hij toch uit zijn appelboom, midden in de appelenbak zeker! Uiteindelijk is het de bedoeling appelgelei en peregelei te maken. Vermits het vruchtwater, sommigen zeggen vruchtsap of bessap, van appels en peren niet erg smakelijk is, wil Jan er geen vruchtensap van maken. Hij kweekt ook aardappelen. Daarvan maakt hij graag aardappelpuree, in de volksmond(!) patattepuree genoemd. Maar eerst stopt hij ze een winter lang in dat vieze patattenkot achter in de tuin. Vrucht en vruchten zijn woorden met een verschillende betekenis, dus beide samenstellingen komen voor. Hebt u bemerkt dat er eigenlijk maar één regel is, met name Regel 2, en dat die gewoon stelt dat we moeten schrijven wat we spontaan zeggen volgens de haast mechanische regels der welluidendheid? Daarenboven herwinnen we onze vrijheid om nog subtieler en fijner bepaalde nuances duidelijk te maken. Hoe komt men ertoe om uit een conclaaf van onbetwistbaar geleerde mensen naar buiten te komen met een gedrocht van 13 regels (wat zeg ik, samen met de regels van de tussen-s zijn het er 16!)? Uit dit stukje blijkt, dat ik er niet bij betrokken was. Mag ik candide gissen als volgt? Eerste punt: de samenstelling van de commissie. Dit zal wel maanden geduurd hebben. Ietsje meer uit Nederland, ietsje minder uit Vlaanderen. Daarna het subtiele evenwicht vinden in het brede palet van het universiteitenkoloriet. Een beetje aroma van politiek evenwicht daar bovenop. Maar 5/6
waar zaten de ambachtslui van het woord: onze schrijvers, onze dichters (de dichter is toch de woordvirtuoos par excellence) en waar onze journalisten en redacteurs, voor wie het woord het dagelijks werkinstrument is? Ik wed dat ze niet eens geïnviteerd waren. De koehandel en het compromis van de corporate governance hebben toegeslagen. Als jij toegeeft op de c/k regel, dan wil ik wel wat inbinden op de tussen-e(n). Zou het zo zijn gegaan? A camel is a horse, designed by a committee. Maar het ging niet om een paard, het ging om eenvoudige appelen en peren! Leo Schreurs 2003 6/6