De rollen van de SCZ docent: competentiewoordenboek en indicatoren Inleiding Docenten vervullen 5 rollen in de lessituatie. Daarnaast vervult de docent de lessituatie een aantal rollen. In onderstaand document wordt beschreven wat deze rollen inhouden, welke competenties daarbij van belang zijn en hoe dit zichtbaar is in de les. Dit document is onderlegger bij het rollenmodel en kan gebruikt worden om in gesprek te gaan over persoonlijke ontwikkeling en de beoordeling daarvan in de P&O gesprekkencyclus. 1. de Gastheer stemt af op de leerlingen; in staat door verbaal en non-verbaal gedrag contact met leerlingen te leggen en te onderhouden beroepshouding; biedt informatie en diensten professioneel aan Noemt de leerling bij de naam (maakt contact). Is zichtbaar en duidelijk aanwezig (leiderschapsgedrag). Geeft het voorbeeld (toegankelijk, benaderbaar, vriendelijk). Zorgt dat de leerling klaar is om te kunnen starten. 2. De presentator Overtuigen; wint anderen voor zijn standpunten door zelfverzekerdheid, doorzettingsvermogen en argumentatie. Presenteren; presenteert ideeën op heldere wijze, gebruikmakend van ter zake doende middelen. Stemt af op de behoeften van de leerlingen. mondeling communiceren; maakt ideeën en meningen in toepasselijke en begrijpelijke taal duidelijk, verbaal en non-verbaal, goed afgestemd op de ander. Vangt de aandacht van de leerling (1 e overtreder). Kan de aandacht van de leerling gedurende de start vasthouden Kondigt het doel en de inhoud van de les aan Vertoont leiderschapsgedrag (staat stevig en congruent voor de klas 3. De didacticus Gedifferentieerd werken; speelt tijdens het onderwijsleerproces optimaal in op verschillen tussen leerlingen Geïntegreerd werken; gaat uit van coöperatief, handelingsgeoriënteerd en probleemgestuurd leren en onderwijzen 1
Onderwijskundige wendbaarheid; speelt in op de leefwereld en op ontwikkelings- en of leerproblemen van leerlingen uit verschillende categorieën. Voortgangsbewaking Afstemmen op leerlingen Plannen en organiseren Flexibiliteit Luisteren Vakdeskundigheid Longitudinaal plannen; overziet de samenhang tussen de onderwijsactiviteiten en realiseert de onderwijsdoelen Motiveert leerlingen voor de les, de leertaken, het vak door begrijpelijke uitleg Geeft de complete instructie met controle Zet de leerling snel aan het werk Gebruikt passende werkvormen (met samenwerken Geeft leerling zinvol commentaar op zijn werk Stoort het leren niet en kijkt hoe er gewerkt wordt Geeft les op hun niveau (vraagt niet te veel of te weinig Richt zich op leren, laat het zichtbaar/hoorbaar maken 4. De pedagoog Afstemmen op leerlingen Pedagogisch handelen Organisatiesensitiviteit Aanpassingsvermogen Stressbestendigheid Plannen en organiseren Vasthoudendheid Flexibiliteit Luisteren Sensitiviteit Zorgt voor een veilige sfeer door het gewenste gedrag te benoemen. Neemt leerling serieus, toont respect voor leerling Corrigeert ongewenst gedrag (neutraal tot en met de drieslag Geeft complimenten waar mogelijk en beperkt straf Laat zijn gevoelens zien (kan beheerst boos worden Identificeert probleemgedrag snel en accuraat en reageert erop Hanteert de voor ieder bekende normen/regels (het GUT-model) rechtvaardig Laat de leerling delen in verantwoordelijkheden 5. De afsluiter alle competenties hoorde bij bovenstaande rollen. 2
Sluit de les op tijd af, laat opruimen en inpakken. Geeft duidelijke instructie over het gewenste gedrag van leerling. Rondt de les inhoudelijk af door een samenvatting/overzicht van de les. Evalueert de les procesmatig 6. Collega-professional actief opbouwende feedback kunnen geven en nemen, aanspreekbaar zijn collegialiteit; opstellen als een goede collega, steunt collega s daar waar zij dat nodig hebben samenwerken; draagt bij aan een gezamenlijk resultaat ook wanneer dit niet direct van persoonlijk belang is. Zet zich in om samen met anderen doelen te bereiken. hanteert de basiscommunicatieregels bij het geven en ontvangen van feedback aan collega s vraagt actief naar feedback van collega s in diverse situaties werkt actief samen met collega s binnen en buiten de vakgroep 7. dienstverlener dienstverlenend; stelt zich ondersteunend op naar de omgeving zodat die haar haar rol in de opvoeding van het kind zo goed mogelijk kan vervullen. heeft kennis van de omgeving en relevante sleutelfiguren die een rol spelen bij de opvoeding van de leerlingen ondersteunt relevante sleutelfiguren die een rol spelen bij de opvoeding van de leerlingen en voorziet deze adequaat van relevante informatie werkt actief samen met relevante sleutelfiguren die een rol spelen bij de opvoeding van de leerlingen en is daarop aanspreekbaar 8. De netwerker netwerken; is in staat relevante contacten op te bouwen en te onderhouden heeft kennis van de relevante (overleg)structuren en instanties maakt optimaal gebruik van relevante netwerken ten behoeve van de school in het algemeen, het vak en de leerlingen in het bijzonder verwijst indien nodig door naar relevante netwerken en contacten deelt kennis van en informatie over relevante netwerken met collega s 9. vertegenwoordiger representatief; heeft een representatieve uitstraling en is zich ervan bewust dat hij de school vertegenwoordigt in contacten met derden 3
heeft kennis van de missie en visie van de school en kan deze uitdragen naar relevante derden representatief voorkomen de communicatie en in woord en geschrift is verzorgd, rekening houdend met de voorbeeldfunctie 11. Onderwijsprofessional is in staat om zelfstandig werkzaamheden te signaleren en uit te voeren en schakelt tijdig hulp of bronnen in bij de realisatie van doelen. organisatiesensitiviteit; is op de hoogte en bewust van de verhoudingen tussen de partijen binnen de organisatie en daarbuiten en weet daarmee om te gaan. Heeft inzicht in wie op welke wijze kan worden aangesproken. zelfreflectie: het overdenken van het eigen handelen en het doorgronden en herkennen van processen die bewust en onbewust plaatsvinden binnen het eigen gedrag voorbeeldfunctie: is in houding en gedrag een voorbeeld voor leerlingen en de relevante omgeving legt gevraagd en ongevraagd verantwoording af aan leidinggevenden en collega s over de werkzaamheden en de realisatie van doelen is effectief in de omgang met diverse geledingen binnen de organisatie is in staat om eigen gedrag te benoemen en daarover te reflecteren 11 en 12. Planner en Organisator is in staat prioriteiten de stellen in de diverse taken en werkzaamheden en deze uit te voeren binnen de daarvoor geldende deadlines en periodes. Stelt tijdig bij en communiceert hier helder over in het geval werkzaamheden niet volgens planning uitgevoerd kunnen worden is in staat om hoofd- en bijzaken te kunnen onderscheiden is in staat om planmatig en gestructureerd te werken levert de gevraagde resultaten op binnen de gestelde periode voert de werkzaamheden uit die op dat moment van de docent verwacht worden c.q. die prioriteit hebben houdt zich bij het behalen van de resultaten aan de planning Naast bovenstaande rollen geldt; het belangrijkste instrument ben je zelf. Daarbij zij onderstaande persoonskenmerken van belang: enthousiasme flexibel humor (zelf) respect stressbestendig betrouwbaar positieve attitude geduldig 4
open oplossingsgericht uitstraling assertiviteit 5