Werkblad Bijlage 1 Rood actief inspannen/ sporten Oranje middelmatig inspannen Rust
Werkblad, vervolg Bijlage 2 Deze pagina zal vaker uitgeprint moeten worden om een beweegdagboek voor de hele week te maken Dagen van de week Dag: Dag:
Werkblad, vervolg Bijlage 3: Uitleg beweegthermometer Oranje thermometer Voor een goede conditie moet je iedere dag een uur middelzware inspanning doen. Dit is bijvoorbeeld naar school fietsen, de trap oplopen en de hond uitlaten. Als je de thermometer gaat inkleuren en je hebt één van deze activiteiten gedaan, dan kleur je de thermometer oranje. Rode thermometer Het is goed om je lijf zwaar in te spannen, want je lijf moet dan echt in actie komen. Bij activiteiten zoals voetballen, skaten, tennis, zwemmen of hardlopen! Als je de thermometer gaat inkleuren en je hebt één van deze activiteiten gedaan, dan kleur je de thermometer oranje. Geen gekleurde thermometer Als je geen middelzware inspanning of zware inspanning hebt gedaan dan hoef je voor deze dag de thermometer niet in te kleuren.
Werkblad, vervolg Werkblad Interview Door: Met:... Vraag 1: Zit je op een sport? Welke? Vraag 2: Hoeveel beweeg je op één dag? Vraag 3: Hoe vaak moeten we op één dag bewegen denk jij? En hoe vaak in de week moeten we sporten denk jij? Het is gezond om je iedere dag één uur lang middelmatig in te spannen en je twee keer in de week actief in te spannen/sporten. Vraag 4: Vind je het belangrijk dat ik sport en beweeg? Waarom wel/niet? Vraag 5: Heb je geprobeerd om mij genoeg te laten bewegen/sporten? Hoe? Vraag 6: Hoe zouden we nog meer kunnen bewegen/sporten? Vraag 7: Vind je het belangrijk dat ik lid ben/wordt van een sportvereniging? Vraag 8: Vul de volgende zin aan: sporten en bewegen is belangrijk omdat Vraag 9: (Wat wil jij graag nog weten van je ouders over bewegen/sporten?) Deze vraag mag je zelf bedenken.
Inleiding (10 minuten) Schrijf het woord bewegen op het bord. Je kunt op verschillende manieren actief bewegen. Je kunt een sport doen (actief inspannen). Maar je kunt bijvoorbeeld ook naar school skaten, de trap oprennen of voetbal spelen op het schoolplein (middelzwaar inspannen). Vertel dat het goed is om iedere dag minimaal één uur te bewegen en twee keer in de week te sporten. Laat de leerlingen in een kring zoveel mogelijk voorbeelden noemen van activiteiten die vallen onder je actief of middelzwaar inspannen. Kern (40 minuten) Vertel de leerlingen dat zij hun ouders gaan interviewen. Hoeveel jij sport/beweegt hangt ook af van hoeveel je ouders sporten en bewegen! De bedoeling van het interview is dat de leerlingen ontdekken hoe hun ouders denken over sporten en bewegen. Ook worden de ouders zich bewust van het belang van bewegen en sporten en dat zij hier een belangrijke invloed op hebben. Deel de werkbladen uit. Licht de werkbladen toe en vertel wanneer het interview ingeleverd moet worden. De leerlingen werken de interviews uit en leveren deze in. Slot (10 minuten) Vertel dat we een week lang gaan bijhouden met de beweegthermometer (zie bijlage 1) hoe vaak en hoe actief we bewegen. Na een gymles, buiten spelen of een spelletje in de klas gaan we bekijken of we ons middelzwaar (oranje thermometer) of zwaar (rode thermometer) ingespannen hebben. Dit doen we door de thermometer oranje of rood te kleuren. Ook schrijven we erbij welke activiteit we hebben gedaan en het aantal minuten. We gaan dit op school doen, maar ook thuis! Meer informatie vind je op Alle leerlingen krijgen een beweegdagboek mee (zie bijlage 2). Kleur iedere dag de thermometers in. Schrijf erbij welke activiteit je deed en hoe lang je deze activiteit hebt gedaan. Niet alleen jij gaat de thermometers kleuren, maar ook je papa/mama/broertje/zusje! Hoeveel beweegt je papa/mama/broertje/zusje? Beweeg jij meer of je papa/mama/broertje/zusje? Zorg ervoor dat alle ouders op de hoogte zijn van het beweegdagboek. Geef een briefje mee met daarop de uitleg van de beweegthermometer(bijlage 3). Na deze week gaan we samen bekijken hoeveel we hebben bewogen. Is dit genoeg? Hoe zou je nog meer kunnen bewegen? Thuis? En op school? Het is gezond om je iedere dag één uur lang middelmatig in te spannen (oranje thermometer) en twee keer per week te sporten of je actief in te spannen. (rode thermometer).
Beweegthermometer Informatie docenten Sporten is gezond en belangrijk! Je lichaam kun je vergelijken met een machine. Een machine loopt soepel als ze veel gebruikt wordt. Staat ze vaak stil dan doet ze het minder goed en gaat roesten. Bij je lichaam werkt het net zo. Door genoeg te bewegen houd je je hart, longen en spieren gezond. Er zijn twee soorten inspanning: middelzware en zware. Voor een goede conditie moet je iedere dag een uur middelzware inspanning doen. Dit zijn heel normale dingen: naar school fietsen, de trap oplopen en de hond uitlaten. Hiervan ga je meestal niet zweten. Maar je voelt wel aan je lijf dat je beweegt. (een oranje thermometer) Daarnaast is het goed je lijf twee keer per week zwaar in te spannen. Je lijf moet dan echt in actie komen, zoals bij sporten. Bijvoorbeeld voetballen, hockey, zwemmen of dansen. Je krijgt het dan warm en gaat zweten. Je hartslag gaat omhoog. (een rode thermometer) Ook kan je lichaam in rust zijn. Dit is bijvoorbeeld bij televisie kijken, computeren en slapen. Het is goed om je lijf soms tot rust te laten komen. Als je maar iedere dag een uur middelzware inspanning doet en twee keer per week zware inspanning! De beweegthermometer is een hulpmiddel om samen met de leerlingen te ontdekken hoe vaak zij zich middelzwaar en zwaar inspannen (zwaar inspannen noemen we ook sporten). De leerlingen houden met hulp van de beweegthermometer een beweegdagboek bij. Ook kan de beweegthermometer bij verschillende lessen gebruikt worden. Het is belangrijk dat de leerlingen gaan herkennen wat zij voelen bij middelzware en bij zware inspanning. Lichamelijke signalen middelzware inspanning: je hart gaat sneller kloppen, je krijgt het warmer, je ademhaling gaat sneller. Lichamelijke signalen zware inspanning: je hartslag gaat verder omhoog, je gaat zweten, je krijgt een rood hoofd. Overzicht activiteiten en energieverbruik per uur (in kcal) Activiteit Energie (in kcal) per uur Slapen 20-40 Zitten 25-55 Middelzwaar inspannen (lopen, fietsen, buitenspelen) 80-160 Zwaar inspannen (sporten) 200-300 KERNBOODSCHAP Het is gezond om iedere dag één uur lang middelzware inspanning te doen (dagelijkse dingen zoals buiten spelen, de trap oplopen, naar school fietsen) en twee keer in de week zware inspanning (sporten).
Beweegthermometer In de klas Houd gedurende een week samen met de leerlingen het beweegdagboek bij met hulp van de beweegthermometer. Zorg ervoor dat ouders op de hoogte zijn van het beweegdagboek en de beweegthermometer. Geef een brief mee of nodig ouders uit tijdens de les over de beweegthermometer en het beweegdagboek (zie lessen ouders). Het is ontzettend belangrijk dat de leerlingen ook thuis, samen met de ouders, het beweegdagboek invullen. Alleen dan krijg je een duidelijk beeld van het aantal beweegmomenten van de leerlingen en of dit voldoende/onvoldoende is. In de onderbouw wordt de beweegthermometer besproken tijdens een les (zie ouders en sport les 1/2) Na een gymles, buiten spelen of een spelletje in de klas kan met hulp van de beweegthermometer nagepraat worden over hoe actief de leerlingen zijn geweest. De leerlingen kunnen de thermometers inkleuren (rood bij zwaar inspannen, oranje bij middelmatig inspannen) en bijhouden in een speciaal beweegdagboek. Het beweegdagboek wordt gedurende één week samen met de leerlingen bijgehouden. Kies een vast moment om het beweegdagboek te bespreken en in te kleuren (einde dag in kring). Je kunt ervoor kiezen om één klassikaal beweegdagboek bij te houden. Hang een groot vel papier op in de klas met hierop verschillende thermometers. Laat de leerlingen op het einde van de dag het aantal rode/oranje thermometers inkleuren. Je kunt er ook voor kiezen om voor iedere leerling een apart beweegdagboek bij te houden. Maak een boekje/vel papier met daarin de zeven dagen van de week en thermometers (zie bijlage). Laat iedere leerling op het einde van de dag zelf het aantal rode/oranje thermometers kleuren. Dit beweegdagboek wordt ook meegenomen naar huis. Op het einde van de week wordt in de klas bekeken hoe vaak de leerlingen zich hebben ingespannen en of dit voldoende/onvoldoende is. In de middenbouw en bovenbouw wordt de beweegthermometer geïntroduceerd in de kring (zie inleiding les sport & ouders groep 3/4, 5/6 en 7/8) De leerlingen houden zelf het beweegdagboek bij. Maak een boekje met daarin de zeven dagen van de week en thermometers (zie bijlage). Bij de thermometers noteren de leerlingen welke activiteit ze gedaan hebben en het aantal minuten. Het beweegdagboek wordt dagelijks besproken in de klas. Ook wordt het dagboek thuis, eventueel met hulp van ouders, ingevuld. Als de leerlingen zich middelmatig hebben ingespannen, kleuren ze een thermometer oranje. Als ze zich zwaar hebben ingespannen, kleuren ze een thermometer rood. Op het einde van de week wordt in de klas bekeken hoe vaak de leerlingen zich hebben ingespannen en of dit voldoende/onvoldoende is.
Beweegthermometer Bijlage Als je sport, krijg je het warm en ga je zweten. Je hartslag gaat omhoog. Dit betekent dat je heel actief bent! Sporten noemen we zware inspanning. Kleur deze thermometer rood. Als je niet sport, kun je wel bewegen. Bewegen kan altijd! Bijvoorbeeld als je naar school fietst, de trap oploopt of tikkertjes speelt op het schoolplein. Hiervan ga je meestal niet meteen zweten. Maar je voelt wel aan je lijf dat je beweegt. Dit noemen we middelzware inspanning. Kleur deze thermometer oranje.
Beweegthermometer Kleurplaat Rood actief inspannen/ sporten Oranje middelmatig inspannen Rust
, vervolg Ideeën om de klas te verdelen In tweetallen Kleur: Ga staan bij de eerste leerling die je ziet die een van dezelfde kleuren draagt als jij. Dierengeluid: Doe het geluid van een kat of van een hond na. Je vormt een paar met de eerste leerling die je hetzelfde geluid hoort maken. Tweelingen: Zoek iemand: met dezelfde haarkleur, dezelfde sport, aantal broers/zussen, eerste letter van de voornaam enz. Briefjes: Schrijf op briefjes twee dingen die bij elkaar horen. Doe de briefjes in een doos en deel ze uit. Ideeën voor op de briefjes: A en a, B en b woord en afbeelding (appel en afbeelding appel) tegengestelden (warm en koud). In groepen Houdingen: Bijvoorbeeld: voor twee groepen wordt afgeteld met op en neer. Bij op steekt de leerling zijn handen in de lucht, bij neer laat je je handen neerhangen. Armen omhoog vormt 1 groep en armen omlaag vormt 1 groep. Kleuren: Bijvoorbeeld: voor drie groepen wordt afgeteld met rood, wit en blauw. Iedere kleur is 1 groep. Bewegingen: Bijvoorbeeld: voor drie groepen laat je de leerlingen drie verschillende bewegingen doen; in de handen klappen, met de armen zwaaien en met de voeten stampen. Seizoenen: Tel af met lente, zomer, herfst, winter. Briefjes met zelfde soort: Bijvoorbeeld geometrische vormen (vierkant, cirkel, driehoek) Grabbelton: Vul een ton met kleine voorwerpen. Van ieder voorwerp evenveel als het gewenst aantal spelers per groep. Bijvoorbeeld: paperclips, elastiekjes, gummetjes potloden. Woordgroepen: Kies een woord dat evenveel letters bevat als het gewenste aantal groepen. Bij vier groepen bijvoorbeeld het woord SPEL. De S en vormen een groep, de P en enz. Handenschudden: Elke leerling krijgt een nummer (bij vier groepen, nummers geven tot vier). Zonder iets te zeggen lopen de leerlingen rond en schudden elkaar de hand. De nummers 1 schudden een maal, de nummers twee, twee maal enz. Leerlingen die evenveel keer schudden, geven elkaar een arm. Dit gaat door tot de groep compleet is. Hetzelfde liedje: Schrijf een aantal bekende liedjes op (bij drie groepen, drie liedjes). Fluister bij iedere leerling het liedje in z n oor. De leerlingen lopen door elkaar en neuriën het liedje. Leerlingen met hetzelfde liedje geven elkaar een hand. Dit gaat door tot de groep compleet is.