VOORSTEL VOOR VERSNELLING

Vergelijkbare documenten
Factsheet Jeugd in cijfers

DE ZORG VOOR DE JEUGD VAN DE TOEKOMST

Bestuurlijke afspraken in het kader van de voorbereiding transitie Jeugdzorg

Stelselwijziging Jeugd. Uitgangspunten VWS voor experimenten tijdens transitie jeugdzorg. Mei Aanleiding

Transitie Jeugdzorg. Door José Vianen; Adviseur

Aan de raad. No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013

6 februari 2012 Voortgang Transitie Jeugdzorg Raadsinformatieavond Haaren februari 2012

Doel van deze notitie Informeren over de te maken keuzes in het provinciaal jeugdzorgbeleid in de periode tot de transitie jeugdzorg.

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)

Jeugdzorg in Brabant. Statencommissie Zorg Welzijn Cultuur 19 oktober 2007

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stelselwijziging Jeugd. Uitgangspunten VWS voor experimenten tijdens transitie jeugdzorg

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Casemanagement geïndiceerde zorg

Nummer : 2013/65 Datum : 23 oktober 2013 Onderwerp : standpuntbepaling Zeeuws Transitiearrangement Jeugd

Raadsvergadering. Onderwerp Regionaal beleidskader transitie jeugd Zuidoost Utrecht en Lokaal beleidsplan jeugdhulp

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland?

Decentralisatie Jeugdzorg. Regionale Visie. en Stappenplan

RAADSINFORMATIEBRIEF

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET)

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek

Decentralisatie Jeugdzorg Regionale Visie en Stappenplan Regio IJmond

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp Uitgangspunten transitiearrangementen jeugd. Aan de raad,

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost

Onderwerp : Transitiearrangement Jeugdzorg regio Noordoost Brabant.

Transitie en transformatie Jeugdzorg. Themabijeenkomst 16 september 2013

L. van de Ven raad00716

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling transitiearrangement (RTA) regio Noordoost Brabant.

Er is voldaan aan de verplichting in de Jeugdwet om een beleidsplan en een verordening vast te stellen.

1. Samenvatting. 2. Inleiding. 3. Informatie. Agenda nr.7c

Beoogd effect We voldoen aan de verplichting in de Jeugdwet om een beleidsplan en een verordening vast te stellen.

Aan de Raad. Vaststellen Regionaal Transitiearrangement Zorg voor Jeugd

INFORMATIEPAKKET. voor dienstverleners met betrekking tot de marktverkenning van de gemeente Leeuwarden binnen het Sociaal Domein

Jeugdzorg Brabant Noord Oost. 11 november 2013

Bestuurlijke afspraken in het kader van de voorbereiding transitie Jeugdzorg

Evaluatie convenanten met gemeenten inzake aansluiting jeugdzorg en jeugdbeleid

Aanpak: CJG-aanpak. Beschrijving

Managementsamenvatting Regionaal Beleidskader Route Zuidoost

Factsheet gemeente Westland

Transformatie Jeugdzorg

Advies aan de gemeenteraad

Zorgen voor het bedreigde kind. Onderzoek naar de samenwerking tussen Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg

DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER

Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente

Eerder en Dichtbij. Projectplan

Vragen en Antwoorden voor huidige cliënten jeugdhulp

B&W Vergadering. 2. Het college heeft het verleningsbesluit aan Rubicon voor Jeugdhulp over 2015 d.d. 4 november 2015 ingetrokken;

PS2011WMC03 Bijlage 1. Contourennota transitie Jeugdzorg

Decentralisatie Jeugdzorg FoodValley: Elke jeugdige telt en doet mee. Afsprakenset Versie 23 januari 2013

Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering. Juni 2013 Anna van Beuningen

uw kenmerk ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 13/064

Wat is provinciale jeugdzorg?

U wordt gevraagd (achteraf) in te stemmen met bijgevoegde conceptbrief aan Bureau Jeugdzorg waarin de eerder gemaakte afspraken worden verwoord.

PS2011WMC03-1. Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 5

Ontwerp. Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2013

Raadsvergadering van 14 maart 2013 Agendanummer: 9.1. Onderwerp: Inrichting stelsel Zorg voor jeugd (transitie jeugdzorg)

Transitie Jeugdzorg. Woerden, 17 oktober 2013

Plan van aanpak regionaal transitiearrangement jeugdzorg Ijsselland

Aanpak: Gezinscoaching. Beschrijving

Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing

Ontwikkelingen in de jeugdzorg. Deventer, 1 juni 2012 Jos Baecke, lector sturing in de jeugdzorg

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

Pedagogische civil society: Gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen.

Voorlegger bij "Toetsingskader ter beoordeling van (potentiële nieuwe) zorgaanbieders voor provinciaal gefinancierde jeugdzorg"

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013

Factsheet Jeugd in cijfers 2011

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Gemeenteblad 2014 v Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

AAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE TEN BOER. Raadsvergadering: 16 december Registratienummer: TB Agendapunt: 13.

Medisch specialist ziekenhuis

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.

Raadscommissie 13 oktober 2014 Transitie Jeugdzorg Sint Anthonis

De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen. André Schoorl Programma stelselherziening jeugd

Er is voldaan aan de verplichting in de Jeugdwet om een beleidsplan en een verordening vast te stellen.

J. Schouwerwou F. Veltman Zaaknummer : Voorstel: Instemmen met het "Transitiearrangement Regio Fryslân"

Handreiking Landelijke toegang maatschappelijke opvang

Nieuwsbrief Decentralisatie Jeugdzorg

Praktische afspraken na toepassing woonplaatsbeginsel Jeugd en Wmo. Convenant

Welke kansen geeft decentralisatie van de Jeugdzorg voor Welzijn? Voorjaarsworkshop Verdiwel 7 april 2011 Inleiding Wiel Janssen

Inkoopbesluit specialistische jeugdhulp regio Noordoost Brabant

Raadsvoorstel Zaaknr:

COMMISSIESTUK. Informatief

RAADSVOORSTEL *D * D

Factsheet. Compensatieregeling Voogdij en 18+

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen.

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen.

opzet quick scan financiële risico s decentralisatie jeugdzorg

Kwaliteit. 1 Inleiding. 2 De wettelijke voorwaarden. 2.1 Jeugdwet

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Agendapunt 2. Twee punten bij mededelingen en actualiteit:

Memo (071) (071) Marieke Ouwerkerk Saskia Lekkerkerker

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL Fiselier, Kristel SAM-MO Janneke Oude Alink. Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente

Stelselwijziging jeugd. Informatie 20 februari 2013

* * Statenfractie GroenLinks Mevrouw P.M. Brunklaus Postbus MC S-HERTOGENBOSCH

Verbeterprogramma Jeugd Transitie Jeugdzorg en Passend Onderwijs. Themaraad Gemeente Heerde, 2 juni 2014 Rob van de Zande

Vragen en bespreekpunten Regionale raadsbijeenkomst Inkoop jeugd 2019 op 29 augustus

Informatiebijeenkomst

Transitie Jeugdzorg. Van zorgen voor naar zorgen dat. Informatiebijeenkomst voor raadsleden Elburg 7 mei 2012

Presentatie Regionale transitiearrangementen jeugd

Transcriptie:

VOORSTEL VOOR VERSNELLING EERSTE STAP IN DE TRANSITIE VAN DE JEUGDZORG Projectteam namens gemeenten en provincie Noord-Brabant 28 augustus 2012

INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 Inleiding... 3 1.1 Doelstelling... 3 1.2 Besluitvorming... 3 1.3 Opbouw notitie... 4 Hoofdstuk 2 Verantwoordelijkheid van GS naar B&W... 5 2.1 Overdracht van verantwoordelijkheid... 5 2.2 Overdracht van financiën... 6 2.3 Inzet van zorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg... 7 2.4 Voorwaarden voor verantwoorde overdracht... 7 2.5 Implementatie activiteiten Verantwoordelijkheid... 9 Hoofdstuk 3 Financiën... 10 3.1 Toelichting op uitgangspunten bij berekeningen... 10 3.2 Vaststelling regiobudget enkelvoudig ambulant... 11 3.3 Verdeelmodel of trekkingsrecht per gemeente... 13 Hoofdstuk 4 Zorginzet... 14 4.1 Welke ambulante zorg wordt overgedragen naar gemeenten?... 14 4.2 Welke kansen biedt de versnelling?... 15 4.3 Routes voor toegang tot enkelvoudig ambulante jeugdzorg... 15 4.4 Opnemen enkelvoudig ambulante jeugdzorg in werkwijze CJG s... 18 4.5 Implementatie activiteiten zorginzet... 19 Hoofdstuk 5. Inkoop en sturing... 20 5.1 Samenwerking bij de inkoop... 20 5.2 Voorwaarden voor de inkoop... 21 5.3 Sturing... 21 5.4 Voorwaarde voor verantwoorde overdracht... 22 5.5 Implementatie activiteiten Inkoop en Sturing 2013... 23 BIJLAGEN... 24 Bijlage 1 Verdeelmodel: Percentage per gemeente t.o.v. regiobudget... 24 Bijlage 2 Toelichting op de definitie enkelvoudig ambulant... 26 Bijlage 3 Inkoop en Sturing door regio Noordoost Brabant... 27 2

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Doelstelling Er is de afgelopen jaren door diverse gemeenten in Noord-Brabant geëxperimenteerd met vernieuwing in de ambulante jeugdzorg. Begin dit jaar hebben provincie en gemeenten discussie gevoerd over meer ruimte op dit gebied. Gemeenten willen al voor 2015 werken aan de gewenste samenhang van zorg door hulp- en zorgverleners uit verschillende domeinen te laten samenwerken rondom een gezin (één gezin, één plan). Bovendien willen ze bij toenemende gezinsproblematiek niet altijd doorverwijzen naar een nieuwe zorgverlener maar ook kunnen besluiten tot het snel en kort invliegen van specialistische expertise (zonder indicatie). De provincie wil deze ruimte graag bieden maar wil dat hiermee verantwoord wordt omgegaan. Zij wil voorkomen dat gespecialiseerde zorg wordt ingezet voor lichtere problematiek waardoor er wachtlijsten ontstaan voor cliënten met ernstige problemen. Dit bracht de provincie tot de vraag of - in lijn met een suggestie van de jeugdzorgaanbieders in Brabant - gemeenten de bevoegdheid én verantwoordelijkheid voor enkelvoudige ambulante jeugdzorg al eerder dan de officiële transitiedatum (1 januari 2015) zouden kunnen en willen overnemen. Zo n versnelling kan, mits goed voorbereid, tot een kwaliteitsverbetering van het transitieproces leiden: gemeenten worden nu al gestimuleerd om integrale afwegingen te maken bij de inzet van specialistische zorg én zij kunnen zich nu nog met medewerking van de provincie al bekwamen in hun sturende en regisserende rol. Samengevat is het doel van versnelling dat er meer ruimte komt voor: gewenste vernieuwing (transformatie) in de jeugdzorg en het opdoen van ervaring binnen gemeenten/regio s met hun nieuwe visie, taak en organisatiestructuur op het gebied van jeugdzorg. 1.2 Besluitvorming In maart en april 2012 heeft de provincie in de vier Regionaal Bestuurlijke Overleggen (RBO s) voorgesteld om samen met gemeenten te onderzoeken of we in Noord-Brabant in 2013 of 2014 al een eerste stap transitie zouden kunnen zetten (provinciale notitie Eerste stap transitie ). Alle RBO s hebben hiermee ingestemd. Een projectteam met ambtelijke inzet vanuit de vier regio s en de provincie heeft het voorstel in de zomer onderzocht en in deze notitie beschreven. Op basis van deze notitie, aangevuld met een advies van de ambtelijk trekkers uit de regio, besluiten de Brabantse wethouders jeugd in september of zij de eerste stap al willen zetten en zo ja in welk jaar. 3

De RBO s vinden plaats op: Datum van besluitvorming in RBO s Noordoost Zuidoost Midden West 13 september 26 september 20 september 13 september Als een RBO het voorstel aanneemt, treedt het volgende besluitvormingsproces in werking. Als een regio kiest voor invoering in 2013, worden eind september/begin oktober een mandaatbesluit en een regionale bestuursovereenkomst voor instemming voorgelegd aan het College van GS en daarna aan de Colleges van B&W in de regio (uiterlijk 15 oktober). Als een regio kiest voor invoering in 2014, kan nadere besluitvorming in 2013 plaatsvinden. We stellen voor om de regionale bestuursovereenkomst dan voor 1 juli 2013 te ondertekenen. 1.3 Opbouw notitie De notitie begint met de onderwerpen verantwoordelijkheid (hoofdstuk 2) en financiën (hoofdstuk 3), omdat deze de randvoorwaarden voor de versnelling scheppen. Zorginzet (hoofdstuk 4) en inkoop en sturing (hoofdstuk 5) zijn de onderwerpen waarmee gemeenten kunnen gaan vernieuwen en/of ervaring kunnen opdoen. Zij kunnen hierin voor een deel hun visies en organisatiemodellen vertalen naar de praktijk. In de notitie wordt op hoofdlijnen aangegeven wat er mogelijk is. Als er uit een hoofdstuk implementatieactiviteiten volgen, zijn die in een afsluitende paragraaf opgesomd. De implementatieactiviteiten van alle hoofdstukken tezamen vormen de hoofdlijn van een nader uit te werken implementatieplan door de regio. De planning die in deze notitie is vermeld, is gebaseerd op eventuele invoering van de versnelling in 2013. Indien een regio kiest voor invoering in 2014, wordt na het RBO in september een tijdpad voor de implementatie opgemaakt. 4

Hoofdstuk 2 Verantwoordelijkheid van GS naar B&W Het projectteam heeft onderzocht in hoeverre het juridisch mogelijk is om de provinciale verantwoordelijkheid voor enkelvoudig ambulante jeugdzorg over te dragen en welke voorwaarden hieraan verbonden worden. Wij maken in dit hoofdstuk onderscheid in: 2.1 Overdracht van verantwoordelijkheid 2.2 Overdracht van financiën 2.3 Inzet van zorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg 2.4 Voorwaarden voor verantwoorde overdracht 2.5 Implementatie activiteiten De resultaten van dit hoofdstuk zijn tot stand gekomen met de hulp van de Utrechtse advocaat Jan Verheyden, die een vergelijkbaar traject in de Stadsregio Amsterdam van juridisch advies heeft voorzien. 2.1 Overdracht van verantwoordelijkheid Er is op 10 juli 2012 overlegd met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) en de Inspectie Jeugdzorg. Er zijn twee opties 1 besproken voor het overdragen van (een deel van) de verantwoordelijkheid van GS naar gemeenten: delegatie en mandaat. Door de jurist van het Ministerie van VWS is aangegeven dat er binnen de Wet op de jeugdzorg (WJZ) geen ruimte is voor delegatie van bevoegdheden. Dit leidt de jurist af uit de gedetailleerde beschrijving van de bestuurlijke verantwoordelijkheden in de wet van zowel Provinciale Staten (PS) als Gedeputeerde Staten (GS). Bevoegdheden van PS: Provinciaal beleidskader jeugdzorg vaststellen, eenmaal in de 4 jaar (art. 31 WJZ) Bij verordening regels vaststellen omtrent de subsidiëring van de jeugdzorg (art. 41 WJZ) Bevoegdheden van GS: Jaarlijks een uitvoeringsprogramma jeugdzorg vaststellen (art. 32 WJZ), hiermee wordt ook de doeluitkering jeugdzorg bij het Rijk aangevraagd Verstrekken van jeugdzorgsubsidies, in ieder geval aan Bureau Jeugdzorg, zorgaanbieders en ten behoeve van de cliëntvertrouwenspersonen (art. 41 WJZ) Het vaststellen van nadere regels omtrent de subsidiëring van de jeugdzorg (o.g.v. delegatie door PS) Verantwoording geven aan het Rijk over de besteding van de doeluitkering jeugdzorg 1 In theorie zijn er drie juridische mogelijkheden: attributie, delegatie en mandaat. Attributie is een zeer ingrijpende procedure, waarvoor een ministerieel besluit nodig is. Dit vergt teveel tijd en is voor ons doel buiten proportie. Alleen door attributie zijn PS-taken over te dragen. Omdat hiervan wordt afgezien, blijft de verantwoordelijkheid van PS sowieso in stand. 5

Het mandateren van bevoegdheden van GS kan volgens de Rijksjurist wel. In artikel 10:1, Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder mandaat verstaan: ( ) de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. In dit geval betekent het dat het College van B&W in naam van GS besluiten neemt. Het College van B&W is daarbij gehouden aan de Wet op de jeugdzorg. Bij mandaat blijft de eindverantwoordelijkheid formeel bij GS maar GS draagt materieel de verantwoordelijkheid over. B&W manifesteert zich dus in principe overal als verantwoordelijke voor de uitvoering. Het College van B&W kan te allen tijde advies aan GS vragen of GS verzoeken om samen op te trekken in moeilijke situaties. Bij het verlenen van het mandaat kan GS instructies voor de uitvoering meegeven aan B&W en om op een bepaalde manier te worden ingelicht over het verloop van de uitvoering. Het projectteam heeft deze optie nader uitgewerkt. GS kunnen mandaat aan B&W verlenen om afspraken te maken met jeugzorgaanbieders over zorgverlening en verantwoordingsinformatie, binnen de kaders van het subsidie-onderdeel enkelvoudig ambulante jeugdzorg. Mandaat voor de uitvoering van enkelvoudig ambulante jeugdzorg kan rechtstreeks door GS worden verleend aan B&W (art. 10:4 Awb). Het moet vanzelfsprekend voor alle belanghebbenden (de bestaande en toekomstige gebruikers van enkelvoudig ambulante jeugdzorg, de uitvoerende instellingen, de verantwoordelijke bestuurders, de Inspectie et cetera) helder zijn hoe de uitvoering in de gemeente/regio tijdens de versnelling gaat plaatsvinden. Hiervoor moeten gemeenten en de provincie een regionale bestuursovereenkomst opmaken die wordt ondertekend door de Colleges van B&W en GS. Het projectteam stelt voor om het mandaat te verlenen tot aan de wettelijke transitie van de jeugdzorg. Dit laat onverlet dat er tussentijds altijd kan worden besloten tot inhoudelijke wijzigingen of intrekking van mandaat (art. 10:8, Awb). 2.2 Overdracht van financiën Het projectteam heeft met het Rijk ook overlegd over de mogelijkheden voor overdracht van een deel van de provinciale doeluitkering naar gemeenten. Het bleek niet mogelijk om via het Rijk middelen over te hevelen naar het gemeentefonds. Ook het overdragen van doeluitkering in de vorm van provinciale subsidie aan gemeenten is volgens de jurist van VWS niet toegestaan binnen de Wet op de jeugdzorg. De provincie kan alleen zorgaanbieders subsidiëren. Het antwoord van het Rijk is dus dat er één optie wettelijk is toegestaan en dat is de zogenaamde gesloten beurzen optie. De gesloten beurzen optie houdt in ieder geval het volgende in: De provincie verstrekt de doeluitkering op basis van de subsidieregelgeving jeugdzorg aan de gespecialiseerde jeugdzorgaanbieders (zoals gebruikelijk). De gemeenten bepalen voor een deel dat hen is toegerekend, in onderhandeling met de jeugdzorgaanbieders wat er wordt geleverd en onder welke voorwaarden. Dit kan als de bevoegdheid van GS aan de Colleges van B&W is gemandateerd. Provincie en gemeenten moeten daarvoor overeenkomen welk deel van de doeluitkering kan worden ingevuld (en bewaakt) door gemeente X, welk deel door gemeente Y et cetera. Dit wordt wel aangeduid met een verdeelmodel en een trekkingsrecht per gemeente. 6

In een regionale bestuursovereenkomst kunnen gemeenten onderlinge afspraken over samenwerking (o.a. financiële solidariteit) regelen. Ook kunnen gemeenten en provincie daarin vastleggen hoe het trekkingsrecht en de bewaking daarvan praktisch vorm krijgen. De gemeente betaalt dus feitelijk niet, maar bepaalt wel wat er voor de middelen moet worden geleverd. 2.3 Inzet van zorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg Het afsprakenkader IPO-Rijk van 2009, geeft de mogelijkheid aan om - in een experimentele setting - zorg zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg (hierna BJZ) in te zetten: Provincies maken het mogelijk dat zorgaanbieders door tussenkomst van Bureau jeugdzorg ambulante jeugdzorg zonder indicatiebesluit leveren. In het voorstel voor de versnelling wordt, in overleg met de eerder genoemde ministeries, deze experimenteerruimte benut. Als een regio de eerste stap transitie zet, kan zij dus ook met (haar model voor) de toeleiding van cliënten aan de slag. Voorwaarde is dat BJZ altijd wordt geconsulteerd als een Centrum voor Jeugd en Gezin 2 (hierna CJG) een verzoek tot inzet van enkelvoudig ambulante jeugdzorg beoordeelt. Dit wordt de verplichte consultatie of toetsing door BJZ genoemd. Gemeenten moeten overeenstemming bereiken met BJZ en de provincie over een verantwoorde vorm voor deze consultatie/toetsing. BJZ toetst de aanvraag o.a. vanuit het oogpunt van veiligheid van het kind en efficiënt gebruik van gespecialiseerde jeugdzorg. Als BJZ akkoord gaat met de inzet van enkelvoudig ambulante jeugdzorg, neemt het CJG (dan wel een andere door de gemeente aangewezen instelling) de verantwoordelijkheid op zich voor de toeleiding en de begeleiding van de cliënt (het casemanagement). Dit wordt per regio uitgewerkt. Aan BJZ is gevraagd om, met behoud van doeluitkering in 2013, capaciteit van de afdeling toegang in te zetten binnen gemeenten. Medewerkers kunnen daardoor meedraaien in de gemeente (de sociale kaart leren kennen), hun toetsende rol uitvoeren en deskundigheid overdragen. 2.4 Voorwaarden voor verantwoorde overdracht Budgetzekerheid voor zorgaanbieders in 2013 De provincie heeft een structurele subsidierelatie met de jeugdzorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dient een afbouw van subsidie tijdig te worden aangekondigd. De provincie kondigt besluiten over wijzigingen in het budget over het algemeen minimaal een half jaar van te voren aan. Omdat over de versnelling pas in september wordt besloten, is het voor de provincie een voorwaarde dat de zorgaanbieders voor 2013 budgetzekerheid hebben. Zorgaanbieders zijn zich er van 2 Als in deze notitie het CJG wordt genoemd, wordt hiermee bedoeld het samenwerkingsverband van ketenpartners waaruit het Centrum voor Jeugd en Gezin bestaat, werkend onder regie van de gemeente. Het CJG kan per gemeente/subregio een andere verschijningsvorm hebben. 7

bewust, en ondersteunen het streven, dat er binnen de subsidiekaders voor 2013 door gemeenten wel zal worden onderhandeld over zorgvernieuwing. Voor 2014 raadt de provincie de gemeenten aan om met de regionale zorgaanbieders de dialoog aan te gaan over wat gemeenten zich voorstellen bij een sterk regionaal zorgpalet vanaf 2014/2015. Daarmee wordt het voor zorgaanbieders duidelijk welke rol zij hierin wel en niet kunnen spelen en waarvoor gemeenten eventueel extra aanbieders willen betrekken. Het uitgangspunt van de provincie is dat regionaal draagvlak tussen alle partijen de beste start is om een stabiel stelsel op te bouwen. Definitieve besluitvorming voor 2014 wil de provincie voor 1 juli 2013 kunnen nemen. Verantwoording aan het Rijk Het is een wettelijke voorwaarde dat er jaarlijks informatie bij het Rijk wordt aangeleverd door GS: Het Landelijk Rapportage Format (LRF): Dit bevat overzichtsgegevens met kenmerken van alle cliënten die gebruik hebben gemaakt van (provinciale) jeugdzorg en van de aard/doorlooptijd van zorg. BJZ levert normaal gesproken de informatie voor het LRF aan bij de provincie. Nu zij een groot deel van de gebruikers van enkelvoudig ambulante zorg niet meer indiceert, vervalt de standaardprocedure voor registratie van de benodigde gegevens. Het LRF is echter wettelijk verplicht en gemeenten, jeugdzorgaanbieders, BJZ en de provincie moeten afspreken hoe zij ervoor zorgen dat de noodzakelijke gegevens worden vastgelegd. Het Ministerie van VWS heeft in het gesprek met het projectteam gevraagd of BJZ de nodige informatie voor het LRF kan blijven leveren, ook in geval van zorg zonder indicatie. Het projectteam onderzoekt momenteel met BJZ of/hoe dit kan. Na dit onderzoek, worden afspraken over registratie vastgelegd in de regionale bestuursovereenkomst. De jaarrekening: De indicatie van BJZ (onafhankelijke beoordeling van benodigde zorg) is momenteel de legitimatie die jeugdzorgaanbieders nodig hebben om geleverde zorg bij de provincie in rekening te kunnen brengen. De indicaties vormen ook de legitimering voor GS over de inzet van doeluitkering naar het Rijk. De vraag is hoe jeugdzorgaanbieders zich tijdens de versnelling richting gemeenten en provincie moeten verantwoorden voor de geleverde inzet. Gegeven het bovenstaande moeten er afspraken worden gemaakt tussen gemeenten, jeugdzorgaanbieders, BJZ en de provincie over de nodige registratie van gegevens en verantwoording richting GS en Rijk. Cliëntenrecht De rechten van cliënten mogen niet verslechteren als gevolg van de versnelling. Provincie en gemeenten maken daarom enkele afspraken over cliëntenrechten. Wanneer een cliënt door een CJG wordt verwezen naar enkelvoudig ambulante jeugdzorg, zonder indicatie van Bureau Jeugdzorg, dan geeft dit de cliënt geen recht op zorg zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de jeugdzorg (WJZ). Om te voorkomen dat de positie van een cliënt verslechtert, spreken provincie en gemeenten af dat als een cliënt toch recht op zorg eist, hij/zij naar BJZ wordt verwezen waar de aanvraag op de oorspronkelijke wijze wordt beoordeeld/ geïndiceerd. 8

Bestaande cliënten mogen hun lopende trajecten enkelvoudig ambulante jeugdzorg afronden bij de zorgaanbieder waar zij (voorafgaand aan de versnelling) met een zorgtraject zijn gestart, ongeacht eventuele nieuwe afspraken tussen gemeenten en zorgaanbieders. Er verandert niets aan de mogelijkheid om een cliëntvertrouwenspersoon in te schakelen. Cliënten die via gemeenten/cjg s zijn verwezen naar enkelvoudig ambulante jeugdzorg, kunnen gewoon een beroep doen op een cliëntvertrouwenspersoon die wordt gefinancierd door de provincie (art. 57 WJZ). Daarnaast blijft het klachtrecht ongewijzigd. Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieders moeten een onafhankelijke klachtencommissie hebben waar cliënten terecht kunnen (art. 68 WJZ). 2.5 Implementatie activiteiten Verantwoordelijkheid Besluiten Voorleggen aangepaste provinciale subsidieregeling jeugdbeleid aan GS Voorleggen mandaatbesluit en bestuursovereenkomst aan GS en B&W s Periode Begin september Allen akkoord voor 15 oktober 2012 Tussenkomst van PS en gemeenteraden is geen vereiste maar het projectteam adviseert om te zorgen voor goede communicatie omdat de versnelling een eerste stap is in de omvangrijke decentralisatie van zorg voor jeugd naar gemeenten, waarbij de Staten- en Raadsleden sterk betrokken zijn. 9

Hoofdstuk 3 Financiën Voor de versnelling wordt gewerkt met gesloten beurzen. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we zijn gekomen tot de hiervoor benodigde trekkingsrechten per gemeente. We beschrijven achtereenvolgens de onderwerpen: 3.1 Toelichting op uitgangspunten bij berekeningen 3.2 Vaststelling regiobudget enkelvoudig ambulant 3.3 Verdeelmodel of trekkingsrecht per gemeente 3.1 Toelichting op uitgangspunten bij berekeningen Er zijn drie onderwerpen die we vooraf toelichten om daarna het resultaat van het traject financiën zo helder mogelijk te kunnen beschrijven. Geen sprake van grensverkeer bij enkelvoudig ambulante zorg Enkelvoudig ambulante jeugdzorg wordt in principe in de regio van de jeugdige geleverd. Omdat we grensverkeer - zorgverlening over regiogrenzen heen - kunnen verwaarlozen, kunnen we het enkelvoudig ambulant zorggebruik van een regio vaststellen op basis van de productiegegevens van de regionale zorgaanbieders. Het belang van een uniforme definitie van gemeente van herkomst Gemeente van herkomst van jeugdzorgcliënten was vanuit provinciaal oogpunt niet van wezenlijk belang voor het bepalen van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg (alleen bij grensverkeer tussen provincies). Wellicht is er daarom nooit een landelijke richtlijn voor de registratie hiervan bepaald. In Brabant hebben jeugdzorgaanbieders altijd het adres van verblijf van de jeugdige geregistreerd. Dit betekent dat als een jeugdige gespecialiseerde jeugdzorg met verblijf ontvangt, het adres van herkomst wordt vervangen door het adres van de instelling of het pleeggezin. Uit de registratie van zorgaanbieders is dus niet in alle gevallen de gemeente van herkomst te herleiden. Na de transitie mag er echter geen misverstand over bestaan welke jeugdige onder de inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid van welke gemeente valt. In een conceptadvies van de VNG wordt er in hoofdlijn van uitgegaan dat straks als herkomst die gemeente wordt geregistreerd waar de gezagdrager van het kind woont 3. Deze gemeente wordt verantwoordelijk voor de inhoud en de kosten van eventuele jeugdzorg. Omdat we in Brabant de verantwoordelijkheid voor een deel van de ambulante jeugdzorg al eerder willen mandateren aan gemeenten, hebben wij hier nu al behoefte aan de eenduidige landelijke definitie. Om twee redenen: 1. Vaststellen welke gemeente met mandaat in 2013 verantwoordelijk is voor een jeugdige die zorg nodig heeft; 2. Inschatten wat het budget is dat die gemeente hiervoor in kan zetten vanuit de provinciale doeluitkering 2013 (verdeelmodel). 3 Ook bij verhuisbewegingen is aangegeven hoe en wanneer de verantwoordelijkheid van de ene gemeente naar de andere overgaat. Er zijn enkele uitzonderingen op de hoofdregel maar daarvoor wachten we de definitieve wettekst in 2013 af. 10

De VNG heeft het projectteam laten weten dat zij in oktober 2012 een definitief advies over gemeente van herkomst indient bij het Rijk. Het Rijk zal een definitie opnemen in de nieuwe Jeugdwet. Zodra hierover duidelijkheid is, kunnen wij in Brabant de registratie van gemeente van herkomst aanpassen voor nieuwe cliënten. Ad 1. De verantwoordelijke gemeente aanwijzen kan daarmee mogelijk in 2013 op basis van de nieuwe landelijke definitie gebeuren. Ad 2. In opdracht van het Rijk zijn het SCP en bureau Cebeon bezig met de ontwikkeling van een verdeelmodel waarbij een gemeente straks budget krijgt toegewezen op basis van het aantal gewogen 4 jeugdigen in de gemeente. Welk kind/gezin onder de verantwoordelijkheid van welke gemeente gaat vallen, moet nog worden aangepast aan de nieuwe definitie van herkomst. In een concept-verdeelmodel zien we nu nog het genoemde verschijnsel terug dat jeugdigen met verblijf zijn ingeschreven in de gemeente waar de instelling is gevestigd. Dit valt op door relatief zware wegingen van gemeenten waar jeugdzorginstellingen zijn gevestigd. Omdat bij het overdragen van enkelvoudig ambulante zorg het aspect verblijf geen rol speelt, zouden gemeenten met jeugdzorginstellingen op basis van deze cijfers ten onrechte relatief veel middelen tot hun beschikking krijgen (en anderen minder). Het projectteam ziet daarom voorlopig af van gewogen jeugdigen als grondslag voor een verdeelmodel. Complicatie bij berekening gegevens enkelvoudig ambulante zorg Enkelvoudig ambulante jeugdzorg is geen apart product in de subsidiëring/ verantwoording van zorgaanbieders aan de provincie. Het budget en het aantal uren dat eraan besteed is, en het aantal cliënten dat ermee is geholpen, is daarom speciaal voor de versnelling door iedere zorgaanbieder berekend. Daarbij konden adresgegevens van enkelvoudig ambulante cliënten in 2011 nog niet exact worden achterhaald. Er is in 3.3 beschreven hoe we desalniettemin een zo goed mogelijk verdeelmodel hebben berekend op basis van historisch zorggebruik. 3.2 Vaststelling regiobudget enkelvoudig ambulant We hebben alle zorgaanbieders gevraagd om het volume aan enkelvoudig ambulante zorg in 2011 (meest recente afgeronde jaar) te berekenen. 4 De nieuwe Jeugdwet gaat uit van een verdeelmodel o.b.v. objectieve criteria (gemeentelijke structuurkenmerken) zodat een gemeente het budget krijgt, dat zij op grond van uniforme criteria nodig heeft. 11

We komen uit op de volgende regiobudgetten en aantallen cliënten enkelvoudig ambulante zorg in 2011: Regiobudget enkelv. ambulant Aantal cliënten Aantal uren Noordoost 5 4.5 mln 1.222 39.249 Oosterpoort 2.8 mln 645 24.812 Maashorst 0.8 mln 313 7.453 Topaze 0.7 mln 209 5.938 Lavateam 0.1 mln 55 1.046 Zuidoost 4,2 mln 1.389 36.929 Midden 6 2,1 mln 677 19.912 West Geen bruikbare gegevens geleverd 7 Daarnaast hebben we twee specifieke vragen laten uitzoeken met de regio Noordoost als voorbeeld. Het gaat om de omvang van twee groepen cliënten die enkelvoudig ambulante zorg blijven ontvangen via de rechter of BJZ (zie hoofdstuk 4 zorginzet). Het gaat om: 1. Enkelvoudig ambulante zorg die de rechter oplegt bij (v)echtscheidingen 8. Dit gaat automatisch van de rechter door naar de zorgaanbieder in de regio; 2. Enkelvoudig ambulante zorg die Bureau Jeugdzorg inzet vanuit haar bevoegdheid in geval van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (gedwongen kader) en na zorgmeldingen of meldingen bij het meldpunt kindermishandeling (AMK). Ad 1. Om als gemeente wel zicht te hebben op de omvang van deze enkelvoudig ambulante zorg en om de ontwikkeling hierin te kunnen monitoren, is aan zorgaanbieders gevraagd de omvang in 2011 te onderscheiden. Ad 2. Enkelvoudig ambulante zorg die vanuit het gedwongen kader wordt ingezet, wordt niet apart geregistreerd door de zorgaanbieders. We hebben de cijfers benaderd door aan Bureau Jeugdzorg het aantal cliënten te vragen dat in 2011 enkelvoudig ambulant geïndiceerd kreeg vanuit het gedwongen kader. Er is vervolgens met een gemiddeld aantal ambulante uren per cliënt gerekend. Aanbieders is nog gevraagd de werkelijke ureninzet bij gedwongen kader uit te zoeken. 5 Het regiobudget Noordoost is als eerste uitgewerkt per zorgaanbieder omdat de regio Noordoost invoering van de eerste stap transitie in 2013 overweegt. 6 Onder Midden zijn de zorgaanbieders Kompaan en de Bocht en Idris (voorheen Orthopedagogisch Centrum Brabant) opgenomen. Van Idris is bekend dat deze instelling bovenregionaal werkt, waarbij hoofdzakelijk zorg wordt geleverd ten behoeve jeugdigen uit de regio s Midden en West. Op dit moment wordt Idris niet toegerekend aan de regio waar de daadwerkelijke zorg wordt uitgevoerd, maar volledig aan de regio Midden. 7 Vanuit de regio West zijn gegevens ontvangen van Juzt en Valkenhorst. Bij Juzt (grootste aanbieder West- Brabant) lijken de definities niet correct toegepast. De gegevens wijken substantieel af van de uitkomsten in andere regio s en van informatie uit andere bronnen. Om een vertekend beeld te voorkomen, worden de gegevens van de regio West niet weergegeven. 8 Dit betreft omgangsbegeleiding opgelegd door de rechter indien er bij een echtscheiding niet gekomen kan worden tot een omgangsregeling door de ouders. 12

Cliënten (Noordoost 2011) met enkelvoudig ambulante zorg via de volgende routes: % van regiobudget Omgangsbegeleiding op last van de rechter 1,5-2 % Via BJZ i.k.v. jeugdbescherming/jeugdreclassering of n.a.v. zorg- of AMK-meldingen 35-45 % De zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg hebben een aantal analyses met spoed moeten aanleveren, ook omdat sommige definities gedurende het proces zijn aangescherpt. Bovengenoemde cijfers zijn derhalve nog niet 100% exact. Het projectteam wil daarom in de eerste helft van september de cijfers aan een laatste toets onderwerpen. Gedachte is hiervoor een toetsteam samen te stellen bestaande uit vertegenwoordigers van aanbieders, BJZ, provincie en een gemeente. 3.3 Verdeelmodel of trekkingsrecht per gemeente Omdat er nog geen betrouwbare gewogen jeugdigen verdeling beschikbaar is, heeft het projectteam besloten dat de verdeling van het regiobudget over gemeenten voor 2013 het beste op basis van historisch zorggebruik kan plaatsvinden. Exacte gegevens over gebruik enkelvoudig ambulant per gemeente zijn niet beschikbaar. We gaan daarom uit van een benadering van alle jeugdigen die in 2011 uitsluitend ambulante hulpverlening hebben ontvangen. Indien jeugdigen in 2011 naast enkelvoudig ambulante zorg, op een ander moment in het jaar ook een ander traject met verblijf hebben ontvangen, zijn ze hierin niet meegeteld. Desalniettemin geeft dit model volgens het projectteam de beste procentuele benadering van enkelvoudig ambulant zorggebruik per gemeente in 2011. In bijlage 1 is een tabel opgenomen met het percentage van het regiobudget dat per gemeente berekend is op basis van het historisch zorggebruik in 2011. 13

Hoofdstuk 4 Zorginzet Dit hoofdstuk gaat in op de vraag wat enkelvoudig ambulante jeugdzorg is en wat de overdracht betekent voor de indicatiestelling, toeleiding en doorverwijzing. In hoofdstuk 2 is aangegeven dat voor toeleiding van cliënten zonder indicatie, de experimenteerruimte wordt benut die het Afsprakenkader IPO-Rijk biedt. De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt: 4.1 Welke ambulante zorg wordt overgedragen naar gemeenten? 4.2 Welke kansen biedt de versnelling? 4.3 Routes voor toegang tot enkelvoudig ambulante jeugdzorg 4.4 Opnemen van enkelvoudig ambulante jeugdzorg in werkwijze CJG s 4.5 Implementatie activiteiten zorginzet 4.1 Welke ambulante zorg wordt overgedragen naar gemeenten? Het voorstel gaat uit van het overdragen van enkelvoudig ambulante jeugdzorg naar gemeenten. De gemeente wordt daarmee verantwoordelijk voor iedere jeugdige die uitsluitend met ambulante (provinciaal gefinancierde) jeugdzorg geholpen wordt. Dit kunnen ook enkele ambulante trajecten gelijktijdig of opeenvolgend zijn. Zie bijlage 2 voor een gedetailleerde toelichting. Enkelvoudig ambulante jeugdzorg richt zich op jeugdigen en gezinnen waarbij sprake is van (dreigende) complexe problematiek. Soms moet er actief ingezet worden op de veiligheid van de jeugdige en een juiste gezagsverhouding tussen jeugdigen en hun ouders/opvoeders. De Jeugdzorg kan zowel gericht zijn op de jeugdige zélf, als op ouders, stiefouders of anderen die de jeugdige in hun gezin verzorgen en opvoeden. De doelgroep van enkelvoudig ambulante jeugdzorg betreft deels jeugdigen/ouders die zich vrijwillig met een hulpvraag melden. Daarnaast is ook omgangsbegeleiding opgelegd door de rechter een vorm van enkelvoudig ambulante jeugdzorg, evenals enkelvoudig ambulante jeugdzorg die door Bureau Jeugdzorg wordt geïndiceerd vanuit het gedwongen kader (Jeugdbescherming of Jeugdreclassering) of naar aanleiding van een zorgmelding of een melding bij het meldpunt Kindermishandeling (AMK). De zorg die in deze situaties wordt ingezet, valt na de versnelling ook onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. De jeugdzorgvormen waarover de provincie de sturing behoudt zijn alle zorgvormen die gecombineerd zijn met verblijf (24 uurs verblijf, deeltijd verblijf, observatiediagnostiek en ambulante zorg in combinatie met verblijf). Daarnaast blijft de inzet van enkelvoudig ambulante zorg vanuit een crisissituatie ook bij de provincie. Het volume hiervan is in de registratie momenteel moeilijk te onderscheiden van crisissituaties waarbij ambulant in combinatie met verblijf is ingezet. Daarom is besloten dit nog niet over te dragen. 14

4.2 Welke kansen biedt de versnelling? Zorgvernieuwing De overheveling van enkelvoudig ambulante jeugdzorg naar gemeenten biedt volgens het projectteam gemeenten de gewenste kans voor vernieuwing. Zij worden al in 2013 in staat gesteld de zorg in te zetten die naar hun beoordeling nodig is voor de ondersteuningsvraag van kinderen en gezinnen. Er kan een belangrijke stap gezet worden naar het gewenste wrap around care model. De versnelling biedt de mogelijkheid: Voor minder verwijsmomenten en het bieden van een samenhangend hulpaanbod, waarbij de generalist van het CJG samen met de ouders de regie en de verantwoordelijkheid houdt. Dit houdt in dat de toets door BJZ zo licht mogelijk moet zijn en de zorgaanbieders díe zorg leveren die de cliënt volgens het CJG op dat moment nodig heeft. Voor gecombineerde inzet van 0 e lijns, 1 e lijns en 2 e lijns zorg. Voorts kan de bestaande afspraak over nazorgtrajecten worden voortgezet: de zorgaanbieders zoeken tijdig contact met het CJG als er een nazorgtraject in beeld komt, om te bezien hoe de lokale (CJG-)instellingen hierin kunnen voorzien dan wel hieraan, samen met de zorgaanbieder, kunnen bijdragen. Zorg zonder indicatie Als een regio de eerste stap transitie zet, kan zij ook nu al (haar model voor) een toekomstige verantwoordelijkheid in de praktijk brengen: de toeleiding en begeleiding (casemanagement) van een nieuwe groep cliënten met (dreigende) complexe problematiek. Voordeel is ook dat, door de regie naar gemeenten te verleggen, enkelvoudig ambulante jeugdzorg in samenhang kan worden gebracht met gemeentelijke hulp die in het kader van de WMO wordt geboden. Daarnaast willen het CJG en BJZ gezamenlijk zo klantvriendelijk mogelijk optrekken in alle situaties die daarom vragen, bijvoorbeeld als na gemeentelijke hulp een indicatie voor jeugdzorg met verblijf of jeugd-ggz nodig blijkt. 4.3 Routes voor toegang tot enkelvoudig ambulante jeugdzorg Als gemeenten verantwoordelijk worden voor de inzet (samen met BJZ) en de uitvoering van de enkelvoudig ambulante jeugdzorg (samen met de zorgaanbieders), krijgen zij te maken met verschillende routes voor toeleiding van cliënten naar enkelvoudig ambulante jeugdzorg: 1. door de rechter opgelegd in de vorm van verplichte omgangsbegeleiding bij een echtscheiding (dwang). 2. door BJZ vastgesteld in een indicatiebesluit (daarmee een wettelijk recht op zorg) 2.1. door de Jeugdreclassering of Jeugdbescherming als onderdeel van de uitvoering van de maatregel (dwang). 2.2. als vervolg op een onderzoek na een zorgmelding of AMK-melding (drang). 3. door het CJG, zonder indicatie maar met tussenkomst van BJZ (vrijwillig). 15

Cruciaal bij dit onderscheid in routes is de mate van vrijwilligheid bij ouders/jongeren ten aanzien van de in te zetten enkelvoudig ambulante jeugdzorg: alleen in de 3e route is sprake van ouders/jongeren met voldoende probleembesef en een duidelijke hulpvraag. In de andere routes kan de motivatie aanwezig zijn, maar is er ook altijd sprake van verplichte hulp, dwang of (lichte) drang. Van vraag naar aanbod (toeleiding) Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle vormen van enkelvoudig ambulante jeugdzorg (uitgezonderd in het geval van crisis/spoedeisende zorg). Zij hebben weliswaar geen invloed op de indicatiestelling van BJZ en het opleggen van zorg door de rechter. Zij willen echter ook voor deze dwang en drang groep aan vernieuwing/transformatie werken: In geval van dwang: gemeenten kunnen wel invloed hebben op de vorm van de enkelvoudige ambulante jeugdzorg die wordt ingezet vanuit het gedwongen kader. Hiervoor moeten zij op de hoogte zijn van de vraag aan BJZ/de rechter én het aanbod om te kunnen sturen op een zo efficiënt mogelijke zorginzet die passend is voor de cliënt en zijn omgeving. Dit aanbod moet zich niet beperken tot het huidige aanbod uit het domein van de jeugdzorg (specialistische zorg en lokaal aanbod). Ook in deze situaties kan een vernieuwde vorm van zorg de voorkeur hebben, bijvoorbeeld een combinatie van zorg uit de verschillende domeinen (jeugdzorg, GGZ en LVB) in zowel de 0 e lijn, 1 e lijn als 2 e lijn, en op diverse leefgebieden zoals onderwijs, werk, inkomen etc. De match tussen vraag en aanbod moet zich niet alleen richten op de jeugdige maar moet gericht zijn op één gezin één plan. In geval van drang: Gemeenten vinden het van groot belang dat samen met de BJZ-vestiging in de regio het al ingezette beleid ten aanzien van zorgmeldingen wordt voortgezet. Dat beleid houdt in dat CJG en BJZ samen optrekken en overleggen wat een adequaat antwoord is op alle zorgmeldingen, ook als die bij BJZ niet leiden tot een kinderbeschermingsmaatregel of een indicatie. Gemeenten zetten in op het ontwikkelen van de benodigde vaardigheden bij medewerkers van het CJG om zoveel mogelijk zelf te kunnen handelen, om ouders en jongeren te motiveren voor hulp (drang) als de situatie daar aanleiding toe geeft, ook en juist als de veiligheid van kinderen in het geding is. De bedoeling is dat in toenemende mate ook in deze gevallen gebruik gemaakt kan worden van de inzet van hulp, zorg en ondersteuning vanuit de 0 e en 1 e lijn. Voor route 1 en 2 willen gemeenten kunnen aangeven op welke wijze vorm gegeven kan worden aan de stap van vraag naar aanbod. Voor route 3 geven gemeenten in afstemming met BJZ en provincie aan op welke wijze BJZ vorm geeft aan de tussenkomst én de wijze waarop in deze situatie de stap gemaakt wordt van vraag naar aanbod. De gewenste werkwijze wordt in de implementatiefase per regio uitgewerkt. Route 1 en 2 1. Door de rechter opgelegd in de vorm van verplichte omgangsbegeleiding bij een echtscheiding (dwang). 2. Door BJZ vastgesteld in een indicatiebesluit (daarmee een wettelijk recht op zorg) 16

2.1. door de Jeugdreclassering of Jeugdbescherming als onderdeel van de uitvoering van de maatregel (dwang). 2.2. als vervolg op een onderzoek na een zorgmelding of AMK-melding (drang). Zoals al eerder is vermeld staat het indicatiebesluit of de verwijzing van de rechter niet ter discussie maar kan gekeken worden wat de best passende zorg is voor die specifieke jeugdige of het gezin. Zowel de rechter kan, als BJZ zal, als vaststellers van de benodigde zorg, de zaken bespreken/voorleggen in CJG verband. Voordeel van deze werkwijze is dat gemeenten zicht krijgen op de vraag en daardoor ook helder krijgen welke zorg er ingekocht moet worden in de verschillende domeinen en in zowel de 0 e lijns, 1 e lijns als 2 e lijns zorg. Met alle partijen die meewerken aan de versnelling wordt één gezin één plan momenteel geïmplementeerd. Route 3 1. Door het CJG, zonder indicatiebesluit maar met tussenkomst van BJZ (vrijwillig). Indien ergens in de keten duidelijk wordt dat er voor een jeugdige/gezin enkelvoudig ambulante jeugdzorg nodig is, wordt dit voorgelegd bij het CJG en de gemeentelijke poortwachter. Uitgangspunt hierbij is dat de cliënt zo snel mogelijk de best passende zorg krijgt. De gemeenten hebben de regie. De tussenkomst van BJZ wordt op dit niveau georganiseerd. In alle gevallen waarbij er enkelvoudig ambulante jeugdzorg nodig is, zal er door BJZ getoetst worden. Indien tijdens de bespreking met (of over) de cliënt geconcludeerd wordt dat jeugdzorg met verblijf nodig is, kan BJZ direct een indicatiebesluit afgeven voor die zorg. De tussenkomst-constructie betekent dat de cliënt te maken blijft houden met de CJGhulpverlener en dat deze de cliënt waar nodig ondersteunt, ook in het contact met de zorgaanbieder die de ambulante jeugdzorg levert. De cliënt wordt dus geen cliënt van BJZ en krijgt niet te maken met overdrachtsmomenten en verschillende hulpverleners. De vertaalslag van vraag naar aanbod kan direct met (of over) de klant besproken en bepaald worden zodat ook voor deze klanten een zorgaanbod op maat kan worden gemaakt. 17

In het schema hieronder is de werkwijze weergegeven. 4.4 Opnemen enkelvoudig ambulante jeugdzorg in werkwijze CJG s T.a.v. de inzet van enkelvoudige ambulante jeugdzorg dienen de gemeenten: Hun CJG zodanig in te richten dat de vraag leidend is en dat zowel de cliënt als de lokale (CJG-) professionals en BJZ-professionals weten hoe zij welke hulpvraag waar kunnen (laten) beantwoorden. Dat betekent dat de inzet van enkelvoudig ambulant de bestaande routes bij het CJG volgt en dat de tussenkomst van BJZ binnen deze routes wordt ingevoegd; Afspraken te maken over de wijze waarop de tussenkomst van BJZ wordt ingevuld; Afspraken te maken met alle betrokken partijen over de wijze waarop de gemeentelijke poortwachterfunctie eruit moet komen te zien; Afspraken te maken over de werkwijze en bevoegdheden bij de stap van vraag naar aanbod bij de dwang en drang groep, route 1 en 2. Afspreken hoe de tussenkomst van het CJG/Poortwachter zo efficiënt mogelijk geregeld kan worden. Voorop staat dat voor alle CJG s de volgende visie en algemene uitgangspunten leidend zullen zijn bij de inrichting van dit (nieuwe) werkproces: Bij elk geconstateerd (ernstig) opvoed-en/of opgroeiprobleem zal altijd eerst nagegaan worden hoe de ouders/kinderen/jongeren in hun eigen kracht gezet kunnen worden met alle mogelijke inzet van het eigen netwerk, vrijwilligerswerk, et cetera (zoveel mogelijk normaliseren); Bij elk geconstateerd (ernstig) opvoed- en/of opgroeiprobleem zal de professional oog dienen te hebben voor de veiligheid van het kind en hierbij de afspraken en protocollen die er zijn in het kader van de RAAK-aanpak en de procedure Zorgmelding nakomen; Bij elk geconstateerd (ernstig) opvoed- en/of opgroeiprobleem zal de betrokken professional(s) een integrale probleemanalyse moeten maken (op tenminste 4 factoren; kind, gezin, school en buurt-vrije tijd) en op grond hiervan bepalen welke actie/interventies nodig zijn; 18

Voor de benodigde acties/interventies zal altijd het principe zo licht als mogelijk (met inzet van de lokale/preventieve mogelijkheden) en zo zwaar als nodig gehanteerd worden (inzetten van specialistische/2 e lijns hulp). 4.5 Implementatie activiteiten zorginzet Besluiten en activiteiten Overeenstemming tussen gemeenten, BJZ en provincie over de wijze waarop tussenkomst BJZ wordt vormgegeven. Overeenstemming tussen gemeenten en BJZ over de registratie van cliëntgegevens, in ieder geval voor de verplichte verantwoording aan het Rijk (LRF) en de jaarrekening. Uitwerking van de structuur voor toeleiding van cliënten naar enkelvoudig ambulante zorg: de routes, de poortwachtersfunctie, de afstemming bij dwang en drang. Afspraken over het delen van kennis en ervaring tussen CJG en BJZ/zorgaanbieders in de regio Gesprek met Inspectie Jeugdzorg over de uitwerking van het voorstel in de regio Algemene communicatie (voor cliënten, verwijzers et cetera) over de nieuwe zorgstructuur in de gemeente/regio. Besluitvormingskader voor de afweging welke vorm van zorg (het meest) aangewezen is. Periode Voor 1 oktober Voor 1 oktober Voor 1 november Voor 1 november Voor 1 november 1 november 15 december Voor 1 december 19

Hoofdstuk 5. Inkoop en sturing In hoofdstuk 2 is aangegeven dat het Rijk heeft ingestemd met het toepassen van de gesloten beurzen optie. Daar wordt ook toegelicht wat dit betekent. Kortweg is het voor het inrichten van inkoop en sturing van belang om te weten dat de gemeente feitelijk nog niet betaalt, maar al wel bepaalt wat er voor de middelen moet worden geleverd. Enkele voordelen voor gemeenten zijn: Gemeenten kunnen al ervaring opdoen met een nieuwe doelgroep en starten met zorgvernieuwing op het gebied van enkelvoudig ambulante jeugdzorg; Gemeenten kunnen ervaring opdoen met hun organisatiestructuur voor o.a. toeleiding van cliënten, intergemeentelijke samenwerking, onderhandelingen met zorgaanbieders en sturing op de productieontwikkelingen; Gemeenten hoeven daarentegen nog geen eigen subsidieregeling op te stellen of de financiële afwikkeling over te nemen. Een essentieel aspect van de versnelling is dat gemeenten wél verantwoordelijk worden voor de financiële dekking. Een eventuele budgetoverschrijding zal niet door de provincie worden gedekt. Het is daarom belangrijk dat er goed wordt gestuurd op het matchen van vraag en aanbod: welke cliënt moet met gespecialiseerde zorg geholpen worden en welke cliënt kan met gemeentelijke hulp of ondersteuning verder (licht waar mogelijk, zwaar waar nodig)? In dit hoofdstuk wordt beschreven wat er moet worden geregeld door de regio om de inkoop 9 en sturing te kunnen gaan doen. Nadat de versnelling is ingekaderd tot de gesloten beurzen optie, heeft met name de regio Noordoost zich gebogen over het onderwerp Inkoop en Sturing. De afspraken die de trekkers vanuit gemeenten in Noordoost voorstellen, worden in bijlage 3 beschreven. Vanuit andere regio s is er nog geen uitgewerkt voorstel beschikbaar. 5.1 Samenwerking bij de inkoop Gemeenten zullen ten aanzien van de inkoop en sturing gezamenlijk moeten bepalen: Op welke schaal zij de ambulante zorg willen inkopen: regionaal of subregionaal? Op welke wijze zij de inkoop willen regelen: hoe worden inkoopwensen geïnventariseerd, welke voorwaarden willen gemeenten stellen bij de inkoop, wie doet de inkoopgesprekken, etc. Of elke gemeente zijn eigen broek moet ophouden binnen de haar toegewezen trekkingsrechten of dat er een (sub)regionale solidariteit wordt georganiseerd om fluctuaties per gemeente te kunnen opvangen? Hoe regelen gemeenten in dat laatste geval eventuele onderlinge verevening? 9 We spreken in dit voorstel van inkoop. Hierbij plaatsen we de kanttekening dat het formeel subsidieverlening betreft. Met de term inkoop doelen we op het maken van afspraken met zorgaanbieders over de zorg die moet worden geleverd en de voorwaarden die hieraan worden verbonden. 20

5.2 Voorwaarden voor de inkoop Gemeenten bepalen inhoudelijk wat zij willen inkopen. Om dit te kunnen doen zijn enkele afspraken nodig tussen gemeenten en provincie. Subsidieregeling en beschikking(en) De subsidie aan de zorgaanbieders wordt beschikt via de subsidieregelgeving jeugdbeleid van de provincie. De provincie zal het in de regelgeving mogelijk maken dat een CJG, met tussenkomst van Bureau Jeugdzorg, kan verwijzen naar enkelvoudig ambulante jeugdzorg. Daarnaast kan de provincie op basis van de subsidieregelgeving voorwaarden en verplichtingen verbinden aan een subsidiebeschikking. De provincie kan daardoor in de subsidiebeschikking aan een zorgaanbieder opnemen dat de aanbieder de gesubsidieerde uren enkelvoudig ambulante jeugdzorg dient in te zetten zoals gewenst door de gemeenten. Dit voor zover het past binnen de afspraken die gemeenten en provincie hierover maken in een regionale bestuursovereenkomst. De provincie geeft als kanttekening aan dat het zowel vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur richting zorgaanbieders als vanuit het oogpunt van het provinciale bekostigingsmodel niet mogelijk is om voor 2013 nog wijzigingen in normprijzen aan te brengen. Gemeenten zullen daarom de provinciale normprijzen hanteren die in de provinciale subsidieregeling zijn opgenomen: 118,48 voor ambulante zorg thuis, 103,92 voor ambulante zorg op de locatie van de instelling en 31,18 per uur per cliënt die ambulante zorg in groepsverband krijgt. Gemeenten kunnen in overleg met de zorgaanbieders bepalen hoeveel uren per categorie van enkelvoudig ambulante zorg moeten worden ingezet (binnen het aan hen toegewezen trekkingsrecht) en welke eventuele extra voorwaarden zij willen stellen (bijvoorbeeld registratie-eisen, verantwoordingsinformatie, inhoudelijke voorwaarden). Herverdeling en verschuiving over de drie ambulante zorgvormen is hierbij mogelijk. Ten aanzien van extra voorwaarden dienen gemeenten deze zo spoedig mogelijk met aanbieders te overleggen zodat zij zich hierop (voor of gedurende 2013) kunnen instellen. Gemeenten leggen hun afspraken met de zorgaanbieders schriftelijk vast, wat vervolgens wordt toegevoegd als bijlage bij de provinciale subsidiebeschikking. Over de vormgeving van de brief van gemeenten zullen gemeenten en provincie nog afspraken maken. Budgetzekerheid per aanbieder in 2013 Voorwaarde van de provincie is dat er in 2013 budgetzekerheid is per zorgaanbieder. Er kan niet worden geschoven met budget tussen zorgaanbieders in de regio. Dit betekent dat gemeenten (in een regio met meerdere zorgaanbieders) er rekening mee moeten houden dat de capaciteit van iedere zorgaanbieder op elk moment zo goed mogelijk wordt benut. De budgetzekerheid speelt dus niet alleen een rol bij de inkoop maar ook bij de toeleiding van cliënten in de loop van het jaar. Dit om te voorkomen dat de ene zorgaanbieder wordt overvraagd en de ander ondervraagd. 5.3 Sturing Een goede sturing is van belang om te zorgen dat er het hele jaar voldoende capaciteit beschikbaar is voor kinderen die zorg nodig hebben. Hierbij spelen de volgende aspecten een rol: 21

Gemeenten spreken met elkaar af hoe zij er op sturen dat zij binnen de kaders van het toegewezen regionale budget (de som van de trekkingsrechten) blijven of welke maatregelen zij treffen als er budgetoverschrijding dreigt (zie ook paragraaf 5.4 Periodieke monitoring). Gemeenten leggen vast welke voortgangsinformatie zij van zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg wensen. Vraag is of zij ook checks en balances inbouwen door zelf toezeggingen over zorg per cliënt te registreren (zie toelichting verantwoording aan het Rijk in paragraaf 2.4)? Er zijn twee cliëntroutes waardoor jeugdigen enkelvoudig ambulante jeugdzorg krijgen via de rechter of Bureau Jeugdzorg (dwang en drang). Een regio heeft inzicht in de omvang van het zorggebruik dat in 2011 via deze routes is verlopen. Zij kunnen daarmee eventuele wijzigingen in de omvang van dit zorggebruik monitoren. Zij zijn immers financieel verantwoordelijk voor alle enkelvoudig ambulante zorg die wordt ingezet, ook voor deze groepen. 5.4 Voorwaarde voor verantwoorde overdracht Hoewel het projectteam zoveel mogelijk vooraf wil uitzoeken en regelen voor de overdracht, zullen gemeenten en provincie in 2013 ook nog een vinger aan de pols moeten houden. In een experimentele situatie kan immers nooit exact worden voorspeld hoe het zal gaan verlopen. We stellen daarom voor een regionale stuurgroep in te richten die als doel heeft om periodiek de resultaten van de versnelling te evalueren, knelpunten op te lossen en de kennis hierover te verspreiden. Deelnemers regionale stuurgroep: Voorstel is om bij aanvang uit te gaan van vier partijen: gemeenten, provincie, jeugdzorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg. Indien dit relevant blijkt, kunnen andere partijen uitgenodigd worden voor besprekingen over specifieke onderwerpen. Periodieke monitoring en evaluatie: Voorstel is om de zorgaanbieders en de CJG s maandelijks verantwoordingsinformatie te laten opstellen. Hierdoor kunnen tijdig (on)gewenste ontwikkelingen worden gesignaleerd. We denken aan een frequentie van iedere drie maanden voor bijeenkomsten van de stuurgroep. We hebben dan 4 bijeenkomsten, te plannen in maart, juni, september en december. Tussen juni en september moet ook worden besloten of er op basis van evaluatie bijstelling nodig is aan het basisconcept van de versnelling voor 2014. Tijdens de periodieke monitoring kan geconstateerd worden dat een verschuiving binnen of tussen zorgvormen noodzakelijk is. Betreft het verschuiving binnen enkelvoudig ambulante zorg dan treden in eerste instantie jeugdzorgaanbieders, CJG, BJZ en gemeenten met elkaar in overleg. Bij verschuiving binnen de overige zorgvormen (d.w.z. met verblijf) treden in eerste instantie jeugdzorgaanbieders, BJZ en provincie met elkaar in overleg. Ook kan blijken dat de inschatting/verdeling enkelvoudig ambulant en overige zorgvormen niet geheel correct is, of er treedt een onverwachte (grote) verschuiving op tussen deze categorieën, dan treedt de volledige stuurgroep in overleg over de consequenties hiervan. 22