Resultaten bevraging partners en stakeholders 10-12/11/2015: Doelen, rollen en activiteiten van de afdeling Justitiehuizen Toen mij een goeie week geleden werd gevraagd om vandaag kort de resultaten samen te vatten van de discussiegroep waaraan ik heb deelgenomen, dacht ik tuurlijk, geen probleem Helaas bleek dit niet zo n eenvoudige opdracht: niet alleen omdat ik zelf enkel aanwezig was op de eerste avond, maar vooral omwille van het thema waarover wij ons hebben gebogen, namelijk doelen, rollen en activiteiten van de afdeling Justitiehuizen. Eigenlijk komt nadenken over dit thema immers neer op het voeren van een kerntakendebat, nl. wat de JH zouden kunnen betekenen of wat de rol zou kunnen zijn van de JH (en wat niet); het gaat om de vraag naar invulling van het takenpakket in functie van de nieuwe inbedding binnen het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Uiteraard leven er bij alle betrokkenen heel wat vragen naar aanleiding van de overheveling: Welk soort strafuitvoering gaat er ontwikkeld worden nu de JH ressorteren onder het departement Welzijn? Welk verschil moet of zal dat maken? Zijn er andere klemtonen of andere uitdagingen dan bij een JH onder de vleugels van Justitie? Wat betekent dit voor de verschillende deelwerkingen die nu bestaan binnen de JH? Wat is de meerwaarde van de overheveling naar Welzijn? Maar ook: welke risico s zijn er misschien aan verbonden? Om hierop een begin van antwoord te formuleren, werd binnen beide discussiegroepen gedebatteerd over een aantal stellingen. Gelukkig voor mij kwamen in beide groepen grotendeels dezelfde stellingen aan bod, wat mijn taak alvast iets makkelijker maakte. In wat volgt probeer ik de grote lijnen van de gevoerde discussies mee te geven, de eventuele voorstellen die werden geformuleerd, en de belangrijkste bedenkingen die naar boven kwamen. Uiteraard is dit slechts een selectie uit alles wat werd besproken, en zullen hier zeker niet alle nuances van de discussies aan bod komen 1
In beide groepen werd gestart met de eerste stelling: Het hoofddoel van de afdeling Justitiehuizen is bij te dragen tot recidivevermindering en dus een veiligere samenleving, het individuele welzijn van de justitiabele is daaraan ondergeschikt. In deze stelling worden de discours van Justitie en Welzijn heel scherp tegenover elkaar geplaatst: ofwel focus op recidive, ofwel op welzijn. In beide discussiegroepen bestond er eensgezindheid over het feit dat beide aspecten niet tegenover elkaar moeten worden geplaatst, maar net naast elkaar: het is een en - en verhaal, en het één kan niet zonder het andere. Je kan immers niet aan recidivevermindering werken, zonder aandacht te hebben voor het individueel welzijn en de noden van de cliënt in kwestie. Denken op korte termijn, in termen van risicobeperking en veiligheid, werkt contraproductief: louter straffen werkt vaak zelfs recidiveverhogend. Een puur vergeldende, controlerende en bestraffende benadering gaat immers voorbij aan alle andere mogelijke problematieken waar mensen mee te kampen hebben. Om recidive te verminderen, moet men net op lange termijn denken, en ook naar de context van mensen kijken, naar onderliggende problematieken, maar ook naar mogelijkheden en beschermende factoren die aanwezig zijn. Op die manier is werken aan individueel welzijn een middel om naar recidivevermindering toe te werken. Dit principe wordt in de huidige werking en visie van de JH ook zo begrepen, en is dus zeker iets wat moet behouden blijven. Een belangrijke bedenking die hierbij wel werd gemaakt is dat het steeds duidelijk moet blijven wat de specifieke rol is van de justitieassistent, met name controle en opvolging van de strafuitvoering. Er moet immers heel duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen begeleiding en opvolging van de justitiabele (wat een taak is voor de JA), en behandeling (wat een taak is voor de gespecialiseerde hulpverlening). Justitieassistenten moeten zelf NIET aan hulpverlening doen: de combinatie hiervan met de toezicht- en controlefunctie is niet evident. Anderzijds werken JA wel complementair aan de hulpverlening, onder meer door cliënten te motiveren, te stimuleren, aan te spreken op hun verantwoordelijkheid, enz. Het controlerende aspect blijft bij uitstek een taak voor de JA, maar dit wordt aangevuld met een vorm van trajectbegeleiding of regievoering, waarbij de JA de cliënt opvolgt en begeleidt doorheen het hele proces van de strafuitvoering. Op die manier vormt de JA een soort ankerfiguur waarop de cliënt kan terugvallen, iemand die het overzicht bewaart, en die ook kan bijsturen als het misloopt. In beide discussiegroepen werd opgemerkt dat dit momenteel in de praktijk vaak al heel goed wordt toegepast: er is reeds heel veel expertise binnen de JH rond het opnemen van een ondersteunende rol in een gedwongen kader. Wat hierbij van zeer groot belang is, is het hanteren van een duidelijke rolomschrijving, zoals die bijvoorbeeld reeds bestaat in het samenwerkingsakkoord rond seksuele delinquenten. 2
Hieraan gekoppeld werd ook een tweede stelling besproken: De justitieassistent staat (niet) in voor gedragsverandering. Voor een deel staat de JA wel degelijk in voor gedragsverandering: veel hangt af van op welk gedrag de stelling betrekking heeft. Werken aan gedragsverandering op lange termijn is, zoals gezegd, een taak voor de hulpverlening, en niet voor de JA. Langs de andere kant kan de JA wel motiverend werken, drempelverlagend ook, en werken aan vaardigheden als het nakomen van afspraken, het opmaken van een planning, enz. Ook dit kan immers bijdragen aan het verminderen van recidive. Het gaat erom mensen (daders, maar ook slachtoffers) te ondersteunen om hun verantwoordelijkheid op te nemen en hun lot zelf in handen te nemen. In dit verband werd opgemerkt dat zeker nog werk kan worden gemaakt van meer continuïteit in de begeleiding van cliënten. Nu is het zo dat eerder de mandaten centraal staan, dan de cliënt zelf. Dit zorgt voor versnippering, en weinig continuïteit in de begeleiding: cliënten worden achtereenvolgens door verschillende JA opgevolgd, waardoor ze bijvoorbeeld telkens opnieuw hun verhaal moeten doen. Zou het niet aangewezen zijn dat één JA een cliënt tijdens zijn hele traject opvolgt? Nu gebeurt dit in de praktijk ook al, maar zeker nog niet systematisch. Langs de andere kant heeft elk mandaat zijn eigen specialisatie: je kan niet van een JA verwachten dat hij én alle werkplaatsen kent, én alles kent van de hulpverlening, van de drugproblematiek, én dan ook nog slachtoffergericht moet werken. Hiervoor moet dan ook voldoende aandacht zijn in de opleiding en visie-ontwikkeling bij JA. 3
Een derde stelling die werd voorgelegd, is: De justitieassistent is de brugfiguur tussen de hulpverlening naar dewelke hij toeleidt en de magistratuur aan wie hij rapporteert. De justitieassistent hoeft geen expert te zijn op vlak van (bijvoorbeeld) agressie of seksuele problematiek. Alle partners waren het erover eens dat de JA inderdaad geen expert hoeft te zijn op inhoudelijk vlak, maar hij/zij moet wel correct kunnen doorverwijzen en toeleiden naar de hulpverlening. Hiervoor moet de JA een duidelijk zicht hebben op welke problematiek naar welke hulpverleningsdienst kan worden doorverwezen. Hij/zij moet niet alleen de sociale kaart kennen, maar ook inhoudelijk een inschatting kunnen maken van de noden van de cliënt in kwestie. Wat sterk werd bepleit, was de nood aan een aanbod op maat: er moet vooraf al uitgeklaard worden wat in een concrete situatie nodig is, wat de noden en mogelijkheden van de cliënt zijn, en hoeveel opvolging en ondersteuning door een JA hierbij nodig is. Niet elke cliënt heeft immers een intensieve, langdurige begeleiding door het JH nodig. Door een begeleiding op maat te voorzien, kan de capaciteit worden ingezet waar ze effectief nodig is. In dit verband werd opgemerkt dat een zeer belangrijke rol is weggelegd voor de JA in het voorbereiden van vonnissen. De JA is perfect geplaatst om een taxatie te maken van wat mogelijk en haalbaar is in een concreet dossier. In plaats van te spreken over risicotaxatie zou beter gewerkt worden met een noden-inschatting of indicatiestelling. Ideaal zou zijn dat er reeds vóór de uitspraak wordt nagedacht over de mogelijke voorwaarden die kunnen worden opgelegd, rekening houdend met haalbaarheid, beschikbaarheid, en indien mogelijk ook met de mening van het slachtoffer. Op die manier wordt niet alleen vermeden dat cliënten voorwaarden opgelegd krijgen die niet aangewezen of haalbaar zijn, maar ook dat de cliënt of hulpverlening nadien voor een voldongen feit worden geplaatst. Omdat dit geen eenvoudige opdracht is voor één iemand, werd de mogelijkheid geopperd hiervoor een onafhankelijk multidisciplinair adviesteam op te richten, dat mee de mogelijke invulling van voorwaarden op maat kan vorm geven. Hierbij aansluitend werd ook verwezen naar verschillende structurele samenwerkingsverbanden die de laatste jaren tot stand zijn gekomen, waarbinnen multidisciplinair met alle partners in een dossier kan worden samengewerkt en afgestemd: zo is er de Arrondissementele Raad voor kindermishandeling, LINK, CO3 in Antwerpen, enz. Dit soort initiatieven legt de nadruk op ketenvorming, netwerkvorming, om ervoor te zorgen dat er efficiënt wordt opgetreden, en om te vermijden dat diensten naast elkaar werken in een zelfde dossier. Initiatieven die heel wat mogelijkheden bieden, en daarom zeker navolging verdienen Eén van de suggesties die werd gedaan, is: koppel, net als in andere landen, de schuld los van de bestraffing. Iemand wordt schuldig bevonden, maar vooraleer de straf wordt opgelegd, is er eerst een tussenkomst mogelijk van het JH. Door het loskoppelen van schuld en straf kan er beter op maat worden gewerkt: men kan de straf immers veel adequater voorbereiden op basis van een screening van de noden, de sterktes, maar ook de maatschappelijke context van de justitiabele. 4
Als de voorwaarden beter op maat worden ingevuld, kan ook de werklast van de JA dalen: beter 2 duidelijke, op maat gemaakte voorwaarden, dan de traditioneel opgelegde lange lijst met voorwaarden, gekoppeld aan een jarenlange begeleiding. Nu, dit alles focust voornamelijk op de uitvoerende taken van de JH, terwijl een JH niet enkel uitvoerder is van straffen of maatregelen die door Justitie worden opgelegd. Daarnaast kwam ook naar voor dat er zeker nog bijzondere uitdagingen liggen voor het JH op structureel vlak. Het JH heeft, als brug tussen welzijn en justitie, een unieke positie in het werkveld. Verrekkend vanuit het individueel werken met mensen en door de (vaak goede) contacten met hulpverlenings- en andere organisaties, heeft het JH een belangrijke signaalfunctie: het signaleren van leemtes of problemen die zich voordoen in de praktijk, het oppikken en terugkoppelen van nieuwe projecten, maar ook dingen in vraag stellen, en mee nadenken over andere mogelijke manieren van omgaan met grensoverschrijdend gedrag. Dit sluit aan bij de belangrijke maatschappij-kritische rol die een JH dient op te nemen. Men moet voldoende kritisch blijven ten aanzien van wat nodig is in de samenleving, maar ook mee nadenken over mogelijke alternatieve vormen van conflictbeslechting. Deze functie geraakte in de loop der jaren eigenlijk ondergesneeuwd, doordat de focus vooral werd gelegd op de uitvoerende taken. Als men kijkt naar de individuele JA, dan stelt men vast dat die voornamelijk werkt in een individueel dossier. Er is weinig ruimte om structureel te denken, pro-actief te werken of kritisch na te denken over nieuwe ontwikkelingen. Bovendien is dit zeker niet alleen de taak van een individuele JA, maar ook van de afdeling Justitiehuizen. Maar als de JH die brugfunctie willen opnemen, dan moeten ze ook goed nadenken over welke expertise daar voor nodig is. 5
Een laatste stelling die werd voorgelegd, gaat over de positie van het slachtoffer binnen de werking van de JH: Nu de afdeling Justitiehuizen deel uitmaakt van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, moet de positie van het slachtoffer centraler komen te staan binnen de globale werking van de afdeling. Uit de beide discussiegroepen kwam naar voor dat er zeker nog werk kan worden gemaakt van een betere organisatie en toegang van het aanbod naar slachtoffers toe. Zo zou slachtofferzorg eenvoudiger en toegankelijker kunnen: nu vinden slachtoffers vaak de weg niet, omdat er zo n opsplitsing is tussen de verschillende diensten. Door de overheveling van de JH vallen de diensten slachtofferhulp en slachtofferonthaal nu onder één departement, wat misschien een opportuniteit biedt om de onderlinge afstemming en samenwerking te herbekijken. Het zou echter geen goed idee zijn om alle functionaliteit van slachtofferonthaal weg te halen uit de JH, en bijvoorbeeld samen te voegen met slachtofferhulp in één aparte dienst. Als men binnen justitie aandacht wil blijven hebben voor slachtoffers, is het belangrijk die diensten er ook letterlijk binnen en bij te houden. Wat door alle betrokkenen als heel cruciaal en waardevol wordt gezien, is de aanwezigheid van een onthaalpunt voor slachtoffers op parket en rechtbank. Bovendien heeft slachtofferonthaal ook een belangrijke structurele taak, onder meer op het vlak van sensibilisering van de magistratuur, die zeker niet mag verloren gaan. Naast de hulp aan slachtoffers, is er ook het aspect van het betrekken van het slachtoffer binnen het traject van daderbegeleiding. Vaak worden er binnen de begeleiding van daders weinig bruggen gelegd naar slachtoffers, terwijl er op dit vlak wel heel wat mogelijkheden beschikbaar zijn. JA kunnen dit zelf doen (bijv. binnen BIS), of via een externe dienst (herstelbemiddeling). Ook binnen het voortraject, voor een zaak op zitting komt, zou het slachtoffer meer centraal kunnen staan, en een grotere bijdrage kunnen hebben. Als een rechter een beslissing neemt, moet hij naar het totaalbeeld kunnen kijken, en daar kan het slachtoffer een belangrijke rol in spelen. Misschien biedt de overgang naar een welzijnsgerichte context nu nog meer de mogelijkheid om te gaan naar een meer humane justitie, vanuit een meer welzijnsgerichte houding, waar aandacht is voor het welzijn van zowel dader als slachtoffer. Tot zover de grote lijnen met betrekking tot het eerste thema. Ik ga ervan uit dat heel wat zaken verder zullen worden geconcretiseerd en uitgediept door de andere sprekers van vandaag. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Els Horemans Vormingswerker Leerprojecten Omgaan met agressie en Sociale vaardigheden Stad Mechelen CGG De Pont 6