TPRA-monitor Dekkingsgraden 2016 III. <Titel> <Ondertitel>

Vergelijkbare documenten
TPRA-monitor Dekkingsgraden II <Titel> <Ondertitel>

TPRA-monitor Dekkingsgraden 2017 I

TPRA-monitor Dekkingsgraden 2016 IV

TPRA-monitor Dekkingsgraden 2016 Jaarbericht

Dekkingsgraad Nederlandse pensioenfondsen in 2e kwartaal 2015

Waar is de nominale dekkingsgraad gebleven?

Voor alle duidelijkheid: deze nieuwsbrief informeert u uitsluitend over de pensioenregeling(en) die onder het beheer van SPAN vallen.

TPRA-monitor Dekkingsgraden IV <Titel> <Ondertitel>

Voor alle duidelijkheid: deze nieuwsbrief informeert u uitsluitend over de pensioenregeling(en) die onder het beheer van SPAN vallen.

Vragen aan het bestuur kunt u altijd stellen via de mailbox of door een van de bestuursleden direct te benaderen.

Z-score 2010 en P-toets

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

TPRA Rating Report Regelingen 2017 Demo Regeling X

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Verlaging per (voorlopig) 99% 2% n.n.b. Voorlopige dekkingsgraad. 94,3% 6,2% 0,0% 88% 7% n.n.b. 93,6% 5,6% 2,2% 95,4% 2,8% 0,4%

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Vastgoedbeleggingsresultaten van Nederlandse pensioenfondsen: internationale diversificatie stelt teleur

Verlaging per (voorlopig) 99% 2% n.n.b. Voorlopige dekkingsgraad. 94,3% 6,2% 0,0% 88% 7% n.n.b. 93,6% 5,6% 2,2% 95,4% 0,0% 2,8%

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

BEWUST DOOR BENCHMARKING

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Falen is de echte shortfall van pensioenfondsen. Amsterdam, 24 september 2010

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september Samenvatting:

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Verkort jaarverslag

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

Sector in cijfers. E lk jaar in december brengt IPN

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Juni 2011

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2015 t/m 31 maart 2015

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni 2016

Beleggingen 2010 en 2011 (en 2012)

Jaarbericht Terugblikken en vooruitkijken. delta lloyd pensioenfonds

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2015 t/m 31 maart 2015

Nieuwsbrief. Herstelplan. In dit nummer. oktober Waar ging het ook alweer over?

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

Derde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Nederland totaal

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2014 t/m 30 juni Samenvatting: dalende rente

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart 2014

Jaarlijks gemiddeld Cumulatief vanaf Q Q Q Q Q Dekkingsgraad (kwartaalultimo) 143% 137% 148% 153% 153%

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

Zie noten onderaan het artikel. Bron: Vastgoedmarkt Research

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

KWARTAALVERSLAG. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2018

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017

Incompany 500 Reputatie van uw organisatie in kaart gebracht. juni 2008

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016

Stichting CRH Pensioenfonds. 20 februari 2013 Utrecht-De Meern

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

BEKNOPT JAARVERSLAG 2017

Verklaring beleggingsresultaten en verlaging pensioenen

Herstel van de verzekeringsbranche in 2003

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

COEN in het kort. Inhoud rapport. Toelichting. Nederland. Herstel komt in zicht. Conjunctuurenquête Nederland I rapport vierde kwartaal 2014

VERKORT JAARVERSLAG 2017

PMT transparant in kosten pensioen

Persbericht ABP, eerste halfjaar 2008

Kwartaalbericht Samenvatting ING CDC Pensioenfonds communiceert over de resultaten van Q3. Kwartaalbericht 3e kwartaal

Verkort jaarverslag 2013

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2014 t/m 30 september 2014

Eerste kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Limburg

Belanghebbendenbijeenkomst 11 oktober 2017

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Extra informatie pensioenverlaging

Wanneer gaat u met pensioen: eerder of later? AOW-leeftijd verschuift opnieuw

Nieuws. Gezond maar alert. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. De financiële situatie van het pensioenfonds verbeterde in 2017.

Transcriptie:

TPRA-monitor Dekkingsgraden 2016 III <Titel> <Ondertitel> November 2016

TPRA-monitor dekkingsgraden Over deze monitor: TPRA publiceert elk kwartaal de dekkingsgradenmonitor waarin de ontwikkelingen van de nominale dekkingsgraad gevolgd worden. De monitor beschrijft de ontwikkeling van de financiële stand van zaken. Naast deze algemene ontwikkelingen zet de monitor de prestaties van de ondernemingspensioenfondsen af tegen de prestaties van de bedrijfstakpensioenfondsen en geeft de monitor een overzicht van goed en minder goed presterende fondsen. De resultaten zijn gebaseerd op de publiek beschikbare informatie over dekkingsgraden. The Pension Rating Agency verzamelt deze gegevens op maandbasis. Deze monitor is autonoom uitgevoerd door The Pension Rating Agency in november 2016. Deze monitor is een uitgave van: The Pension Rating Agency B.V. Prinsengracht 468 1017 KG Amsterdam 020-235 2170 info@tpra.nl Hoewel de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht bij de samenstelling van deze publicatie, aanvaardt The Pension Rating Agency B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele onvolkomenheden of onjuistheden. In voorkomende gevallen zullen deze in een latere uitgave worden gerectificeerd en/of aangevuld. The Pension Rating Agency B.V. 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt op welke wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming vooraf van The Pension Rating Agency B.V. 2

Inleiding De TPRA-monitor dekkingsgraden 2016 - III beschrijft de stand van zaken aan het einde van het derde kwartaal in 2016. Er wordt tevens inzicht gegeven in de belangrijkste mutaties in datzelfde kwartaal. De monitor schetst eerst het algemene beeld van de dekkingsgradenontwikkelingen in het derde kwartaal. In dit algemene overzicht wordt informatie gegeven over de hoogte en mutaties van de gemiddelde dekkingsgraad van drie hoofdgroepen fondsen en van alle fondsen in totaal. Ook biedt het inzicht in het aantal fondsen met dekkingstekorten en indexatiemogelijkheden. Verder toont de monitor de risicoklassen waarin pensioenfondsen door TPRA zijn ingedeeld op basis van de grilligheid van het dekkingsgradenverloop. Tot slot bespreekt de monitor achtereenvolgens in meer detail de resultaten van de grootste vijf pensioenfondsen, de overige bedrijfstakpensioenfondsen en de ondernemingspensioenfondsen. De onderzoekspopulatie bestaat uit 111 fondsen die tezamen ongeveer 85% van het gehele Nederlandse pensioenfondsenvermogen beheren. In de monitor zijn 42 bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen (inclusief de Grote 5 ) opgenomen, evenals 69 ondernemingspensioenfondsen. 3

Algemene stand van zaken In het derde kwartaal van 2016 daalden de nominale dekkingsgraden gemiddeld met -0,1%. Waar de gemiddelde dekkingsgraad eind juni 102,1 bedroeg, stond deze graadmeter eind september op 102,0. Dit niveau is lager dan het minimaal vereiste niveau, dat doorgaans tussen de 104 en 105 ligt. Het derde kwartaal kenmerkte zich door een lichte daling van de dekkingsgraad. Na een dramatisch eerste kwartaal, waarin dekkingsgraden met gemiddeld -5,0% daalden en een betrekkelijk rustig tweede kwartaal bleven ook in het derde kwartaal grote mutaties uit. De dekkingsgraden bleven daarmee stabiel rondom het lage niveau waarmee het eerste kwartaal werd afgesloten. De beleidsdekkingsgraden (12-maands gemiddelden) daalden gemiddeld verder van 104,2 (eind Q2) naar 103,2 (eind Q3), waardoor de groep fondsen met een dekkingstekort nog verder toenam. De ontwikkelingen bij de verschillende groepen pensioenfondsen waren niet allemaal in dezelfde richting. De Grote 5 (de bedrijfstakpensioenfondsen ABP, Zorg & Welzijn, Metalektro, Metaal & Techniek en Bouwnijverheid), die gemiddeld nog altijd lager scoren dan de andere groepen fondsen, zagen hun dekkingsgraden met gemiddeld 0,2% verbeteren. De groep overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen presteerde beter met een gemiddelde stijging van 0,7%. De dekkingsgraden van ondernemingspensioenfondsen, die de meerderheid vormen in de onderzoekspopulatie, presteerden in tegenstelling tot het tweede kwartaal het slechtst met een gemiddelde daling van -0,6%. De gemiddelde dekkingsgraad van de ondernemingspensioenfondsen blijft echter, net als de voorgaande kwartalen, de hoogste van de verschillende groepen fondsen. 110,0 Dekkingsgraden Q3-2016 105,0 100,0 95,0 90,0 85,0 80,0 jun-16 jul-16 aug-16 sep-16 OPF Big 5 BPF/BRF Gemiddelde 4

Dekkingsgraden mutaties Q3-2016 0,8 0,6 0,4 0,2 - -0,2-0,4-0,6 jul-16 aug-16 sep-16 OPF Big 5 BPF/BRF Gemiddelde De dekkingsgraden muteerden in het derde kwartaal gemiddeld nog minder sterk dan tijdens het tweede kwartaal, toen de daling -0,4% bedroeg. Verder was ook het dekkingsgradenverloop gedurende de drie maanden in het derde kwartaal ongeveer even (weinig) grillig als in de drie voorafgaande maanden. Juli 2016 De lichte terugval van de dekkingsgraden in het derde kwartaal komt voornamelijk op conto van de ontwikkelingen in de maand juli, toen ook de rentestanden daalden. Gemiddeld verslechterden de nominale dekkingsgraden in deze maand met -0,3%. De Grote 5 werden gemiddeld genomen het hardst getroffen en noteerden een negatieve mutatie van -0,5%, terwijl de overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen gemiddeld juist hun dekkingsgraad verbeterden met 0,1%. De dekkingsgraden van de ondernemingspensioenfondsen daalden gemiddeld met ruim -0,4%. Het fonds dat zijn individuele dekkingsgraad het meest zag dalen in juli was het ondernemingspensioenfonds Unilever Forward. De daling daar betrof -2%. Ondanks de dalende rentes registreerden 52 fondsen in juli een stijging van de dekkingsgraad. Bij meer dan de helft van die fondsen bleef de stijging beperkt tot 0,3% of minder, maar er waren ook positieve uitschieters. Met name het beroepspensioenfonds voor Medisch Specialisten deed in juli goede zaken met een dekkingsgraad die 2% steeg. Augustus 2016 De ontwikkeling in augustus was aanzienlijk rooskleuriger. De rentestanden krabbelden een beetje omhoog en de gemiddelde dekkingsgraad steeg met 0,4%. Weer presteerden de overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen het beste, gevolgd door de Grote 5. De dekkingsgraden van deze twee groepen fondsen stegen gemiddeld met respectievelijk 0,6% en 0,5%, terwijl de stijging bij ondernemingspensioenfondsen van gemiddeld 0,2% hierbij achterbleef. Desondanks waren het de ondernemingspensioenfondsen NIBC en Koninklijke Cosun die de grootste dekkingsgradenwinst boekten in deze maand. Zij behaalden beide een stijging van 2%, wat net als in juli de maximale mutatie was. Aan de andere kant van het mutatiespectrum vertoonde Pensioenfonds ING een daling van -1,1%. Het CDC-fonds van ING 5

was daarna de grootste verliezer van deze maand, omdat het, net als het CDC-fonds van Nationale-Nederlanden, een verlies van 1% behaalde. In de laatste maand van het derde kwartaal kregen de ondernemingspensioenfondsen gemiddeld een daling te verwerken van -0,4%, terwijl de beroeps- bedrijfstakpensioenfondsen en de Grote 5 weinig zagen veranderen. In deze meest stabiele maand van het derde kwartaal varieerden de dekkingsgradenmutaties het minst van fonds tot fonds. De ergste verliezen werden geleden door Zuivel, het nieuwste bedrijfstakpensioenfonds in onze onderzoekspopulatie. De dekkingsgraad van dit fonds verslechterde in september met -1,4%. Zuivel had daarnaast ook al in de twee voorafgaande maanden met dalingen te maken gehad. Het positiefste resultaat, een stijging van 1,3%, werd in deze maand behaald door het ondernemingspensioenfonds IBM. Dekkingstekorten en indexatiemogelijkheden Hoewel wettelijk gezien een dekkingstekort optreedt wanneer de beleidsdekkingsgraad onder het minimaal vereiste niveau komt, inventariseert TPRA de dekkingstekorten (evenals de indexatiemogelijkheden) van fondsen op basis van de nominale dekkingsgraad. Zo wordt inzicht verkregen in de meest actuele tekortsituaties bij pensioenfondsen. In de vorige dekkingsgradenmonitor beschouwde TPRA alle fondsen die een nominale dekkingsgraad hadden van minder dan 105 als fondsen met een dekkingstekort, op basis van de grens die de Pensioenfederatie hanteert als de gangbare minimaal vereiste dekkingsgraad. 1 In deze kwartaalrapportage wordt echter de grens van 104,2 gehanteerd, zoals aanbevolen in de DNBpublicatie Financiële positie pensioenfondsen van mei 2016. Met deze lagere minimaal vereiste dekkingsgraad als uitgangspunt, hadden aan het einde van het tweede kwartaal 75 van de 122 rapporterende fondsen een dekkingstekort op basis van hun nominale dekkingsgraad. Dat komt neer op 61% van de fondsen. De nominale dekkingsgraden per ultimo september zijn tot op heden door 112 fondsen gerapporteerd. Van deze 112 fondsen hadden op dit tijdstip 71 fondsen een dekkingstekort, oftewel 63%. Slechts 19 fondsen rapporteerden voor eind september een nominale dekkingsgraad die hoger lag dan 110, de ondergrens waarop gedeeltelijke indexatie wettelijk gezien mogelijk is. Volledig indexeren mag alleen bij een (beleids)dekkingsgraad van 130 of hoger. Aan het einde van het derde kwartaal verkeerde in onze onderzoekspopulatie alleen Unilever Forward in deze benijdenswaardige positie. Eind juni gold dat ook nog voor het pensioenfonds ING. Sinds september publiceert dit fonds echter alleen nog de actuele dekkingsgraad berekend aan de hand van de marktrente (129,1 ultimo september) en niet meer de nominale dekkingsgraad berekend aan de hand van de UFR (die doorgaans hoger ligt dan de marktwaardedekkingsgraad). Hierdoor is de gerapporteerde dekkingsgraad van dit fonds aan het einde van het derde kwartaal niet goed vergelijkbaar met die van de andere fondsen en weggelaten uit deze rapportage. 1 Zie http://www.pensioenfederatie.nl/services/kerncijfers/dekkingsgraden/pages/default.aspx. 6

Rente Onderstaande grafiek laat het verloop van de rente in de periode juni tot en met september 2016 zien. In de eerste maand daalden de rentes, maar vervolgens bleef het niveau over de periode juli tot en met september gelijk. De renteontwikkelingen bieden waarschijnlijk de belangrijkste verklaring voor het verloop van de gemiddelde dekkingsgraden die in juli in bescheiden mate wegzakten en tijdens augustus en september min of meer stabiel bleven. 2 Rentecurves 1,5 1 0,5 0 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 1 2 3 4 5 6 7 8-0,5 juni-2016 juli-2016 augustus-2016 september-2016 Bron data: DNB 7

n en volatiliteit In deze dekkingsgradenmonitor wordt voor de derde maal de volatiliteit van de nominale dekkingsgraden gepresenteerd. Deze volatiliteit heeft betrekking op de beweeglijkheid van de maandelijkse nominale dekkingsgraden van de fondsen gedurende de 12 maanden voorafgaande aan het einde van het derde kwartaal. Dit geeft inzicht in de mate van de onderliggende stabiliteit van de beleidsdekkingsgraad, aangezien die gebaseerd is op het gemiddelde van deze 12 maandelijkse nominale dekkingsgraden. Aan de hand van de dekkingsgradenvolatiliteit zijn de pensioenfondsen ingedeeld in 5 risicoklassen. De risicoklasse waarin een fonds zich bevindt, geeft weer hoe grillig zijn dekkingsgraden gedurende 12 maanden waren in vergelijking met de andere fondsen in dit onderzoek. Elke risicoklasse bevat evenveel fondsen. Omdat het hier een relatieve maatstaf betreft (gebaseerd op de spreiding van de volatiliteiten van de gehele onderzoekspopulatie) en de parameters van deze risicoklassen elk kwartaal opnieuw worden bepaald, kan een fonds van risicoklasse veranderen, ook als de volatiliteit zelf niet is veranderd. De risicoklassen zijn op een relatieve manier gedefinieerd, omdat het algehele volatiliteitspeil van de pensioenfondsensector in sterke mate beïnvloed wordt door externe economische omstandigheden zoals renteontwikkelingen en koersverschuivingen, en soms ook door wijzigingen in regelgeving. Om het functioneren van individuele pensioenfondsen in termen van risicobeheersing adequaat te beoordelen, vormt een vergelijking met andere fondsen daarom een beter alternatief dan een kunstmatige externe maatstaf. TPRA gebruikt de standaarddeviatie van de maandelijkse nominale dekkingsgraden gedurende 12 maanden als maatstaf voor de dekkingsgradenvolatiliteit van een fonds. Alleen wanneer de nominale dekkingsgraad bekend is voor minimaal 10 van de 12 voorafgaande maanden, is de dekkingsgradenvolatiliteit van een fonds vastgesteld voor het einde van het derde kwartaal. Dit was mogelijk bij 101 pensioenfondsen. Elke risicoklasse bevat 20 fondsen, behalve de laagste (risicoklasse 1) die 21 fondsen telt. Over het algemeen is de dekkingsgradenvolatiliteit van de pensioenfondsen, net als tijdens het tweede kwartaal, gedaald gedurende het derde kwartaal. Dit betekent dat de dekkingsgraden in Q3 2016 stabieler waren dan in Q3 2015, aangezien het derde kwartaal van vorig jaar nu niet meer is meegenomen bij de bepaling van de volatiliteit ten faveure van het derde kwartaal van dit jaar. De gemiddelde volatiliteit (standaarddeviatie) aan het einde van het derde kwartaal was 2,7. De mediaan van de 101 fondsen was 2,6. Voor dezelfde onderzoekspopulatie waren zowel het gemiddelde als de mediaan aan het einde van het tweede kwartaal 3,1. De daling in het derde kwartaal was minder sterk dan die in het tweede kwartaal, dat ook een relatief stabiel kwartaal was. 8

De spreiding tussen de volatiliteiten van de verschillende fondsen is marginaal verminderd. Eind september varieerden de dekkingsgradenvolatiliteiten van de fondsen van 1,0 tot 6,4. Eind juni varieerden zij nog van 1,0 tot 6,6. De onderzoekspopulatie is opgedeeld in 5 kwantielen op basis van de volatiliteitsspreiding. Elk kwantiel vertegenwoordigt een risicoklasse. Per risicoklasse zijn in de onderstaande tabel de onder- en bovengrenzen aangegeven in termen van volatiliteit (standaarddeviaties). Door de gedaalde gemiddelde volatiliteit van de onderzoekspopulatie zijn ook de grenzen van de 5 kwantielen naar beneden geschoven. Alleen fondsen met een volatiliteit beneden 1,75 kwalificeren aan het einde van het derde kwartaal als zeer stabiel (risicoklasse 1). Eind juni behoorde ook fondsen met een dekkingsgradenvolatiliteit tot 2,05 nog tot deze laagste risicoklasse. En waar een fonds eind juni pas werd gerekend tot de fondsen met een zeer beweeglijke dekkingsgraad wanneer de volatiliteit hoger lag dan 3,87, behoren nu alle fondsen met een volatiliteit van boven 3,38 tot deze hoogste risicoklasse (risicoklasse 5). Beschrijving Ondergrens Bovengrens 1 Zeer stabiele dekkingsgraad 0 1,74 2 Stabiele dekkingsgraad 1,74 2,19 3 Neutraal 2,19 2,75 4 Beweeglijke dekkingsgraad 2,75 3,38 5 Zeer beweeglijke dekkingsgraad 3,38 - Pensioenfondsen met de minst volatiele dekkingsgraad Net als aan het einde van het tweede kwartaal, was Equens het fonds dat eind september de laagste volatiliteitsscore had. De standaarddeviatie van de 12 meest recente maandelijkse dekkingsgraden van dit fonds kwam uit op 1,0. Dit was ook zo eind juni. Gedurende het afgelopen jaar is de dekkingsgraad van dit fonds vrijwel onveranderd gebleven. Vergeleken met de eerste maand (oktober 2015) die is meegenomen in het berekenen van de dekkingsgradenvolatiliteit van de fondsen, kwam de nominale dekkingsgraad van pensioenfonds Equens eind september 0,1% hoger uit. Het pensioenfonds Tandartsen was het meest stabiele beroepspensioenfonds, Groothandel in Textiel was het meest stabiele bedrijfstakpensioenfonds. De overige 2 fondsen in deze lijst van 5 zijn beide ondernemingspensioenfondsen. Op Equens na, hebben deze fondsen ondanks de relatieve stabiliteit van hun dekkingsgraden, hun dekkingsgraden zien dalen in de periode van 12 maanden voorafgaande aan het einde van het derde kwartaal. Bij Tandartsen bleef het verlies ten opzichte van oktober 2015 het kleinst en beperkt tot 0,2%. Bij het fonds Groothandel in Textiel was dit verlies het grootst en bedroeg 2,3%. Van deze 5 fondsen hebben er 2 een reservetekort. Gezien de standvastigheid van hun dekkingsgraden lijkt de kans op snel herstel relatief gering. 9

Pensioenfonds Oktober 2015 Standaard deviatie Equens 111,9 111,8 1,0 1 Tandartsen 107,2 107,4 1,1 1 Groothandel in Textiel 100,0 102,3 1,1 1 Molenaars 104,8 106,3 1,1 1 Randstad 97,1 98,6 1,3 1 Pensioenfondsen met de meest volatiele dekkingsgraad De 5 fondsen met het meest grillige dekkingsgradenverloop hebben allemaal binnen een jaar een verlies van meer dan 10% op hun dekkingsgraad moeten accepteren. De standaarddeviatie, en daarmee de volatiliteit, die hun maandelijkse dekkingsgraden vertoonden over deze periode liep van 4,5 tot zelfs 6,4 en lag dus 450% tot 640% hoger dan die van het meest stabiele fonds in de onderzoekspopulatie, Equens. Het verschil tussen de volatiliteit van deze 5 fondsen met een zeer grillig dekkingsgradenverloop en de gemiddelde volatiliteit (2,7) van alle fondsen in de onderzoekspopulatie lag tussen de 1,8 en 3,7. Daarmee was dit verschil groter dan het gat tussen de 5 laagst genoteerde volatiliteiten en het gemiddelde. Dat gat lag namelijk tussen 1,4 en 1,7. Het feit dat de spreiding van de volatiliteiten aan de bovenkant van het spectrum meer variatie vertoont, komt voornamelijk door de hoge volatiliteitsscores van de 2 Unilever-fondsen die samen bovenaan staan in deze lijst. Met name het nieuwe fonds Unilever Forward heeft gedurende het laatste kwartaal een zeer beweeglijke dekkingsgraad gehad. Met een volatiliteitsscore van 6,6 voerde Unilever Progress vorig kwartaal deze lijst aan, wellicht omdat Forward toen nog niet kon worden meegenomen in deze vergelijking. Het fonds had daarvoor toen nog te weinig maandelijkse dekkingsgraden om te rapporteren. Beide Unilever-fondsen staan er ondanks de sterk gedaalde dekkingsgraad aan het einde van het derde kwartaal financieel gezien nog steeds goed voor, met een dekkingsgradenniveau die bij Progress gedeeltelijke indexaties en bij Forward volledige indexaties mogelijk maakt. Dat geldt niet voor de drie andere fondsen in deze lijst. Die hebben alle drie een groot dekkingstekort op basis van de nominale dekkingsgraad. Omdat hun dekkingsgradenverloop grillig is, zijn de kansen op snel herstel bij deze fondsen relatief groot. Aan de andere kant lopen deze fondsen een niet te verwaarlozen risico op verdere grote tuimelingen van de dekkingsgraad gedurende de komende kwartalen, vooral als zij hun renterisico niet verder afdekken. Opvallend is het feit dat het vooral ondernemingspensioenfondsen zijn die deze grote mate van risico lopen. Dat kan komen doordat sterke sponsors van ondernemingspensioenfondsen eventuele grote verliezen van hun 10

pensioenfondsen kunnen opvangen door bijstortingen. Zulke fondsen hebben vaak een relatief grote bereidheid om risico s te nemen op hun beleggingen. Dit staat in schril contrast met de defensievere risicohouding bij veel bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen, waar het minder duidelijk is welke werkgevers of deelnemers grote verliezen van het fonds zouden moeten of kunnen opvangen en compenseren. Van de bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen is alleen het fonds Apotheken Medewerkers vertegenwoordigd in de top 5 wat betreft grilligheid van het dekkingsgradenverloop. Pensioenfonds Oktober 2015 Standaard deviatie Unilever Forward 139,0 nvt* 6,4 5 Unilever Progress 120,0 131,0 5,6 5 Apotheken Medewerkers 89,1 101,0 5,1 5 ORTEC 92,9 103,9 4,9 5 CRH 88,7 99,2 4,5 5 * De eerst bekende maandelijkse dekkingsgraad van Unilever Forward is van eind december 2015. De nominale dekkingsgraad was toen 159. 11

Situatie per groep fondsen De Grote 5, de Overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen en de Ondernemingspensioenfondsen zijn drie duidelijk te onderscheiden groepen. Ze verschillen in (de gemiddelde) omvang van het belegd vermogen, in aard en samenstelling (door bijvoorbeeld het aantal aangesloten werkgevers) en hebben verschillende verhoudingen met onder andere hun sponsors. Daarom worden achtereenvolgens de resultaten van deze drie groepen apart besproken. De Grote 5 De vijf grootste pensioenfondsen (ABP, Zorg & Welzijn, Metaal & Techniek, Metalektro en Bouwnijverheid) hadden aan het einde van het derde kwartaal gemiddeld een nominale dekkingsgraad van 93,6. Dit is een kleine verbetering van 0,2% ten opzichte van het begin van het kwartaal, maar een stuk lager dan het algehele gemiddelde van 102. Geen van deze fondsen kende een daling van hun dekkingsgraad tijdens het derde kwartaal. Elk van deze fondsen zag de dekkingsgraad stijgen, maar in geen enkel geval kwam deze stijging uit boven 0,2%. De dekkingsgraden van de Grote 5 waren dus uitermate stabiel tijdens het derde kwartaal. Desondanks bevinden ABP en Zorg & Welzijn, de 2 grootste fondsen van Nederland, zich nog wel in de hoogste risicoklasse wat betreft dekkingsgradenvolatiliteit. De reden hiervan is de grote dekkingsgraadmutaties van deze fondsen in de drie voorgaande kwartalen. Opvallend genoeg verslechterde de dekkingsgraad van Bouwnijverheid, dat van de Grote 5 de laagste dekkingsgradenvolatiliteit heeft én de hoogste dekkingsgraad, meer dan die van de andere fondsen in deze lijst in de maand juli toen de rentestanden daalden. De dekkingsgraad van Bouwnijverheid ging er toen met -1,1% op achteruit. ABP en Zorg & Welzijn kampten in dezelfde maand met een daling van respectievelijk -0,7% en -0,6%. Bij Metaal & Techniek en Metalektro bleef het verlies beperkt tot een luttele -0,1%. Alle 5 fondsen kwamen aan het einde van het kwartaal weer boven de dekkingsgradenstand van eind juni uit. Bouwnijverheid, en dus niet ABP of Zorg & Welzijn, had derhalve binnen het derde kwartaal de hoogste volatiliteit. Dit kan erop wijzen dat ABP en Zorg & Welzijn vóór juli hun renterisico hebben verkleind en dat deze fondsen de komende kwartalen naar een lagere risicoklasse zullen bewegen. Dit kan de herstelpotentie van deze fondsen, die net als Metaal & Techniek en Metalektro met een groot dekkingstekort kampen, parten spelen. Het kan echter ook de schade van eventuele verdere negatieve renteschokken beperken. 12

Grote 5 Juni 2016 Mutatie ABP 90,7 90,6 0,1 5 Bouwnijverheid 105,0 104,8 0,2 2 Metaal & Techniek 92,1 92,0 0,1 3 Metalektro 91,0 90,8 0,2 3 Zorg & Welzijn 89,2 89,0 0,2 5 Overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen De overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen presteerden tijdens het derde kwartaal gemiddeld het beste van de drie onderscheiden groepen fondsen. Gemiddeld steeg de dekkingsgraad van deze fondsen met 0,6%. Deze winst werd vooral behaald in augustus toen de gemiddelde dekkingsgraad van deze groep steeg met 0,5%. In juli en september bleef dit gemiddelde vrijwel gelijk. De bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen doen het met hun dekkingsgraad over het algemeen nog steeds minder goed dan de ondernemingspensioenfondsen. Ook het gemiddelde van alle fondsen in de onderzoekspopulatie ligt hoger. Hun dekkingsgraden zijn echter wel enigszins opgeschoven richting dit gemiddelde. Het dekkingsgradenniveau ligt, net als in de voorgaande kwartalen, wel hoger dan dat van de Grote 5 en heeft daar ook meer afstand van genomen. Het verschil met het algemene gemiddelde, aan het begin van het kwartaal nog -3,1%, is verkleind tot -2,4%. Het verschil met het gemiddelde van de Grote 5 is vergroot van 5,7% tot 6,1%. Een interessante bijkomende ontwikkeling is dat de gemiddelde nominale dekkingsgraad en gemiddelde beleidsdekkingsgraad van deze groep fondsen voor het eerst hetzelfde is, namelijk 99,7. Nadat deze twee waarden ook het vorige kwartaal convergeerden, liggen de beleidsdekkingsgraden voor het eerst gemiddeld gezien niet hoger dan de nominale dekkingsgraden. Dit kan erop duiden dat de beleidsdekkingsgraden zich de komende kwartalen ook gaan stabiliseren, omdat de actuele nominale dekkingsgraden geen automatische neerwaartse werking meer hebben op het 12-maands gemiddelde (de beleidsdekkingsgraad). Hierbij moet wel worden aangetekend dat de gemiddelde beleidsdekkingsgraad bepaald is over 15 fondsen meer dan het gemiddelde van de nominale dekkingsgraad (52 fondsen in plaats van 37 fondsen). Dit komt omdat alle bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen waarvan de nominale dekkingsgraad bekend is ook de beleidsdekkingsgraad hebben gerapporteerd. Andersom geldt dat echter niet. Bij de 37 fondsen die ook de nominale dekkingsgraad hebben gerapporteerd, is de gemiddelde beleidsdekkingsgraad nog steeds wat hoger, namelijk 100,6. In deze groep is het verschil tussen de hoogste en laagste dekkingsgraad in het derde kwartaal toegenomen van 36,2% naar 38,5%. Net als aan het einde van het tweede kwartaal, was het beroepspensioenfonds Medisch Specialisten eind september de koploper en het beroepspensioenfonds Verloskundigen de hekkensluiter. De top-5 van deze groep is in het derde kwartaal nauwelijks van samenstelling of volgorde veranderd. Alleen het fonds Openbare 13

Bibliotheken is een nieuwkomer de top-5. Dit fonds heeft Koopvaardij vervangen, dat door tegenvallende resultaten zich nu niet meer kan rekenen tot de fondsen met de hoogste dekkingsgraden in deze groep. Vergeleken met het tweede kwartaal is er ook weinig veranderd aan de relatief lage risicoklassen waarin de fondsen in deze top-5 zich bevinden. Hetzelfde geldt voor het feit dat nog steeds alleen de 2 hoogst scorende fondsen, Medisch Specialisten en Sigarenindustrie, boven 110 uitkomen en daardoor de mogelijkheid hebben om (gedeeltelijk) te indexeren op basis van hun nominale dekkingsgraad. Hoogste 5 BPF/BRF Juni 2016 Mutatie Medisch Specialisten 119,0 117,2 1,8 2 Sigarenindustrie 112,3 110,8 1,5 1 Dranken 108,8 109,2-0,4 2 Tandartsen 107,2 107,0 0,2 1 Openbare Bibliotheken 107,0 106,0 1,0 2 De laagst genoteerde 5 fondsen in deze categorie bestaat aan het einde van het derde kwartaal uit dezelfde fondsen die er ook eind juni in stonden. De meeste van deze fondsen zagen hun al lage dekkingsgraden nog verder dalen in het derde kwartaal, tegen de gemiddelde trend bij andere bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen in. De enige uitzondering hierop was het bedrijfstakpensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel. Door een dekkingsgraadverbetering van 0,9% is dit fonds de status van zeer slecht presterend fonds bijna ontstegen. Hun dekkingsgraad was eind juni nog the worst of the rest na Verloskundigen. Helaas is de dekkingsgraad van 89,3 nog steeds veel te laag en lijkt significant herstel voor dit fonds lastig te bereiken aangezien de volatiliteit relatief laag is. De dekkingsgradenvolatiliteit van de andere fondsen in deze bodem-5 is een stuk hoger. Hetzelfde geldt voor de risicoklassen waarin zij zich bevinden. Hoewel in theorie redelijk herstel hierdoor mogelijk zou moeten zijn, zakt de dekkingsgraad van deze fondsen hierdoor vooralsnog steeds verder weg. Vooral de val van het fonds Verloskundigen, dat onder andere door het afwijkende beleid van onvoorwaardelijke indexatie een historisch ongekend lage dekkingsgraad kent, lijkt eindeloos. Laagste 5 BPF/BRF Juni 2016 Mutatie Verloskundigen 80,5 81,0-0,5 4 VLEP 88,9 89,6-0,7 4 Schoonmaak- en 89,0 89,7-0,7 5 Glazenwassersbedrijf Apotheken 89,1 89,4-0,3 5 (medewerkers) Agrarisch 89,3 88,4 0,9 2 14

Het fonds met de grootste positieve mutatie in Q3, Medisch Specialisten, was het fonds dat aan het begin van het kwartaal de beste dekkingsgraad had van alle bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen. De grootste stijgers bij de bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen in het derde kwartaal waren, met uitzondering van het fonds Schilders, fondsen die al een relatief hoge dekkingsgraad hadden. Hun dekkingsgraden komen boven het gemiddelde uit en liggen boven het minimaal vereiste niveau. Het zijn ook fondsen die behoren tot een lage risicoklasse, wederom met uitzondering van Schilders. Datzelfde gold voor de bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen die in het tweede kwartaal de beste dekkingsgraadmutaties konden rapporteren. De top-5 aan het einde van het tweede kwartaal bestond echter uit 5 geheel andere fondsen. Er is dus geen continuïteit in termen van fondsen die er in deze twee kwartalen het meeste op vooruit zijn gegaan. Grootste stijgers BPF/BRF Juni 2016 Mutatie Medische Specialisten 119,0 117,2 1,8 2 Sigarenindustrie 112,3 110,8 1,5 1 Rijn- en Binnenvaart 105,6 104,3 1,3 2 Zorgverzekeraars 106,4 105,1 1,3 nb Schilders 95,3 94,2 1,1 5 De grootste daler onder de bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen was in het derde kwartaal het jonge fonds Zuivel. Aan het einde van dit voor Zuivel slechte kwartaal bevindt de dekkingsgraad zich net boven het minimaal vereiste niveau. De daling die Zuivel meemaakte was de grootste van alle fondsen in de onderzoekspopulatie. Het was tevens de grootste dekkingsgraadmutatie in het derde kwartaal. Vorig kwartaal liepen de 5 grootste dalingen van - 1,4 tot -2,5. Deze lijst werd, net als de lijst met de 5 grootste stijgers, in het tweede kwartaal bevolkt door 5 fondsen die er nu niet in staan. Grootste dalers BPF/BRF Juni 2016 Mutatie Zuivel 104,5 106,8-2,3 nb Groothandel in Levensmiddelen 103,8 104,9-1,1 nb Groothandel in Textiel 100,0 100,8-0,8 1 VLEP 88,9 89,6-0,7 4 Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 89,0 89,7-0,7 5 15

Ondernemingspensioenfondsen De ondernemingspensioenfondsen hebben gemiddeld een hogere dekkingsgraad dan de overige onderscheiden groepen, namelijk 103,9. Zij stuwen het algehele gemiddelde daarmee omhoog. Deze groep fondsen heeft het in het derde kwartaal echter wel slechter gedaan dan de Grote 5 en de overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen. Het gemiddelde van de ondernemingspensioenfondsen is namelijk gedaald in het derde kwartaal en is zelfs (voor het eerst) uitgekomen onder het minimaal vereiste niveau. Gemiddeld gezien verkeren de ondernemingspensioenfondsen in de onderzoekspopulatie dus in een situatie van een dekkingstekort op basis van hun nominale dekkingsgraden. De relatief slechte prestaties van de ondernemingspensioenfondsen in het derde kwartaal komen niet doordat deze fondsen uitzonderlijk hard onderuit gingen in juli toen de rentes daalden. De gemiddelde dekkingsgraad van de ondernemingspensioenfondsen daalde toen slechts -0,3% terwijl de Grote 5 gemiddeld een terugval van -0,5% moest incasseren. Het probleem lag bij het zwakkere herstel van de ondernemingspensioenfondsen in augustus (0,2%) en een tegenvaller in september (-0,4%), toen de andere groepen fondsen hun dekkingsgraden gemiddeld stabiel hielden. De spreiding van de dekkingsgraden van ondernemingspensioenfondsen was en blijft groot; groter dan bij de andere groepen fondsen. Dat kan deels verklaard worden door het feit dat er meer ondernemingspensioenfondsen in de onderzoekspopulatie zijn opgenomen dan bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen. Het verschil tussen de hoogste dekkingsgraad (139) en de laagste (88,7) was 51,3%. Bij de bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen is dat verschil 39,5%. Bij de ondernemingspensioenfondsen wordt de top-5 onder andere bevolkt door de 2 fondsen van Unilever. Unilever Forward is met een dekkingsgraad van 139,0 het hoogst genoteerde fonds in de onderzoekspopulatie. Samen met Unilever Progress is dit fonds echter zeer volatiel en heeft het sinds het derde kwartaal van 2015 veel terrein verloren. De andere fondsen in deze top-5, met name IBM, konden eind september terugkijken op een jaar waarin de dekkingsgraad stabieler te noemen was. Alle fondsen in deze top-5 hebben een dekkingsgraad die hoog genoeg is om (gedeeltelijke) indexatie van de verplichtingen mogelijk te maken. Hoogste 5 OPF Juni 2016 Mutatie Unilever Forward 139,0 140,0-1,0 5 Delta Lloyd 125,0 124,4 0,6 3 IBM 122,4 121,1 1,3 1 Unilever Progress 120,0 118,0 2,0 5 Provisum 117,7 118,6-0,9 4 16

Het fonds van bouwmaterialenleverancier CRH is eind september, net als eind juni, met enige afstand het ondernemingspensioenfonds dat de laagste dekkingsgraad heeft. CRH heeft in de bodem-5 gezelschap gekregen van 4 fondsen die vorig kwartaal niet in de TPRA dekkingsgradenmonitor konden worden opgenomen. Van deze 4 fondsen heeft het eigen pensioenfonds van pensioenuitvoeringsorganisatie MN Services de laagste dekkingsgraad. Laagste 5 OPF Juni 2016 Mutatie CRH 88,7 89,1-0,4 5 MN Services 91,6 91,7-0,1 nb Ten Cate 92,6 92,1 0,5 3 ANWB 92,8 91,5 1,3 nb ORTEC 92,9 93,8-0,9 5 In tegenstelling tot Unilever Forward, heeft Unilever Progress in het derde kwartaal kunnen profiteren van de volatiliteit van zijn dekkingsgraad. Progress kon een stijging van 2% noteren en was daarmee het best presterende ondernemingspensioenfonds. KPN, ook een fonds met een hoge dekkingsgradenvolatiliteit, kon zich eveneens verblijden met een relatief grote stijging van de dekkingsgraad. Huntsman Rozenburg en Archimedes behaalden eveneens goede resultaten, ook al bevinden zij zich in een lagere risicoklasse. De dekkingsgraad van ANWB wist ook enigszins op te krabbelen, maar niet in voldoende mate om de bodem-5 te ontstijgen. Grootste stijgers OPF Juni 2016 Mutatie Unilever Progress 120,0 118,0 2,0 5 KPN Algemeen 106,9 105,2 1,7 5 Huntsman Rozenburg 112,0 110,4 1,6 3 Archimedes 104,5 103,1 1,4 2 ANWB 92,8 91,5 1,3 nb De 2 CDC-fondsen in de onderzoekspopulatie, die van ING en die van NN, bewegen met hun dekkingsgraad in tandem. In het derde kwartaal betekende dit dat van alle ondernemingspensioenfondsen deze beide CDC-fondsen de grootste daling van de dekkingsgraad moesten verwerken, namelijk -2,0. Dat heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met hun gezamenlijke oorsprong in 2014, toen beide fondsen ontstonden vanuit het algemene pensioenfonds van ING. Hierdoor hanteren beide fondsen waarschijnlijk een identieke beleggingsstrategie. Zoals verwacht kan worden, bevinden de ondernemingspensioenfondsen met de grootste dekkingsgraaddalingen in het derde kwartaal zich in de hogere risicoklassen. Dat geldt met name voor Unilever Forward, dat vorig kwartaal nog de grootste daler was van alle fondsen in de onderzoekspopulatie. 17

Grootste dalers OPF Juni 2016 Mutatie NN CDC 102,0 104,0-2,0 4 ING CDC 102,0 104,0-2,0 4 Witteveen Bos 96,7 98,2-1,5 3 Unilever Forward 139,0 140,0-1,0 5 Rockwool 94,6 95,6-1,0 4 18

Conclusies Voor het tweede kwartaal op rij zijn de nominale dekkingsgraden van de Nederlandse pensioenfondsen redelijk stabiel gebleven. Mutaties van de dekkingsgraad varieerden binnen een bescheiden bandbreedte van +2% tot -2,3%. De gemiddelde dekkingsgraad van alle rapporterende fondsen is nauwelijks veranderd. Waar deze aan het begin van het derde kwartaal op 102,2 stond, kwam het gemiddelde eind september op 102,1 uit. Opvallend is wel dat, in tegenstelling tot de voorgaande kwartalen, de Grote 5 én de overige bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen beter hebben gepresteerd dan de ondernemingspensioenfondsen. Door de betrekkelijke rust op het vlak van de dekkingsgraden is ook de volatiliteit afgenomen. De standaarddeviatie over de afgelopen 12 maanden, oftewel de gemiddelde afwijking van de gemiddelde maandelijkse dekkingsgraad van een fonds gedurende deze periode, was voor de hele onderzoekspopulatie 2,7. Aan het einde van het tweede kwartaal was deze maatstaf voor de dekkingsgradenvolatiliteit van de onderzoekspopulatie hoger, namelijk 3,1. Een belangrijk gevolg van de stabiliteit die de afgelopen twee kwartalen heeft gekenmerkt, is dat de dalingsachterstand van de beleidsdekkingsgraden ten opzichte van de nominale dekkingsgraden langzamerhand aan het verdwijnen is. Nog steeds hebben de meeste fondsen een beleidsdekkingsgraad die hoger is dan de nominale dekkingsgraad, omdat in dit 12-maands gemiddelde de dekkingsgraadstanden van de laatste 3 maanden van 2015 nog worden meegerekend. Deze waren relatief hoog in vergelijking met de dekkingsgraden die de fondsen konden rapporteren vanaf januari 2016. Vanaf dat moment maakten die echter een aanzienlijke val door. In februari van dit jaar kwamen de dekkingsgraden zelfs op een historisch dieptepunt terecht. De beleidsdekkingsgraden hebben de nominale dekkingsgraden van de pensioenfondsen nu grotendeels bijgehaald en staan bijna even laag als de actuele maandelijkse dekkingsgraden. Omdat eind 2015 de gemiddelde nominale dekkingsgraad ongeveer 5% hoger was (107) dan aan het einde van het derde kwartaal, zullen de beleidsdekkingsgraden bij een gelijkblijvend niveau van de nominale dekkingsgraden in het laatste kwartaal van 2016 nog ruim 1% dalen. Verdere automatische dalingen hoeft de gemiddelde beleidsdekkingsgraad echter niet meer te kennen, behoudens nieuwe grote verliezen op de nominale dekkingsgraad. Sinds het eerste kwartaal is de gemiddelde dekkingsgraad immers vrijwel gelijk gebleven. De mogelijke stabilisering van de beleidsdekkingsgraad vanaf januari 2017 is van groot belang voor de fondsen en hun deelnemers, aangezien de meeste beslissingen omtrent kortingen en indexaties genomen dienen te worden op basis van de hoogte van beleidsdekkingsgraad. Verder is het nemen van meer risico s in de beleggingsportefeuille alleen toegestaan als de beleidsdekkingsgraad van voldoende niveau is. Omdat de nominale dekkingsgraden en beleidsdekkingsgraden grotendeels geconvergeerd zijn, kunnen fondsbesturen nu ook met meer vertrouwen sturen op de beleidsdekkingsgraad. 19

Bijlage: Onderzoekspopulatie In deze monitor zijn alle pensioenfondsen meegenomen die hun nominale dekkingsgraad tot en met eind september 2016 pubiek beschikbaar stelden via een website of deze individueel aan TPRA beschikbaar hebben gesteld via dekkingsgraden@tpra.nl. Onderstaand volgt de lijst met pensioenfondsen die zijn ingesloten in het onderzoek. Fondsen in onderzoekspopulatie ABP Heineken Randstad* Achmea Hewlett-Packard Reisbranche AFM Holland Casino Rijn- en Binnenvaart Agrarisch Honeywell* Rockwool Alliance Hoogovens SABIC* ANWB* Horeca & Catering Sanoma APF Houthandel Schilders Houtverwerkende Industrie en Schoen-, Leder- en APG Jachtbouw Lederwarenindustrie Apotheken (medewerkers) Huntsman Rozenburg Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf Archimedes IBM Shell Architectenbureaus IKEA Sigarenindustrie AT&T ING CDC Smurfit Kappa AVEBE Kas Bank SNS REAAL AZL KLM Algemeen Spoorwegen Ballast Nedam* KLM Cabinepersoneel Sportfondsen* Banden- en Wielenbranche* KLM Vliegend Personeel Staples Betonproductenindustrie* Koninklijke Cosun Tandartsen Blue Sky Group Koopvaardij Ten Cate* Bouwnijverheid KPN (algemeen) Thales* Campina Landbouw TNO* Chemours Loodsen TOTAL* Cindu* Medisch Specialisten Trespa Coop Metaal & Techniek Unilever Forward CRH Metalektro Unilever Progress Meubelindustrie en Delta Lloyd Meubileringsbedrijven Unisys* Detailhandel MN Services* Urenco Douwe Egberts Molenaars UWV Dranken NN CDC Van Lanschot 20

DSM Notariaat (medewerkers) Verloskundigen Equens Notarieel Vervoer ERIKS Openbaar Vervoer VLEP Gasunie Openbare Bibliotheken Waterbouw Getronics ORTEC* Witteveen Bos Grontmij PGB Wolters Kluwer Groothandel in Levensmiddelen PNO Media Zorg & Welzijn Groothandel in Textiel PostNL Zorgverzekeraars Hagee Provisum Zuivel * Fondsen die in deze monitor zijn opgenomen, maar niet in de vorige. ** Fondsen die wel waren opgenomen in de vorige dekkingsgradenmonitor, maar niet in deze: Deutsche Bank, Dow, ING, Nederlandse Groothandel, NIBC, OWASE, Philips, Recreatie, Sligro, Wonen. 21