103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar getrouwd. Dat is een dag. 3 Dit restaurant is open, van 18.00 uur tot 22.00 uur. 4 Ik ga niet met de auto naar Amsterdam, dat is niet. Ik ben er sneller met de trein. 5 U mag deze krant meenemen, hij is. 2 Lees de woorden. Is het vlees of vis? vlees vis 1 de garnaal 2 de biefstuk 3 de zalm 4 de tonijn 3 1 het lied a het restaurant 2 de sla b de muziek 3 de ober c de slagroom 4 de taart d de zus 5 de broer e de groente 4 1 Ik ben een beetje... voor die man. Waarom kijkt hij zo naar mij? a bang b blij 103 103 103
104 104 2 Dat kleine meisje is helemaal alleen. Dat vind ik.... a leuk b zielig 3 Je hebt dat huis dus niet gekocht...., het is veel te duur. a Jammer b Gelukkig 5 Kies uit: namelijk minstens door nog tegen 1 Wat heb je hem gezegd? 2 Ik loop graag de stad. 3 Wil je een kopje thee? 4 Ik kom nooit bij de slager. Ik ben vegetariër. 5 Een broek is niet zo duur, maar een jas kost honderd euro. 6 Kies uit: meenemen terugbellen uitnodigen aangekomen 1 Ik ben vijf kilo. Vreselijk! 2 Zullen we je zus ook voor het feest? 3 Je moeder heeft gebeld. Kun je haar even? 4 Ik ga patat halen in de snackbar. Zal ik voor jou ook wat? 7 1 de bruiloft a het dessert 2 eerst b trouwen 3 de film c daarna 4 het voorgerecht d rijden 5 varen e de bioscoop 8 1 Chris woont naast ons. Hij is mijn.... a buurjongen b ober 104 104 104
105 105 2 Een... is geel. a citroen b tomaat 3 Ik ga een boterham eten. Ik heb.... a dorst b honger 9 1 Ik ga een lekkere, grote... voor mijn verjaardag kopen, met heel veel slagroom. a citroen b taart 2 Hij is niet thuis,... ik. a geloof b bel 3 In Nederland eten ze drie... per dag. a boten b maaltijden 10 Kies uit: spannend gewoon straks volgens open 1 Ik eet nooit koekjes. Ik vind ze niet lekker. 2 Die film moet je zien, die is erg. 3 Om negen uur gaan de winkels. 4 Ik kan u nu niet helpen, maar heb ik wel tijd. 5 Hé Marie, mij ben jij morgen jarig. Klopt dat? 11 Kies uit: plan saus borrel vraag hoofdgerecht 1 Welk zullen we bestellen? Ik heb zin in vis. 2 Kom je morgen een bij me drinken? 3 Ik neem de biefstuk, maar zonder. 4 Zullen we vanavond naar de film, of heb jij een ander? 5 Ik heb nog even een : hebt u ook een voorgerecht zonder vlees? 105 105 105
106 106 12 1 Donderdag ga ik voor mijn vrienden.... a koken b eten 2 Mag ik dat boek van je...? a uitnodigen b lenen 3 In welke... ga je op vakantie? a periode b supermarkt 13 Kies uit: binnen pakken algemene getrouwd gebakken 1 Op zaterdag eten we graag een visje op de markt. 2 Voor informatie moet u een ander nummer bellen. 3 Ik woon alleen, ik ben niet. 4 Waar is mamma? Is ze? 5 Kun je de suiker even voor me? 14 Kies uit: uitnodiging diploma werkdag voetbal toegang 1 Kinderen hebben geen tot de disco. 2 We hebben een voor Peters feest gekregen, maar we kunnen niet komen. 3 Ik kijk graag naar op tv. 4 Mijn is van negen tot vijf. Soms ga ik om vier uur naar huis. 5 Hans heeft zijn gehaald. Nu kan hij gaan studeren. 15 1 Wij hebben een... docent. Dat is fijn. a geweldige b bange 106 106 106
107 107 2 Ober, deze vis is..., maar ik heb gebakken vis besteld. a gratis b gegrild 3 Ik heb nog een stukje... pizza. Heb je daar zin in? a zielige b koude 16 Kies uit: knoflook kaart want plaats 1 Ober, mogen we de even zien? We willen graag bestellen. 2 Ik hou niet van, maar wel van champignons. 3 Zullen we naar een ander restaurant gaan? Hier is geen meer. 4 De winkels zijn niet open vandaag, het is een feestdag. 17 Kies uit: openingstijden dieren sprookjes openbaar vervoer 1 We hebben thuis vissen en ook nog andere. 2 Wil jij even op internet kijken wat de van dat museum zijn? 3 Ik reis liever met het dan met de auto. 4 Anna heeft heel veel gelezen. 18 1 Dat dessert... me lekker, dat ga ik bestellen. a pakt b lijkt 2 We komen... acht. Of zullen we later komen? a om een uur of b met het openbaar vervoer 3 De... op het feest waren heerlijk. a bloemen b hapjes 107 107 107
108 108 19 1 Je moet niet bij die slager kopen. Zijn vlees is.... a slecht b bang 2 Zullen we samen naar die... gaan? Jij houdt toch ook van voetbal? a openingstijden b wedstrijd 3 Waar is die... nou? Ik wil bestellen! a broer b ober 20 1 open a bijzonder 2 algemeen b dorst 3 honger c gesloten 21 Kies uit: uitnodiging broer citroen liedje film 1 Op die nieuwe cd van Shakira staat een prachtig. 2 Zal ik een beetje in de saus doen? 3 Vanavond is er een spannende op tv. 4 Kom je zaterdag ook op ons feest? Je krijgt nog een. 5 Haar heet Alexander, geloof ik. 22 1 In de vakantie ben ik dikker geworden. Ik ben wel twee kilo.... a aangekomen b gekregen 2 Er zijn nog wel kaartjes voor de film,... ik. a pak b geloof 3 Ik heb nu even geen tijd. Zal ik je straks...? a terugbellen b uitnodigen 108 108 108
109 109 23 1 een voorstel a drinken 2 een diploma b doen 3 een borrel c stellen 4 een vraag d halen 24 Kies uit: varen geleend meenemen gepakt uitnodigen 1 Dat boek is niet van mij, maar van mijn broer. Ik heb het. 2 Heb jij de koekjes uit de kast? 3 Zaterdag geven we een feest. We willen twintig mensen. 4 Ga je naar de keuken? Kun je dan de melk? 5 Het feest is op een boot. Ze van Elburg naar Harderwijk. 25 1 Geef mij maar een groot stuk vlees. Ik hou van een dikke.... a biefstuk b zalm 2 Wil je een beetje citroen op de...? a zalm b ober 3 Hou je van vis? Dan moet je de... bestellen, die is heerlijk. a tonijn b kip 26 Kies uit: garnalen dieren hapjes bloemen 1 Elke week koop ik op de markt, het liefst rode. 2 Die kleine, Hollandse vind ik heerlijk. Andere vis eet ik niet. 3 Ik hou van alle. Daarom ben ik vegetariër. 4 Ik ga geen hele maaltijd koken, maar ik wil wel wat lekkere maken. 109 109 109
110 110 27 Kies uit: gelukkig binnen geweldig door volgens 1 Het is erg koud. Zullen we naar gaan? 2 Het regent. Ik heb een jas bij me. 3 Kim vindt het voorstel niet goed, maar mij is het niet zo slecht. 4 Ze gaat met haar vriend op vakantie naar Australië. Dat is! 5 Ik loop s avonds niet graag alleen een grote stad. 28 1 koud a gegrild 2 gebakken b maar 3 want c slecht 4 goed d warm 29 1 We gaan... naar de bakker en dan naar de slager. a eerst b daarna 2 Wat is die man lang! Hij is... twee meter. a straks b minstens 3 Volgende week kun je me niet bellen, dan ben ik... op vakantie. a namelijk b straks 30 Kies uit: saus nog plaats tegen 1 Je kunt hier niet zitten, er is geen meer. 2 Er zit een beetje knoflook in de. 3 We hebben niets hem gezegd. 4 Mag ik een koekje pakken, mama? 110 110 110
111 111 31 1 de maaltijd a lezen 2 het sprookje b varen 3 de boot c reizen 4 het openbaar vervoer d koken 32 Kies uit: buurjongen wedstrijd voetbal sla dessert 1 Wanneer is die van Ajax tegen AC Milaan? 2 Ik kijk elke zondag naar op tv. 3 Is dat nou jouw? Die met die rode broek? 4 Ga jij nog een eten of niet? 5 We eten elke dag of een andere groente. 33 1 het plan a de tijd 2 de periode b samen 3 straks c het voorstel 4 getrouwd d later 34 Kies uit: knoflook werkdagen kaart flessen hoofdgerecht 1 Wilt u de nog even zien voor het dessert? 2 Ik doe altijd een beetje door de sla. 3 Zullen we nog een paar water kopen? 4 Welk neem jij? Het lijkt me allemaal lekker. 5 Mijn vriend maakt lange en in het weekend moet hij studeren. 111 111 111
112 112 35 Kies uit: gratis aanstaande bang dagelijks gewoon 1 Ik krijg zaterdag vakantie, maar we gaan pas na het weekend weg. 2 Mijn kleine broertje is in het donker. 3 Bij de Free Record Shop krijg je nu bij elke cd een tweede cd. 4 Dat kind zit de hele dag achter de computer. Dat is niet goed. 5 Mevrouw Van Zomeren belt haar dochter, dus ook in het weekend. 36 Kies uit: toegang bioscoop park voorgerecht slagroom 1 Ik loop s avonds niet alleen door het. Ik ben een beetje bang. 2 Dat is fijn, de voor dit museum is vandaag gratis. 3 Ik heb honger. Wanneer komt dat nou? 4 Suiker en zijn wit. 5 Naar welke zullen we gaan? Cinema Palace misschien? 37 Kies uit: praktische om een uur of daarna openingstijden zielig 1 Ik kom negen, is dat goed? 2 We gaan eerst een borrel drinken en gaan we eten. 3 De van Disneyland kun je op internet zoeken. 4 Een kind zonder vader en moeder is. 5 Als ik in de tuin ga werken, draag ik kleren. 38 1 Dat... me een prima plan. a leent b lijkt 112 112 112
113 113 2 Deze vakantie ga ik naar Thailand. Ik vind het erg...! a zielig b spannend 3 Ik eet nooit zoete dingen, ook geen.... a zalm b suiker 113 113 113