De producent in de economische theorie



Vergelijkbare documenten
De consument in de economische theorie

Extra opgaven hoofdstuk 11

Extra opgaven hoofdstuk 10

De markt voor productiefactoren

Kaarten module 4 derde klas

UIT de arbeidsmarkt

Algemeen evenwicht en collectieve welvaart

Extra opgaven hoofdstuk 12

Volledige mededinging

Praktische-opdracht door een scholier 2299 woorden 11 april keer beoordeeld. Deelvragen: 1. Wat is de prijzenoorlog in de supermarkten?

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

ANTWOORDENMODEL SPELTHEORIE

Beredeneer waarom de marginale productcurve de gemiddelde productcurve in het maximum snijdt.

Oefeningen Producentengedrag

Het Vijfkrachtenmodel van Porter

Hoofdstuk 5 - Tabellen, grafieken, formules

UIT De Phillips curve in het kort

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

UIT De Philips curve in het kort

Eindexamen economie pilot vwo II

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 6 tot en met 8.

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1 vwo 2005-I

Vraag en aanbod. Vraag en aanbod Hoeveelheid (q)

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

De economische wetenschap

HANDLEIDING MODEL EDITOR

Eindexamen vwo economie 2014-I

Domein D: markt (module 3) havo 5

Keuzemenu - Wiskunde en economie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

WICKED WICKED. Kortom, het doel heiligt alle middelen. Nu rest alleen nog de vraag, wie van jullie is de meest kwaadaardige ontwerper?

MODULE VRAAG EN AANBOD ANTWOORDEN VWO

Oefeningen vraag en aanbod

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Cofra. BeauDrain(-S) luchtdrukconsolidatie. Cofra. Building worldwide on our strength

Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8

UIT doelstellingen en grafieken

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

Vraag Antwoord Scores

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

6.7. Praktische-opdracht door een scholier 1921 woorden 23 juni keer beoordeeld. Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Wat is het juiste antwoord? Of welk woord hoort in welke kolom? 2 Monopolistische. concurrentie. Zowel volkomen als volkomen concurrentie

-PERSBERICHT- -HELFT ZORGINSTELLINGEN VERWACHT GEDWONGEN ONTSLAGEN-

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

Extra opgaven hoofdstuk 13

Eindexamen economie havo I

Deeltoets micro-economie propedeuse. 19 november Versie 1

economie 1 Compex Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 7

Inkoopprijs 100% + marge 10% = verkoopprijs 110% Stel de inkoopprijs bedraagt 800 en de winstmarge 10% van de

bedrijven Hoeveel jonge bedrijven hebben geïnvesteerd? Waarin hebben de bedrijven geïnvesteerd?

EXODUS - SPIEGELKAMER Nicolas Provost

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Veranderingen Antwoorden

Marktsituatie voor groenten en fruit vier maanden na de afkondiging van de Russische boycot

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Eindexamen vwo economie I

Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

NATIONAAL BIERONDERZOEK NEDERLAND Een kwantitatief onderzoek naar de beleving en waardering van bier

Commerciële calculaties

Het betalingsverkeer: Wil je bij me pinnen?

Eindexamen economie havo I

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Eindexamen economie 1 vwo 2004-II

Hoofdstuk 11 - formules en vergelijkingen. HAVO wiskunde A hoofdstuk 11

Modal shift en de rule of half in de kosten-batenanalyse

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

We groeiden vorig jaar met ruim 30%. We blijven keihard groeien. In Paazl hebben we een partner die deze groei kan bijhouden.

Eindexamen economie 1-2 vwo 2008-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-I

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Energie management actieplan. Newae B.V.

EXPLOITATIEBEGROTING DE BLINKERD 2.0

RUDOLF STEINERCOLLEGE HAARLEM WISKUNDE HAVO CM/EM PROEFTOETS klas 11 HA

Starten in een dal, profiteren van de top

Vraag Antwoord Scores

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.

3.1 De reis van een spijkerbroek. Willem-Jan van der Zanden

Eindexamen economie 1-2 vwo II

Eindexamen economie 1 havo 2001-II

Transcriptie:

8 De produent in de eonomishe theorie TOEPASSING 8.1 Produtieproes beïnvloed door subsidies (p. 141) Beredeneer wat voor gevolgen deze subsidies zouden kunnen hebben op de gekozen produtietehniek van een onderneming. Een onderneming zal sneller geneigd zijn een meer arbeidsintensief produtieproes te verkiezen boven een meer kapitaalintensief. Een risio van deze subsidieregelingen is dat ondernemingen subsidies proberen te stapelen, door na de subsidieperiode de werknemers diret te ontslaan om vervolgens weer nieuwe langdurig werklozen in dienst te nemen en daar weer subsidie voor te vangen. TOEPASSING 8.2 Zakken vullen in plaats van vakken vullen? (p. 144) In hoeverre is hier nu sprake van een spanning tussen de reguliere en feitelijke doelstellingen van de supermarkten? Die spanning valt wel mee. Het feitelijke motief is nu behoorlijk in overeenstemming met het reguliere motief. Albert Heijn en Konmar proberen door prijsverlagingen de klanten weer terug te halen die eerder zijn weggelopen. Het volume van de verkopen komt dan weer op het oude peil, zij het dat door de lagere prijzen een lager winstniveau wordt bereikt dan voorheen. Zonder prijsverlaging zou het volume zo ver zijn teruggelopen dat het winstniveau lager zou zijn geworden dan met de prijsverlaging nu het geval is. Je kunt dus zeggen dat het terugwinnen van klanten door de prijsverlaging (feitelijk motief) in overeenstemming is met het reguliere motief (behoud van winst). Er is ehter ook een redenering te bedenken waarin de spanning tussen het reguliere en feitelijke motief sherper wordt: door prijsverlaging gaan de supermarkten niet meer voor maximale winst (regulier motief) maar voor omzetmaximalisatie (omzetbehoud) met een bepaalde winstmarge (feitelijk motief). Zoek in kranten of bedenk situaties waarin spanning lijkt te bestaan tussen het gedrag en het reguliere doel van ondernemingen. Voorbeeld 1: Tisali biedt ADSL aan tegen zeer lage prijzen om de markt te veroveren. Het feitelijk streven is een zo groot mogelijk omzet. Dat staat op gespannen voet met het reguliere motief om de winst te maximaliseren. Zodra een fors marktaandeel is veroverd, gaan de tarieven omhoog overeenkomstig het (reguliere) streven naar maximale winst. Voorbeeld 2: Essent/Nuon brengen naar buiten dat zij de shone stroomaanbieders zijn op de energiemarkt. Het feitelijke motief is dus een beeld reëren van de nobele energievershaffer, terwijl op de ahtergrond blijft spelen dat ze alleen maar een zo groot mogelijk deel van de energiekoek willen hebben. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 1/9

9 De optimale ombinatie van produtiefatoren TOEPASSING 9.1 Rekening houden met soren (p. 156) Hoe kan het dat Patrik Kluiverts marginale produt (doelpunten per seizoen) afneemt tussen 2001-2002 en 2002-2003, terwijl zijn gemiddelde produtie (doelpunten per seizoen) steeg? Hoewel Kluivert in het seizoen 2002-2003 drie doelpunten minder maakte dan het jaar daarvoor (de marginale produtie nam dus af), was het totaal aantal gesoorde doelpunten (15 stuks in dat seizoen) hoger dan het gemiddelde aantal doelpunten dat hij per seizoen in zijn hele arrière soorde (13,75 stuks). Daardoor steeg zijn gemiddelde doelpuntenprodutie toh nog. TOEPASSING 9.2 Hard naar huis (p. 160) Leg uit hoe de M(T)SV hiervoor gebruikt kan worden, en welke informatie nog meer nodig is om de keuze van de werknemer te kunnen voorspellen. 1 MSV toont aan dat bij lagere snelheid minder benzine gebruikt wordt, met als gevolg een minder snelle uitputting van natuurlijke hulpbronnen en minder vervuilende uitstoot, wat beter is voor het milieu. 2 Ehter ook de afruil tussen shaarse tijd en benzine is weergegeven. Afhankelijk van hoe de onsument het milieu waardeert en hoe hij de kosten voor benzine waardeert ten opzihte van de kosten aan tijd die zij in de auto zit, zal hij of zij meer of minder snel rijden. Nodig is dus informatie over de waardering van beide omponenten in de afruilrelatie van de M(T)SV. TOEPASSING 9.3 Postvak (p. 164) Beredeneer voor de drie beshreven situaties van welke soort produtietehniek sprake is. Teken de bijbehorende isoquanten en geef aan wat de waarde van de marginale substitutieverhouding zal zijn. Situatie 1: dit is een omplementaire produtietehniek: voor elke auto is preies één hauffeur nodig. De auto kan niet zonder de hauffeur. Rehthoekige isoquant MTSV = 1 Situatie 2: vergeleken met de eerste ophaaltehniek, neemt de produtie nu ook binnen grenzen toe bij extra arbeidsinzet als de kapitaalinzet (het aantal auto s) onstant blijft. Daarmee zijn de produtiefatoren in tehniek 2 minder omplementair dan in tehniek 1. Maar er kan niet naar hartelust worden gespeeld met meer of minder arbeid. Twee of meer postbuslegers per auto verhogen de produtie niet meer (en doet deze misshien wel dalen als de postbuslegers elkaar in de weg lopen). De isoquant vertoont daardoor een onvex outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 2/9

verloop; de produtiefatoren zijn in tehniek 2 noh volkomen omplementair noh volkomen substitueerbaar. Situatie 3: de beide sorteertehnieken, met de hand of met de mahine, zijn volledige substituten als we voor het gemak veronderstellen dat beide produtietehnieken tehnish volledig deelbaar zijn. De isoquant is dan een rehte lijn. MTSV = -1. TOEPASSING 9.4 Minimaal optimaliseren (p. 169) Maak voor je eigen tentamenresultaten een tabel op basis waarvan een veld van isoquanten kan worden samengesteld, en vergelijk deze met de gegevens waarmee figuur 9.15 is opgesteld. Ga voor ieder vak na of er sprake is van kostenminimalisatie, produtiemaximalisatie of een tussenvariant. Hiervoor is geen standaardantwoord te geven, want dat is afhankelijk van de individuele student. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 3/9

10 Veranderende fatorprijzen, shaalvergroting... TOEPASSING 10.1 Te koop: pepernotenspel (p. 177) Verklaar waarom Ahold eerst de diversiteit van het onern heeft vergroot om deze vervolgens weer terug te dringen. Gebruik hiervoor andere dan reeds gegeven verklaringen. Produtie op grote shaal heeft meer voordelen dan de mogelijkheid tot verdergaande arbeidsverdeling. Ahold realiseerde op deze wijze shaalvoordelen (bij de inkoop, in de logistiek, in de (bij)sholing van het personeel), die het bedrijf op de markt een sterke onurrentiepositie vershafte. Het proes werd in eerste instantie gekenmerkt door toenemende shaalopbrengsten. Ehter, zoals ook duidelijk wordt door de problemen waar Ahold tegenaan liep, gingen uiteindelijk de afnemende shaalopbrengsten overheersen (geheel vershillende ativiteiten, met mogelijk onfliterende belangen, onderling onbegrip, geringe uitwisselbaarheid van kennis en ervaring). Om hier wat aan te doen, werd teruggegrepen op de basis van de onderneming (kernativiteiten) en werden randvershijnselen afgestoten, waardoor vooral shaalnadelen afnemen. Zoek in kranten en tijdshriften naar vershillende berihten die diret of indiret over shaaleffeten bij ondernemingen handelen. Beargumenteer of er van shaalvoordelen of shaalnadelen sprake is. Voorbeeld 1: AirFrane en KLM gaan samen. Door fusering kunnen er shaalvoordelen gaan optreden voor de gefuseerde onderneming ten opzihte van de twee separate ondernemingen (één boekingskantoor per luhthaven, één luhtverbinding tussen twee steden in plaats van twee onurrerende, inkoopvoordelen bij de atering, vliegtuigonderhoud, betere oördinatie van de reis voor de klant). Voorbeeld 2: het samengaan van Hoogovens en British Steel tot Corus aan eind van de jaren negentig leidde aanvankelijk tot shaalvoordelen. Hoogovens twijfelt daar de laatste jaren ehter aan, aangezien zij de verliezen in de Engelse ondernemingen draagt met haar winsten. Hoogovens vindt dit niet eerlijk (ook wat betreft de onderrepresentatie in de board of diretors ) en wil terug naar de kernativiteiten (staal en aluminium) omdat de shaalnadelen van de fusie te groot zijn geworden. TOEPASSING 10.2 Shepen van hout en mannen van staal (p. 183) Hebben we hier te maken met geïnorporeerde of met niet-geïnorporeerde tehnishe ontwikkeling? Aangezien we het hier hebben over nieuwe zeilvormen en een andere manier van een ship tuigen, kan dat alleen in een nieuw gebouwd ship gestalte krijgen. Daarom hebben we te maken met geïnorporeerde tehnishe ontwikkeling. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 4/9

Is hier sprake van een arbeidsbesparende, kapitaalbesparende of neutrale tehnishe ontwikkeling? Voor de zeereizen verandert de verhouding tussen de benodigde hoeveelheid arbeid en kapitaal niet door het gebruik van het nieuwe tuigage. Het betreft dus neutrale tehnishe ontwikkeling. Neem de student uit toepassing 9.4. Stel dat deze student zih zou bekwamen in snellezen. Hebben we dan te maken met geïnorporeerde of met niet-geïnorporeerde tehnishe ontwikkeling? De student kan nu tijd besparen door zijn vermogen om sneller te lezen. De olleges blijven even lang duren en boeken veranderen niet in prijs. Er verandert dus slehts één onderdeel binnen de gehele set van vaardigheden. We hebben daarom te maken met geïnorporeerde tehnishe ontwikkeling. Is hier sprake van een arbeidsbesparende, kapitaalbesparende of neutrale tehnishe ontwikkeling? Een arbeidsbesparende, omdat er door de tehnishe ontwikkeling minder tijd nodig is om het tentamen voor te bereiden. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 5/9

11 De kostentheorie TOEPASSING 11.1 Vaste kosten op lange termijn variabel (p. 186) Welke speifieke kosten zijn bij de een variabel en bij de ander vast? 1 De buurtsuper ten opzihte van de Lidl-keten. De winkel zelf zal in het geval van de buurtsuper veel meer een vaste kostenpost zijn (of de lange termijn is beduidend langer dan die voor de Lidl-keten) dan voor de winkels van de Lidl-keten, aangezien de buurtsuper niet zo eenvoudig kan verhuizen. Dan is hij namelijk geen buurtsuper meer. 2 De Lidl-keten ten opzihte van een groothandel in sterke drank. Voor de Lidl-vestigingen vormt het vestigingspand een vaste kostenpost met een langere tijdshorizon dan geldt voor de groothandel. Voor de groothandel is het minder van belang waar zijn opslag(pand) staat, zolang de groothandel maar in staat is zijn produten bij de betreffende klanten te krijgen. 3 De groothandel in sterke drank ten opzihte van een Shotse whiskydistilleerder. Hier geldt hetzelfde als in 2. 4 De Shotse whiskydistilleerder ten opzihte van een graanverbouwer. De tijdshorizonnen zullen voor deze twee produenten niet veel van elkaar vershillen. Zowel de graanverbouwer als de whiskydistilleerder zijn vrij honkvast, aangezien een boer niet zomaar ergens anders land kan ontginnen of kopen, en een whiskydistilleerder vanwege zijn naam vast zit aan een bepaalde streek. TOEPASSING 11.2 Hoe het Verdrag van Kyoto in rook kan opgaan (p. 191) Beargumenteer waarom de wet van het toe- en afnemende meerprodut van invloed is op het broeikaseffet. Voor het terugdringen van de uitstoot met 5% zijn de kosten per ton ongeveer 10 dollar, terwijl voor een redutie met 25% de kosten oplopen tot ongeveer 80 dollar. Terwijl de inspanning aht keer groter is, is het redutieresultaat maar vijf keer groter. Hier is dus sprake van afnemende meeropbrengst. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 6/9

Zouden op termijn ook shaalvoordelen zijn te behalen bij de bestrijding van de uitstoot van broeikasgassen? Door vershillende (onderdelen van) produtieproessen samen te voegen, zijn zeker shaalvoordelen te boeken. Een goed voorbeeld hiervan is de warmtekrahtkoppeling. Installaties die voorheen apart warmte en elektriiteit opwekten, worden samengevoegd, waardoor het rendement van de gebruikte fossiele energie sterk toeneemt. Per geleverde eenheid stroom of warmte, neemt de CO2-emissie af, ofwel worden shaalvoordelen behaald. TOEPASSING 11.3 Soren studenten nou gemiddeld of marginaal? (p. 194) Stel dat uit prognoses blijkt dat het aantal studenten op de universiteit de komende tien jaar flink zal toenemen. Beredeneer of de onderstaande kostenposten dan vast of variabel zijn. Loonkosten beveiligingspersoneel Deze kosten zijn in theorie altijd variabel, aangezien arbeid zo kan worden aangetrokken of kan worden afgestoten. Voorzieningen in de mensa Op korte termijn kan de mensa niet erg veel meer studenten opvangen. Daarvoor moet worden uitgebreid (verbouwen, extra meubilair, meer keukenapaiteit) en dat kost tijd. Deze kosten zijn dus vast. De inkoop van ingrediënten voor de maaltijden vormen natuurlijk een variabele kostenpost. Op een grotere of kleinere vraag kan diret worden gereageerd door meer of minder ingrediënten in te kopen. Doenten In theorie is elke vorm van arbeid variabel. Er is ehter ook wat voor te zeggen dat de kostenpost doenten vast is. Het betreft een redelijk gespeialiseerd beroep. Voor sommige vakgebieden zijn doenten moeilijk te krijgen. Dit betekent dat doenten niet op korte termijn zijn aan te trekken. Bovendien hebben ze doorgaans arbeidsontraten voor onbepaalde tijd, waardoor ze ontslagbesherming genieten. Ontslag kan dan alleen na disfuntioneren of een reorganisatie, hetgeen veel tijd vragende proedures vergt. Student-assistenten Student-assistenten kunnen op korte termijn gemakkelijk worden verkregen om het groeiend aantal studenten te begeleiden in bijvoorbeeld (werk)olleges, of als ondersteuning in de vershillende omputerruimtes. Ze hebben doorgaans tijdelijke arbeidsontraten. Deze kosten zijn dus variabel. Huisvesting wetenshappelijk personeel Dit betreft vaste kosten op de korte en de middellange termijn, aangezien nieuwe huisvesting niet in korte tijd is gebouwd of gevonden. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 7/9

Verzorging van de platanen op de ampus In prinipe zijn deze kosten variabel. Voor het groeiend aantal studenten is deze kostenpost ehter niet van belang, omdat dit geen invloed heeft op het aantal platanen en dus de verzorging hierdoor geen verandering zal ondergaan. Printpapier voor wetenshappelijk personeel Over het algemeen is vrij eenvoudig en snel meer of minder printpapier aan te shaffen. Deze kostenpost is dus variabel. De kostenstrutuur van de universiteit kan worden weergegeven met figuur 11.3. Verklaar in dit geval het verloop van de GTC-urve en de MC-urve. Beredeneer wat de gevolgen zijn van het toenemend aantal studenten voor de GTC- en MC-urven op de lange termijn. De GTC-urve kent in het begin een dalend verloop vanwege het feit dat door een toename van het aantal studenten de vaste kosten over steeds meer studenten verdeeld kunnen worden. Sprongsgewijs moeten er ehter zo veel extra grote kosten gemaakt worden om het steeds maar stijgend aantal studenten onderwijs te kunnen aanbieden (nieuwe ollegezalen, uitbreiding van de mensa- en de sportfailiteiten, een grotere bibliotheek), dat de kosten per student weer wat gaan stijgen om daarna weer te gaan dalen. Op de lange termijn ontstaat de zogenaamde enveloppenurve en zal een universiteit in staat zijn om iedere keer naar een volgende, grootshaliger produtietehniek over te stappen, om zodoende de groter wordende studentenpopulatie steeds tegen zo laag mogelijke kosten onderwijs te kunnen aanbieden. Het eerst dalende en vervolgens stijgende verloop van de MC-urve wordt veroorzaakt door de wet van het toe- en afnemende grensprodut. Aanvankelijk nemen de kosten van een extra aangenomen student af (de benuttingsgraad van gebouwen en doenten neemt toe), om na verloop van tijd toe te nemen (als de apaiteitsgrenzen in ziht gaan komen). Dit verloop is typish voor de ontwikkeling van de marginale kosten binnen de bestaande produtieapaiteit. Zodra de universiteit weer investeert waardoor de onderwijsapaiteit toeneemt, wordt een nieuwe, op een andere plaats gelegen MC-urve atueel. TOEPASSING 11.4 Biertje...?! (p. 200) Beantwoord de onderstaande vragen voor de drie genoemde biermerken. Welke lange-termijn-gtc-urve van figuur 11.9 is het meest van toepassing? Heineken: kent de grootste afzetmarkt en is daardoor minder afhankelijk van goed weer, aangezien het weer op de gehele wereld door een jaar heen gemiddeld genomen overal wel hetzelfde zal zijn. Heineken hoeft daarom geen of minder rekening te houden met mogelijke afzetflutuaties en zijn GTC zal daarom het meest overeenkomen met urve (a). De MES is dan voor de onderneming te bepalen als het minimum van de GTC-urve. Westmalle & Pelgrim: allebei wat kleinere brouwerijen van speiaalbieren. Deze zullen meer rekening moeten houden met mogelijke afzetflutuaties en daarom zijn urven (b) en () van belang. Empirish onderzoek moet duidelijk maken welke van de twee atueel is. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 8/9

Leg uit hoe de MES van de drie genoemde biermerken kan vershillen. De MES vershilt door de gekozen tehnieken die in dit geval samenhangen met een enorm grote afzetmarkt voor Heineken, omdat het vooral pils betreft, terwijl de produtietehnieken van Westmalle en Pelgrim toegespitst zijn op speiale bieren en de bijbehorende markten veel kleiner en meer seizoensgebonden zijn (denk aan witbier in de winter ten opzihte van de zomer). Uitbreiden voor Westmalle en Pelgrim zal daarom ook veel moeilijker zijn. Toh zullen ook deze ondernemingen een redelijke inshatting kunnen maken wat hun minimale bedrijfsgrootte moet zijn om überhaupt shaalvoordelen te kunnen gaan behalen. Zou er vershil kunnen zijn tussen de X-ineffiiëntie die zih in elk van de drie ondernemingen voordoet? Heineken: is een zeer grote onderneming, heeft een mahtspositie op de wereldmarkt en zal in verhouding minder onurrentiedruk kennen waardoor de kans op X-ineffiiënties behoorlijk groot is in deze onderneming. Westmalle & Pelgrim: zijn zelfs onurrenten van elkaar voor bepaalde biersoorten. Voor alle biersoorten die beide ondernemingen maken is flinke onurrentie en ze worden dus beide gedwongen om zoveel mogelijk slak uit hun organisaties te verwijderen. De X-ineffiiënties zullen dus relatief klein zijn. outinho Uitwerking van de toepassingen Toegepaste miro-eonomie, deel III blz. 9/9