Notitie Sociale w knetwerken Land van Cu k Land van Cuiik Gemeente Boxmeer Gemeente Cuijk Gemeente Grave Gemeente Mill & Sint Hubert Gemeente Sint Anthonis Januori 2075
lnleiding Vanaf 201-5 worden gemeenten verantwoordelijk voor een aantal nieuwe ondersteuningstaken in het socíaal domein. Daarbij worden gemeenten tevens verantwoordelijk voor het organiseren van de toegang tot de ondersteuning/zorg. Het gaat hierbij om het organiseren van de 'loketfunctie', vraagverheldering en doorverwijzing naar de juiste ondersteuning. Hoewel wij er naar streven om de toegang van het hele sociale domein zoveel mogelijk te integreren - dat is immers onze stip op de horizon -, kiezen wij er op dit moment voor om de toegang voor jeugd apart te organiseren. Voor de transitie Jeugdzorg hebben wij de toegang dan ook in een andere notitie verder uitgewerkt. Voor de participatiewet wordt de toegang in een later stadium georganiseerd. ln deze notitie leest u hoe wij de toegang voor de Wmo (en mogelijk in een later stadium de participatiewet) in het Land van Cuijk willen regelen. Het gaat daarbij om een groeimodel, wat eventueel aangepast kan worden indien dit in de praktijk wenselijk blijkt te zijn. De sociale omgeving centraal Bij de transformat e van AWBZ naar Wmo en in de Wmo gaan wij uit van mogelijkheden van mensen en niet van beperkingen. Daarbij vinden wij het belangrijk dat mensen bij het vinden van oplossingen voor problemen of hulpvragen zoveel mogelijk kijken naar wat ze zelf kunnen, of waar het eigen sociale netwerk en directe omgeving kan helpen. De Wmo-ondersteuning biedt een vangnet voor mensen die geen oplossing hebben kunnen vinden, bijvoorbeeld omdat zij geen sociaal netwerk hebben. Dit betekent dat de sociale omgeving van mensen een belangrijke schakel vormt bij het vinden van oplossingen voor problemen en hulpvragen. Voordat wij aandacht besteden aan het organiseren van de toegang tot ondersteuning willen wij daarom eerst stil staan bij sociale verbanden en informele netwerken fì10rrnée,té(\!er. nl!r! - /ntwt lrqer: rrr :r :ìrrr!r!ra0ef lêotg n sepra,ê fìtotûtè1é le[\,vff (c lerett ørngtsr at: :ocr ó, nelwerr,ianr lre vnenqer lennrs5en Burger Figuur 7: Sociale omgeving ln figuur f. is weergegeven dat de sociale omgeving van de burger bestaat uit een sociaal netwerk (van bijvoorbeeld familie, vrienden en kennissen)en informele netwerken (denk bijvoorbeeld aan de buurt of het verenigingsleven, aan wijk- en wijkraden en andere georganiseerde burgerverbanden). Wij verwachten van de burger dat zij zoveel als mogelijk in deze sociale omgeving hun leven kunnen leiden en hun problemen kunnen oplossen. Wanneer dit niet mogelijk is, is er een vangnet beschikbaar met (professionele) ondersteuning. Ook bij deze ondersteuning wordt steeds gekeken naar de sociale omgeving. Om bijvoorbeeld de ondersteuning goed aan te laten sluiten bij de mantelzorg, of om het informele netwerk rondom de burger te vergroten zodat er op langere termijn een oplossing kan worden gevonden binnen de eigen sociale omgeving. Kortom: de burger en zijn sociale omgeving staat (altijd) centraal, zo ook bij de toegang. L
Uitgangspunten bij het organiseren van de toegang Naast het centraal stellen van de burger en zijn sociale omgeving zijn de volgende uitgangspunten van belang voor het organiseren van de toegang: I T Wij vinden het belangrijk dat professionals in de dorpen en wijken goed met elkaar samenwerken. Dit vergemakkelijkt de toegang en het bieden van ondersteuning en zorg. Bij voorkeur wordt in de toegang welzijn en zorg met elkaar verbonden. De toegang dient bij te dragen aan goedkopere, efficiëntere en effectievere ondersteuning. Daarnaast willen wij dat de toegang laagdrempelig is, vroegtijdig signalen kan opvangen en integraal vragen kan verhelderen. Sígnaleren en vraagverheldering zijn belangrijke functies in de toegang. Wij willen niet, of zo min mogelijk, iets nieuws optuigen. Wij sluiten daarom zoveel mogelijk aan bij wat er al is en proberen het bestaande zo te integreren dat de gewenste toegang ontstaat. Dit geldt ook voor de ondersteuning. De bestaande dienstverlening lijkt voldoende, maar dient waar nodig aangepast te worden aan de ondersteuningsvraag van de burger. Wij willen de toegang zoveel als mogelijk in de dorpen en wijken regelen. Wij verwachten echter dat wij deze toegang nog niet (overal) in het Land van Cuijk op l januari 2015 hebben gerealiseerd. Dit is niet erg, omdat vanaf die datum mensen nog op de oude wijze hun hulpvragen kunnen stellen. Herkenbaarheid voor de burger is belangrijk. Wij willen daarom zoveel als mogelijk één aanspreekpunt voor de burger organiseren. Met name één telefoonnummer en e-mailadres is van belang, een fysiek vast punt voor de professionals in de toegang is dat niet. Wij vinden het vooral belangrijk dat professionals op verschillende plekken in de dorpen en wijken te vinden zijn (denk aan wijkaccommodaties) en bij de mensen thuis komen; het creëren van een nieuwe ñ sieke (werk)plek is daarom niet nodig. Eenduidigheid is van belang. Dat betekent dat de professionals die in de wijk werken zoveel mogelijk op dezelfde wijze de vragen van burgers verhelderen. Voorkomen moet worden dat de burger meerdere keren hetzelfde verhaal moet vertellen en dat professionals langs - en niet met - elkaar werken. Wij willen aansluiten bij de basisteams Jeugd en Gezin, om zoveel mogelijk een integrale vraagverheldering en integraal ondersteuningsaanbod te kunnen realiseren. Het kan mogelijk zijn dat een professional zowel in het sociaal wijknetwerk deelneemt als onderdeel is van het basisteam Jeugd en Gezin. Aan de hand van een plan van aanpak dat in overleg met de burger wordt opgesteld zullen waar nodig maatwerkvoorzieningen worden geleverd. Alle organisaties zullen met hetzelfde plan van aanpak werken. ln het plan van aanpak wordt in ieder geval aangegeven welke methodiek wordt gebruikt (indien van toepassing), welke contactmomenten er naar verwachting nodig zijn, wat de ondersteuning moet opleveren en in welk tijdsbestek dit zal plaatsvinden. Er zal achteraf getoetst worden op resultaten. Afhankelijk van de hulpvraag wordt 'het gesprek' met de burger gevoerd door een persoon uit het wijknetwerk die expertise bezit die aansluit bij (de achtergrond van) de hulpvraag. Niet complexe vragen kunnen door iemand uit het informeel wijknetwerk worden beantwoord. De professionals die werken in de toegang hebben een belangrijke rol in het stimuleren van mensen tot het vergroten van de sociale cohesie in dorpen en wijken. Dit geldt ook voor het stimuleren van informele dorpsnetwerken. De professionals hebben dan ook goede kennis en inzicht over wat er in het dorp/de wijk leeft en welke voorzieningen er zijn. Hoewel wij als gemeenten samenwerken om de toegang eenduidig te regelen, willen wij wel dat de toegang aansluit bij de lokale situatie. Dit betekent dat de kaders voor het regelen 2
van de toegang hetzelfde zijn, maar dat de uiteindelijke uitvoering binnen de gestelde kaders kan verschillen. Wij willen namelijk dat de toegang aansluit bij de aard, omvang en problematiek in het dorp of wijk. Sociale wijknetwerken ln het volgende figuur wordt weergegeven hoe wij de toegang tot ondersteuning in de dorpen willen organiseren: Eén huíshouden, één plan Figuur 2: Toegong Wmo Land von Cuijk 2015 3
Burger en sociale omgeving De burger en zijn sociale omgeving staan centraal, zoals bij figuur l- is beschreven. Waar mogelijk worden oplossingen in de eigen omgeving gevonden. Waar er geen oplossing voor handen is kan de burger (eventueel samen met het sociale netwerk van de burger) met zijn hulpvraag terecht bij het wijknetwerk. lnformeel wijknetwerk Als gemeenten willen wij stimuleren dat burgers waar mogelijk zelf oplossingen bedenken. Dat betekent ook dat wij de ruimte moeten bieden die nodig is om tot deze oplossingen te kunnen komen. lndien burgers zich organiseren om andere burgers te ondersteunen en/of signalen op te pikken, zodanig dat dit professionele hulp (deels) overbodig maakt, spreken wij van informele wijknetwerken. Deze wijknetwerken worden waar nodig ondersteund door een professional of een professioneel wijknetwerk. Omdat het om informele wijknetwerken gaat betekent dit dat er van dit netwerk andere dingen verwacht worden dan van het professionele netwerk. Het gaat bijvoorbeeld te ver voor een informeel wijknetwerk om specialistische hulpvragen te verhelderen. Wat een informeel wijknetwerk aan kan hangt af van de achtergrond van de mensen die het netwerk vormen. ln overleg met het professioneel wijknetwerk zullen taken worden verdeeld. P rofessi onee I w ij kn etwe rk Dit is het netwerk van welzijns- en zorgprofessionals dat in een dorp of wijk hun reguliere werk uitvoert. Het gaat om zowel generalistische als niet-generalistische professionals, die samen een netwerk vormen. ln periodiek overleg bespreken zij casuìstieken uit het dorp, stemmen zij hun werkwijze met elkaar af en onderhouden zij korte lijnen met elkaar om hulpvragen snel en adequaat te kunnen beantwoorden en indien nodig vlot de juiste ondersteuning te kunnen inschakelen. Samenstelling van het professioneel wijknetwerk gebeurt op basis van expertise. Uit het professionele wijknetwerk wordt een aanspreekpunt gekozen die het eerste aanspreekpunt vormt voor het dorp. Afhankelijk van de samenstelling van het dorp en aard van de problematiek kan het om meerdere personen gaan. Het eerste aanspreekpunt wordt op basis van competenties en in overleg met de gemeente gekozen. Voorwaarde is onder meer dat de professional het dorp en de voorzieningen goed kent, generalistisch werkt/kan werken, goed de vraag achter de vraag kan verhelderen en in staat is sociale netwerken te versterken. Het aanspreekpunt heeft ook nauwe contacten met eventuele informele wijknetwerken. Eventueel trekken zij zelfs samen op. Tot slot is het wijknetwerk via één telefoonnummer en e-mailadres te bereiken. Professionols in het sociale domein (incl. Wmo-loket en basisteam Jeugd en Gezin) lndien het professionele wijknetwerk niet voldoende expertise in huis heeft om een hulpvraag te beantwoorden of om de juiste ondersteuning te bieden, wordt de benodigde expertise van elders gehaald. Het is van belang dat het professionele wijknetwerk en de overige professionals in het sociale domein op het juiste moment (tijdig) op- en afschalen. De professionals in het sociale domein bieden de ondersteuning. Het (eerste aanspreekpunt binnen het)wijknetwerk biedt zo min mogelijk zelf ondersteuning, maar zorgt voor de vraagverheldering en maakt in overleg met de burger een plan van aanpak waarin de eventueel benodigde ondersteuning wordt vastgelegd. 4
Het professioneel wijknetwerk zorgt voor een goede afstemming met het basisteam Jeugd en Gezin en met het Wmo-loket. Het Wmo-loket heeft (indien niet alvertegenwoordigd in het professioneel wijknetwerk) een vraagbaak-functie voor het wijknetwerk. Daarnaast dienen zij geconsulteerd te worden ten aanzien van (huidige) Wmo-voorzieningen zoals een woningaanpassing of hulp bij het huishouden, voordat een dergelijke voorziening in het plan van aanpak wordt opgenomen. 5