Dutch Validation Council

Vergelijkbare documenten
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM. 1. Inleiding

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

OPSTELLEN EINDKWALIFICATIES OPLEIDING

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Naam/Datum/Versie document advies/verbeterpunten. Avans documenten

BEOORDELINGSKADER EN -PROCEDURE VOOR DE CERTIFICERING VAN BEDRIJFSOPLEIDINGEN TOURMANAGER

Bijlage A Competenties van de opleiding

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

HBO en HBO-niveau in het CAM veld

De NVAO heeft voor de beoordeling van de aanvraag op 27 oktober 2005 een panel van deskundigen ingesteld. Het panel kende de volgende samenstelling:

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

Dutch Validation Council

Beoordelingskader Bijzonder (Kwaliteits)Kenmerk Ondernemen

Adviesrapport accreditatie. hbo bacheloropleiding tot Oefentherapeut-Mensendieck voltijd Hogeschool van Amsterdam

COMPETENTIETOETSEN DOMEIN APPLIED SCIENCE ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 23 MAART 2017

Student Company op het hbo. Stappenplan

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Bouwkunde van de Haagse Hogeschool

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Tabel Competenties docentopleiders/-trainers

REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS Instituut voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie. studiejaar

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Oefentherapie Cesar van de Hogeschool Utrecht

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Conceptkaders HBO5 3 november 2009

De begeleidings- en beoordelingstrajecten zijn schriftelijk vastgelegd en te raadplegen door anderen. ILS en Radboud Docenten Academie.

Besluit. College van bestuur. Hogeschool Leiden. Postbus AJ LEIDEN

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar Regeling Externe toezichthouders bij examens

De 6 Friesland College-competenties.

Management & Organisatie

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Toetsing en examinering bij accreditaties. door Inge de Jong

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Opleiding tot Fysiotherapeut van Hogeschool Leiden

Master Healthy Ageing Professional (MHAP)

Dutch Validation Council

es Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Engineering van de Hogeschool Utrecht

College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Postbus HA ROTTERDAM. 1. Inleiding

Protocol PDG en educatieve minor

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

me nse nkennis Competentiegericht opleiden in de BIG opleidingen Getting started

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie (na herstel) aan de opleiding hbobachelor

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Jan des Bouvrie Academie, interior design & styling - hbo bachelor

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

Besluit. Fontys Hogescholen. Raad van bestuur Postbus AH EINDHOVEN

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

Wanneer is onderzoek goed: de kwaliteitscriteria

Format voor het plan van aanpak voor het aanvragen van een ster

ICLON Powerpoint sjabloon

Informatie werkplekleren

Getting Started. Competentie gericht opleiden in de BIG opleidingen

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Informatie voor assessoren bij het 2 e jaars gedragsassessment

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

Amsterdam School of Health Professions (ASHP) Opleiding Verpleegkunde. Stagegids Jaar 4. Jaar 4, Blok 3 & 4 Semester II

WINDESHEIM IN ZWOLLE: UNIEKE MASTER VOOR HET BEROEPS- ONDERWIJS. Inspirators voor de toekomst

Liesbeth Baartman & Raymond Kloppenburg, Hogeschool Utrecht, januari 2013

4 Segment 3: werken aan ontwikkeling van het beroep Competentie 9: innoveren Competentie 10: deskundigheid bevorderen 55

Fontys Hogescholen Opleiding: Hogere Kaderopleiding Pedagogiek (HKP) RAPPORTAGE

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Programma van toetsing

Kwaliteitsprofiel Verloskundige Echoscopist maart 2011

Bijlage 2. Protocol toetsing Associatedegreeprogramma. 15 december 2009

REGELING EN BEOORDELINGSKADER ACCREDITATIE BIJSCHOLINGSPROGRAMMA S GGZ AGOOG

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Dutch Validation Council

Vanuit de NVAO werd het panel ondersteund door lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker.

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Beoordelen in het HBO

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

Kwaliteitscode - Vlaanderen

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

Bijzondere kenmerken Nadere uitwerking

Amsterdam School of Health Professions (ASHP) Opleiding Verpleegkunde. Stagegids Jaar 3

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

Transcriptie:

Dutch Validation Council BEOORDELINGSRAPPORT Oefentherapie Mensendieck Hogeschool van Amsterdam Den Haag November, 2004

Dutch Validation Council (DVC) Raamweg 17 2596 HL DEN HAAG T: 070 3 450 201 F: 070 3 600 869 E: info@dvc-vbi.nl W : www.dvc-vbi.nl

INHOUDSOPGAVE INLEIDING...5 0.1. WIJZE VAN BEOORDELEN...5 0.2. PLAATS VAN DE OPLEIDING...6 0.3. KWALITEIT VAN DE VISITATIEDOCUMENTATIE...7 0.4. OPMERKINGEN VAN HET PANEL...7 0.5. LEESWIJZER...7 1. DOELSTELLINGEN OPLEIDING...9 1.1. DOMEINSPECIFIEKE EISEN...9 1.2. NIVEAU: BACHELOR...11 1.3. ORIËNTATIE: HBO...12 1.4. CONCLUSIES...12 2. PROGRAMMA...13 2.1. EISEN HBO...13 2.2. RELATIE TUSSEN DOELSTELLINGEN EN INHOUD PROGRAMMA...15 2.3. SAMENHANG PROGRAMMA...17 2.4. STUDIELAST...17 2.5. INSTROOM...19 2.6. DUUR...19 2.7. AFSTEMMING TUSSEN VORMGEVING EN INHOUD...19 2.8. BEOORDELING EN TOETSING...21 2.9. CONCLUSIE...23 3. INZET VAN PERSONEEL...25 3.1. EISEN HBO...25 3.2. KWANTITEIT PERSONEEL...25 3.3. KWALITEIT PERSONEEL...26 3.4. CONCLUSIES...27 4. VOORZIENINGEN...29 4.1. MATERIËLE VOORZIENINGEN...29 4.2. STUDIEBEGELEIDING...29 4.3. CONCLUSIES...30 5. INTERNE KWALITEITSZORG...31 5.1. EVALUATIE RESULTATEN...31 5.2. MAATREGELEN TOT VERBETERING...33 5.3. BETREKKEN VAN MEDEWERKERS, STUDENTEN, ALUMNI EN BEROEPENVELD...33 5.4. CONCLUSIES...34 6. RESULTATEN...35 6.1. GEREALISEERD NIVEAU...35 6.2. ONDERWIJSRENDEMENT...35 6.3. CONCLUSIES...36 7. TOTAALOVERZICHT VAN DE OPLEIDING...39 7.1. OVERZICHT VAN OORDELEN PER FACET EN ONDERWERP...39 8. EINDOORDEEL...41 9. BIJLAGEN...42 9.1. OPLEIDINGSCOMPETENTIES OEFENTHERAPEUT MENSENDIECK...42 9.2. DE EINDTERMEN VAN DE OPLEIDING (DRIE-JARIG CURRICULUM)...44 9.3. ENKELE GEGEVENS OVER STUDIEVOORTGANG EN RENDEMENT OPLEIDING OEFENTHERAPIE MENSENDIECK...46

9.4. PROGRAMMA VISITATIE...47 9.5. OVERZICHT GESPREKSPARTNERS VISITATIECOMMISSIE OEFENTHERAPIE MENSENDIECK 1 JULI 2004...48 9.6. OVERZICHT VAN BESTUDEERDE DOCUMENTEN...50 9.7. MATERIALEN TER INZAGE TIJDENS DE VISITATIE...51 9.8. SAMENSTELLING VAN HET PANEL...52 9.9. ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN PANELLEDEN...53 Dutch Validation Council 4

INLEIDING Dit rapport betreft de beoordeling van de opleiding Oefentherapie Mensendieck (CROHO nummer 34572) van de Hogeschool van Amsterdam door Dutch Validation Council (DVC). Dit hoofdstuk bevat algemene informatie over de beoordelingswijze van het panel, de plaats van de opleiding binnen de hogeschool, de kwaliteit van de visitatiedocumentatie van de opleiding, overige opmerkingen van het panel voorafgaand aan de formele beoordeling en een leeswijzer. 0.1.Wijze van beoordelen Verantwoording van de werkwijze van het panel De beoordeling van de opleiding heeft plaats gevonden in 6 fasen. In de eerste fase zijn de documenten bestudeerd die het vastgestelde beleidsmatige kader vormen van alle opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. Na screening van de door de hogeschool aangereikte documenten is door de panelsecretaris aangegeven welke onderdelen de opleiding in de visitatiedocumentatie nog verder moest uitwerken zodat het panel zich een oordeel kan vormen over de wijze waarop het hogeschool brede beleid verankerd is in de opleiding. In de tweede fase besprak het panel het beoordelingskader om te komen tot een eenduidige interpretatie van de ijkpunten en de bevindingen m.b.t. het hogeschool brede beleid. Ook bestudeerde het panel de door de opleiding vervaardigde visitatiedocumentatie in de vorm van een zelfevaluatie met een groot aantal bijlagen. Naar aanleiding van de bespreking van de door de panelleden ingevulde checklist over de documentatie inventariseerde het panel in eerste ronde de te stellen vragen tijdens de bezoekdag/ site visit. Het panel verdeelde de beschikbaar gestelde afstudeerartikelen met beoordelingscriteria en toegekende beoordelingen. Alle documenten zijn bestudeerd en meegewogen bij de uiteindelijke beoordeling. In de derde fase werd contact opgenomen met de opleiding om zeker te zijn van de door het panel gewenste gesprekpartners. Het panel wilde kunnen spreken met de bij de opleiding betrokken onderwijskundige. Tevens wenste het panel nadrukkelijk, naast zelfstandig gevestigde oefentherapeuten, van gedachten te wisselen met oefentherapeuten die werkzaam zijn in een instelling of een ander organisatorisch verband. Er werd gevraagd om op de bezoekdag aanvullend materiaal ter inzage te leggen wat betreft de stageverslagen van studenten in het laatste studiejaar en verslagen van vergaderingen van het managementteam. In de vierde fase, op de dag voorafgaande aan de site visit, bestudeerde het panel op locatie het ter inzage gelegde materiaal en het gevraagde aanvullende materiaal. Dit materiaal bestond onder andere uit uitgewerkte programmaonderdelen, studiehandleidingen en vakliteratuur, een representatieve set van door studenten gemaakte opdrachten, projectverslagen en toetsen, commentaar / feedback van docenten bij het ter inzage gelegde werk van studenten (de gehanteerde beoordelingscriteria incluis), plannen / documenten met betrekking tot het interne kwaliteitszorgsysteem, evaluatieresultaten en verslagen van panelgesprekken met studenten, verslagen van team naar aanleiding van evaluaties, de net beschikbare resultaten van de alumni enquête, verslagen van vergaderingen van het team en van diverse commissies en brochures en studiegidsen. Het panel besprak de bevindingen na bestudering van de afstudeerartikelen en rondde de inventarisatie van te stellen vragen af. De vijfde fase bestond uit het voeren van gesprekken met opleidingsmanagement en College van Bestuur, studenten, docenten, alumni en het werkveld. (Zie bijlage: programma bezoekdag) Het visitatiepanel heeft tijdens die gesprekken de kwaliteit en het niveau van de opleiding getoetst op basis van het beoordelingskader voor HBO-bachelor opleidingen van de DVC en de beslisregels zoals die opgesteld zijn door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie i.o. (NVAO). In de zesde fase is het panel op basis van de bevindingen tot een oordeel gekomen dat vastgelegd is in de rapportage. Na verificatie door de opleiding is het rapport vastgesteld. Tenslotte heeft DVC-Council de panelrapportage gevalideerd. Borging De opleiding Oefentherapie Mensendieck is de enige in het land. Alle oefentherapeuten zijn bekend met de opleiding, dus ook de vakinhoudelijk deskundig die tevens panelvoorzitter is. Bij kleinschalige en 'unieke' opleidingen ontstaat al gauw een spanningsveld tussen onafhankelijkheid en deskundigheid. Om de objectiviteit en betrouwbaarheid van de beoordeling te waarborgen heeft het panel de gebruikelijke zorgvuldigheid in acht genomen door informatie te controle- BeoBeoordelingsrapport Oefentherapie Mensendieck 5

ren bij zo veel mogelijk verschillende informatiebronnen. Extra zorgvuldigheid is betracht bij het in gezamenlijkheid formuleren van de te stellen vragen. Ook heeft de panelvoorzitter zich in de gesprekken met het opleidingsmanagement en de docenten terughoudend opgesteld. De evaluatieve uitspraken van het panel zijn beredeneerd en onderbouwd met feitelijke informatie. Daarbij gold het bereiken van maximale intersubjectiviteit in de beoordeling tussen panelleden. Uit de interne kwaliteitszorg gegevens van de DVC over de visitatie van de opleiding Oefentherapie Mensendieck blijkt dat alle gesprekspartners van mening zijn dat sprake is geweest van een open kritische houding van het panel. De opleiding heeft de rapportage kunnen controleren op feitelijke onjuistheden. Ten slotte heeft de DVC-Council de panelrapportage gevalideerd. 0.2.Plaats van de opleiding De opleiding oefentherapie Mensendieck (OTM) is een voltijdse Hogere Beroeps Opleiding (HBO) bachelor opleiding. In Nederland zijn twee Hbo-opleidingen oefentherapie; de opleiding oefentherapie Mensendieck en de opleiding Oefentherapie Cesar (OTC). Typerend voor de oefentherapeutische aanpak is de nadruk op een blijvende gedragsverandering, waarbij de cliënt leert zichzelf gezond te bewegen in alledaagse situaties. De educatieve en didactische benadering 1 van de oefentherapie geeft deze binnen de gezondheidszorg (waar het medisch model dominant is) een unieke plaats. Het beroep oefentherapeut valt onder de wet op Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (wet BIG). De opleiding is gebonden aan een aantal opleidingseisen die in de wet BIG zijn bepaald (zie artikel 3-4, Besluit oefentherapeut Mensendieck, Wet BIG d.d. 24-10-1997). De opleiding OTM maakt vanaf 1996 deel uit van de Hogeschool van Amsterdam. De opleidingen Fysiotherapie, Ergotherapie en oefentherapie Mensendieck vormen sinds 2003 het paramedisch instituut. In 2004 is het Lectoraat en de kenniskring voor de drie opleidingen van start gegaan. In dit lectoraat staan doelmatigheid en paramedische zorg bij chronisch zieken centraal. Naast de samenwerking binnen het instituut onderhoudt de opleiding OTM regelmatig contacten op management- en docentniveau met de opleiding oefentherapie Cesar. Op het niveau van de beide beroepsverenigingen is dit voorjaar een voorstel tot fusie ter goedkeurig aan de beide beroepsverenigingen voorgelegd. Deze nieuwe organisatorische samenwerking biedt meer kansen 'oefentherapie' als paramedische discipline steviger neer te zetten in het werkveld. Na een verkenningsrapport over de toekomst van mogelijke samenwerking tussen het UvA/Academisch Medisch Centrum en de verpleegkundige en paramedische opleidingen van de HvA vindt nu een strategische verkenning plaats naar de toekomstige positionering van de paramedische opleidingen in breder perspectief. De opleiding onderhoudt goede contacten met de opleiding Bewegingswetenschappen van de VU. Dit blijkt onder andere uit de jaarlijkse stagemogelijkheden die de VU biedt aan studenten OTM. In een beroepsverbredende stage participeert de student in wetenschappelijk onderzoek op het gebied van beweging. Een aantal studenten volgt, na het voltooien van de opleiding de opleiding bewegingswetenschappen aan de VU. Binnen Europa wordt oefentherapie Mensendieck ook veel toegepast in de Scandinavische landen.de opleiding heeft een internationale partner, de Mensendieckopleiding aan de Hogeschool Oslo. Samenwerking met deze partner acht de opleiding heel belangrijk. Iedere twee jaar wordt een internationaal congres georganiseerd door de IAMTTE (International Association of Mensendieck Therapists, Teachers and Educations). Deze congressen worden bezocht door oefentherapeuten uit heel Scandinavië en Nederland. Het eerstvolgende internationale congres op 9 en 10 oktober 2004 heeft als onderwerp overgewicht in relatie met bewegen. De opleiding OTM kent, gezien haar uniciteit, een landelijke werving. Door gerichte wervingsacties onder specifieke doelgroepen is de instroom van het propedeusejaar per 1 september 2004 flink gestegen ten opzichte van voorgaande studiejaren. De gemiddelde instroom van de afgelopen drie jaar lag op 50 studenten, in 2003 waren dit er 78. Per september 2003 staan 154 studenten ingeschreven in de opleiding Oefentherapie Mensendieck. De aanbevelingen van de visitatiecommissie in haar rapport Specifieke Gezondheidszorg Opleiding 1999 én de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs, (oplei- 1 Zoals beschreven in het boek van M.F.K. Balm; Gezond bewegen kun je leren, LEMMA BV, Utrecht, 2000 Dutch Validation Council 6

dingsduur bachelor opleiding is vastgesteld op vier jaar), hebben ertoe geleid dat met ingang van studiejaar 2003 de opleiding is verlengd van drie naar vier jaar. Deze verlenging is aangegrepen om een breder opleidingsprofiel te formuleren, waardoor meer recht wordt gedaan aan de verwachte professionaliteit van een HBO er. Deze ontwikkeling sluit naar het oordeel van het panel aan bij uitspraken in het rapport van de HBO-raad De toekomst van het hoger gezondheidszorg onderwijs en in het rapport van de Raad voor de Volksgezondheid Professionals in de Gezondheidszorg. 0.3.Kwaliteit van de visitatiedocumentatie Bij het vervaardigen van de visitatiedocumentatie door de opleiding is gebruik gemaakt van het beoordelingskader van DVC van december 2003. Omdat de Hogeschool van Amsterdam op instellingsniveau een gemeenschappelijke visie en beleid heeft ontwikkeld, is ervoor gekozen om de HvA-brede onderwerpen in de procedure anders te behandelen en op een specifieke wijze te beoordelen. De HvA heeft de instellingsbrede documenten gerelateerd aan de ijkpunten uit het beoordelingskader DVC en van een toelichting voorzien. In januari 2004 heeft, op basis van het beoordelingskader DVC, een beoordeling plaats gevonden op document-niveau van het instellingsbrede gemeenschappelijke beleidskader. In deze beoordeling heeft DVC op onderdelen aangegeven waar concretisering op opleidingsniveau verder nodig is. De opleidingsspecifieke uitwerking van het hogeschool brede beleidskader is geconcretiseerd in de visitatiedocumentatie met verwijzing naar de betreffende beleidsdocumenten. In aanvulling op de algemene beoordeling van instellingsbrede documentatie heeft het panel de feitelijke werking op opleidingsniveau telkens getoetst. De door de opleiding vervaardigde visitatiedocumentatie is gescreend aan de hand van een checklist. De checklist screent op vormvoorschriften, omschrijving van de opleiding, aanwezigheid van de minimaal vereiste bijlagen en de wijze waarop de facetten zijn behandeld. De aangeleverde visitatiedocumentatie voldeed aan alle vereisten. Het panel was zeer te spreken over de duidelijke verwijzing in de zelfevaluatie naar de bijlagen en over de systematiek waarmee de bijlagen geordend waren. 0.4.Opmerkingen van het panel Na de besluitvorming over de verlenging van de opleiding tot vier jaar en met de implementatie van de nieuwe propedeuse in het studiejaar 2003-2004 is de opleiding in een overgangsfase gekomen. In de huidige situatie studeren zowel studenten nog in het 3-jarige als ook in het vierjarige curriculum. Vanaf september 2005 is sprake van een uitsluitend vierjarige opleiding. Het panel heeft de opdracht het totaal van de opleiding te beoordelen en heeft zich zowel in de drieals in de vierjarige versie verdiept om uiteindelijk een oordeel uit te kunnen spreken. Het panel is nagegaan of de huidige driejarige opleiding, naar het oordeel van het panel, accreditatiewaardig is. Ook heeft het panel zich afgevraagd in hoeverre de invulling van de extra ruimte die is ontstaan door 'het vierde jaar' tot een geheel andere invulling van de opleiding leidt dan wel bepaalde onderdelen uit het driejarig curriculum versterkt. Het panel is tot de conclusie gekomen dat het laatste het geval is. Op basis van de informatieverzameling over het huidige driejarige curriculum, de propedeuse en de geplande invulling van het vierjarig curriculum komt het panel tot het oordeel dat het driejarig programma de basis vormt waarop de vernieuwing plaats vindt. Het panel heeft geconstateerd dat nieuwe programma onderdelen door docenten daar waar het mogelijk is ook in onderdelen van het driejarig curriculum worden ingezet. Het panel heeft zich in de werkzaamheden gericht op het vierjarig curriculum en bij de gesprekspartners ook getoetst hoe het met de kwaliteit van het driejarig curriculum stond. 0.5. Leeswijzer In de hoofdstukken één tot en met zes is de beoordeling van de opleiding weergegeven. De hoofdstukken volgen de onderwerpen van de NVAO. Ze zijn opgedeeld in paragrafen die de indeling in facetten van de NVAO volgen. Elke paragraaf is als volgt opgebouwd: Het NVAO-facet is weergegeven, gevolgd door een beschrijving van de opleiding en bevindingen en oordeel van het panel. De beschrijving is gebaseerd op de bestudering van de visitatiedocumentatie, het aanvullende materiaal, het ter inzage gelegde materiaal en de gesprekken met de vertegenwoordigers van de verschillende geledingen van de opleiding. Elke paragraaf wordt afgesloten met een beoordeling door het panel. Deze beoordeling is gebaseerd op het beoordelingskader voor HBO-bacheloropleidingen van de DVC. BeoBeoordelingsrapport Oefentherapie Mensendieck 7

De hoofdstukken één tot en met zes worden afgesloten met een aantal samenvattende conclusies. Het zevende en achtste hoofdstuk bevatten het overzicht van de beoordelingen per facet en onderwerp en de integrale eindconclusie van het panel. Tot slot volgen enkele bijlagen. Dutch Validation Council 8

1. DOELSTELLINGEN OPLEIDING 1.1.Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk) Beschrijving De opleiding OTM heeft op basis van het beroepsprofiel de beroepsdomeinen en beroepsrollen beschreven en vervolgens de eindtermen geformuleerd. Docenten van de opleiding waren betrokken bij het totstandkomen van het beroepsprofiel. In 2000 is het beroepsprofiel gelegitimeerd door de Nederlandse Vereniging Oefentherapeuten Mensendieck (NVOM). Het daarop geënte opleidingsprofiel en de eindkwalificaties zijn in december 2002 geaccordeerd door de externe opleidingsadviesraad. Naast het OTM-beroepsprofiel zijn de HBO-kwalificaties richtinggevend geweest voor de eindtermen. Door het unieke karakter van de beroepsgroep is een intensief overleg van belang om de aansluiting bij het werkveld te behouden. De OTM-opleiding voert regulier overleg met de beroepsvereniging. Het contact met de Mensendieck opleiding aan de Hogeschool Oslo zorgt ervoor dat actuele ontwikkelingen in internationaal verband worden uitgewisseld. Docenten uit Oslo verzorgen nascholing op het gebied van het leren toepassen van 'handgrepen': Sykegrep. In de al jaren actieve externe opleidingsadviesraad (OAC) participeren naast afgevaardigden van de verschillende OTM-werkvelden ook een arts en een verzekeraar. Sinds 2000 zijn er een aantal belangrijke ontwikkelingen zichtbaar die hebben geleid tot een verbreding van het beroep en wijzigingen in de beroepsuitoefening (zie ook: Rapport van de HBO-raad De toekomst van het hoger gezondheidszorg onderwijs en van de Raad voor de Volksgezondheid Professionals in de Gezondheidszorg ). De verlenging van de opleiding naar vier jaar biedt de mogelijkheid om - naast aansluiting op het bestaande beroepsprofiel en de HBO-kerncompetenties - het competentieprofiel meer af te stemmen op actuele ontwikkelingen. Bijvoorbeeld: veranderingen in het zorgstelsel waardoor OTM geen deel meer uitmaakt van het basispakket van ziekenfondsen; de mondige klanten die goed geïnformeerd de oefentherapeut specifieke en kritische vragen stellen waarop deze moet antwoorden; multidisciplinaire samenwerking binnen de arbeidsreïntegratie met andere disciplines zoals fysiotherapeuten, psychologen en sportmasseurs. Ook betreden oefentherapeuten nieuwe werkvelden. Een voorbeeld hiervan is het aanbieden van ziektepreventieprogramma s binnen bedrijven. Dus de therapeut begeeft zich ook steeds meer op preventief terrein. Deze toename van activiteiten op het terrein van preventie passen uitstekend bij de visie van de beroepsgroep op het vak. De genoemde ontwikkelingen in het veld én de ontwikkelingen in het onderwijs (met betrekking tot het competentiegericht curriculum) hebben consequenties gehad voor de ontwikkeling van het vierjarige programma. De volgende uitgangspunten zijn richtinggevend voor het vierjarige programma: Verzwaring en verbreding van het niveau waarop beroepsvraagstukken aan de orde komen naar alle rollen van de professional; De inhoud van de beroepsvraagstukken koppelen aan de totale breedte van het vak en aan de maatschappelijke ontwikkelingen. Een voorbeeld is het project Victory Camp in de propedeuse waar de bewegingsproblematiek van kinderen met overgewicht centraal staat; Een blok multidisciplinaire samenwerking in kernfase A waar een beroepsvraagstuk samen met fysiotherapie- en ergotherapiestudenten wordt aangeboden; Competentiegericht leren waarin de student in belangrijke mate zijn eigen leerproces stuurt, stimuleert studenten in het zelf zoeken van oplossingen / mogelijkheden. Er worden door de opleiding geen hapklare brokken aangeboden. Met deze benadering wordt de toekomstig oefentherapeut goed voorbereid op het zelfstandig werken en het zoeken naar oplossingen bij praktijkproblemen en het zoeken van mogelijkheden in de veranderende markt. Het niveau van wetenschappelijke toepassing (evidence based practice) wordt verzwaard door zowel in gesimuleerde als authentieke beroepsvraagstukken te sturen op het klinisch redeneren en evidence based handelen. BeoBeoordelingsrapport Oefentherapie Mensendieck 9

De opleiding heeft het (eind)competentieprofiel gebaseerd op het beroepsprofiel. Hieronder is dit schematisch weergegeven. In bijlage 9.1 zijn de opleidingscompetenties opgenomen waarnaar in het schema verwezen wordt. (Tevens zijn in bijlage 9.2 de eindtermen van de driejarige opleiding opgenomen.) Schema 1: Overzicht beroepsrollen met bijbehorende domeinen en competenties. Beroepsrol Domein Competenties (1.02) Educatief zorgverlener Gericht op het voorbereiden, uitvoeren, evalueren en bijstellen van zorginterventies Zorg 1 t/m 5 ten behoeve van individuen en groepen. Educatief dienstverlener Gericht op het regisseren van arrangementen op het gebied van gezond bewegen voor uiteenlopende klantgroepen. Manager Gericht op het starten, in stand houden / ontwikkelen van een praktijk, dienst of afdeling waar de oefentherapeutische expertise noodzakelijk en / of wenselijk is Paramedisch professional Gericht op de beroepsontwikkeling van de professional in de brede zin van het woord: zowel op persoon, werkomgeving en beroep Preventie, Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding (GvO) De (fysieke) beroepsomgeving, de praktijk, de afdeling / dienst, de instelling of organisatie. De professionele ontwikkeling, de collegae, de beroepsorganisatie(s), relevante actoren in het GZ-domein Uit: Zelfevaluatierapport Oefentherapie Mensendieck, mei 2004. 6 en 7 8 t/m 11 12 t/m 16 De opleiding onderscheidt drie niveaus van competentiebeheersing voor alle beroepsrollen, te weten: Niveau 1: competentiebeheersing op operationeel niveau Niveau 2: competentiebeheersing op strategisch niveau (kernfase A: tweede studiejaar en kernfase B: derde studiejaar) Niveau 3: competentiebeheersing op strategisch tactisch niveau (afstudeerfase). De student dient voor aanvang van de kernfase de competenties op operationeel niveau te beheersen. Voor aanvang van de afstudeerfase beheerst de student de competenties op niveau 2. Bevindingen en oordeel van het panel Het panel komt tot de volgende bevindingen. De opleiding beschikt over een competentieprofiel dat gebaseerd is op het beroepsprofiel. Deze competenties zijn toebedeeld aan onderscheiden beroepsrollen, te weten: de oefentherapeut als educatief zorgverlener, - als educatief dienstverlener, als manager en als paramedisch professional. De competenties zijn vertaald en toegewezen aan de verschillende fasen in de opleiding: het eindniveau van de propedeuse, kernfase A, kernfase B en de specialisatie of afstudeerfase. Uit gesprekken met de studenten bleek dat zij de competenties herkenbaar vonden in de verschillende studiejaren. Ook de beroepsrollen komen volgens de studenten herkenbaar terug in de stages. De alumni beoordeelden in het gesprek unaniem dat de competenties adequaat zijn voor hun functioneren in de beroepspraktijk. Uit de gegevens van het alumni onderzoek blijkt dat afgestudeerden de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt goed vinden (score 3.9 op een vijfpuntsschaal). Volgens gegevens van het NIVEL (2002) was 88% van de studenten, afgestudeerd in 2001, binnen een jaar aan het werk als oefentherapeut Mensendieck. Naar de mening van de werkveldvertegenwoordigers representeren de eindcompetenties op een goede manier de breedte en de diepte van het domein. De beschrijving van de beroepsrollen, de eindcompetenties en de competentieniveaus sluiten volgens hen aan bij de actuele eisen die door het werkveld gesteld worden. De opleiding overlegt daarover regelmatig met de externe opleidingsadviesraad en de NVOM. Ook de schaarse mogelijkheden voor internationale samenwerking worden door de opleiding actief benut. Dutch Validation Council 10

Het opleidingsmanagement en de werkveldvertegenwoordigers geven aan dat de ontwikkelingen in de gezondheidszorg zo snel gaan dat er opnieuw behoefte ontstaat aan een actualisering van het beroepsprofiel. Op basis van de verzamelde informatie en de bevindingen in de gesprekken beoordeelt het panel de domeinspecifieke eisen als voldoende. Het panel komt tot de conclusie dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan de opleiding in het betreffende domein. Ook concludeert het panel dat de adviesraad en het overleg met de beroepsvereniging zodanig functioneren dat sprake is van een goede afstemming tussen beroepenveld en opleiding m.b.t. opleidingsdoelen en beroepscompetenties in het zich voortdurend ontwikkelende veld van de gezondheidszorg. 1.2.Niveau: Bachelor De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor Beschrijving Om het niveau van de HBO-professional (vier jaar) te karakteriseren, maakt de opleiding gebruik van de tien HBO-kwalificaties. De HBO-kwalificaties worden door de Hogeschool van Amsterdam beschouwd als operationalisatie van de Dublin descriptoren. De HBO-kwalificaties zijn: 1. Brede professionalisering, 2. Multidisciplinair werken, 3.Wetenschappelijke toepassing, 4. Een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid,5. Transfer en brede inzetbaarheid, 6. Creativiteit en complexiteit in handelen,7. Probleemgericht werken, 8. Methodisch reflectief denken en handelen,9. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid en 10. Basiskwalificering voor managementfuncties. De opleiding heeft in een matrix aangegeven waar de HBO-kernkwalificaties in het competentieprofiel terug te vinden zijn. De verlenging van de opleiding naar vier jaar biedt de mogelijkheid om - naast aansluiting op het bestaande beroepsprofiel en de HBO-kerncompetenties - het competentieprofiel af te stemmen op de hiervoor beschreven actuele ontwikkelingen. De eindkwalificaties zijn uitgewerkt in zestien competenties die de opleiding bij studenten ontwikkelt. Matrix Dublin descriptoren en HBO kwalificaties Dublin descriptor Kennis en inzicht Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie Leervaardigheden HBO kwalificatie Brede professionalisering, Multidisciplinair werken Probleemgericht werken, Creativiteit en complexiteit in handelen, Wetenschappelijke toepassing Methodisch reflectief denken en handelen, Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid Sociaalcommunicatieve bekwaamheid, Basiskwalificering voor managementfuncties Transfer en brede inzetbaarheid, Brede professionalisering. De student dient voor aanvang van de kernfase de competenties op operationeel niveau te beheersen. Voor aanvang van de afstudeerfase beheerst de student de competenties op niveau 2. De opleiding maakt hiertoe gebruik van ijkingen waarbij het competentieniveau van de student beoordeeld wordt bijvoorbeeld met video-opnamen van realistische praktijksituaties (zie ook 2.8 Beoordeling en toetsing). Bevindingen en oordeel van het panel Het panel komt na bestudering van de literatuur, studieopdrachten en toetsen en door gesprekken met studenten, alumni en docenten tot de volgende bevindingen. De eindkwalificaties sluiten voldoende aan op de Hbo-kwalificaties en bij de Dublin Descriptoren. Het panel beoordeelt, na bestudering van de toetsen in de propedeuse, het niveau van de individuele toetsen uit de d BeoBeoordelingsrapport Oefentherapie Mensendieck 11

De alumni, werkzaam in de verschillende beroepsvelden zijn duidelijk: mocht de opleiding hen bijscholingen aanbieden op het gebied van wetenschappelijke toepassingen in het veld dan hebben zij daar veel belangstelling voor. Alumni en werkveldvertegenwoordigers ondersteunen de verdieping in de opleiding door de uitbreiding tot een vierjarig curriculum. Op basis van de bestudering van het materiaal en de bevinden in de gesprekken komt het panel tot het oordeel dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van een Bachelor en dat de overgang van een driejarige- naar een vierjarige programma een goede aansluiting garandeert met de ontwikkelingen die gaande zijn in het werkveld. 1.3.Oriëntatie: HBO De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor in HBO: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is Bevindingen en oordeel van het panel Zoals al is beschreven is het beroepsprofiel richtinggevend geweest voor de eindcompetenties en is het competentieprofiel uitgewerkt aan de hand van beroepsrollen en de daaraan verbonden handelingsgebieden (domeinen). Het panel heeft geconstateerd dat er nauwe contacten zijn met het beroepenveld als gevolg van de één op één relatie tussen opleiding en beroep en de afstemming met de beroepsvereniging. Er zijn geen gegevens beschikbaar uit werkveldonderzoek onder werkgevers. Het merendeel van het werkveld bestaat uit zelfstandig gevestigde oefentherapeuten, deze bieden stageplaatsen voor studenten. Ook oefentherapeuten die werkzaam zijn in instellingen en in andere sectoren dan de zorg, zijn actief bij de opleiding betrokken (adviesraad en stagebegeleiding). Door de contacten met aanbieders van stageplaatsen signaleren ook docenten ontwikkelingen in het werkveld. Deze worden in het team besproken en zo mogelijk verwerkt in het onderwijs. Het panel begrijpt de keuze van het instituut om mee te doen in het onderzoekshuis van de hogeschool en niet zelfstandig systematisch werkveldonderzoek te verrichten. Door de intensieve contacten die de opleiding onderhoudt met het werkveld en het periodieke overleg met de beroepsvereniging is de opleiding ook zonder systematisch werkveldonderzoek goed op de hoogte van relevante ontwikkelingen. De opleiding heeft aangegeven behoefte te hebben aan een herijking van het beroepsprofiel. Op basis van het samenspel tussen opleiding en werkveld acht het panel dit facet goed gewaarborgd. 1.4. Conclusies Op basis van de verzamelde informatie en de bevindingen in de gesprekken beoordeelt het panel de domeinspecifieke eisen als voldoende. Het panel komt tot de conclusie dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten op het beroepsprofiel en bij de eisen die door (buitenlandse; in welk verband de connectie met Noorwegen is te noemen) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan de opleiding in het betreffende domein. Op basis van de bestudering van het materiaal en de bevindingen in de gesprekken concludeert het panel dat de eindkwalificaties van de opleiding uitwerkingen zijn van de 10 HBOkwalificaties die op hun beurt weer operationaliseringen zijn van de Dublin descriptoren. De eindkwalificaties sluiten naar het oordeel van het panel aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van een Bachelor opleiding. De facetten domeinspecifieke eisen en niveau bachelor beoordeelt het panel als voldoende, de oriëntatie HBO als goed. Het oordeel van het panel over het onderwerp Doelstellingen opleiding is voldoende. Dutch Validation Council 12

2. PROGRAMMA 2.1.Eisen HBO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO-opleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk Beschrijving De kennisontwikkeling van studenten wordt opgebouwd aan de hand van studiemateriaal in de lijn beroepsvraagstukken die gebaseerd zijn op kritische beroepssituaties. De kennisontwikkeling wordt met recente vakliteratuur en in steunvakken uitgediept in de Body of Knowledge and Skills (BOKS). Actuele ontwikkelingen in de huidige beroepspraktijk heeft de opleiding weten te verwerken in het in november 2003 gestarte C-enter. Dit is een multiprofessionele behandel-, trainings- en adviescentrum, gerealiseerd in samenspraak met zorgverzekeraars. In C-enter zijn, naast oefentherapeuten, fysio- en ergotherapeuten werkzaam. Voor studenten biedt C- enter de mogelijkheid om, binnen het competentiegericht curriculum, van nabij kennis te nemen van de beroepspraktijk en wat daarin inhoudelijk gevraagd wordt. Voorts wordt aldus voorbereid op samenwerking tussen de verschillende disciplines in de zorg. In alle studiejaren gaan studenten op stage, waar zij door de opleiding geformuleerde stage opdrachten uitvoeren die hen ondersteunen bij de ontwikkeling van de beroepsrollen en de beroepsvaardigheden. Waarborging van de kwaliteit vindt plaats in de lijn competentieontwikkeling. Studenten bouwen hun portfolio op, formuleren op basis van hun studievoortgang een persoonlijk ontwikkelingsplan en werken dat verder uit aan de hand van ijkingen (assessment) in leeropgaven voor de stages. In een beroepsverbredende stage bij opleiding Bewegingswetenschappen aan de VU draagt de student bij aan wetenschappelijk onderzoek of is het mogelijk om stage te lopen in een praktijk die als peilstation gegevens levert over patiëntbehandelingen. De opleiding benadert regelmatig beroepsbeoefenaren voor een adviserende rol bij de beoordeling van producten en ijkingen. Ook worden ervaringen opgedaan met het 'sponsoren' van beroepsvraagstukken om een beroepsvraagstuk dat in de opleiding door studenten wordt uitgewerkt zo realistisch mogelijk te maken. Met ingang van het studiejaar 2004-2005 gaan studenten in kernfase A (tweede studiejaar) één dag per week op stage waardoor de interactie tussen studenten en werkveld versterkt zal worden. BeoBeoordelingsrapport Oefentherapie Mensendieck 13

Schema 2: Structuur vierjarig curriculum, inclusief studiepunten. Jaar Propedeuse 1 e jaar Kernfase A 2 e jaar Kernfase B 3 e jaar Afstudeerfase 4 e jaar Beroepsvraagstukken (BV) gericht op: visie op het beroep, professionele handelen, het contact met de cliënt en kwaliteitsbesef (21 stp) Body of Knowledge and Skills (BOKS): kennis en vaardigheden opbouwen, kunnen toepassen (27 stp) 1 week stage (1 stp) 4 wk stage (5 stp) Competentieontwikkeling, CO, opbouw portfolio (6 stp) BV: werken aan behandelplannen (22 stp) BOKS: kennis en vaardigheden opbouwen, kunnen toepassen (22 stp) Stage: 1 dag per week (3 stp) CO, opbouw portfolio (5 stp) BV: multidisciplinair project met fysioth. en ergoth. (15 stp) BOKS: kennis en vaardigheden opbouwen, kunnen toepassen (14 stp) Stage 1dag per week (3 STP) CO, opbouw portfolio ((4 stp) BV: methodiek ontwikkeling en beoordeling: (4 stp) BOKS: onderzoeksmateriaal, intervisievaardigheden: (4 stp) Verdiepende stage (17 stp) Competentieontwikkeling, opbouw porfolio (10 stp) Stage: de rol van de behandelaar, de rol van ondernemer in een zelfstandige praktijk (17 stp) Afstudeerproject: Onderzoek / praktijkopdracht (17 stp) 1 dag per week werken als oefentherapeut in opleiding (6 stp) Van de opbouw van het curriculum zoals hier is weergegeven, zijn inmiddels het eerste en tweede jaar volledig ontwikkeld. Het vierjarig curriculum is met de propedeuse in het studiejaar 2003-2004 van start gegaan. Bevindingen en oordeel van het panel Het panel komt tot de volgende bevindingen. Het panel acht de in de opleiding gebruikte vakliteratuur up to date en constateert dat het team de vakliteratuur goed bijhoudt. Het panel constateert dat er relatief weinig standaardwerken gebruikt worden op het terrein van fysiologie en anatomie. De betreffende vakdocenten verwijzen vaak naar literatuurlijsten en internet. Het panel pleit ervoor meer standaardliteratuur te gaan gebruiken om het risico te verkleinen van een versnipperde, brede variatie aan elementaire basiskennis. Het opleidingsteam vindt uitbreiding van verplichte literatuur voor de onderwerpen evidence based handelen en klinisch redeneren noodzakelijk. Vanuit de opleiding is aangegeven dat na verschijning (eind 2004)het op basis van wetenschappelijk onderzoek geschreven boek Pathologie van het bewegen: een nadruk op coördinatie als verplichte literatuur zal worden opgenomen. Ook zijn in het programma voor het 2e studiejaar patiëntdemonstraties opgenomen. Vakliteratuur wordt aangevuld met artikelen uit het Tijdschrift voor OTM. In de kritische beroepssituaties en met de stages is de interactie met de beroepspraktijk naar het oordeel van het panel in voldoende mate gewaarborgd. Uit de gesprekken met docenten, studenten en werkveld is het panel gebleken dat de diversiteit in de beroepssituaties in de stages goed is gewaarborgd. Studenten geven aan in de stages actief gebruik te maken van de vakliteratuur om hun deskundigheid te vergroten. Zowel studenten als alumni benadrukken dat de opleiding gastdocenten inzet op de actuele thema's waar nog onvoldoende leermateriaal voorhanden is; bijvoorbeeld met betrekking tot veranderingen in het zorgstelsel en het verzekeringswezen. De inzet van gastdocenten wordt door de studenten hoog gewaardeerd evenals de houding van de gastdocenten. Gastdocenten zijn door studenten en pas afgestudeerden te raadplegen bijvoorbeeld bij het opzetten van een eigen praktijk of adviesbureau (ondernemerschap). Op basis van actuele thema's in het beroepsveld passen docenten de inhoud van programma- onderdelen aan zoals met betrekking tot overgewicht of RSI. Ook worden specialisaties zichtbaar zoals 'kinderen' en multidisciplinairiteit, door enige continuïteit in de keuze van onderwerpen voor afstudeerartikelen. Alle gesprekspartners illustreren voor het panel overtuigend de relatie tussen de inhoud van het programma en de beroepspraktijk. Dat blijkt in het bijzonder door de terugkoppeling die studenten moeten geven in reflectieverslagen en door de Dutch Validation Council 14

ontwikkelingsgerichte ijkingen (assessments). De studenten uit beide curricula beoordelen de kwaliteit van het studiemateriaal met scores die variëren van goed (3,8) tot ruim voldoende (3,6). Het zicht op de gang van zaken in de beroepspraktijk en de aansluiting van de opleiding op nieuwe ontwikkelingen en op de beroepspraktijk (door het panel getoetst bij alumni) wordt door hen als voldoende tot goed beoordeeld. Op basis van deze bevindingen komt het panel tot de beoordeling dat de aansluiting van het programma op de criteria voor een HBO opleiding als goed is te kwalificeren. 2.2.Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken Beschrijving Het onderwijs is afgeleid van het beroepsprofiel van de oefentherapeut Mensendieck en sluit aan bij het didactisch concept competentiegericht leren van de HvA. De inhoud en opbouw van het programma is vormgegeven vanuit de eindcompetenties. Voor het vierjarig curriculum zijn de eindcompetenties vertaald naar drie niveaus van competentieontwikkeling: operationeel niveau, strategisch niveau (keuzes maken in een complexe omgeving) en strategisch-tactisch niveau (vraaggericht werken). BeoBeoordelingsrapport Oefentherapie Mensendieck 15

Schema 4: Uitwerking van de niveaus van competentieontwikkeling naar beroepsrollen en niveau Beroepsrol Educatief zorgverlener Propedeuse Niveau 1: Operationeel niveau (de regelen der kunst) In een gestructureerde omgeving: Analyseren, Voorbereiden, Uitvoeren en Evalueren Verantwoorden van oefentherapeutische deelhandelingen Kernfase A en B Niveau 2: Strategisch niveau (keuzes maken in een complexe omgeving) In de oefentherapeutische praktijk: Analyseren, Voorbereiden, Uitvoeren en Evalueren Verantwoorden van oefentherapeutisch handelen Afstudeerfase Niveau 3 Strategisch / tactisch niveau (vraaggericht werken) Binnen de gezondheidszorg vraagstukken: Analyseren, Voorbereiden, Uitvoeren en Evalueren Verantwoorden van handelen. Educatief dienstverlener Cursussen ontwerpen op basis van (ped)agogische en vakinhoudelijke uitgangspunten Cursussen ontwerpen en uitvoeren voor uiteenlopende groepen Vraaggericht werken: cursussen op maat ontwikkelen en uitvoeren Manager Op papier Leiding nemen Leiding geven Paramedisch Professional Kennis verwerven met het oog op visieontwikkeling en met het oog op de verantwoording van het handelen Kennis verwerven en kennis delen met het oog op meerduidige verantwoording Het proces van kennis verwerving & ontwikkeling zelf kunnen sturen en plannen. Participant in het kennisdebat. De opleiding omvat een major en minor-deel. Het major-programma is gericht op het behalen van de competenties tot oefentherapeut en omvat 210 studiepunten. Het uitgangspunt hierbij is het werken aan reële arbeidssituaties en beroepsvraagstukken. Het minor-deel is gereserveerd voor verdere verdieping op basis van individuele interesses. Het keuzedeel in het driejarig programma is te vergelijken met een minor. Minors zijn programma-onderdelen met een studielast van 30 studiepunten die niet tot het verplichte basiscurriculum van een opleiding behoren. Gezien de fase van onderwijsinnovatie waarin de opleiding zich bevindt, houdt zij zich pro-actief bezig met de minor-major discussie op centraal niveau waar een HvA-breed kader wordt ontwikkeld. Besloten is dat iedere student een minor-programma volgt van 30 studiepunten. Bevindingen en oordeel van het panel Uit de studentenevaluaties van de afgelopen twee jaar blijkt dat de inhoud van het programma goed aansluit op de beroepspraktijk en op de ontwikkelingen binnen de arbeidsmarkt (scores op de verschillende vragen lopen van 3.6 tot 3.8 op een vijfpuntsschaal). Uit het alumni onderzoek blijkt dat de aansluiting van de huidige functie op de opleiding hoog scoort (3.9). Dit is beduidend hoger dan bij andere HvA-opleidingen hetgeen het panel verklaarbaar acht gegeven de nauwe relatie tussen opleiding en beroep. Op basis van bestudering van de documentatie o.a. informatie van de leerlijnen en studiehandleidingen, constateert het panel dat de inhoud en opbouw van het programma zijn onderbouwd en beredeneerd vanuit de eindkwalificaties (competenties). Als gevolg van de fase waarin de onderwijsinnovatie m.b.t. het vierjarige programma zich bevindt, is de relatie tussen de eindcompetenties en de leerdoelen beschreven op programmaniveau. Voor de propedeuse en kernfase A heeft de vertaling naar doelen van onderwijsonderdelen al plaatsgevonden en zijn de programmaonderdelen concreet uitgewerkt. Mede als gevolg van de nieuwe rollen die docenten in de uitgewerkte programma onderdelen op zich nemen (coach, assessor etc.) zoeken zij nog naar een juiste afstemming in de begeleiding van studenten. Uit studentenevaluaties blijkt bijvoorbeeld dat beoordelingscriteria voor studenten nog onduidelijk zijn. Dutch Validation Council 16

De inbedding van het C-enter in het instituut waardeert het panel als een belangrijke ontwikkeling om het onderwijs verder aan te sluiten bij de ontwikkelingen van de beroepspraktijk en als één van de mogelijkheden om studenten ook in de opleiding al ervaring te laten opdoen met het werken in multidisciplinair verband. Het panel is van oordeel dat de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma als geheel goed gewaarborgd is. 2.3.Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma Beschrijving De opleiding heeft onderdelen die in het curriculum hun eigen dynamiek kennen en samenhang vertonen, ondergebracht in leerlijnen. De leerlijnen (zowel in het drie- als in het vierjarig programma) zijn in het begin van de opleiding het meest herkenbaar. Geleidelijk aan wordt het onderscheid minder scherp. Dit heeft te maken met de toenemende mate van zelfsturing van de student en de beroepsvaardigheden die een steeds belangrijkere rol innemen. De volgende drie leerlijnen zijn in het programma onderscheiden (zie voor de opbouw van het curriculum ook het schema in paragraaf 2.1). 1. Beroepsvraagstukken: de projectlijn. Deze leerlijn zorgt ervoor dat studenten vanaf dag één werken aan reële beroepsvraagstukken en praktijkproblemen. De leerlijn ontwikkelt zich van gesimuleerde opdrachten, via stages naar externe opdrachten. Om deze projectopdrachten zo dicht mogelijk bij de beroepsuitoefening te laten verlopen, worden ze gesponsord door externe opdrachtgevers ( bijna echt, nog echter, echt ). 2. De leerlijn Body of Knowledge and Skills (BOKS): de kennis en vaardigheden. Deze leerlijn biedt ondersteunende kennis, inzicht en vaardigheden die de student leert om vanuit verschillende perspectieven naar de beroepswerkelijkheid te kijken en zich te verantwoorden. 3. Competentieontwikkeling; het leren managen van de eigen (studie)loopbaan. Deze leerlijn biedt de mogelijkheid om op basis van gerichte reflectie, persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP) op te stellen en te evalueren in het licht van (te verwachten) competentieontwikkeling. Hiervoor werken studenten met een digitaal portfolio. De studieloopbaanbegeleiding waarin de student reflecteert op zijn eigen leerproces en verbinding leert leggen tussen verschillende leerervaringen en leert eigen verantwoording te dragen voor zijn studie- en beroepsontwikkeling, loopt als rode draad door de opleiding en is vastgelegd in de studiehandleiding competentieontwikkeling. Bevindingen en oordeel van het panel Het panel komt tot de volgende bevindingen. Het panel constateert, na bestudering van het leermateriaal, overeenkomsten tussen de inhoud van het driejarige en vierjarig curriculum. In het gesprek tijdens de site visite geven docenten voorbeelden van onderdelen die voor het vierjarige curriculum ontwikkeld zijn en ook in het driejarig programma worden ingezet. Studenten geven in het evaluatieonderzoek aan dat de opbouw van het programma voldoende duidelijk is en dat de samenhang tussen de verschillende programma onderdelen goed is. In de gesprekken met het panel blijkt dat alle betrokkenen staan achter de verbeteringen in de samenhang die de opleiding heeft aangebracht in het vierjarige programma. Het gaat om het ontwikkelen van de BOKS, het sterker aanzetten van beroepsvraagstukken, de reflectie op en het onderzoeken van andere benaderingswijzen. Het panel spreekt zijn waardering uit voor de aanpak die het team heeft gekozen. Het panel is met het opleidingsmanagement, de opleidingsadviesraad en de alumni van mening dat de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma in het driejarige programma op het niveau van basiskwaliteit is gewaarborgd. Voorzover de concretisering in het vierjarige curriculum al in de praktijk is gebracht acht het panel de relatie tussen doelstellingen en inhoud voldoende. Op basis van deze bevindingen komt het panel tot het volgende oordeel.het panel beoordeelt de samenhang in het programma waarbij de vakinhoudelijke elementen en beroepsgerichte vaardigheden zowel in samenhang als deels apart worden aangeboden en herkenbaar zijn gestructureerd vanuit de beoogde competenties als voldoende. 2.4. Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen BeoBeoordelingsrapport Oefentherapie Mensendieck 17

Beschrijving Met de studiegids informeert de opleiding studenten aan het begin van het studiejaar over de gebruikelijke dingen zoals de organisatie van de opleiding, jaarplanning (o.a. begin en einddata blokken, tentamenperiodes en vakanties), inhoud van programmaonderdelen en studiepunten. In de studiehandleidingen is voor elk blok van 10 weken de specifieke informatie over de planning van het onderwijs, de opdrachten en de toetsing opgenomen. De informatievoorziening over bijv. groepsindelingen, roosters etc. is op orde (tijdig bekend). Studiehandleidingen zijn minimaal een week voor aanvang van een blok te koop. Iedere leerlijn heeft in het weekrooster een eigen studiedag zodat de student optimaal kan studeren zonder verlies van overstaptijd van het ene studieonderdeel naar het andere. Schema 5: Voorbeeld studierooster. Ma Di Wo Do Vr Ochtend Ziekteprocessen: colleges Zelfstudie-dag Middag Beroepsvraagstukken wekelijks inleiding projectmatig werken eerste weken trainingen in projectmatig werken expertise uur keuzevak Begeleiden: OTM vaardigheden en verantwoording van het handelen werkvormen: trainingsopdrachten. colleges opdrachten. in groepen Houding en beweging: OTM vaardigheden en verantwoording van het handelen werkvormen: trainingsopdrachten. colleges opdrachten. in groepen Bevindingen en oordeel van het panel Het panel komt tot de volgende bevindingen. Met de invoering van de nieuwe propedeuse blijken zich veranderingen voor te doen in de door studenten ervaren studielast. Uit de tevredenheidmetingen blijkt dat studenten OTM de studielast in het 'oude' programma als zwaar ervoeren en dat zij iets meer dan de gemiddelde HvA student studeerden. Uit de evaluatie van de eerste blokken in de nieuwe propedeuse blijkt het tegenovergestelde. Propedeusestudenten ervaren de studielast als licht en studeren gemiddeld maar 20 uur per week. Tegelijkertijd zijn hun studieresultaten onder de maat. De opleidingscommissie die bestaat uit studenten schrijft dit fenomeen vooral toe aan de heterogeniteit in de instroom. Studenten komen uit verschillende achtergronden: net geslaagd voor de havo of voor het vwo of een beroepsopleiding achter de rug hebbend. Volgens de studenten redden de vwo studenten zich goed en hebben de andere groepen studenten, vooral die met een HAVO achtergrond, moeite met het plannen van hun eigen studietijd en met het structureren van de inhoud bij de opdrachten. De opleiding is zich bewust van de noodzaak dat zij voldoende studietijd organiseert en heeft deze situatie voortvarend aangepakt. Het onderwijs is aan het einde van blok 3 door docenten nader geanalyseerd en in panelgesprekken met studenten besproken. Vervolgens heeft het docententeam verbeteringen doorgevoerd in het laatste blok van de propedeuse door in de opzet van de studiedag meer structuur te bieden. Eerst krijgen studenten 'les', vervolgens gaan zij opdrachten zelfstandig maken. Aan het einde van de dag vindt een gezamenlijke terugkoppeling plaats. Hierdoor krijgt vooral de HAVO groep een steuntje in de rug. Studenten signaleerden ook dat de studielast niet goed gespreid was over het jaar. Voor teveel programmaonderdelen moesten zij tegelijk reflectieverslagen schrijven. Hierdoor trekken studenten minder profijt van de reflectie activiteit omdat de feedback van docenten nog niet verwerkt kon worden in de nieuw te schrijven reflectieverslagen. Het docententeam heeft dit goed opgepakt en heeft het aantal reflectieverslagen dat tegelijkertijd geschreven moet worden verminderd. Het panel constateert dat het team door de doorvoering van verbeteracties belemmeringen in de studievoortgang weet weg te nemen. Toch beoordeelt het panel dit facet als onvoldoende aangezien de inrichting van de blokken in de propedeuse en de informatievoorziening in o.a. studiehandleidingen onvoldoende waren om studenten aan te sporen een juiste investering in studieuren te plegen. Dutch Validation Council 18