Taaldomein havo 1-3 EPN Methode Taaldomein 1 Mondeling 59p Schooltype havo 1-3 2 Lezen 217p Editie vanaf 2003 3 Schrijven 79p Niveau 2F 4 Taalbeschouwing 198p Domein 1 Mondelinge vaardigheid Gespreksvaardigheid hv2 1 Het telefoongesprek 17 2 Informatie vragen via de telefoon hv2 3 Het interview 90 4 Fouten bij interviewvragen voorkomen hv2 5 Het kijk/luisterschema 159 3 h3 1 Feiten en meningen in een discussie 18 3 De taken van een discussievoorzitter h3 3 Het debat 85 5 Spelregels Weerlegging van argumenten h3 6 Doelen van een discussie 198 3 Fasen in discussies totaal 20 Domein 1 Mondelinge vaardigheid Luisteren hv1 1 Informatie geven en ernaar luisteren 18 4 Spreken voorbereiden Een luisterschema invullen hv2 4 Aantekeningen bij spreken/luisteren 123 3 h3 2 Vergelijken via lezen en 53 4 kijken/luisteren h3 5 Het samenvatten van een tvprogramma 162 3 Samenwerken totaal 14 Domein 1 Mondelinge vaardigheid Spreekvaardigheid hv1 2 Luisteren naar uitleg 62 3 Uitleggen 3 Een mondelinge instructie geven: de 97 3 voorbereiding Een duidelijke inleiding Een mondelinge instructie uitvoeren Beeld bij een mondelinge instructie 4 Informeren en vertellen 131 4 Luisteren De betrouwbaarheid van een persoonlijk verslag Ervaringen van mensen 5 Luisteren naar een overtuigende 169 3 tekst Overtuigend spreken 6 Kritisch kijken en luisteren 203 3 Boeiend spreken hv2 2 Een presentatie duidelijk maken 53 3 6 Publiekgericht presenteren 192 3 Tips voor publiekgericht presenteren h3 4 Een onderzoek presenteren 127 3 Vragen bij een presentatie totaal 25 Domein 2 Leesvaardigheid Zakelijke teksten hv1 1 Teksten verkennen 9 6 Het onderwerp van een tekst Titel en ondertitel van een tekst Bronnen en bronvermeldingen 2 De opbouw van teksten 46 9 Uitleggende teksten De hoofdgedachte van een tekst De opbouw van het middenstuk De opbouw van alinea s 3 Instructies 88 6 4 Een persoonlijk verslag 122 7 Feiten en meningen Een persoonlijk verslag precies lezen 5 Een overtuigende tekst 159 5 Een overtuigende tekst lezen Argumenten herkennen aan signaalwoorden De opbouw van een overtuigende tekst De hoofdgedachte van een overtuigende tekst 6 Amuserende en zakelijke teksten 195 5 Humor in zakelijke teksten Schrijver en lezer Humoristisch taalgebruik Andere manieren om lezers te boeien hv2 1 Globaal lezen 9 5 De hoofdgedachte van een tekst Het nieuwsbericht Snel informatie vinden 2 Leesdoelen en leesaanpak 43 6 Studerend lezen De leesaanpak bij studerend lezen 3 Vooraf vragen stellen 79 7 Vragen stellen aan de tekst De structuur van een tekst De betoogstructuur De voor- en nadeelstructuur 4 Activerende teksten 117 4 De opbouw van activerende teksten 5 Objectief en subjectief 151 6 Commentaar/recensie Kritisch lezen 6 Reclame: commercieel en ideëel 184 4 Doelgroepen en publieksgerichtheid h3 1 Schrijfdoelen 8 6 Feitelijke en niet-feitelijke argumenten Teksten met twee schrijfdoelen 2 Vergelijken in teksten 45 4 De structuur van vergelijkende teksten 3 Standpunt en tegenstandpunt in een 77 5 betoog Verschillende standpunten in een informerende tekst 4 Onderzoeksvraag 117 5 Deelvragen Bruikbaarheid van bronnen 5 Studerend lezen 151 6 Samenvatten De leesaanpak bij samenvatten 6 Tegenargument of weerlegging 189 5 totaal 101
Domein 2 Leesvaardigheid Fictionele teksten en literaire teksten hv1 1 Fictie en non-fictie 23 7 Gedichten herkennen 2 Een boek kiezen in de mediatheek of 66 8 bibliotheek Boeiend schrijven 3 Nadenken door fictie 101 6 Rijm De woorden lopen in de maat 4 Strip tussen boek en film 136 7 Spanning Een gesprek opschrijven 5 Een boek of een film beoordelen 173 6 Cliffhangers 6 Manieren om grappig te vertellen 207 8 Onzinteksten Gekke gedichten hv2 1 Je inleven in de hoofdpersoon 20 6 Ik-perspectief Beschrijven wat je op een foto ziet en schrijven over wat je denkt dat er gebeurt 2 Manieren om een boek echt te laten 57 6 lijken Beschrijven wat je ziet, hoort, proeft, voelt of ruikt 3 Twee soorten verhaalpersonen 95 5 Een pantoum herkennen en schrijven 4 De boekpromotie 127 5 Aandacht trekken 5 Kenmerken van strips 163 5 Strips beoordelen Wat wil Loesje? Hoe schrijf je een Loesje? 6 Met een boek naar andere tijden 196 9 Sprookjes h3 1 Personages 23 7 Recensie 2 Literatuur of lectuur 58 5 3 Door wiens ogen zie je het verhaal? 92 7 Perspectiefwisseling 4 Een boek verfilmen 131 6 Beoordeling van film en tv-series 5 Interpreteren 167 6 6 Een balansverslag maken 202 7 totaal 116 Domein 3 Schrijfvaardigheid Schrijven hv1 1 Informerend schrijven: de 14 4 voorbereiding Informerend schrijven: een voorbeeld Een schrijfschema uitwerken Aanwijzingen voor het bedenken van titels en ondertitels 2 Een uitleg schrijven: de voorbereiding 55 7 Voorbeelden en vergelijkingen Commentaar geven 3 Hoe schrijf je een instructie? 94 3 4 Een persoonlijk verslag schrijven 128 3 Inleiding en slot 5 Het schrijven van een brief 164 5 De envelop Overtuigende brieven 6 Een pakkende inleiding 200 3 Een pakkend slot hv2 1 Het nieuwsbericht 14 3 Nieuwsartikelen 2 Uitleggen dat je iets begrepen hebt 49 5 3 Verzoekbrieven schrijven 85 5 Regels voor het schrijven van een brief en envelop 4 Een activerende tekst schrijven 120 3 5 Recensies schrijven 156 3 6 Publiekgericht schrijven 188 4 Illustratie bij reclameteksten Opmaak h3 1 Schrijven van teksten met twee 14 4 doelen Signaalwoorden als hulpmiddel 2 Teksten schrijven met de voor- en 48 6 nadeelstructuur Boeiend schrijven 3 Een betoog schrijven 82 4 Inleiding en slot van een betoog Pakkende titels bedenken 4 Een werkplan voor het schrijven van 122 5 een onderzoeksverslag Een onderzoeksvraag formuleren Het schrijven van een onderzoeksverslag Illustraties en onderschriften Adviezen voor de aanpak van het onderzoeksverslag 5 Het schrijven van een samenvatting 156 6 Bondig schrijven Het gebruik van signaalwoorden in een samenvatting De vormgeving van een samenvatting 6 Ingezonden brieven 193 6 Een ingezonden brief schrijven met als doel overtuigen Een ingezonden brief opsturen totaal 79 Domein 4 Taalbeschouwing en taalverzorging hv1 1 Standaardtaal en dialect 30 12 Zinnen De persoonsvorm Titels De-woorden en het-woorden Verwijswoorden De betekenis van woorden zoeken in de tekst Themawoorden 2 Formele en informele taal 73 10 Misverstanden bij formeel en informeel taalgebruik Het onderwerp Werkwoordelijk gezegde De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) De persoonsvorm (tt) in het meervoud Vergelijkingen gebruiken Zintuigen en fantasie Schooltaalwoorden 3 Woorden of beelden? Woorden of gebaren? Het meewerkend voorwerp 107 11
Zinsdelen Sterke Zwakke Beter schrijven door synoniemen en verwijswoorden te gebruiken De volgorde van de woorden De betekenis van afgeleide woorden 4 Taal is kinderwerk Slimme sponsjes Bijwoordelijke bepaling Zinnen ontleden Het voltooid deelwoord Het voltooid deelwoord bij sterke Het voltooid deelwoord bij zwakke Moeilijke voltooide deelwoorden Citeren Citaten gebruiken als je schrijft Verschillende betekenissen van een woord 5 Groepstaal en vaktaal Zelfstandige en lidwoorden Eigennamen Bijvoeglijke Telwoorden Voorzetsels Meervoud op -en Meervouden op -s Woorden die eindigen of ee of -ie Problemen bij het meervoud Welk woord in welke situatie? Formeel, neutraal en informeel Werkwoordsvormen in het woordenboek 6 Massamedia Gesproken en geschreven media Voor Woorden die eindigen op ee of -ie Woorden uit het Latijn Verwijswoorden gebruiken Uitdrukkingen Spreekwoorden hv2 1 Vertellen en leeftijd Vertellen over jezelf Vertellen en je publiek Spelling van de werkwoordsvormen Instinkers Engelse Tien lastige Verwijswoorden Titels Titels bij een tekst bedenken De betekenis van onbekende woorden vinden 2 Hoe spel je een geleend woord? Verschillende soorten Het naamwoordelijk gezegde Bijvoeglijke De verbuigings-e bij bijvoeglijke De vergrotende en overtreffende trap Stoffelijke bijvoeglijke Vaktaal en jargon Woordenboek 143 11 179 10 215 10 26 12 63 11 3 De oorsprong van de Nederlandse taal Middelnederlands De passieve vorm Passieve zinnen herkennen Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt Verbanden en signaalwoorden Synoniemen 4 Gebruik van formulieren Problemen met formulieren De samengestelde zin Hoofdzinnen en bijzinnen Samengestelde zinnen Drie spellingtekens De juiste toon Voorvoegsels Griekse en Latijnse voorvoegsels 5 Over de geschiedenis van het Nederlands: de schrijftaal Modern Nederlands: steeds een beetje eenvoudiger Het aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijke voor Het verschil tussen betrekkelijk voornaamwoord en aanwijzend voornaamwoord Samenstellingen Regel 1: Wanneer gebruik je een tussen-s> Regel 2: Wanneer gebruik je een tussen-n? De Koninginnedag-uitzondering De dageraad-uitzondering Regel 3: Wanneer gebruik je alleen een -e-? Objectief en subjectief formuleren Beoordelen 6 Intonatie Mimiek Lichaamstaal Bijvoeglijke bijzin Bijvoeglijke bijzinnen vinden De tussenletters in samenstellingen De tussenletter in afleidingen van zelfstandige De tussenletter in afleidingen van Hoe werkt de spellingcontrole? Bondig schrijven Tips voor bondig schrijven Achtervoegsels h3 1 Geheimtaal Sleutels en codes Vaste voorzetsels Schooltaalwoorden 2 Retorisch taalgebruik Retorische vragen De samengestelde zin Aan elkaar, los of verbonden door een streepje Afkortingen 100 12 132 14 168 12 205 12 30 10 63 9
Werkwoorden en zelfstandige Van werkwoord naar zelfstandig naamwoord Van zelfstandig naamwoord naar werkwoord 3 Sms-taal en msn-taal De beknopte bijzin Foutief beknopte bijzin Hoofdletters Spellingtekens Figuurlijk taalgebruik Verschillende soorten figuurlijk taalgebruik 4 Gebarentaal Nieuwe woorden in gebarentaal Handalfabet Samentrekking Foutieve samentrekking Bijvoeglijke Uitdrukking, spreekwoord of gezegde 5 Jongerentaal en straattaal Kenmerken van jongerentaal Het betrekkelijk voornaamwoord Leenwoorden spellen Het meervoud van zelfstandige Hyperbool en eufemisme 6 Taalverandering Taalverandering of taalverloedering Samengestelde zinnen ontleden Tussenletters in samenstellingen Tussenletters in afleidingen Woorden afbreken Synoniemen en antoniemen 99 12 137 9 173 11 209 10 totaal 198