ARTIKEL Het meten van centrale tonusregulatiestoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking: waarnemerovereenstemming van de Modified Ashworth Scale (MAS) en Modified Tardieu Scale (MTS) E. Gielen, J. Elvers en R. Oostendorp 1 Inleiding Zorgprofessionals die betrokken zijn bij de primaire zorg van mensen met een verstandelijke beperking vragen aan fysiotherapeuten of een cliënt stijver wordt omdat de verzorging naar hun beleving moeizamer verloopt. Artsen schrijven medicatie voor om de spasticiteit te verminderen en vragen aan de fysiotherapeut of dit effect heeft. Antwoorden op deze vragen waren vaak onbevredigend omdat een objectieve maat voor stijfheid en spasticiteit ontbrak. Heerkens et al. (2002) gaven bij een inventariserend onderzoek aan dat een groot beroep werd gedaan op fysiotherapie bij mensen met verstandelijk beperkingen en centrale tonusregulatiestoornissen en dat geen betrouwbare meetinstrumenten beschikbaar waren om de resultaten van deze interventie te meten. Het was dus wenselijk om de mate van centrale tonusregulatiestoornissen (waaronder spasticiteit) te meten om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden en om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de fysiotherapie. In een ongepubliceerd literatuuronderzoek naar meetinstrumenten bij spasticiteit door Gielen (2005) werden 14 meetinstrumenten getraceerd die werden beoordeeld op betrouwbaarheid en bruikbaarheid. De betrouwbaarheid van geen van deze meet- Beleid & Management Effectieve behandeling van spasticiteit veronderstelt een goed meetinstrument, zowel voor diagnostische doeleinden als om effecten van behandeling vast te stellen. In dit onderzoek wordt de betrouwbaarheid onderzocht van twee instrumenten: de Modified Ashworth Scale (MAS) en Modified Tardieu Scale (MTS). Het artikel is van belang voor artsen en fysiotherapeuten in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen. WB 18 NTZ 1-2011
E. Gielen, J. Elvers en R. Oostendorp instrumenten was onderzocht bij verstandelijk beperkte mensen met spasticiteit en/of hypertonie. Scholtes et al. (2006) gaven aan dat de Modified A shworth Scale (MAS) en in mindere mate de Modified Tardieu Scale (MTS) de meest gebruikte instrumenten zijn voor het meten van centrale tonusregulatiestoornissen waaronder spasticiteit. Dit betrouwbaarheidonderzoek richt zich op deze twee meetinstrumenten bij mensen met een verstandelijke beperking en centrale tonusregulatiestoornissen. Ontregeling van de invloed van het centrale motorische coördinatieniveau leidt tot stoornissen in de tonusregeling (meestal abnormaal hoge tonus) met als meest voorkomende oorzaak een beschadiging van een deel van de corticobulbaire of corticospinale banen. De centrale tonusregulatiestoornis in de vorm van spasticiteit wordt gedefinieerd als een motorische ontregeling gekarakteriseerd door een snelheidsafhankelijke toename van spierspanning met verhoogde peesreflexen ten gevolge van overprikkelbaarheid van de rekreflex als onderdeel van het upper motor neuron syndroom (Lance, 1980). Naast spasticiteit worden ook rigiditeit, dystonie en hypertonie veroorzaakt door centrale tonusregulatiestoornissen. Tot op heden zijn er geen gegevens bekend over de betrouwbaarheid van de MAS en de MTS bij mensen met een verstandelijke beperking en centrale tonusregulatiestoornissen. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de betrouwbaarheid van de MAS en MTS bij mensen met een verstandelijke beperking en centrale tonusregulatiestoornissen. De commissie Ethiek van ASVZ gaf toestemming voor dit onderzoek. 2 Methode 2.1 Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie bestond uit een steekproef van cliënten met een verstandelijke beperking die woonden en/of dagbesteding hadden op locatie Merwebolder van ASVZ in Sliedrecht. Deze selectie vond plaats op basis van beschikbaarheid van de cliënten tijdens de meetmomenten. De centrale tonusregulatiestoornissen van de deelnemers werden in een eerder stadium gediagnosticeerd door een arts verstandelijk gehandicapten (AVG) of een medisch specialist. Sommige deelnemers kregen medicatie ter vermindering van de spiertonus. Bij wijziging in deze medicatie gedurende drie maanden voorafgaand aan het onderzoek werden deze cliënten uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Er mocht geen sprake zijn van niet-stabiele pathologie, zoals blaasontsteking of luchtweginfecties vlak vóór of tijdens het onderzoek. Deelnemers die het ketogeen dieet volgden, werden uitgesloten als ze het dieet korter dan twee maanden volgden. De indruk bestond bij de artsen, fysiotherapeuten en diëtist dat het ketogeen dieet tijdens de eerste maanden invloed had op de spiertonus. Deelname aan het onderzoek was uitgesloten als de wettelijke vertegenwoordiger weigerde het informed consent te tekenen. Afhankelijk van de leeftijd van de cliënt werden de Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC-III), de Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS) of de Vineland Adaptive Behavi- NTZ 1-2011 19
Het meten van centrale tonusregulatiestoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking our Scales (VABS) door de orthopedagoog gebruikt om de ernst van verstandelijke beperking te bepalen. Vier niveaus werden onderscheiden licht, matig, ernstig en diep (A iken, 1997). 2.2 Meetinstrumenten De MAS verschilt van de Ashworth Scale (AS) door toevoeging van een score 1+. Deze variant op de AS werd door Bohannon en Smith gemaakt om meer differentiatie te krijgen aan het begin van de schaal (MAS-B variant) (Bohannon en Smith, 1987). De MAS is een 6-puntschaal waarbij, tijdens het teweegbrengen van een beweging van de elleboog of knie, een kenmerk van tonus wordt gescoord door de onderzoeker (0 = geen toename van de spiertonus; 1 = geringe toename van de spiertonus, die zich manifesteert als een plotseling optredende spanning gevolgd door een ontspanning, of als een minimale weerstand aan het eind van de bewegingsuitslag, wanneer het aangedane lichaamsdeel wordt bewogen in flexie of extensierichting; 1+ = geringe toename van de spiertonus, die zich manifesteert als een plotseling optredende spanning en die daarna als geringe weerstand voelbaar blijft tijdens het resterende [minder dan de helft van het] bewegingstraject; 2 = meer uitgesproken toename van de spiertonus over het grootste deel van het bewegingstraject, maar het desbetreffende lichaamsdeel beweegt gemakkelijk; 3 = aanzienlijke toename van de spiertonus, passief bewegen is moeilijk; 4 = aangedane lichaamsdeel of lichaamsdelen vast in flexie of extensie (Van Peppen et al., 2004). De interwaarnemerovereenstemming van de MAS is volgens Mehrholz et al. (2005) gering tot redelijk (Cohen s kappa 0,16-0,42). Volgens Morris (2002) was deze aanvaardbaar (Spearman s r [r s ]0,72 en 0,77). Vergelijkbare correlatiecoëfficiënten voor de interbeoordelaarbetrouwbaarheid van de MAS (r s = 0,62 en 0,80) werden gevonden bij psychogeriatrische patiënten met distonie (Waardenburg et al., 1999). Mehrholz et al (2005) vonden een redelijk tot goede intrawaarnemerovereenstemming met kappawaarden van 0,47-0,62. Onderzoek bij mensen met een cerebrovasculair accident (CVA) toonde aan dat zowel de inter- als de intrabeoordelaarbetrouwbaarheid hoog was (Gregson et al., 1999). Dit werd bevestigd door Brashear et al. (2002). Het onderzoek van Fosang et al. (2003), uitgevoerd bij kinderen met cerebral palsy (CP), toonde aan dat de inter- en intrabeoordelaarbetrouwbaarheid van de MAS zwak was. Dit werd bevestigd door het onderzoek van Ansari et al. (2006) bij 15 patiënten met een halfzijdige verlamming. Zij vonden een kappawaarde van 0,21 voor de MAS en concludeerden dat de MAS niet betrouwbaar was voor het meten van spasticiteit. Uit het onderzoek van P andyan et al. (2003) bij patiënten met een CVA bleek dat de MAS geen valide meetinstrument was voor het meten van spasticiteit. De MTS verschilt van de Tardieu Schaal (TS), doordat deze laatste drie metingen kent (een meting voor de mobiliteit van het gewricht). De MTS kent twee metingen; een R 1 meting die snel wordt uitgevoerd (onder snel wordt 20 NTZ 1-2011
E. Gielen, J. Elvers en R. Oostendorp verstaan binnen een halve seconde) en een R 2 meting waarbij de beweging langzaam wordt uitgevoerd. Bij beide metingen wordt de hoekstand van het gewricht op het moment van een plotseling optredende weerstand (catch) gemeten met een goniometer. Het verschil tussen de R 1 en de R 2 score wordt door Mackey et al. (2004) de mate van dynamische contractuur in het gewricht genoemd. Naarmate het verschil tussen de R 1 en R 2 score groter is, is de mate van spasticiteit groter. Filipetti et al. (2003) vonden bij hun onderzoek met 566 patiënten met spasticiteit die behandeld werden met een door een anesthesist aangelegde blokkade dat de betrouwbaarheid van de MTS hoger was dan die van de MAS. Fossang et al. (2003) onderschreven deze conclusie. Mehrholz et al (2005) vonden een matige tot redelijke interwaarnemerovereenstemming (kappawaarden van 0,29 tot 0,53) en een redelijke tot goede intrawaarnemerovereenstemming (kappawaarden van 0,52 tot 0,87) voor de MTS. 2.3 Onderzoeksprocedure Voor dit onderzoek is een gestandaardiseerd meetprotocol voor het afnemen van de MAS en de MTS ontwikkeld, omdat er voor deze doelgroep geen bestaand protocol was. Vooraf aan de meetmomenten werden twee fysiotherapeuten met ervaring in het behandelen van mensen met een verstandelijke beperking bijgeschoold in het afnemen van de MAS en de MTS. Zij namen tijdens de onderzoekssessies de MAS en de MTS onafhankelijk van elkaar af voor het bepalen van de mate van de centrale tonusregulatiestoornis door bewegingen van de ellebogen en de knieën uit te voeren. Er waren voor iedere cliënt twee onderzoeksessies met een interval van twee dagen, zodat alle cliënten viermaal werden onderzocht, tweemaal op moment 1 en tweemaal op meetmoment 2. De fysiotherapeuten noteerden voor iedere cliënt vier MAS-scores en acht MTS-scores op voorbedrukte formulieren. Op deze formulieren werd ook het onderzochte lichaamsdeel ingevuld (linker- of rechterarm en het linker- of rechterbeen). De cliënten werden in een zo ontspannen mogelijke houding op hun rug gelegd. De onderzoeker nam plaats aan de zijde van de te onderzoeken arm en bewoog de arm rustig door de elleboog te buigen en te strekken. Daarna voerde de onderzoeker, vanuit gebogen elleboog, een extensie van de elleboog uit. De scores van de MTS werden met behulp van een Kinetec F08090 goniometer in graden bepaald. Na de metingen van de arm werden de metingen van het been op vergelijkbare wijze uitgevoerd door de knie te buigen en te strekken. Voor de standaardisering van de goniometrische metingen werd gebruik gemaakt van de methode die is beschreven door Ryf en Weymann (1999). De volgorde van de metingen tussen de onderzoekers werd random verdeeld. 2.4 Statistische verwerking en analyse Met de toets van Shapiro Wilks werd nagegaan of de metrische variabelen normaal w aren verdeeld. Gezien de niet-normale verdeling van de variabelen werden deze met non-parametrische toetsen geanalyseerd. S ystematische verschuivingen van de varia- NTZ 1-2011 21
Het meten van centrale tonusregulatiestoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking belen tijdens de metingen werden getoetst voor gepaarde waarnemingen met een α- waarde van 0,05. Cohen s kappawaarde werd berekend als maat voor de intra- en interwaarnemerovereenstemming na correctie van de toevalsovereenstemming. Als indeling voor grenswaarden voor de Kappa werd gekozen voor de indeling van Cohen (1960) en Altman (1991): 0,81-1,00 sterk, 0,61-0,80 goed, 0,41-0,60 matig, 0,21-0,40 zwak, 0,20 slecht. De gegevens werden verwerkt met Statistiek 8.0 en SPSS software (versie 14.0 For Windows ). 3 Resultaten 3.1 Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie bestond uit 50 mensen met een verstandelijke beperking en een centrale tonusregulatiestoornis. De deelnemers, 19 vrouwen en 31 mannen, hadden een gemiddelde leeftijd van 34,1 jaar (SD 15,3 jaar; minimum 7 jaar - maximum 63 jaar). De gemiddelde leeftijd van de mannen bedroeg 38,1 jaar (SD 13,9 jaar; minimum 10 jaar - maximum 63 jaar) en van de vrouwen 27,6 jaar (SD 15,5 jaar; minimum 7 jaar - maximum 59 jaar). De verstandelijke beperking van zes deelnemers werd, volgens de indeling van Aiken (1997), geklasseerd als licht (IQ tussen 50 en 69), die van zeven deelnemers als matig (IQ tussen 35 en 49), die van 14 deelnemers als ernstig (IQ tussen 20 tot 34) en die van 23 deelnemers als diep ( IQ lager dan 20). Zie Tabel 1. 3.2 Waarnemerovereenstemming In Tabel 2 worden de Cohen s kappawaarden voor de intra- en interwaarnemerovereenstemming van de MAS en MTS weergegeven. De waarden voor de intrawaarnemerovereenstemming van de MAS en de MTS hadden een range van 0,35 (zwak) tot 0,54 (matig) respectievelijk van 0,18 (slecht) tot 0,59 (matig). De Cohen s kappawaarden voor de interwaarnemerovereenstemming van de MAS en de MTS hadden een range van 0,24 (zwak) tot 0,86 (sterk) respectievelijk van 0,18 (slecht) tot 0,51 (matig). Tabel 1: Overzicht van de frequenties voor de mate van verstandelijk beperking (n=50) naar de indeling van Aiken (1997) Niveau van beperking IQ n % Lichte verstandelijke beperking 50 tot 69 6 12 Matige verstandelijke beperking 35 tot 49 7 14 Ernstige verstandelijke beperking 20 tot 34 14 28 Diepe verstandelijke beperking Lager dan 20 23 46 22 NTZ 1-2011
E. Gielen, J. Elvers en R. Oostendorp Tabel 2: Overzicht van de Cohen s kappawaarden* voor de intra- en interwaarnemerovereenstemming van de Modified Ashworth Scale (MAS) en de Modified Tardieu- Schaal (MTS) (n=50) Verrichte meting Intrawaarnemerovereenstemming Interwaarnemerovereenstemming Onderzoeker 1 Onderzoeker 2 Moment 1 Moment 2 MAS arm 0,35 0,42 0,24 0,86 MAS been 0,51 0,54 0,43 0,28 MTS R 1 arm 0,38 0,23 0,59 0,27 MTS R 2 arm 0,44 0,51 0,36 0,38 MTS R 1 been 0,28 0,20 0,19 0,18 MTS R 2 been 0,36 0,18 0,25 0,29 Legenda: MAS arm: meting bij de elleboog; MAS been: meting bij de knie; MTS R 1 arm: R 1 meting bij de elleboog; MTS R 2 arm: R 2 meting bij de elleboog; MTS R 1 been: R 1 meting bij de knie; MTS R 2 been: R 2 meting bij de knie; * alle kappawaarden significant (p 0.05). 4 Discussie Dit onderzoek heeft aangetoond dat de intraen interwaarnemerovereenstemming van de MAS redelijk tot goed zijn en die van de MTS matig zijn bij mensen met een verstandelijke beperking met een centrale tonusregulatiestoornis. Voor klinische diagnostiek zijn kappawaarden tussen 0,40 en 0,70 gebruikelijk. Dertien van de 24 kappawaarden zijn tussen 0,30 en 0,60 (overwegend matig) met enkele uitzonderingen naar boven en naar beneden. Vergelijking van de onderzoeksresultaten met die van ander onderzoek bij dezelfde doelgroep is niet mogelijk omdat een vergelijkbaar onderzoek nog niet is uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek komen wel overeen met die van onderzoeken bij andere doelgroepen. Het onderzoek van Mehrholz (2005) komt tot hogere waarden voor de betrouwbaarheid van de MAS en de MTS bij mensen met een verworven hersenaandoening. De cijfers van de MTS zijn niet vergelijkbaar met die van dit onderzoek, omdat de MTS uitslagen niet in graden zijn weergegeven, maar in een 5-puntsschaal. Waardenburg et al. (1999) gaven hogere waarden voor de betrouwbaarheid van de MAS bij psychogeriatrische bewoners met paratonie. Onderzoek bij kinderen met een CP toonde aan dat zowel de inter- als de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid hoger was (Intraclass Correlation Coefficient [ICC] range van 0,61-0,87 respectievelijk 0,36-0,83) (Mutlu et al., 2008). Ondanks verschillen in onderzoeksgroepen zijn de resultaten van dit onderzoek vergelijkbaar qua waarnemerovereenstemming of betrouwbaarheid. De deelname aan het onderzoek werd bepaald door de beschikbaarheid van cliënten. De doelgroep werd niet ad random geselecteerd. NTZ 1-2011 23
Het meten van centrale tonusregulatiestoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking Alle deelnemers kwamen uit een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking waardoor de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten naar andere woonof dagbestedingvormen beperkt is. De diagnose spasticiteit werd als uitgangspunt genomen voor deelname aan het onderzoek. Tijdens de metingen van de MTS bleek dat niet bij alle deelnemers, bij wie spasticiteit was gediagnosticeerd, een verschil werd gevonden tussen de R1 meting en de R2 meting. Dit geeft aan dat de snelheid van bewegen niet van invloed was op het moment waarop de musculaire weerstand werd gevoeld, wat wel typerend is voor spasticiteit. Voor de resultaten van de MAS heeft dit geen gevolgen omdat de MAS niet de mate van spasticiteit meet (Scholte, 2006). Het is echter opvallend dat veel onderzoekers nog gebruik maken van de MAS voor het meten van spasticiteit. Fleuren et al. (2010) toonden aan dat de MAS daar niet geschikt voor is. De auteurs pleiten ervoor om bij volgend onderzoek kritisch te kijken naar de diagnose spasticiteit. De snelheidsafhankelijke weerstand is een algemeen aanvaarde voorwaarde voor spasticiteit en bij zorgvuldig onderzoek eenvoudig te diagnosticeren. Het is wenselijk dat er meer onderzoek gedaan wordt naar de betrouwbaarheid van meetinstrumenten voor centrale tonusregulatiestoornissen (waaronder spasticiteit en rigiditeit) bij mensen met een verstandelijke beperking om de resultaten van dit onderzoek te vergelijken. 5 Conclusie De MTS is een matig betrouwbaar meetinstrument voor het meten van spasticiteit en de MAS voor het meten van hypertonie, dystonie en rigiditeit bij mensen met een verstandelijke beperking. Het is fysiotherapeuten, die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, aan te raden om de MTS en de MAS te gebruiken zolang er geen beter instrument beschikbaar is. Het gebruik van deze meetinstrumenten biedt de mogelijkheid om, onder voorbehoud, veranderingen in de mate van centrale tonusregulatiestoornis bij mensen met een verstandelijke beperking in de tijd te volgen. Auteurs E.J.J.M. Gielen is hoofd Paramedici en fysiotherapeut, ASVZ, Sliedrecht. Drs. J.W.H. Elvers RI is voormalig wetenschappelijk stafmedewerker, Nederlands Paramedisch Instituut, Amersfoort; universitair docent, Eerstelijnsgeneeskunde, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen. Prof. dr. R.A.B. Oostendorp is voormalig wetenschappelijk directeur, Nederlands Paramedisch Instituut, Amersfoort; emeritus hoogleraar Paramedische Wetenschappen, Scientific Institute for Quality of Healthcare, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen. Correspondentieadres: E.J.J.M. Gielen, hoofd paramedici ASVZ, Postbus 121, 3360 AC Sliedrecht. Email: EGielen@asvz.nl 24 NTZ 1-2011
E. Gielen, J. Elvers en R. Oostendorp Dankwoord Tot slot een dankwoord aan de cliënten, collega fysiotherapeuten en andere medewerkers van ASVZ, locatie Merwebolder voor hun medewerking aan dit onderzoek. Literatuur Aiken, L.R. (1997). Psychological Testing and Assessment. Boston: Allyn and Bacon. Altman, D.G. (1991). Practical statistics for medical research. London England: Chapman and Hall. Ansari, N.N., Naghdi, S., Moammeri, H., & Jalaie, S. (2006). Ashworth Scales are unreliable for the assessment of muscle spasticity. Physiother Theory Practice, 22(3): 9-25. Bohannon, R.W., & Smith, M.B. (1987). Interrator reliability of a Modified Ashworth Scale of muscle spasticity. Phys Ther, 67(2): 206-7. Brashear, A., Zafonte, R., Corcoran, M., Galvez-Jimenez, N., Gracies, J.M., et al. (2002). Inter- and intrarater reliability of the Ashworth Scale and the Disability Assessment Scale in patients with upper-limb post stroke spasticity. Arch Phys Med Rehab, 83(10): 349-54. Cohen, J. (1960). A coefficient of agreement for nominal scales. Educat Psychol Meas, 20: 37-46. Filipetti, P., & Decq, P. (2003). Interest of anesthetic blocks for assessment of the spastic patient. A serie of 815 motor blocks. Neurosurgery, 49: 226-38. Fleuren, J.F., Voerman, G.E., Erren-Wolters, C.V., Snoek, G.J., Rietman, J.S., Hermens, H.J. et al. (2010). Stop using the Ashworth Scale for the assessment of spasticity. J Neurol Neurosurg Ps, 81(1): 46-52. Fosang, A.L., Galea, M.P., Reddihough, D.S., McCoy, A.T., & Story, I. (2003). Measures of muscle and joint performance in the lower limb of children with cerebral palsy. Dev Med Child Neurol, 45(10): 664-70. Gielen, E.J.J.M. (2005). Is spasticiteit te meten bij mensen met een verstandelijke beperking? Een ongepubliceerd inventariserend literatuuronderzoek naar meetinstrumenten bij spasticiteit. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut. Gregson, J.M., Leathley, M., Moore, A.P., Sharma, A.K., Smith, T.L., & Watkins, C.L. (1999). Reliability of the Tone Assessment Scale and the Modified Ashworth Scale as clinical tools for assessing post stroke spasticity. Arch Phys Med Rehab, 80(9):1013-6. Heerkens, Y., van de Berg, P., & van der Steen, C.W.M. (2002). Verslag Fase 2 van het project Ergotherapie, Logopedie en Fysiotherapie in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap ELF-PROJECT. Apeldoorn/Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut. Peppen, R.P.S. van, Kwakkel, G., Harmeling-van der Wal, B.C., Koolen, B.J., Hobbelen, J.S.M., Buurke, J.H., et al. (2004). KNGF-richtlijn Beroerte. Praktijkrichtlijn. Ned Tijdschr Fysiother, 114(5)supplement: 1-78. Lance, J.W. (1980). Pathophysiology of spasticity and clinical experience with Baclofen. In: Lance, J.W., Feldman, R.G., Yuong, R.R., & Koella, W.P (editors). Spasticity: Disordered Motor Control. Year Book: Chicago (pp.185-204). Mackey, A.H., Walt, S.E., Lobb, G., & Stott, N.S. (2004). Intraobserver reliability of the modified Tardieu scale in the upper limb of children with hemiplegia. Dev Med Child Neurol, 46: 67-72. Mehrholz, J., Wagner, K., Meisner, D., Grundmann, K., & Zange, C. (2005). Reliability of the Modified Tardieu Scale and the Modified Ashworth Scale in adult patients with severe brain injury: a comparison study. Clinic Rehabil, 19: 751-9. Morris, S. (2002). Ashworth and Tardieu Scales: Their clinical reverence for measuring spasticity in adult and paediatric neurological population. Phys Ther Rev, 7(1): 53-62. Mutlu, A., Livanelioglu, A., Gunel, M.K. (2008). Reliability of Ashworth and Modified Ashworth scales in children with spastic cerebral palsy. BMC Musculoskeletal Disorders Apr, 10: 9-44. Pandyan, A.D., Price, C.I., Barnes, M.P., & Johnson, G.R. (2003). A biomechanical investigation into the validity of the modified Ashworth Scale as a measure of elbow spasticity. Clinic Rehabil, 17(3): 290-3. Ryf, C., & Weymann, A. (199). Range of Motion AO Neutral-0 Method Measurement and documentation. Stuttgart-New York: Thyme-Verlag. Scholtes, V.A., Becher, J.G., Beelen, A., & Lankhorst, G.J. (2006). Clinical assessment of spasticity with cerebral palsy: a critical review of available instruments. Dev Med Child Neurol, 48(1): 64-73. Waardenburg, J.W., Elvers, J.W.H., Vechgel, F. van, & Oostendorp, R.A.B. (1999). Is paratonie betrouwbaar te meten? Ned Tijdschr Fysiother. 109(2): 30-5. NTZ 1-2011 25
Het meten van centrale tonusregulatiestoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking Samenvatting Doel: Het vaststellen van de waarnemerovereenstemming van de Modified Ashworth Scale (MAS) en de Modified Tardieu Schaal (MTS) bij mensen met een verstandelijke beperking en centrale tonusregulatiestoornissen. Methode: Twee ervaren fysiotherapeuten voerden de tests, onafhankelijk van elkaar, tweemaal uit volgens een gestandaardiseerde onderzoeksprocedure bij 50 cliënten met een tussenliggende periode van twee dagen. Bij alle deelnemers werd de mate van centrale tonusregulatiestioornis bepaald aan de hand van bewegingen van de elleboog en de knie. De intra- en interwaarnemerovereenstemming werden bepaald en uitgedrukt in Cohen s kappa met correctie voor het toeval van overeenstemming. Resultaten: De kappawaarden voor de intra- en de interwaarnemerovereenstemming van de MAS variëren van zwak tot sterk (kappa range 0,35-0,54 respectievelijk 0,24-0,86) en die van de MTS van slecht tot redelijk (kappa range 0,18-0,59 respectievelijk 0,18-0,51). Conclusie: De MAS en de MTS zijn matig betrouwbare meetinstrumenten om hypertonie, dystonie en rigiditeit respectievelijk spasticiteit te meten bij mensen met een verstandelijke beperking en centrale tonusregulatiestoornissen. Summary Aim: To assess the reliability of the Modified Ashworth Scale (MAS) and the Modified Tardieu Scale (MTS) in people with intellectual disabilities and associated central muscle tone impairments. Method: Two experienced physical therapists assessed the subjects and completed the scales according to a standardized procedure in 50 persons to determine the intra- and interobserver agreement (Cohen s kappa) of the Modified Ashworth Scale and the Modified Tardieu Scale. Movements of the elbow and knee were assessed at zero time and two days later. Results: The intraobserver agreement of the MAS (kappa range 0.35-0.54) and the MTS (kappa range 0.18-0.59) was poor to moderate. The interobserver agreement of the MAS (kappa range 0.24-0.86) and the MTS (kappa range 0.18-0.51) was poor to good. Conclusion: The MAS and the MTS are moderate scales to assess hypertonia, dystonia, rigidity respectively spasticity in people with intellectual disabilities and central muscle tone impairments. 26 NTZ 1-2011