Achtergrond onderzoeksvraag 1 1. Kerncurriculum en keuzedelen voor school en leerling Wij pleiten voor een vaste basis van kennis en vaardigheden die zich beperkt tot datgene wat alle leerlingen ten minste nodig hebben voor het vervolgonderwijs en om in de maatschappij te kunnen functioneren. Door die basis te beperken en vast te leggen in een kerncurriculum, krijgen leraren meer ruimte om hun onderwijsaanbod in te richten naar de behoeften, ambities en persoon van hun leerlingen. Omdat de basis beperkt is, levert dat onderwijstijd op die scholen en leerlingen zelf kunnen invullen. Scholen maken keuzes voor de verbreding en de verdieping van het onderwijsaanbod die het beste passen bij hun visie, de professionaliteit van de leraren, de capaciteiten en interesses van hun leerlingen, de voorkeuren van ouders en wat noodzakelijk is ter voorbereiding op vervolgonderwijs. Het verbreden en verdiepen van de vaste basis is niet vrijblijvend. Elke leerling heeft verdieping en verbreding nodig om zijn talenten te ontplooien, zijn wereldbeeld te vergroten en voldoende bagage voor het vervolgonderwijs op te doen. Verdieping houdt in dat een leerling dieper ingaat op één of meer onderwerpen uit de vaste basis. Hij bestudeert een onderdeel meer gedetailleerd, onderzoekt nieuwe aspecten, bedenkt of maakt nieuwe toepassingen en oplossingen en leert over nieuwe verbanden en patronen. Verbreden houdt in dat een leerling kennis en vaardigheden krijgt aangeboden die de vaste basis aanvullen. Het is goed om de doelen van het basis en voortgezet onderwijs te beperken tot een kerncurriculum en daarnaast ruimte te geven aan scholen om het andere deel van het curriculum zelf in te vullen. 2. Welke vaardigheden en kennis verdienen een prominente plek? Met een beter evenwicht tussen de drie doelen van het onderwijs (kennisontwikkeling, persoonsvorming en maatschappelijke toerusting) kan het leerlingen begeleiden in hun ontwikkeling tot zelfstandige volwassenen die vaardig, waardig en aardig zijn, voor zichzelf en voor hun omgeving. Het Platform beschouwt taalvaardigheid (Nederlands, Engels), rekenvaardigheid (inclusief wiskunde), digitale geletterdheid en burgerschap als verplichte onderdelen van het kerncurriculum. Dat omvat daarnaast kennis die leerlingen nodig hebben om de wereld te kunnen begrijpen en eraan bij te dragen. Platform 2032 beschrijft het kerncurriculum als de kennis en vaardigheden die van belang zijn voor alle leerlingen in het PO en VO. Het bestaat uit basisvaardigheden en kennisvaardigheden.
Het is goed om naast taalvaardigheid (Nederlands, Engels) en rekenvaardigheid (inclusief wiskunde) ook burgerschap, vakoverstijgende vaardigheden en digitale vaardigheden een prominente plaats te geven in het kerncurriculum van het basis en voortgezet onderwijs. 3. Detaillering van de doelen De leerdoelen moeten concreter dan nu het geval is in kerndoelen worden uitgewerkt, zodat leraren duidelijker kunnen zien wat tot de verplichte kern behoort en daarmee ook waar ruimte is om eigen keuzes te maken. De huidige kerndoelen geven geen helder beeld van het beoogde niveau van datgene wat leerlingen moeten leren. Daardoor geven ze leraren te weinig richting en houvast. In de ontwerpfase moet samen met leraren worden onderzocht hoe de kern af te bakenen en scholen tegelijkertijd voldoende ruimte bieden om ze naar eigen inzicht uit te werken. Het curriculum is nu beschreven in kerndoelen voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs en eindtermen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Deze zijn globaal beschreven, waardoor bijvoorbeeld methodeontwikkelaars, een grote invloed hebben. De kerndoelen en eindtermen van het basis en voortgezet onderwijs moeten concreter worden uitgewerkt dan nu het geval is, zodat leraren duidelijk kunnen zien wat tot de verplichte kern behoort en daarmee ook waar ruimte is om eigen keuzes te maken. 4. Samenhang in het onderwijsaanbod Meer verbinding tussen de inhoud van vakken kan het onderwijs voor leerlingen meer betekenisvol maken. Ook maatschappelijke kwesties vragen om een interdisciplinaire aanpak. Om de samenhang te benutten en het onderwijs voor leerlingen meer betekenisvol te maken, stelt het Platform voor de kennisbasis uit te werken in drie interdisciplinaire kennisdomeinen: Mens & Maatschappij, Natuur & Technologie en Taal & Cultuur. De grote uitdagingen waarmee de huidige en toekomstige generaties te maken hebben en krijgen, laten zich niet opsluiten in aparte vakken. Om complexe maatschappelijke problemen van verschillende kanten te kunnen bekijken, is het voor leerlingen van belang interdisciplinair te leren denken en (samen)te werken. Volgens het Platform is een interdisciplinaire aanpak nodig om leerlingen een dieper en meer samenhangend inzicht in de leerstof te geven en ook om hun leermotivatie te vergroten. Het Platform vindt dat scholen ervoor moeten zorgen dat hun leerlingen samenhang in het onderwijsaanbod ervaren. Voor leerlingen moet duidelijk zijn hoe onderdelen van het aanbod met elkaar samenhangen en bijdragen aan de ontwikkeling van hun kennis en vaardigheden.
Scholen hebben nu de vrijheid om hun onderwijs in te richten, dat kan zijn volgens de indeling in vakken maar er zijn ook scholen die al meer samenhang aanbrengen door vakoverstijgend te werken. Het is goed om in het basis en voortgezet onderwijs te kiezen voor een interdisciplinaire aanpak. 5. Toetsing Toetsing en examinering moeten de nieuwe accenten in de onderwijsdoelen en inhoud weerspiegelen. Momenteel bepalen de inhoud van de centrale eindtoets in het primair onderwijs, de determinerende toetsen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs en het centraal examenprogramma in hoge mate de inhoud van het onderwijs. Door de grote nadruk die daardoor op het kwalificerende doel van het onderwijs komt te liggen, is er weinig aandacht voor de socialiserende functie van het onderwijs en voor persoonsvorming. Het Platform is van mening dat een heroriëntatie op de huidige manier van toetsen en examineren cruciaal is om de beoogde visie op toekomstgericht onderwijs in de praktijk te brengen. Curriculumvernieuwing komt niet van de grond zolang die niet in exameneisen wordt vertaald. Er is een goede balans nodig tussen het vastleggen van centrale ijkpunten en voldoende bewegingsvrijheid om invulling te geven aan de brede opdracht van het onderwijs. Een heroriëntatie op de huidige manier van toetsen en examineren is van groot belang.
Achtergrond onderzoeksvraag 2 Uitgangspunt: de leraar als individu, het team/de sectie, de beroepsgroep, het schoolbestuur en de overheid geven samen vorm aan het curriculum. Ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Centrale vraag: Welke rol en verantwoordelijkheid moet de leraar als individu, het team/de sectie, de beroepsgroep, het schoolbestuur en de overheid hebben als het gaat om het vormgeven van het curriculum? Deze centrale vraag wordt uitgesplitst in deelonderwerpen: 1. Het formele curriculum 2. Onderwijsaanbod 3. Didactiek 4. Toetsen/examens Afsluitend de bepalende vraag: welke voorwaarden zijn ervoor nodig om dit te kunnen realiseren? Het formele curriculum Op dit moment stelt de overheid het formele curriculum vast. In het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs bestaat het formele curriculum uit kerndoelen en referentieniveaus. Voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs bestaat het formele curriculum uit eindtermen en examenprogramma s. Het SLO ontwerp en valideert dit formele curriculum en concretiseert dit verder op school, vak en klasniveau. De SLO heeft deskundigheid op het gebied van leerplanontwikkeling is derhalve een partner voor het CvTE voor de ontwikkeling van syllabi en documentatie. Vraag 1. Welke rol moeten leraren hebben bij de totstandkoming en vaststelling van het formele curriculum? Probeer zo concreet mogelijk te omschrijven hoe dit er uit moet komen te zien. Welke voorwaarden zijn nodig om dit te kunnen realiseren? Onderwijsaanbod Met onderwijsaanbod bedoelen we het onderwijsaanbod op drie niveaus: het schoolplan, de inhoud van de vakken en de samenhang tussen vakken. Het schoolplan is een beleidsplan dat in ieder school voor primair en voortgezet onderwijs aanwezig is. Hierin is het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van de school te vinden. Het schoolplan wordt eens in de vier jaar door het schoolbestuur vastgesteld. De MR heeft instemmingsbevoegdheid op vaststelling of wijziging van het schoolplan. Als we spreken over de inhoud van vakken gaat het over de inhoud van de individuele vakken. De samenhang tussen vakken kan worden vormgegeven in domeinen, clusters of samenvoeging van vakken.
Vraag 2. Welke rol moeten leraren hebben bij een verandering in het schoolplan, de inhoud van vakken en de samenstelling van de vakken die worden aangeboden op school?. Probeer zo concreet mogelijk te omschrijven hoe dit er volgens jou uit moet komen te zien. Didactiek Didactiek (leer van het onderwijzen) gaat over de vraag hoe kennis, vaardigheden en attitudes worden aangeleerd. Hierin kan onderscheid gemaakt worden tussen algemene didactiek en vakdidactiek. Vraag 3. Welke rol moeten leraren hebben als het gaat over didactiek (algemeen en vakspecifiek)? Probeer zo specifiek mogelijk te omschrijven hoe dit er volgens jou uit moet komen te zien. Maak daarbij waar mogelijk onderscheid tussen algemene didactiek en vakdidactiek Toetsen en examens Bij toetsen kan er onderscheid gemaakt worden tussen verplichte toetsen en niet verplichte toetsen (ook wel methodegebonden toetsen). Bij examens kan er een onderscheid gemaakt worden tussen landelijke examens en schoolexamens. Het CvTE (College voor Toetsen en Examens) waarborgt namens de overheid de kwaliteit en het niveau van toetsen en examens. Het gaat dan om de centrale examens, de centrale rekentoets, staatsexamens en de Centrale Eindtoets in het PO. Vraag 4. Welke rol moeten leraren hebben bij de totstandkoming van toetsen/examens en de keuzes over de frequentie en inhoud van toetsen/examens? Probeer zo specifiek mogelijk te omschrijven hoe dit er volgens jou uit moet komen te zien. Maak daarbij waar mogelijk onderscheid tussen verplichte toetsen en niet verplichte toetsen. Voorwaarden Om als leraar invulling te kunnen geven aan (de ontwikkeling van) het curriculum op verschillende niveaus moeten de randvoorwaarden op orde zijn. Als we spreken over randvoorwaarden en faciliteiten hebben we het over tijd, zeggenschap en middelen. Vraag 5. Op welke wijze wil jij als leraar invulling geven aan het curriculum? Kan dit binnen jouw huidige functie? Welke randvoorwaarden en faciliteiten heb je nodig?