CHECK Pointers for your formal letter Denk om de juiste adressering, datering, aanhef en afsluiting. (Staan ook op het examenblad zelf.) Zeg geen punten achter adressen, behalve als het een afkorting is zoals Ltd. (Limited). Maanden, dagen (en seizoenen) schrijf je met een hoofdletter: May / Wednesday. Verdeel de briefinhoud in alinea s. Sla na elke alinea een regel over. De inhoud van de deelopdrachten vormt een geode leidraad voor de verdeling in alinea s. Hoofdletter in adressen altijd letterlijk overnemen in je eigen brief. Ik = I. Altijd met een hoofdletter. Ook midden in een zin! Gebruik in een formele brief geen straat- of spreektaal zoals wanna (bestaat niet! = want to) en gonna (bestaat ook niet! = going to). Ook geen sms-taal of andere afkortingen! Gebruik geen afkortingen in een formele brief. Dus geen: I m, don t, he s Maar: I am, do not, he is Schrijf op je eigen niveau. Ga niet bewust ingewikkelde zinnen maken of dure woorden gebruiken! Gebruik een woordenboek. Al is het alleen maar om je spelling te checken! Check of je alle deelopdrachten op de juiste manier in je brief hebt gezet. Tel de opdrachten dus of streep ze af! Na de slotzin kom je afsluiting, dan je handtekening en daarna je naam in letters. Voorbeeld: I am looking forward to hearing from you soon. Yours sincerely, Signature Your Name
LAY-OUT Formal letter in English; all aspects are on the left A Egelantierstraat 86 8924 EP Leeuwarden The Netherlands Eigen adres (niet het school adres zoals hier aangegeven) B Ticket Operations Yankee Stadium 1 E 161st St Bronx NY, 10451 USA Naam en adres van degene naar wie je schrijft. C 20 November 2013 Datum D Dear Sir/Madam, Aanhef: let op komma! E Brief Inleiding Middenstuk Slot Denk om alinea s! F Yours faithfully, Afsluiting: let op komma! Of: Yours sincerely, G Signature Handtekening H Voornaam Achternaam Naam Mind the readability of your letter! If we can t read it; we can t give marks for it!!!
HINTS Useful sentences for the formal letter First (of all), let me introduce myself. / Let me first introduce myself. My name is I am sixteen years old. I was born in I am a student at De Dyk. Leeuwarden is a town in the north of The Netherlands/Holland. I finished my secondary education last year. I am writing (you) this letter because The reason why I am writing this letter is that Recently, I saw/read Last week/month I saw/read your advertisement/article about In the I saw your advertisement/article about Would it be possible to I would be very pleased if Could you send me/give me (some) information about I was hoping that perhaps you could Would you be so kind as to send me information about It immediately caught/attracted my attention. I (really) must say that I was interested immediately/instantly. I would really like to know whether It would really be great if I could I should like an appointment with I (still) have another question/request. Unfortunately we still have not received your answer. Unfortunately you did not If you have any further questions please contact me/us. Of course I am willing to send/give you more information Thank you very much for your input. I hope you will give me the chance to prove/show I am enclosing a copy of Thanking you in advance. Hoping to hear from you shortly/soon. I look/am looking forward to hearing from you.
NOTES How to write an English letter Algemeen Verdeel je brief in alinea s. Alinea s zijn groepjes zinnen die bij elkaar passen (qua onderwerp). Vaak worden de deelopdrachten al aangegeven in de briefopdracht. Schrijf een goed leesbare brief. Laat de alinea s goed op elkaar aansluiten en soepel in elkaar overlopen. Gebruik daarvoor verbindingswoorden als and, but, also et cetera. Voorkom dus dat je hele plotselinge (abrupte) overgangen krijgt. Zorg voor een goede inleiding. Je kan misschien een standaardzin bedenken, bijvoorbeeld (informeel): - Hello, how are you? Do you remember me? I m the girl/boy - Hello, here s a letter from Thanks for the letter you wrote last week. - It was nice to read that. - In your letter you asked me if Zorg voor een goede afsluiting van je brief. Soms doen mensen het heel plotseling en dan wordt je als lezer een beetje overvallen. Kijk eens naar deze opties (informeel): - Well, this is it for now. I hope - Okay, this is about all I had to tell you right now. I m looking forward to your next letter. - Plesae, write me back soon and give my regards (send my love) to In het Engels kun je voor een zelfstandig naamwoord alleen het lidwoord the gebruiken. Het huis wordt the house en niet it house Een zin begint altijd met een hoofdletter en eindigt met een punt of een vraagteken bij een vragende zin. Ook dagen van de week, maanden van het jaar, seizoenen worden met een hoofdletter geschreven.. Schrijf ik in het Engels altijd met een hoofdletter I. Namen beginnen uiteraard ook met een hoofdletter. Gebruik in een brief nooit spreektaal als gonna, wanna, ain t et cetera! Schrijf woorden voluit: going to, want to, am/is/are not. Gebruik je woordenboek! Zorg dat je je woordenboek meeneemt tijdens de lessen/examentrainingen en tijdens je (school)examen. Gebruik je woordenboek om woorden op te zoeken die je niet kent of om de spelling te checken. Weet hoe je moet zoeken (zodat het niet te veel tijd kost)! Soms staan er meerdere mogelijkheden betekenissen achter een woord. Zoek de betekenis die je nodig hebt in jouw brief. Het is niet altijd het eerste woord dat je ziet staan!!! Briefopzet Alles links uitlijnen! Adressering Eerst jouw adres (zonder naam) (witregel) Waar je naartoe / aan wie je schrijft Aanspreektitels Let erop: geen punt na Mr of Ms!!! (Vrouwen kunnen ook worden aangeschreven met miss of Mrs, maar om verwarring te voorkomen kan je beter de neutrale vorm Ms gebruiken! Dit is voor zowel getrouwde als ongetrouwde vrouwen.)
Datum De Engelsen gebruiken geen plaatsnaam, alleen de datum. Schrijf de maand voluit en let op de hoofdletter! Bijvoorbeeld: 28 May 2013 Aanhef Begin met Dear, Als je de naam niet weet schrijf je: Dear Sir/Madam, (let op hoofdletters en de komma!) Weet je de achternaam, schrijf dan: Dear Mr Johnson, of Dear Ms Holmes, Je moet na de aanhef WEL een komma gebruiken. Inhoud Hier schrijf je waarom je uberhaupt een brief schrijft. Bekijk ook de HINTS! voor handige zinnen! Afsluiting Hier een paar voorbeelden van hoe je een brief kan eindigen: I look forward to hearing from you. Should you need any further information, please do not hesitate to contact us again. Many thanks in advance for your assistance in this. Ondertekening Als je je brief begonnen bent met Dear Sir/Madam, gebruik dan Yours faithfully, als afsluiting. Heb je je brief gericht aan een persoon van wie je de achternaam kende, zeg dan Yours sincerely,. Let ook hier weer op de komma!!! Bij een peroonlijke brief kan je iemand gewoon bij z n voornaam noemen en begin je je brief zo: Dear Katy, of Dear Brad, Je eindigt je persoonlijke brief bijvoorbeeld zo: Kind regards, Love, Best wishes, Grammatica Zet nooit will direct voor of achter hope. Fout: I ll (I will) hope you write back soon. Goed: I hope you ll (you will) write back soon. Tijdsbepalingen zet je (over het algemeen) achteraan de zin. Fout: I hope you ll write soon back. Goed: I hope you ll write back soon. Wanneer een plaatsbepaling en tijdsbepaling achter elkaar (naast elkaar) staan, dan altijd eerst de plaats en daarna de tijd, dus eerst P, daarna T (net als in het alfabet). Let s meet at Times Square tomorrow. 1. plaats 2. tijd Have (got) = hebben à Bij he/she/it gebruik je has (got) Ontkennende vorm: not à I don t have of I haven t got He doesn t have of he hasn t got Fout: I haven t many bad marks of I don t have got many bad marks. Goed: I haven t got many bad marks of I don t have many bad marks.
In het Nederlands gebruiken we heel veel komma s bij meervoud: 1 auto/2 auto s. In het Engels worden geen komma s gebruikt bij meervoud: 1 car/2 cars, 1 house/2 houses. Als woorden eindigen op een -y krijgen ze in het meervoud vaak -ies. Family -> families. Baby -> babies. Let ook op andere meervoudsvormen zoals: One man -> two men. One woman -> two women. One mouse -> two mice. Ken de onregelmatige werkwoorden! Achter in je boek staat een hele lijst, leer ze uit je hoofd! Shall & Will. Shall wordt niet veel (meer) gebruikt, alleen in de 1e persoon enkelvoud en meervoud bij een vraag: Shall I open the window? Shall we go to France? In alle andere gevallen gebruik je will. False Friends etc. Er zijn een aantal woorden in het Engels die qua schrijfwijze en/of betekenis erg op elkaar lijken: Were was/waren We were there. Where waar Where is my hat? Where do you live? We re Wear wij zijn dragen We re in trouble now! He is wearing a blue shirt. Their hun (bezittelijk) It s their dog. There daar There is my hat. They re zij zijn They re here. Then dan/daarna First we go to the cinema and then to the pub. Than dan (vergelijking) A Ferrari is faster than a Twingo. With met With or without you. White wit Snow White and the seven dwarfs. Which die/welke Which one do you like best? Witch heks That witch wants to kill Snow White! I ve(got) ik heb I ve got a TV of my own. If of/als What would I do if I didn t have a TV? Your jouw/uw/ jullie/uw (allen) Is that your CD? You re jij bent/jullie zijn You re such a good musician! Live leven/wonen (ww) He lives in Breda. Life leven (zelfst.nw) This is my life. Life in the desert. Quiet stil Sttttt. Be quiet! Quite nogal, tamelijk, behoorlijk You re being quite rude. Quit stoppen, ophouden I want you to quit talking now!
Of 1 f à meest gebruikt Would you like a piece of cake? / I have never heard of it. Off 2 ff-en à beweging Turn off the lights please. / He fell off the ladder. (in combinatie met ww) To aan, naar, om Give it to him. / He s going to visit her. Too ook, te She was there too. / It is too cold to go outside. A een Gebruik je als het volgende woord met een medeklinker (klank) begint. A big tree. / A horrible monster. / A car. An een Gebruik je als het volgende woord met een klinker (klank) begint. An apple. / An excellent teacher. / An honest man (je hoort geen h!). Me mij (meewerkend) She is looking at me. / Give it to me! My mijn (bezittelijk) This is my brother. / Give it to my brother.
Mine name is Kelvin. My nationality is Holland. The Netherland. The drinking problem under young peoples. I want to have information about. My English is very good. I speak fluently English. I am very interesting in your advertising. Your letter has arrived yesterday. I had a bath when the postman was ringing. How often is he writing to you? I see her next week. When can my letter been answered? I think I did it very good. Our house is bad heated. I think the exams were easily. Then I shall be very happy. The woman snag bad. She is the girl which I like so much. Can you give me what information? The only think I don t have is money. If I come home, tea will be ready. When they steal my bike again I will be very angry. I think it s perfect clear. He always works hardly. I would be glad if you could write my back. I told you about it, don t I? She cannot come, but I do! Her hobby s are swimming and dancing. I would like smoking a cigarette right now. Was you glad when I wrote you the letter? I am sure we should have a very good time together. CORRECT Improve your English by correcting these (often made) mistakes
ORAL TEST In pairs; the test takes about 25 minutes This test consists of four parts: Part 1: Reading aloud Part 2: Describing an object Part 3: Describing a picture Part 4: Discussing Part 1: Reading aloud: You will get a text which you can practice reading for a couple of minutes. Then you will read the text for your teacher. He/she will check your pronunciation. Part 2: Describing an object: Your teacher will choose an object for you to describe. You will tell which colour it is, the shape of it, what it is made of (material) and the usage. (See appendix A.) Part 3: Describing a picture: Your teacher will show you a picture which you are going to describe. You have to talk about the picture and tell at least 5 things about it. Don t forget to use full sentences when describing. Part 4: Discussing: In appendix B will receive a couple of statements (10 statements) from your teacher. You will choose 5 statements that you are going to prepare together with your partner. You have to tell at least 3 cons and 3 pros about these topics. On the day of the test your teacher is going to choose 2 statements from the ones that you have prepared, and tell who is going to be for and who is going to be against this statement. Therefore it is very important that you prepare both cons and pros. You will have a discussion using these points that you prepared. So, if someone tells a con, the other person has to react to that before he/she brings her own point of view. You also need to come up with your own (1) statement! It can be about anything: surprise us! Here you also need to come up with 3 pros and 3 cons. In any case: make it a conversation! Talk to each other, learn to react to one another et cetera If you want to see how we are going to grade you with this oral test, check appendix C.
APPENDIX A COLOURS (KLEUREN) MATERIALS (MATERIALEN) Red rood Hout wood (it s made of wood/a wooden shoe) Yellow geel IJzer iron Purple paars Metaal metal Green groen Rubber rubber Pink roze Staal steel Black zwart Steen stone White wit Plastic plastic Grey grijs Papier paper Orange oranje Karton cardboard Brown bruin Klei clay Silver zilver Glas glass Gold goud SHAPES (VORMEN) Square Rectangle / rectangular Triangle/ triangular Oval Cube Cylinder Pyramid Curve Line vierkant rechthoek driehoek ovaal kubus cylinder piramide bocht lijn CHECK: This object / article/ thing is (usually) made of It s shaped like a / an It s used for. People use it to You often/ normally find it
Choose 5 of these statements to discuss with your partner during your oral test. Know at least 3 arguments in which you agree with the statement and 3 in which you disagree. 1. Pupils can go to the toilet at any time. 2. The use of smartphones is always allowed. 3. Homework is a student s responsibility: teachers don t have to check. APPENDIX B 4. You should choose your educational career based on how much money you can make in that business. 5. During breaks you can leave school grounds without consequences. 6. When a teacher is ill, his or her classes should be your time off: you don t have to go to the SSR. 7. Drugs aren t a big deal: people shouldn t be too worried about students using it. 8. Parent-teacher talks should be for parents and teachers only. Pupils are not allowed to come. 9. Students shouldn t date their classmates. 10. Energy drinks should be prohibited in school. Let your teacher know who you re working with and which 5 statements (choose 1-10) you are going to talk about together. Don t forget: you need think of a statement of your own as well! How to give opinions 1. Giving your opinion neutrally 2. Asking someone s opinion I think What do you think? I feel that What s your view? In my opinion How do you see the situation? As far as I m concerned What s your opinion? As I see it What are your ideas? In my view Do you have any thoughts on that? I tend to think that How do you feel about that? 3. Agreeing with an opinion 4. Disagreeing with an opinion Of course. That s different. You re absolutely right. I don t agree with you. Yes, I agree. However I think so too. That s not entirely true. That s a good point. On the contrary. Exactly. I m sorry to disagree with you, but I don t think so either. Yes, but don t you think So do I. That s not the same thing at all. That s true. I m afraid I have to disagree. Neither do I. I m not so sure about that. I must take issue with you on that. It s unjustifiable to say that
Naam: Klas: Datum: Maximaal te behalen punten APPENDIX C Behaalde punten 1 Uitspraak 20p 2 3 4 5 6 Beschrijven van een object: Form Functie Materiaal Het zo uitgebreid beschrijven van een foto Min. 5 dingen benoemen Stellingen discussie 3 voor/ tegen argumenten 3 keer goed reageren op de argumenten van andere leerling Algemeen: Niet te veel / geen stiltes Compensatie strategieën kunnen toepassen bij onbekende Engelse term Engels: Grammatica (woordvolgorde, correcte tijd, hele zinnen) (90-100% 20p Woordkeuze TOTAAL: 70-89% 15p 50-69% 10p 30-49% 5p 0-29% 0p) 8p (2p per sub en max 2 algemeen) 12p (2p per, 2 algemeen) 6p 6p 4p (2p per sub) 20p 8p 84 PUNTEN Voldoende: 46 punten