Elementaire kennis Bedrijfseconomie Theorieboek
Elementaire kennis Bedrijfseconomie Theorieboek Peter H. C. Hintzen
Zetwerk: Fritschy opmaak & redactie, Leiden isbn 978 90 3723 451 0 2016 Uitgeverij Edu Actief b.v. Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de inhoud van deze uitgave, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende is verboden, behoudens de beperkingen bij de wet gesteld. Het verbod betreft ook gehele of gedeeltelijke bewerking. De uitgever is met uitsluiting van ieder ander gerechtigd de door de derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 Auteurswet 1912 en in het kb van 20 juni 1974 (Stb. 351, 1974) ex artikel 16b Auteurswet 1912, te innen en/of daartoe in of buiten rechte op te treden. Correspondentie inzake overneming of reproductie richten aan: Edu Actief, Postbus 1056, 7940 KB Meppel, info@edu-actief.nl, 0522-235 235.
Inhoud Voorwoord 11 Hoofdstuk 1 Inleiding 15 1.1 Een bedrijf 15 1.2 Het bedrijf en zijn omgeving 18 1.3 Geld en financiering 20 1.4 De onderwerpen in dit boek 21 Hoofdstuk 2 Kostencategorieën 23 2.1 Inleiding 23 2.2 Kosten van grond 24 2.3 Kosten van grond- en hulpstoffen 24 2.4 Kosten van personeel 25 2.4.1 Berekening van de loonkosten 26 2.4.2 Loonstelsels 27 2.5 Kosten van vaste en vlottende activa 28 2.5.1 Rentekosten 28 2.5.2 Afschrijvingskosten 30 2.5.3 Complementaire kosten 31 2.5.4 Een andere kijk op dezelfde kosten 32 2.6 Kosten van belastingen 34 Samenvatting 35 Inhoud 5
Hoofdstuk 3 Constante en variabele kosten 37 3.1 Inleiding 37 3.2 Constante kosten 37 3.3 Variabele kosten 39 3.4 Integrale fabricagekostprijs 43 Samenvatting 44 Hoofdstuk 4 Directe en indirecte kosten 45 4.1 Inleiding 45 4.2 Directe en indirecte kosten 45 4.3 Delingcalculatie 46 4.4 Primitieve of enkelvoudige opslagmethode 47 4.5 Verfijnde of meervoudige opslagmethode 49 4.5.1 Verfijnde opslagmethode bij industriële ondernemingen 50 4.5.2 Verfijnde opslagmethode bij handelsondernemingen 51 Samenvatting 54 Hoofdstuk 5 Afschrijvingen 55 5.1 Inleiding 55 5.2 Begrippen 55 5.3 Afschrijvingsmethoden 57 5.4 Afschrijven en complementaire kosten 61 Samenvatting 63 Hoofdstuk 6 Integrale kostprijs en commerciële kostprijs 65 6.1 Inleiding 65 6.2 Bezettingsresultaat 65 6.3 Integrale-kostencalculatie versus differentiële-kostencalculatie 67 6.4 Commerciële kostprijs, omzet en verkoopresultaat 70 Samenvatting 75 6 Elementaire kennis Bedrijfseconomie theorieboek
Hoofdstuk 7 Belangrijke begrippen vergeleken: kosten en uitgaven; omzetten en ontvangsten 77 7.1 Kosten en uitgaven 77 7.1.1 Uitgaven zijn ook kosten 79 7.1.2 Wel uitgaven, nog geen kosten 79 7.1.3 Geen uitgaven, wel kosten 81 7.1.4 Een uitgebreid voorbeeld 81 7.2 Omzetten en ontvangsten 83 7.2.1 De omzet is gelijk aan de ontvangsten 84 7.2.2 Wel omzet, (nog) geen ontvangsten 84 7.2.3 Geen omzet, wel ontvangsten 85 Samenvatting 87 Hoofdstuk 8 Van verkoopprijs inclusief BTW naar nettowinst 89 8.1 Inleiding 89 8.2 Verkoopprijs en BTW-berekeningen 89 8.2.1 Inleiding 89 8.2.2 Het berekenen van de verkoopprijs inclusief BTW 90 8.2.3 Het berekenen van de verkoopprijs exclusief BTW bij adviesprijzen 90 8.3 Inkoopfactuurprijs en inkoopwaarde van de omzet 92 8.3.1 Inkoopfactuurprijs 92 8.3.2 Inkoopwaarde van de omzet 94 8.4 Exploitatiekosten en nettowinst 98 Samenvatting 101 Hoofdstuk 9 Break-evenomzet, break-evenafzet en verschillenanalyse 103 9.1 Inleiding 103 9.2 Break-evenomzet en break-evenafzet bij industriële ondernemingen 103 9.3 Break-evenomzet en break-evenafzet bij handelsondernemingen 104 9.4 Break-evenafzet en dekkingsbijdrage 107 9.5 De break-evengrafiek bij een industriële onderneming 108 Inhoud 7
9.6 De break-evengrafiek bij een handelsonderneming 111 9.7 Veiligheidsmarge 112 9.8 Prijsresultaten en efficiencyverschillen 113 Samenvatting 120 Hoofdstuk 10 Financiering, deel 1: eigen vermogen 123 10.1 Inleiding 123 10.2 Financieringsbehoefte, de liquiditeitsbalans 123 10.3 Ondernemingsvormen 127 10.4 De eenmanszaak 128 10.5 Vennootschap onder firma 130 10.6 Besloten vennootschap (BV) en naamloze vennootschap (NV) 132 10.6.1 Ondernemingsvorm 132 10.6.2 Aandelenvermogen 134 10.6.3 Reserves 135 10.6.4 Winstverdeling 136 Samenvatting 139 Hoofdstuk 11 Financiering, deel 2: vreemd vermogen 141 11.1 Inleiding 141 11.2 Aantrekken van vreemd vermogen 141 11.2.1 Gedekt en ongedekt krediet 142 11.2.2 Vreemd vermogen op lange termijn 143 11.2.3 Vreemd vermogen op korte termijn 144 11.3 Obligatielening 146 11.4 Voorzieningen 149 11.5 Leasing 149 11.6 Factoring 151 Samenvatting 153 8 Elementaire kennis Bedrijfseconomie theorieboek
Hoofdstuk 12 Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoeften 157 12.1 Inleiding 157 12.2 Technische en economische voorraad 158 12.3 Omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad goederen 159 12.4 De gemiddelde opslagduur van de voorraad goederen 162 12.5 De gemiddelde krediettermijn van debiteuren 164 12.6 De gemiddelde krediettermijn van crediteuren 166 12.7 Omloopsnelheid van de debiteuren en de crediteuren 168 Samenvatting 170 Register 173 Inhoud 9
Voorwoord Voor je ligt een boek dat hoort bij de methode Financieel.info. Financieel.info is de methode voor financieel-administratieve beroepen: Financieel administratief medewerker Bedrijfsadministrateur Junior-assistent accountant. Financieel.info is gebaseerd op het kwalificatiedossier Financieel-administratieve beroepen. Deze methode dekt alle toetstermen van Stichting Praktijkleren (SPL) af. Dit boek is gebaseerd op de toetsmatrijs met de aanduiding FAB KE2 EM. Onderwerp Code Toetsterm Hoofdstuk 1. Kostensoorten 1.1 De kandidaat benoemt tot welke kostencategorie (kosten 2 (vast/variabel/ direct/indirect) (10%) van grond, kosten van grond- en hulpstoffen, kosten van arbeid, kosten van diensten van derden, kosten van vaste activa, kosten van belastingen, kosten van financiering) een kostenpost hoort. 1.2 De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast welke 3 kosten variabel en welke vast zijn. 1.3 De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast of 3 de variabele kosten een proportioneel, progressief of degressief verloop hebben. 1.4 De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast of 4 kosten direct of indirect zijn. 2. Eenvoudige 2.1 De kandidaat berekent voor gegeven variabele en vaste 6 kostprijsberekeningen (35%) kosten de integrale kostprijs (fabricage- en commerciële) in een productieonderneming. 2.2 De kandidaat berekent voor gegeven variabele en 6 vaste kosten de integrale commerciële kostprijs in een handelsonderneming. 2.3 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie het 9 prijs- en het efficiencyverschil. 2.4 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie het bezettingsresultaat. 6 Voorwoord 11
Onderwerp Code Toetsterm Hoofdstuk 2.5 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie de 8 nettowinst. 2.6 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie het 4 opslagpercentage van de indirecte kosten bij de primitieve opslagmethode. 2.7 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie de opslagpercentages 4 van de indirecte kosten bij de verfijnde opslagmethode. 2.8 De kandidaat berekent voor een dienstverlenende 4 onderneming die de verfijnde opslagmethode toepast, de kostprijs van een dienst bij gegeven directe kosten, indirecte kosten en opslagpercentages. 3. Break-evenpoint 3.1 De kandidaat beschrijft wat een break-evenpoint is. 9 (berekening en 3.2 De kandidaat berekent voor een handelsonderneming 9 grafische weergave) (18%) (met behulp van percentages) de break-evenomzet op basis van de vaste kosten, de proportioneel variabele kosten, de inkoopwaarde van de omzet en de omzet. 3.3 De kandidaat berekent voor een productieonderneming 9 het break-evenpoint op basis van de vaste kosten, de proportioneel variabele kosten en de verkoopprijs. 3.4 De kandidaat maakt voor een gegeven situatie een grafische 9 voorstelling van het verloop van vaste, variabele en totale kosten en de opbrengst en geeft daarbij de break-evenafzet en het break-evenpoint aan. 4. Afschrijvingen 4.1 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie het 5 (18%) vaste afschrijvingspercentage van de aanschafwaarde op basis van de aanschafwaarde, de restwaarde en de economische levensduur. 4.2 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie de 5 boekwaarde van vaste activa op basis van een vast percentage van de aanschafwaarde. 4.3 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie de 5 boekwaarde van vaste activa op basis van een vast percentage van de boekwaarde. 4.4 De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast welke kosten naast afschrijvingskosten complementair zijn, bij het gebruik van duurzame productiemiddelen. 5 12 Elementaire kennis Bedrijfseconomie theorieboek
Onderwerp Code Toetsterm Hoofdstuk 5. Financieringsvormen 5.1 De kandidaat benoemt voor verschillende financieringsvormen 10 + 11 (inclusief rechtspersonen) (10%) (aandelenkapitaal, reserves, leningen en leve- rancierskrediet) of deze tot het eigen dan wel vreemd vermogen behoren. 5.2 De kandidaat beschrijft de kenmerken van aandelenkapitaal, 10 + 11 leningen, obligatieleningen en hypothecaire leningen. 5.3 De kandidaat benoemt wat de samenhang is tussen de 10 ondernemingsvorm en de vorm van het eigen vermogen. 5.4 De kandidaat benoemt de kenmerken van leasing, 11 leverancierskrediet, afnemerskrediet, bankkrediet en factoring. 6. Kennis van diverse 6.1 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie het 12 kengetallen, zoals het debiteurensaldo en de 6.2 gemiddeld debiteurensaldo, de gemiddelde krediettermijn en de omloopsnelheid debiteuren. De kandidaat berekent voor een gegeven situatie de 12 omloopsnelheid debiteuren (5%) omzetsnelheid van de goederenvoorraad. 7. Kennis van 7.1 De kandidaat berekent voor een gegeven situatie het 12 diverse kengetallen, zoals het crediteuren- saldo en inkopen op rekening (5%) 7.2 gemiddeld crediteurensaldo, de gemiddelde krediettermijn en de omloopsnelheid crediteuren. De kandidaat berekent voor een gegeven situatie de gemiddelde opslagduur goederenvoorraad. 12 Toetsmatrijs copyright Stichting Praktijkleren Opmerkingen over de inhoud van deze uitgave die kunnen leiden tot verbeteringen in een volgende druk, zullen wij in dank ontvangen. Deze kunnen doorgegeven worden aan de uitgever, waarvan de gegevens in het colofon staan. Voorwoord 13
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Een bedrijf Bedrijven, je komt ze niet alleen tegen in de krant, maar je hebt nog veel meer met ze te maken in je dagelijkse leven. Alleen sta je daar niet zo bij stil. Maar het huis waarin je woont, het bed waaruit je stapt en het ontbijt op je bord, zonder bedrijven en bedrijvigheid was dat er allemaal niet geweest. In een lang verleden zorgde iedereen voor zichzelf, maar vooral na de Industriële Revolutie in de achttiende eeuw is er heel veel veranderd. Tegenwoordig werkt iedereen voor een heel klein gedeelte aan een product of een dienst, terwijl we heel veel producten en diensten nodig hebben. Bedrijven zijn nodig om ons te voorzien van alle dingen waar we behoefte aan hebben. Er zijn grote bedrijven met duizenden personeelsleden, en kleine bedrijven waar maar een paar mensen werken of zelfs maar één man of vrouw. Je hebt grote bedrijven nodig om grote hoeveelheden van verschillende producten te maken, waarvoor ook veel machines nodig zijn. In je eentje uit de grondstoffen ijzer en olie een auto bouwen lukt geen mens. Dat kan alleen maar met een uitgebreid machinepark, enorme productiehallen en veel werknemers. Ben je ooit op een scheepswerf geweest? Heb je ooit een bierbrouwerij van binnen gezien? Naast de lopende band gestaan waarover pakken vla, senseoapparaten of plastic bekertjes voorbij rollen? Ja, misschien heb je vakantiewerk gedaan in een fabriek, maar normaal gesproken kom je niet in bedrijven die goederen voortbrengen. Van zulke bedrijven heb je meteen ook het gevoel dat het productiebedrijven zijn: er komen tastbare producten vandaan, je ziet wat ze maken, er wordt écht geproduceerd. De productiebedrijven worden ook wel de industrie genoemd: dat deel van de economie, dat wordt gekenmerkt door de verwerking van grondstoffen en de productie van materiële artikelen in fabrieken. Deze tastbare producten zijn voor de verkoop. Tot voor kort gebeurde dat eigenlijk alleen in winkels, groot of klein. Tegenwoordig wordt er ook steeds meer Hoofdstuk 1 Inleiding 15