Elementaire kennis Bedrijfseconomie Werkboek

Transcriptie

1 Elementaire kennis Bedrijfseconomie Werkboek

2

3 Elementaire kennis Bedrijfseconomie Werkboek Peter H. C. Hintzen

4 Zetwerk: Fritschy opmaak & redactie, Leiden isbn Uitgeverij Edu Actief b.v. Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de inhoud van deze uit gave, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende is verboden, behoudens de beperkingen bij de wet gesteld. Het verbod betreft ook gehele of gedeeltelijke bewerking. De uitgever is met uitsluiting van ieder ander gerechtigd de door de derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 Auteurswet 1912 en in het KB van 20 juni 1974 (Stb. 352, 1974) ex artikel 16b Auteurswet 1912, te innen en/of daartoe in of buiten rechte op te treden. Correspondentie inzake overneming of reproductie richten aan: Edu Actief, Postbus 1056, 7940 KB Meppel, info@edu-actief.nl,

5 Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 7 Hoofdstuk 2 Kostencategorieën 10 Hoofdstuk 3 Constante en variabele kosten 24 Hoofdstuk 4 Directe en indirecte kosten 32 Hoofdstuk 5 Afschrijvingen 60 Hoofdstuk 6 Integrale kostprijs en commerciële kostprijs 84 Hoofdstuk 7 Belangrijke begrippen vergeleken: kosten en uitgaven; omzetten en ontvangsten 106 Hoofdstuk 8 Van verkoopprijs inclusief BTW naar nettowinst 112 Hoofdstuk 9 Break-evenomzet, break-evenafzet en verschillenanalyse 138 Hoofdstuk 10 Financiering, deel 1: eigen vermogen 185 Inhoud 5

6 Hoofdstuk 11 Financiering, deel 2: vreemd vermogen 213 Hoofdstuk 12 Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoeften Elementaire kennis Bedrijfseconomie werkboek

7 Hoofdstuk 1 Inleiding Kennisvragen hoofdstuk 1 1. Waarom starten veel mensen in tijden waarin de economie tegenzit als zzp er? 2. Waarom is een goed onderbouwd ondernemingsplan van groot belang voor een startend ondernemer? 3. Waarom behoren de eigen werknemers tot de interne omgeving van een bedrijf? 4. Noem vijf instellingen/organisaties die tot de externe omgeving van een bedrijf behoren. Hoofdstuk 1 Inleiding 7

8 5. Noem drie functies van geld. 6. In het vereenvoudigd schema van de economische kringloop staat met pijlen de kringloop van goederen, diensten en productiefactoren aangegeven. Later wordt in het hoofdstuk gesproken over financiering. Teken in het schema waar banken een rol spelen in de economische kringloop. Goederen en diensten Consumentenuitgaven Consumenten Bedrijfsleven Loon Productiefactoren 7. Geef een definitie van bedrijfseconomie. 8 Elementaire kennis Bedrijfseconomie werkboek

9

10 Hoofdstuk 2 Kostencategorieën Kennisvragen paragraaf Kosten kunnen we op verschillende manieren indelen. Noem drie soorten indelingen. 2. Wat wordt verstaan onder een kostensoort of kostencategorie? 3. Noem vijf kostensoorten. 4. Wat wordt verstaan onder exploitatiekosten? 10 Elementaire kennis Bedrijfseconomie werkboek

11 Kennisvragen paragraaf 2.2 en Noem twee functies die grond als duurzaam productiemiddel in het productieproces kan vervullen. 6. Wat wordt verstaan onder grond- en hulpstoffen? 7. Wat is het verschil tussen grondstoffen en hulpstoffen? 8. Wat wordt verstaan onder bruto grondstoffenverbruik? 9. Wat wordt verstaan onder netto grondstoffenverbruik? 10. Geef een definitie van afval. Hoofdstuk 2 Kostencategorieën 11

12 11. Welke twee soorten van afval kunnen we onderscheiden? 12. Geef een definitie van uitval. Kennisvragen paragraaf Wat wordt verstaan onder gewaardeerd loon? 14. Uit welke elementen bestaan loonkosten? 15. Welke drie loonstelsels onderscheiden we in Nederland? 12 Elementaire kennis Bedrijfseconomie werkboek

13 16. Waardoor wordt de vergoeding bij stukloon bepaald? 17. Waaruit bestaat de vergoeding voor de werknemer bij premieloon? 18. Bij welke werkzaamheden wordt tijdloon vaak toegepast? 2.4 De opgaven 2.1 t/m 2.4 horen bij paragraaf 2.4. Opgave 2.1 Kaasspecialist Jongen heeft drie medewerkers in dienst. Per week werkt Jasper 36 uur, She rona 20 uur en Ruud 12 uur. Het brutoloon voor Jasper, Sherona en Ruud bedraagt respectievelijk 8,, 7,50 en 6, per uur. De sociale lasten en pensioenlasten voor de werkgever bedragen gezamenlijk 18% van het brutoloon. De reiskostenvergoeding bedraagt voor Jasper 50,, voor Sherona 30, en voor Ruud 20, per maand. Vakantietoeslag 8% van het brutoloon. Bereken de totale loonkosten voor deze drie medewerkers op jaarbasis. Hoofdstuk 2 Kostencategorieën 13

14 Opgave 2.2 Mariska Keussen werkt als administratief medewerkster bij een groothandel. Zij verdient 300, bruto per week. In december krijgt Mariska een kerstgratificatie van 500,. De sociale lasten en pensioenlasten voor de werkgever bedragen gezamenlijk 18% van het brutoloon. Mariska ontvangt verder elke maand een vergoeding van 90, voor reiskosten. De vakantietoeslag bedraagt 8% van het brutoloon. Bereken de loonkosten van Mariska op jaarbasis. Opgave 2.3 Theo Wolters, versspecialist bij de plaatselijke AH, heeft een weekloon van 425,. De vakantietoeslag bedraagt 8%. De sociale lasten en pensioenlasten voor de werkgever bedragen gezamenlijk 18% van het brutoloon. Aan het eind van het jaar ontvangt Theo een bonus van 600,. Bereken de loonkosten op jaarbasis voor de werkgever. 14 Elementaire kennis Bedrijfseconomie werkboek

15 Opgave 2.4 Babyspeciaalzaak Kleintje heeft twee medewerkers in dienst. Vera is werkzaam als verkoopster voor 30 uur en Pim werkt 25 uur per week. Het brutoloon voor Vera en Pim bedraagt respectievelijk 6,50 en 7,20 per uur. De sociale lasten en pensioenlasten voor de werkgever bedragen gezamenlijk 18% van het brutoloon. Zowel Pim als Vera ontvangt verder elke maand een vergoeding van 80, voor reiskosten en 25, voor kleding. De vakantie toeslag bedraagt 8% van het brutoloon. Bereken de totale loonkosten voor deze twee medewerkers. Hoofdstuk 2 Kostencategorieën 15