DE BELGISCHE UITSTAP UIT DE KERNENERGIE

Vergelijkbare documenten
Samenvatting voor beleidsmakers

Greenpeace eist een nieuwe wet die de nucleaire provisies veiligstelt in een Nationaal Fonds van de Nucleaire Voorzieningen

STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING TEGEN 2030 ADDENDUM

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen -

Prof. Jos Uyttenhove. E21UKort

Windenergie goedkoper dan kernenergie!

Kernenergie in België. Een straat zonder einde?

Bouwstenen voor een nieuw energiebeleid. De uitdagingen in het energiebeleid. CD&V voorzitter Jo Vandeurzen

Men gebruikt steeds meer windenergie in Nederland. Er wordt steeds meer windenergie gebruikt in Nederland.

Energie-efficiëntie kan onze elektriciteitsbevoorrading verzekeren nieuwe studie van 3E in opdracht van de milieubeweging 22 januari 2013

Peiling Kerntechnologie

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Reken op ons! Donkere wolken boven de zonnepanelen (vervolg)

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten

Kernenergie in de Belgische energiemix

Gegevens stroometikettering 2004

Sluit Doel 1 en 2. #eerlijkerisbeter

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE ROL VAN GAS EN GASINFRASTRUCTUUR IN EEN DUURZAME LEEFOMGEVING. Samen naar een duurzame, betrouwbare en competitieve energiemix

Samenvatting. Samenvatting

Peiling Kerntechnologie Maart 2015

Vooraleer de leerlingen de teksten lezen, worden de belangrijkste tekststructuren overlopen (LB 265).

Peiling Kernenergie. December 2011

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015

Studie Onthaalcapaciteit decentrale productie in Vlaanderen september 2012

1. Hoe is de productie voor bio-energiedoeleinden sinds 2013 jaarlijks geëvolueerd?

ADVIES. Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De toekomst van energie

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Factsheet: Dong Energy

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

op de in eerste lezing door de commissie aangenomen artikelen van het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake energie

M A R K T M O N I T O R E N E R G I E - Mei 2016

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

Wat kan men meer bepaald voor aanhangwagens afleiden uit die definitie?

Zonnepanelen steeds rendabel. In een notendop

ADVIES DIENST REGULERING. het ontwerp van indicatief plan van bevoorrading in aardgas betreffende

ADVIES OVER HET WIJZIGINGSBESLUIT GROENE STROOM

M A R K T M O N I T O R E N E R G I E - Juni 2016

Impact van efficiënte openbare verlichting op de CO 2 uitstoot

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Caro De Brouwer 27/11/2013

Samenvatting van de studie uitgevoerd door CO 2 logic in opdracht van de MIVB

Luminus Groen : 100% Belgische, groene energie

niet in strijd met de artikelen 7 of 8.3 van de Reclame Code, noch met de artikelen 2 of 3

Traject naar een lange termijnvisie voor het energiebeleid

Energieverbruik gemeentelijke gebouwen

Kernenergie: Kan België zonder?

Visie op Windenergie en solar Update 2014

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Docentenvel opdracht 19 (campagne voor een duurzame wereld en een samenwerkend Europa)

Mevrouw de voorzitter, Geachte leden van het Bureau, Dames en heren,

De veiligheid van de kerncentrale van Doel en de rol van het FANC

Technische Briefing. Overzicht Nucleair Park. 11 januari 2016

28 november Onderzoek: Klimaattop Parijs

Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto

Toespraak ter gelegenheid van de opening van de afvalverbrandingsinstallatie ReEnergy 1 Roosendaal, 12/10/11.

Zittingsdocument B7-0000/2013 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2013

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen. Heleen de Coninck, 13 september 2011

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Overzicht lessenserie Energietransitie. Lessen Energietransitie - Thema s en onderwerpen per les.

Samenvatting Sectorstudie hernieuwbare energie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Bevoorradingszekerheid

Les Kernenergie. Werkblad

Arbitragecommissie. Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2

Net voor de Toekomst. Frans Rooijers

Onderzoek naar de klimaatimpact van het gebruik van Ecocheques in België EXECUTIVE SUMMARY. 29 April 2019 versie 1.1

Gemeente Ede energieneutraal 2050

Evaluatie van Open Bedrijvendag

Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

De kleur van stroom: de milieukwaliteit van in Nederland geleverde elektriciteit

M A R K T M O N I T O R E N E R G I E - juni 2012

INDICATIEVE VERGELIJKING VAN DE TARIEVEN VOOR DE OVERBRENGING VAN AARDGAS VAN FLUXYS NV EN VERSCHEIDENE EUROPESE OPERATOREN

Sinds meerdere jaren schommelden de aanvragen voor energiepremies tussen 10 miljoen en 12 miljoen euro per jaar.

Attitude van Nederland, Zeeland en Borsele ten aanzien van verschillende energiebronnen. Energiemonitor 2010

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

Makers van biodiesel en bioethanol

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 7 oktober 2003

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen

Beersel wekt op. Klimaatneutraal Beersel 2040?

VR MED.0081/1

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Duurzame energie in Japan

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010

Change. Hoe moet het morgen met de energievoorziening? Document. magazine

WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN

Inleiding. A. analyse per programma

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

Het potentieel van zonnepanelen toegepast op geluidsschermen langs de Rijkswegen Auteur: Sander Meppelink (2015)

Transcriptie:

DEEL I DE BELGISCHE UITSTAP UIT DE KERNENERGIE België is een van de weinige landen die gebruik maken van kernenergie. Sinds de intrede van het gebruik van kernenergie voor de opwekking van elektriciteit - de zogenaamd civiele kernenergie - kwam deze technologie nooit echt van de grond. In de jaren vijftig met veel bravoure aangekondigd als dé oplossing voor het mondiale energievraagstuk, was kernenergie bij de eeuwwisseling reeds over haar hoogtepunt heen. In de VS, de bakermat van de kernenergie, werd het hoofdstuk eigenlijk al afgesloten nog voor het in Europa goed en wel begon. De laatste kerncentrale die in de VS besteld werd en ook daadwerkelijk werd gebouwd, dateert reeds van 1973. Ook in de EU werd er, op Frankrijk na, geen concrete reactororder meer geplaatst sinds 1980, 22 jaar geleden. 1996 zette definitief het keerpunt in. Vanaf dan werden er meer reactoren gesloten dan nieuwe gepland. Kernenergie is op internationaal vlak nooit meer dan een marginale energiebron geweest. Zelfs in de EU bezitten slechts 8 van de 15 lidstaten kerncentrales en vier ervan hebben ondertussen formeel beslist om op termijn hun reactoren te sluiten. De uitstap uit de kernenergie is zichzelf aan het voltrekken. I 1. Wat heeft de regering precies beslist? I 1.1. Le tout nucléaire De eerste kerncentrales voor de opwekking van elektriciteit in ons land werden besteld in 1968. Een jaar later startte reeds de bouw van twee reactoren in Doel, een deelgemeente van Beveren aan de Schelde, en één in Tihange, een deelgemeente van Hoei aan de Maas. In 1975 werden deze eerste drie kernreactoren plechtig geopend. Over de invoering van kernenergie vond nooit een publiek debat plaats. De elektriciteitsproducenten hadden een monopolie en stelden eigenhandig de uitrustingsplannen voor de productie eenheden op. De beslissingen werden door technocraten genomen en uitgevoerd, zo simpel was dat. De oliecrisis van begin jaren zeventig vormde een belangrijke extra stimulans om een andere primaire energiebron dan olie aan te wenden voor het opwekken van elektriciteit. Tussen 1982 en 1985 werden er in Doel en Tihange elk nog twee reactoren bijgebouwd, wat het totaal op zeven bracht. Net als in Frankrijk leefde de idee om op termijn onze elektriciteitsproductie volledig door kernenergie te dekken: le tout nucléaire. Toen de plannen voor nog een vijfde kernreactor, Doel-5, uitlekten, begon het publieke protest evenwel te groeien. VAKS, de Verenigde Actiegroepen voor Kernstop, organiseerde het verzet en de protestbetogingen volgden elkaar op. Velen die vandaag actief zijn in de brede sociaal-groene beweging, hebben hun roots in 1

de anti-kernenergiebeweging. Toen op 26 april 1986 reactor nr. 4 van de kerncentrale van Tsjernobyl ontplofte, doorprikte de kernenergie haar eigen mythe. Korte tijd later besliste de Belgische regering om Doel-5 te schrappen. De daaropvolgende federale regeringen schreven in hun regeerakkoorden een voorlopig moratorium op de bouw van nieuwe kernreactoren in. In de jaren negentig werd het verzet tegen kernenergie voornamelijk door twee groepen overgenomen. Vanuit de milieubeweging zetten Greenpeace en Voor Moeder Aarde geregeld acties op waarmee ze de risico's van kerncentrales, plutoniuminstallaties, nucleaire transporten en het onopgeloste kernafvalprobleem hoog op de agenda plaatsten. Op politiek vlak waren Agalev en Ecolo de enige partijen die, toen vanuit de oppositie, actief en consequent voor het stopzetten van kernenergie pleitten. Beide groene partijen lagen in 1993 dan ook aan de basis van het parlementaire debat dat besliste om voortaan geen nieuwe contracten meer af te sluiten voor de opwerking van gebruikte kernbrandstof in het Franse La Hague. Toen de acties van Greenpeace tegen het dumpen van radioactief afval in zee tot een verbod leidden, ging men op zoek naar een locatie op land om de duizenden vaten laagradioactief afval gedurende minstens 300 jaar in een bunker te stockeren. Overal in Vlaanderen en Wallonië ontstonden lokale actiecomités die zo'n kernafvalbunker in hun achtertuin niet zagen zitten. Ook burgemeesters en raadslieden van partijen die doorgaans de nucleaire sector goed gezind waren, gingen bij hun ministers in Brussel lobbyen om het kernafval toch maar niet bij hen te dumpen. Vanaf dat ogenblik begon het voor iedereen duidelijk te worden dat le tout nucléaire een foute beslissing was. Ondertussen produceerden we, als één van de weinige EUlidstaten, reeds de helft van onze elektriciteit op basis van kernenergie. I 1.2. Het federaal regeerakkoord van 7 juli 1999 Op 13 juni 1999 vonden verkiezingen plaats voor de federale, gewestelijke en Europese parlementen. Agalev en Ecolo behoorden tot de winnaars en werden door formateur Louis Michel uitgenodigd om mee aan tafel te zitten voor de onderhandelingen over de regeringsvorming. De onderhandelingen over het energieluik van het regeerakkoord werden voor Agalev door Jos Geysels gevoerd. Deze onderhandelingen liepen niet van een leien dakje. Voor de Groenen was de expliciete opname van de kernuitstap een belangrijk programmapunt. Het standpunt van Electrabel, overgenomen door de meeste andere partijen, kwam er op neer dat er misschien niet onmiddellijk nieuwe kerncentrales moesten bijkomen, maar dat de huidige zeker niet mochten gesloten worden. Oorspronkelijk kregen de kerncentrales een boekhoudkundige afschrijvingstermijn van 20 jaar opgekleefd en 30 jaar voor de boekhoudkundige ontmantelingprovisies. In de officiële vergunningen stond evenwel nooit een maximale operationele levensduur vermeld. Electrabel argumenteert dat er geen technisch einde aan de levensduur van kerncentrales is, omdat in principe ieder onderdeel van de reactor kan vervangen worden en de reactor zodoende onbeperkt kan functioneren. Hierop stelden de coalitiepartners een compromis voor: de levensduur van kerncentrales zou tot zestig jaar beperkt worden. Voor de Groenen was dit onaanvaardbaar. Uiteindelijke slaagde onderhandelaar Jos Geysels er in dit terug te brengen tot maximum veertig jaar. De tekst van het regeerakkoord luidde: "De regering zal verder meer nadruk leggen op de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen en het aanmoedigen van energiebesparingen. Er zal daarbij een moratorium worden gehandhaafd op de uitbouw van de nucleaire (elektriciteits) productie, inbegrepen de opwerking tot MOX. De regering wil zich bovendien op termijn geleidelijk terugtrekken uit de sector van de nucleaire energie met eerbiediging van de doelstellingen vooropgezet door de Conferentie van Rio en het Protocol van Kyoto inzake de uitstoot van CO 2. Teneinde de wetenschappers voldoende tijd te verlenen om nieuwe alternatieve hernieuwbare en zuivere energiebronnen op grote schaal op punt te stellen, zal België zich inschrijven in een scenario waarbij de desactivering van de nucleaire centrales van zodra ze veertig jaar oud zijn, wordt aan- 2

gevat. ( ) Tenslotte zal het nucleair afval bij voorrang geplaatst worden in de reeds gebruikte sites. De provisies voor de ontmanteling van de nucleaire centrales voor de opwerking van elektriciteit zullen het voorwerp uitmaken van een toezichtsysteem. De thans bij wet vastgestelde financiële en juridische verantwoordelijkheden van de producenten zullen behouden blijven.". Wetende vanwaar we kwamen ( le tout nucléaire en geen vooraf bepaalde levensduurbeperking) is dit een revolutionaire wending in het Belgische energiebeleid. Niet alleen vermeldt een regeerakkoord voor de allereerste keer de uitstap uit de kernenergie, maar ook de stopzetting van de nucleaire opwerking en bijgevolg het gebruik van de gevaarlijke plutoniumhoudende MOX-kernbrandstof. Bovendien wordt het principe aanvaard dat er niet zomaar nieuwe opofferingszones voor radioactief afval mogen gecreëerd worden. Maar zouden we het wel hard kunnen maken? Is een veertigjarige levensduur geen te grote toegeving? Hoe zou in 2015, als de eerste reactoren veertig jaar oud zijn en we vier regeerperiodes verder zitten, de woorden "de desactivering wordt aangevat" geïnterpreteerd worden? Allemaal vragen die sommigen niet helemaal ten onrechte even deden twijfelen of dit geen Pyrrusoverwinning was. Toen de onderhandelingen over het regeerprogramma rond waren en de ministerposten verdeeld werden, viel de twijfel evenwel snel weg. Niemand minder dan Ecolo- boegbeeld Olivier Deleuze, voordien nog directeur bij Greenpeace België, zou als staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Energie bevoegd worden om het energieluik van het regeerakkoord tijdens deze legislatuur wettelijk te verankeren. Tijdens het Agalev-congres waarop over het bereikte regeerakkoord en het al dan niet deelnemen aan de regering moest gestemd worden, keurde een overweldigende meerderheid van groene partijleden de akkoorden goed. Met name het akkoord over de kernuitstap werd beschouwd als een niet te missen historische kans. Enkelen twijfelden toen nog aan de haalbaarheid om de groene eisen rond nucleaire thema s binnen de meerderheid ook werkelijk te verwezenlijken. Maar ze raakten snel overtuigd. De eerste crisette van paars-groen ging over een nucleair thema en werd op punten door de groenen gewonnen: staatssecretaris Deleuze verhinderde de levering van onderdelen voor nucleaire installaties aan Pakistan. I 1.3. De nucleaire uitstap wettelijk verankerd De federale beleidsverklaring van 9 oktober 2001 bevestigt de ambitie uit het regeerakkoord om het nucleaire tijdperk te verlaten. Deze beleidsverklaring voorziet dat het wetsontwerp op de desactivering van de kerncentrales die ouder zijn dan veertig jaar in de komende maanden zal worden ingediend. En zo geschiedde. In januari 2002 buigen de eerste interkabinettenwerkgroepen zich over het thema. De werkzaamheden schieten op, maar plots lopen de onderhandelingen strop. De coalitiepartners argumenteren dat de bevoorrading van elektriciteit door de nucleaire uitstap niet in het gedrang mag komen. Dit is voor iedereen evident, maar ze stellen voor dat de wettekst die de sluiting van de eerste reactoren regelt, bepaalt dat de effectieve sluiting afhankelijk gemaakt wordt van een voorafgaandelijke evaluatie. Dit is onaanvaardbaar. Het spreekt namelijk voor zich dat de voorstanders van kernenergie - de uitbaters van de huidige kerncentrales, maar evenzeer de pro-nucleaire bewindslieden die het in de volgende legislaturen eventueel van de Groenen zouden overnemen - in dit geval alles in het werk zullen stellen om de voorwaarden te creëren die bepalen dat de energiebevoorrading zonder kernenergie in het gedrang zal komen. In dat geval zouden ze dus de kernuitstap kunnen schrappen. Met een dergelijke formulering in de wettekst zou een veel te ambigue boodschap aan de kernenergiesector gegeven worden. Uiteindelijk wordt een akkoord bereikt over een voorstel van wet waarin duidelijk gesteld wordt dat enkel onvoorziene externe evenementen, die niet door de uitbaters van de kerncentrales zelf in de hand werden gewerkt, zoals oorlog, internationale crisis of door buiten- 3

landse situaties veroorzaakte bevoorradingsproblemen, de sluiting van de kerncentrales kunnen verdagen. De bevoorradingszekerheid inzake energie werd trouwens reeds geregeld in de wetten van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteits- en de gasmarkt en hoeven bijgevolg niet in deze wettekst te worden opgenomen. Bovendien moet onderstreept worden dat het een van de taken van de Commissie voor Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) is om de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit op te volgen. Het is de opdracht van de CREG om er over te waken dat er tijdig initiatieven ontplooid worden tegen een mogelijk bevoorradingstekort op het ogenblik dat de kerncentrales geleidelijk gesloten worden. Op de ministerraad van 1 maart 2002 valt uiteindelijk, na vele dagen van onderhandelen de beslissing: de regering verankert het principiële akkoord uit het regeerakkoord in een wet. Vice-eerste minister Louis Michel steekt bij het verlaten van de vergaderzaal een duim op naar de groene ministers en staatssecretarissen om hen te feliciteren. De Groenen hebben zonet een van de grootste overwinningen uit de eerste periode van de legislatuur verzilverd! De nieuwe wet, die vervolgens voor advies naar de Raad van State werd gestuurd, stipuleert dat: "De nucleaire centrales bestemd voor de industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, worden gedesactiveerd veertig jaar na de datum van hun industriële ingebruikname en kunnen geen elektriciteit meer produceren." Conform de logica van deze beslissing wordt daar aan toegevoegd dat geen enkele nieuwe kerncentrale opgericht of in exploitatie kan worden gesteld. Om alle misverstanden over de timing van de sluiting van de zeven Belgische kernreactoren uit te sluiten, worden de data van industriële ingebruikname van de kerncentrales vermeld. Als je daar veertig jaar bijtelt, heb je de datum waarop ze zullen gesloten worden. Kernreactor datum industriële ingebuikname datum sluiting Doel 1 15 februari 1975 2015 Tihange 1 1 oktober 1975 2015 Doel 2 1 december 1975 2015 Doel 3 1 oktober 1982 2022 Tihange 2 1 februari 1983 2023 Doel 4 1 juli 1985 2025 Tihange 3 1 september 1985 2025 I 1.4 Is deze beslissing onomkeerbaar? Elke politieke beslissing kan in principe door een andere ongedaan gemaakt worden. Iedere nieuwe wettekst kan door een volgende wetswijziging worden bijgestuurd. De huidige beslissingen die in de wet verankerd werden, hebben betrekking op de periode van nu tot 2025. De eerste reactoren moeten ten laatste in 2015 dicht, dit ligt meer dan drie politieke legislaturen voor ons uit. In theorie kan er dus nog veel gebeuren. De beste garantie om de tijdens deze legislatuur ingezette koerswijzing verder te zetten is dan ook dat de Groenen ook nog de volgende legislaturen politiek aan zet blijven. Hierover kan evenwel enkel de kiezer beslissen. Ondertussen is evenwel een trendbreuk gerealiseerd die een veel grotere draagwijdte heeft dan een louter papieren beslissing. In Industrie Magazine (mei 2002), het tijdschrift van de Agoria, dat alle Belgische ondernemingen groepeert die gespecialiseerd zijn in installaties en diensten met betrekking tot kernenergie, zegt Jean Pol Maret van het toeleveringsbedrijf Cegelec: "Zelfs wanneer de volgende regeringscoalitie op deze beslissing zou terugkomen, zal de onzekerheid heel wat investeerders afschrikken. Zij hebben immers behoefte aan perspectieven op lange 4

termijn vooraleer ze zich voor een dergelijke investering engageren". Meer nog dan een politieke beslissing of een wet op zich, zal het afleiden van investeringen van de nucleaire sector, de kernuitstap uiteindelijk daadwerkelijk realiseren. STANDPUNT VAN AGALEV De uitstap uit de kernenergie, een basiseis van in het prille begin van de groene beweging, werd niet enkel ingeschreven in het regeerakkoord, maar nu ook verankerd in een wet. De relatief lange periode van veertig jaar operationele levensduur, waarna de kernreactoren moeten gesloten worden, geeft het beleid en de energiemaatschappijen voldoende tijd om deze sluiting op een sociaal en economisch aanvaardbare wijze voor te bereiden en uit te voeren, zonder de energiebevoorrading in het gedrang te brengen. I 2. De kernuitstap wetenschappelijk onderbouwd De beslissing om nucleaire centrales te bouwen en meer dan de helft van onze elektriciteitsproductie van kernenergie afhankelijk te maken, is op een roekeloze manier genomen, zonder ook maar een oplossing in het vooruitzicht te stellen voor de vele problemen die het nucleaire vraagstuk omhullen. De beslissing om geleidelijk uit de kernenergie te stappen, is wel degelijk gefundeerd en wetenschappelijk onderbouwd. Het basiswerk hierover werd in 1995 door het Studiecentrum voor Technologie, Energie en Milieu (STEM) van de Universiteit Antwerpen gepubliceerd. Tot op vandaag werden de berekeningen en de stellingen van deze studie inhoudelijk door niemand weerlegd. Alhoewel we ondertussen enkele jaren verder zijn en sommige parameters enige bijsturing vereisen, blijven de grondprincipes en de eindconclusie zonder meer geldig. I 2.1. De STEM-studie: kernuitstap én CO 2 -reductie gaan samen Gedurende lange tijd werd het energiebeleid in ons land grotendeels bepaald door de elektriciteitsmaatschappijen zelf, in de eerste plaats de privé-onderneming Electrabel, die het overgrote deel van het productiepark uitbaat, en daarnaast de kleine publieke elektriciteitsmaatschappij SPE. Om de tien jaar stelden ze in opdracht van de overheid een uitrustingsplan op, waarin ze moesten aangeven hoe ze het daaropvolgende decennium de elektriciteitsvoorziening zouden veilig stellen. Hierbij werd steeds dezelfde aanbodsgerichte benadering gebruikt. De technologische ontwikkelingen in de richting van efficiëntie, als ze al werden ingecalculeerd, werden door de planners op een passieve wijze ingebracht bij het bepalen van de meest waarschijnlijke evolutie die zich aan de vraagzijde zou voordoen, en niet als een element dat actief ondersteund en vandaar ook ingecalculeerd kan worden. 5

Het uitgangspunt voor de opstelling van de uitrustingsplannen was dan ook steevast: "Gegeven de meest waarschijnlijke groeivoet van de elektriciteitsvraag, wat is het optimale aanbod?" Deze aanbodsgerichte aanpak kaderde volledig in een concept van gecentraliseerde megaproductieeenheden, waarvan de kerncentrales ruim de helft innamen. Er werd een inschatting gemaakt van de maximale energievraag en vervolgens werd bekeken door middel van welke productiemiddelen daaraan kon worden voldaan. Dit concept gunde geen plaats aan gedecentraliseerde kleinschalige productie, want Electrabel had al zijn investeringen in grootschalige centrales gestopt. Nog minder was er plaats voor energie-efficiëntie en -besparing, want hoe moest men anders de overcapaciteit van de megacentrales verantwoorden? Integrated electricity resource planning Greenpeace België gaf in 1992 opdracht aan het studiebureau STEM van de Universiteit Antwerpen om een alternatief uitrustingsplan voor de periode 1995-2010 te maken, nu uitgaande van de vraag: "Gegeven de verwachte evolutie van de vraag naar elektriciteitsdiensten, welke zijn de technisch-economische mogelijkheden om hieraan te voldoen?" Het grote verschil met de traditionele benadering van Electrabel, zat in het feit dat hier niet uitgegaan werd van een louter productiezijde-benadering, maar van een Integrated Electricity Resource Planningbenadering. Hierbij werden twee cruciale onderdelen ter uitwerking voorgelegd: - identificatie van de opties om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen, vanuit een benadering van reductie van de vraag en tegemoetkoming aan de reële behoefte; - een scenario waarin alle kerncentrales in België tegen 2010 zouden gesloten worden. Tot dan toe was er door geen enkele federale of gewestelijke overheid in België ook maar één enkele studie gefinancierd over de technologische mogelijkheden tot elektriciteitsbesparing. Niet enkel was er een hiaat aan kennis en inzicht over het potentieel om de vraag naar elektriciteit te reduceren, ook het denken over mogelijke opties aan de aanbodszijde bleef beperkt tot datgene wat Electrabel interesseerde, met name de grootschalige centrale aanbodsopties. Het potentieel van gedecentraliseerde productie en zelfproducenten van hernieuwbare energie werd niet in rekening gebracht. Het initiatief van Greenpeace was uniek en baanbrekend in België. Realistische randvoorwaarden Om achteraf kritieken te vermijden als zouden de uitgangspunten van de studie niet realistisch zijn, werden enkele belangrijke conservatieve randvoorwaarden ingecalculeerd, waaronder: - de studie sluit aan bij de reële bestaande situatie en de manier van denken over en omgaan met energie anno begin jaren negentig; - de studie gaat uit van een voortgezette economische groei, zonder een koersverandering in te bouwen naar een recyclage-economie of afbouw van energie-intensieve en milieu-onvriendelijke activiteiten (b.v. chloorindustrie, ); - de studie baseert zich op de toen officieel geldende elektriciteitsprijzen, zonder toeslag voor de afgewentelde externaliteiten ; - de studie beperkt zich tot technologieën die anno 1995 commercieel beschikbaar of in reële omstandigheden gedemonstreerd waren (geen technologieën in experimentele of ontwikkelingsfase); - enkel rendabele technologische toepassingen komen in aanmerking (kosten van de bespaarde elektriciteit zijn lager dan de leveringsprijzen). Het spreekt voor zich dat deze randvoorwaarden tamelijk strenge beperkingen opleggen aan de mogelijkheden tot energiebesparing of alternatieve energieopwekking. Logischerwijze zullen technologische verbeteringen en innovaties die tussen 1995 en 2010 het licht zien, het potentieel nog vergroten. Alles in deze werkwijze getuigt dan ook van een onderschatting van de werkelijke besparingsmogelijkheden en van het potentieel van hernieuwbare energie. 6

Analyse van de vraag naar elektriciteit De STEM-studie onderzocht, met die conservatieve randvoorwaarden als uitgangspunt, twee scenario's: - een 'business-as-usual'-scenario (bau), waarin geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden inzake investeringsgedrag van de elektriciteitsgebruikers, noch inzake inspanningen van de elektriciteitssector om dit gedrag bij te sturen; - Een kernuitstapscenario, waarbij 90% van alle rendabele ingrepen om het elektriciteitsverbruik te verminderen worden gerealiseerd (louter op basis van in 1995 beschikbare technologieën en rendabiliteitvoorwaarden). In de huishoudelijke sector werden 17 elektriciteitstoepassingen geanalyseerd. Hierbij rekende men enkel technische ingrepen aan. Besparingen door gedragswijziging van de consument of het leveren of gebruiken van minder energiediensten, werden niet in rekening gebracht. Het grootste besparingspotentieel werd verkregen door geen nieuwe elektrische verwarmingsinstallaties meer te plaatsen en de bestaande elektrische verwarmingsvectoren en warmwaterboilers tegen 2010 geleidelijk te vervangen. Daarnaast werd ook overgeschakeld op energie-efficiëntere huishoudtoestellen, die op de markt verkrijgbaar zijn. Het besparingspotentieel door over te schakelen op efficiëntere elektrotoestellen, zoals ijskasten, diepvriezers en wasmachines, werd op 62,9% van het verbruik in 1995 berekend. De studie analyseerde in de industriële sector tien hoofdsectoren en 56 subsectoren, waarmee 97% van het industriële elektriciteitsgebruik gedekt werd. De belangrijkste besparingsmogelijkheden situeren zich op het vlak van de elektrische aandrijvingtoepassingen, met name de vervanging van ondergedimensioneerde leidingen en overgedimensioneerde motoren, pompen, machines, compressoren, enz. Het besparingspotentieel situeert zich tussen de 8 en de 26%. Op verlichting kan men 50 tot 85% besparen en op elektrolysetoepassingen ruim 16%. In de dienstensector nam men 12 gebouwentypes en acht elektrische toepassingen onder de loep. Het grootste besparingspotentieel wordt gerealiseerd op het vlak van de verlichting en de ventilatie- en luchtverversingsinstallaties (airco), waar naast een geringer verbruik van ruim 80% ook nog eens een toename van het comfort gerealiseerd wordt. Voor sommige toepassingen, zoals tractie, of voor sommige sectoren, zoals de landbouw en de veeteelt, werd het elektriciteitsbesparingspotentieel niet geanalyseerd wegens gebrek aan voldoende gegevens. Na analyse van de elektriciteitstoepassingen en het technische besparingspotentieel door rendementsverbeteringen of substitutie van elektriciteit in de sectoren huishoudens, industrie en diensten, werd het verbruik berekend volgens de twee scenario's. Zowel in het bau-scenario als in het kernuitstapscenario werd uitgegaan van een globale toename van energiediensten in de periode 1995-2010 met 46,3%. In het bau-scenario zou er in deze periode een jaarlijkse stijging van de vraag naar elektriciteit met ongeveer 1,9 % plaatsvinden. In het kernuitstapscenario daarentegen wordt 90% van de geïdentificeerde rendabele energie-efficiëntiemaatregelen tegen 2010 geleidelijk aan gerealiseerd. Ondanks een toename van het totaal aantal energiediensten zou in het kernuitstapscenario de vraag naar elektriciteit in de periode 1995-2010 met 3,7% afnemen. Het totaal elektriciteitsverbruik in 1992 bedroeg 63.871 GWh, geëxtrapoleerd naar 1995 wordt dit 69.328 GWh. In 2010 zou volgens het bauscenario het totaal elektriciteitsverbruik oplopen tot 92.380 GWh, terwijl volgens het kernuitstapscenario het verbruik zal afnemen tot 66.775 GWh. Nogmaals, deze cijfers zijn louter gesteund op de in 1995 beschikbare technieken. Analyse van het potentieel aan gedecentraliseerde elektriciteitsproductie In tegenstelling tot de klassieke benadering, zoals die doorgaans bij de opstelling van de tien- 7

jaarlijkse uitrustingsplannen gehanteerd werd, analyseerde de STEM-studie ook de mogelijke bijdrage die gedecentraliseerde productie-eenheden aan de elektriciteitsbevoorrading kunnen leveren. Hierbij werd met drie soorten gedecentraliseerde productie rekening gehouden: - industriële warmtekrachtkoppeling (WKK), op maat van de warmtevraag van een bedrijf; - warmtedistributie gevoed vanuit een WKKcentrale om gebouwen in verstedelijkte gebieden te verwarmen; - hernieuwbare elektriciteitsproductie. Deze vormen zijn vaak, maar niet noodzakelijk kleinschalig. Met name industriële WKK-projecten overschrijden soms de 100 MW e -grens. Daar waar in 1995, maar evenzeer vandaag, het daadwerkelijk geïnstalleerd vermogen aan gedecentraliseerde elektriciteitsproductie in vergelijking tot onze buurlanden belachelijk laag is, becijferde de STEM-studie op basis van vrij conservatieve parameters een potentieel voor decentrale productie in 2010 van tussen de 28.431 en de 43.494 GWh/j. Dat deze inschatting van het potentieel nogal aan de lage kant ligt, blijkt uit een opiniestuk in De Standaard van 1 maart 2002, van de hand van prof. Aviel Verbruggen, onder wiens toezicht de STEM-studie destijds gemaakt werd. Prof. Verbruggen benadrukt in zijn opiniestuk hoe actueel en nog steeds geldig de STEM-studie uit 1995 is: "De andere optie was hernieuwbare energie (wind, zon, waterkracht) stimuleren. We hebben altijd gewezen op de toepassingsmoeilijkheden en de hoge kosten. Maar de feiten overtreffen soms onze verwachtingen: zo zijn de windturbines sneller ontwikkeld (technisch beter, lagere kosten) dan we hadden ingeschat." De realisatie van offshorewindparken voor de Belgische kust, die volop aan de gang is, werd in het STEM-scenario zelfs niet opgenomen. Analyse van de nood aan centraal geproduceerde elektriciteit In het kernuitstapscenario wordt uitgegaan van een toename van de elektriciteitsdiensten met 46,3% in de periode 1995-2010. Desondanks blijkt een beleid van vraagbeheersing in staat om het elektriciteitsverbruik in 2010 met 3,7% te verminderen tegenover 1995. Door ook de ontwikkeling van decentraal vermogen (WKK en hernieuwbare energiebronnen) een kans te geven, kan de vraag naar centraal opgewekte elektriciteit in grootschalige kerncentrales, steenkool- of gascentrales in de periode 1995-2010 dalen met 47,3%. In het kernuitstapscenario is er, ondanks de geleidelijke sluiting van de kerncentrales en van 3.000 MW fossiel gestookt vermogen, slechts nood aan één nieuwe STEG-centrale tegen 2007. In het bau-scenario daarentegen zouden er vanaf 2004 tot 2010 liefst zeven fossiele centrales bijkomen, waarvan vier STEG's op aardgas en drie steenkoolcentrales. Gevolgen voor de CO 2 -emissies van de elektriciteitsvoorziening In het bau-scenario zou de CO 2 -uitstoot van de elektriciteitssector tussen 1995 en 2010 dalen met 6,6% tegenover het referentiejaar 1990 en dit voornamelijk als gevolg van de geleidelijke substitutie van steenkool- door aardgascentrales. In het kernuitstapscenario zou deze daling evenwel nog groter zijn, met name tussen de 19,2% en de 21,5% tegenover 1990. Aandelen van de verschillende energiebronnen in de stroomopwekking In het bau-scenario evolueert het aandeel van kernenergie van 56,8% in 1995 tot 51% in 2010 (in 2002 bedraagt dit aandeel reeds 58%). Het aandeel van steenkool zakt van 28,2% naar 13% en dat van aardgas stijgt van 14,5% naar 34,9%. Van hernieuwbare energie is er in dit scenario nagenoeg geen sprake. In het kernuitstapscenario zakt het aandeel van kernenergie in de centrale elektriciteitsproductie van 56,8% in 1995 tot 12% in 2010. Er werd in dit scenario uitgegaan van de realistische veronderstelling dat de 25% participatie 8

van Electrabel in de Franse kernreactoren van Chooz (het vermogen van de kernreactoren Chooz B1 en Chooz B2 dat toegewezen wordt aan Electrabel bedraagt 725 MW) geen voorwerp uitmaakt van een eventuele beslissing van de Belgische regering om de kerncentrales te sluiten. Electrabel zal dit vermogen, ook in een sluitingsscenario van de kerncentrales op Belgisch grondgebied, dus aan de Belgische klanten blijven aanbieden. Het aandeel van steenkool zakt in het kernuitstapscenario van 28,2% naar 10,1%. Het aandeel aardgas stijgt van 14,5% naar 69,9%. Het aandeel hernieuwbare elektriciteit stijgt in dit scenario van 0,5% tot 7,4% in de stroomvoorziening in 2010. (zie tabel) Betekent het feit dat volgens het kernuitstapscenario in 2010 bijna 70% van onze stroomproductie op basis van aardgas gebeurt, dat we té eenzijdig van een enkele primaire energiebron afhankelijk worden? Niet als we de absolute hoeveelheid aardgas in het bau-scenario en het kernuitstapscenario met elkaar vergelijken. Als gevolg van de hogere rendementscentrales, zoals WKK en STEG's, wordt er in het kernuitstapscenario minder aardgas verbruikt om eenzelfde hoeveelheid elektriciteit aan te maken. Dit betekent dat de import van aardgas in het kernuitstapscenario slechts 5,8% hoger ligt dan in het bau-scenario. Conclusies van de STEM-studie De conclusies van de uit 1995 daterende STEM-studie kunnen als volgt worden samengevat: - Bij een groei van de vraag naar elektriciteitsdiensten met 46%, is het mogelijk om, via een beleid van vraagbeheersing én een vrije markt voor elektriciteitsproductie, géén nieuwe kernreactoren te openen en alle bestaande kerncentrales in België te sluiten tegen 2010 én de gemiddelde CO 2 - emissies in de elektriciteitsector in de periode 1995-2010 te verminderen met ca. 20% tegenover 1990. - Hiertoe zou er maar één nieuwe STEGcentrale moeten bijkomen. - In het kernuitstapscenario stijgt de import van aardgas in de periode 1995-2010 met 5,8% tegenover het bau-scenario. - Het aandeel van de in België opgewekte hernieuwbare elektriciteit kan tegen 2010 stijgen tot 6,5% bij de minimumschatting en tot 10,6% bij de maximuminschatting van het geïnventariseerde rendabele potentieel. Alhoewel de STEM-studie uit 1995 dateert en sommige parameters ondertussen enige bijsturing nodig hebben, blijft ze een uniek instrument om de haalbaarheid van de regeringsdoelstellingen met betrekking tot de nucleaire uitstap én de Kyoto-engagementen aan te tonen. De benadering van de wetenschappelijke onderzoekers van de Universiteit Antwerpen die de studie realiseerden, is richtinggevend voor de wijze waarop de overheid het energiebeleid moet heroriënteren, met name: via een benadering van Integrated Electricity Resource Planning zowel een vraaggerichte analyse als een aanbodsgerichte analyse maken, waarbij naast het centrale aanbod, ook het gedecentraliseerde en het hernieuwbare aanbodspotentieel optimaal worden benut. I 2.2. Het rapport van de Commissie AMPERE Op het einde van vorige legislatuur, in april 1999, belaste de minister van Landsverdediging en Energie Jean-Pol Poncelet, zelf kernfysicus van opleiding en gewezen voorzitter van de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Splijtstoffen (NIRAS), een commissie van deskundigen met het opstellen van een analyse van de productiemiddelen van elektriciteit, met als doel om aanbevelingen te formuleren voor het energiebeleid tot 2020. Deze commissie werd de AMPERE-commissie genoemd, wat staat voor Analyse van de Middelen voor Productie van Elektriciteit en de Reëvaluatie van de Energievectoren. AANDEEL VAN DE PRIMAIRE ENERGIEBRONNEN IN DE STROOMPRODUCTIE % kernenergie % steenkool % aardgas %hernieuwbare 1995 56,8 28,2 14.5 0.5 9 2010 bau 51 13 34.9 1.1 2010 kernuitst. 12 10.1 69.9 ~8