Aardrijkskunde hoofdstuk 11 Overstromingen en wateroverlast

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 - Nederland als leefomgeving

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 11

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving 01 - "Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in NL"

Samenvatting Aardrijkskunde Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in Nederland

2 rivieren: natuurlijke systeem

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4: Rivieren en Kust

Daarnaast wordt er ook nog onderscheid gemaakt in de soort rivieren. Ook hier zijn er drie van:

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

Samenvatting Aardrijkskunde H1 en 2 Nederland verandert

Help! Het water komt!

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving

AK samenvatting H4. Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen:

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4, Nederland Wateroverlast

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4, wateroverlast

Paragraaf 2 hoe de rivier werkt

Overstromingen en wateroverlast

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1

Beschouwing Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 Grote rivieren in Lage landen Terra

Begrippenlijst Aardrijkskunde Begrippenlijst Hoofdstuk 4, Water

- Op de terugweg hiervan kwamen ze op één punt bijeen, Utrecht. ( auto s)

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als Leefomgeving

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Menselijke ingrepen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

5,9. Samenvatting door een scholier 1458 woorden 18 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Samenvatting Aardrijkskunde Water hoofdstuk 2

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland Hoofdstuk 1

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland

De duinen hebben een belangrijke functie in ons land:

Module Het Rivierengebied

Een wal van zand, klei of steen die mensen beschermt tegen hoog water. De plek waar het rivierwater in de zee uitkomt.

3. Hydrologie van Nederland

Het rivierklei-landschap

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

2Perspectieven voor benedenrivieren: een lange termijn visie

Nederland Waterland Basisonderwijs

Thema 3 Waterland. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. De Rijn. Rivierenland. Onder de loep. Begrippen. bron. gemengde rivier.

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Laag Nederland ligt lager dan 1 meter boven NAP. De zee heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw van het land.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4.1 t/m 4.4

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Rijn en Maas

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

3 havo 4 water, 2 t/m 4

LAGE WATERSTAND IN DE RIJN

Toets_Hfdst4_NederlandEnHetWater

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

LAGE WATERSTAND IN DE RIJN

Nederland, waterland

Soorten rivieren vmbo-kgt34

Lesbrief. Watersysteem. Droge voeten en schoon water. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

De Geo H3 Nederland duurzaam: energie en water 3.1 Energie en klimaatverandering Energie de kracht die dingen laat werken aardgas Slochteren

Het probleem is: 160 miljard. September2009 (niet ingewerkt in het Technisch rapport 2003) September2009

Vragen over landschappen die we gaan behandelen

De Noordzee HET ONTSTAAN

Soorten rivieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Kustlijn van de Noordzee

Rivieren 2 vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Huidige situatie en verwachtingen voor rivierafvoeren, (water)temperaturen en grondwater

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen.

4.1 Estuarium: Trechtervormige monding van een rivier, ontstaan door eb en vloed mengeling van zoet en zout water.

Bedreigingen. Broeikaseffect

Ruimtelijke klimaatscenario s voor Vlaanderen. & Impact op overstromingen en droogte

Kwelder. Woordenboekspel. Spel. VO onderbouw

Extra CaseQuest 1 Blijft Nederland ook in de verre toekomst veilig?

KNAG-excursie Aardkundige monumenten in Noord-Holland

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Antwoorden 6 vwo 7 Herhaling leefomgeving. 1 Wateroverlast: een stroomgebied

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

Praktische opdracht Aardrijkskunde Wateroverlast langs de grote rivieren

Nadere informatie. Weersverwachting

Droogtebericht. Waterbeheerders spelen in op actuele situatie. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW)

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4 soms te veel, vaak te weinig

Geschiedenis van de duinen

2 Mavo H3 Europa: van de bergen naar de zee. versie A. toets par 4, 5 en 6.

Oppervlaktewater in Nederland

Grondwaterstudie Fryslân

Klimaat in de 21 e eeuw

Ruimte voor water. in het rivierengebied

Basiskustlijn Herziening van de ligging van de basiskustlijn. Datum 30 januari 2018

KNMI 06 klimaatscenario s

Lesbrief DIJKEN BOUWEN OPDRACHT 1 - EEN DIJK VAN EEN GESCHIEDENIS. Van ijs tot water

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Naar veilige Markermeerdijken

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

uiterwaard + uiterwaardvergraving + retentie : winterdijk - Zomerdijk = + + : - =

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland H1 & H2

Slib van Afbraakprodukt tot Grondstof en van Voedingsstof tot Brandstof. Piet Hoekstra Geowetenschappen Waddenacademie

Transcriptie:

Aardrijkskunde hoofdstuk 11 Overstromingen en wateroverlast 2. Waterafvoer in het stroomgebied van Rijn en Maas 2.1 De sponswerking van het landschap De Rijn - Enorm stroomgebied 185.000 vierkante km, waarvan 25.000 in Nederland - De bovenloop en middenloop krijgen neerslag- en smeltwater toegevoerd vanuit het Middelgebergte in Duitsland en de Alpen hooggebergte in Zwitserland - Het stroomstelsel is vertakt in talrijke kleine riviertjes die naar de hoofdrivier lopen - Op de hoge delen van de Ardennen ligt de waterscheiding met het aangrenzende stroomgebied van de Maas De Maas - Kleiner stroomgebied 32.000 vierkante km - Krijgt vooral water uit het middelgebergte van Noord-Frankrijk en België De afvoer van water gaat in 3 stappen: 1 Vasthouden (retentie) in of op de bodem met zijn begroeiing Regen- of smeltwater komt op bodemoppervlak terecht en zakt in de bodem -> wordt dan opgeslagen als grond- of bodemwater / blijft liggen / wordt opgeslagen in veenlagen 2 Bergen in oppervlaktewater Wat niet kan worden opgeslagen in de bodem stroomt naar het oppervlaktewater = langzaam stromende water van sloten en plassen 3 Afvoer door de rivierbedding Een wateroverschot in een stroomgebied komt uiteindelijk in de hoofdloop van een snelstromende rivier of zijrivier terecht ZIE BRON 6 BLZ 11 Bij punt 1 en 2 spreken we van de sponswerking van het landschap: het vermogen van het landschap om water vast te houden en te bergen, en vervolgens weer vertraagd af te geven. De omvang van de sponswerking bepaalt de vertragingstijd van het aankomen van het water naar het afvoeren ervan door de rivier. Hoe groter de omvang door bijv natuurlijke omstandigheden (natuurlijk bos, veenlagen, natte laagten) hoe groter de vertragingstijd. De sponswerking en vertragingstijd worden kleiner als het gebied in cultuur wordt gebracht of ontwaterd. Harde ondoorlatende materialen verstening, of verstedelijking hebben een negatieve invloed op de ponswerking van het landschap. Het kan ervoor zorgen dat het water niet in de grond kan zakken. De sponswerking in de bovenstroomgebieden is een belangrijke factor ten aanzien van de hoogte van de afvoer in Nederland. Inrichting landschap buitenland dus belangrijk 2.2 Het onbedijkte rivierlandschap ± 800 na Chr.: - Rivierpatroon Rijn en Maas + zijrivieren lag grotendeels vast - Afvoer was redelijk gelijkmatig - Onbedijkte rivieren - Door breed dwarsprofiel kon het water bij overstroming ver uitstromen - Niet ontgonnen veengebieden naast de rivieren -> grote sponswerking -> toevoer water naar rivieren geleidelijk, behalve in de winter:

Begroeiing remt water af -> een mengsel van zand en klei bezinkt naast bedding -> - In bovenrivierengebied oostelijk deel rivierengebied ontstonden langgerekte zandige oeverwallen die elk jaar hoger werden. - In benedenrivierengebied westelijk deel ontstonden oeverwallen uit smalle stroken klei: Zand bleef in de bedding omdat de stroomsnelheid bij vloed sterk afgeremd werd door binnenstromend zeewater. - Achter de oeverwallen lagen de laaggelegen kommen van klei. In het westelijk deel vinden we in de kommen ook veel veen door de lage natte ligging. ZIE BRON 8 BLZ 13 2.3 De vastlegging van de rivieren door dijken 800 Bevolking neemt snel toe -> Begin ontginning bossen en veengebieden en ontwatering door sloten -> afname sponskarakter -> afvoer van rivieren onregelmatiger 1100 Extreem hoge waterstanden -> bescherming van dorpen door rivierdijken -> eerste dijken in natte benedenriviergebied. Deze werden op de oeverwallen aangelegd, enige afstand van de rivierbedding. De rivier werd vastgelegd in een winterbed tussen de winterdijken. Er ontstonden uiterwaarden waar bij elke hoge waterstand een laagje zandige klei werd afgezet. Hiervan groeide de uiterwaard omhoog. Kreeg hogere ligging dan het binnendijkse komgebied dat door ontwatering en inklinking een lage ligging heeft. Er werd zand en grind, en zandige klei voor de baksteenindustrie gewonnen hier. Dit zorgde voor plassen in de uiterwaard, die nu vaak waardevolle natuurgebieden zijn die veel water kunnen bergen. Door bedijking in het beneden gebied kon het rivierwater niet snel wegstromen en werd het opgestuwd -> hoge waterstanden in bovenrivierengebied die aanleg van dijken noodzakelijk maakte. 2.4 Dijkdoorbraken Door de dijken kan het rivierwater niet meer uitstromen bij hoge afvoer. Het zand kan dus alleen maar in de bedding of de uiterwaarden worden afgezet. De bedding van de rivier groeit dus omhoog, waardoor de waterstand stijgt. Vroeger was er gebrek aan bouwmaterialen of financiële middelen waardoor de dijken. De dijken werden vroeger niet altijd goed gebouwd. Regelmatig waren er dijkdoorbraken waarbij het water door de dijk heen kon gaan stromen. Dit zorgde voor een gat in de dijk. Het neervallende water achter de dijk kolkte een diep gat uit: een wiel. Dit is een litteken van een dijkdoorbraak. Veel dijkdoorbraken zorgen voor een kronkelend karakter. Dijken werden steeds verder verhoogd en verstevigd. Dit kost veel geld, maar zorgt wel voor minder doorbraken. 2.5 Regeling van de waterafvoer In de zomer hebben onze rivieren meestal een lage afvoer waardoor het alleen in de rivierbedding stroomt. Dit is het zomerbed. De uiterwaarden zijn dan geschikt voor landbouw. De lage zomerdijken, die gebouwd zijn om de landbouw te garanderen, verkleinen de kans op een overstroming in de zomer. De bevaarbaarheid wordt verbeterd dmv kribben korte dammen loodrecht op de oever aan te leggen in de hoofdgeul. Hierdoor werd de bedding smaller en dieper. Kronkels in de rivier werden afgesneden. Soms was er kanalisatie van de loop van de rivier.

Hierdoor gaat het water sneller stromen. ZIE BRON 12 BLZ 16 Stuwen zorgen voor een minimale waterstand voor de scheepvaart. Ook worden ze gebruikt om de waterstroom van de Rijn te vermelden over de diverse riviertakken: - Bij hoge waterafvoeren tot 16.000 kubieke m/sec: Neder-Rijn en Lek 20%, IJssel 15%, Waal 65%. Waal zo veel vanwege de scheepvaart en de verzilting in het kustgebied. De grote uitstroom van zoet rivierwater bij de Nieuwe Waterweg dringt namelijk opkomend zeewater bij vloed terug. - Bij lagere waterafvoer in de zomer is de verdeling anders. Om verdroging van landbouwgronden in Noordoost-Nederland en Noord-Holland te voorkomen, is aanvoer van zoet water vanuit het IJsselmeer via kanalen en sloten noodzakelijk voor beregening en om het waterpeil van sloten voldoende hoog te houden. De IJssel krijgt dus voldoende water hiervoor. ZIE BRON 13 BLZ 17 3 Klimaatverandering en veiligheid 3.1 Het klimaatscenario voor de toekomst De huidige klimaatverandering zorg er in Nederland voor dat er aanpassingen gedaan moeten worden in het rivieren- en kustgebied. Het KNMI heeft een aantal scenario s voor de toekomst gemaakt. Afhankelijk van de omvang van stijging van de wereldtemperatuur is er een gematigd en een warm scenario. Beide scenario s hebben een variant die rekening houdt met een verandering van de luchtstroming boven Europa: - In winter meer westenwind -> zachtere winters, nattere zomers - In zomer meer oostenwind -> warmer en droger ZIE BRON 15 BLZ 20 De gemeenschappelijke kenmerken van ons nieuwe klimaat in 2100 zijn: 1 De temperatuur Er is sprake van temperatuurstijging -> zachte winters en warme zomers. 2 De neerslag Nederland krijgt een onregelmatiger neerslagregiem. Winters gemiddeld natter en meer kans op extreme hoeveelheden neerslag. In de zomer minder regendagen -> neerslagtekort voor planten / grotere kans op verdroging. Maar, de neerslag die valt is extremer. 3.2 Meer waterafvoer door Rijn en Maas Het debiet hoeveelheid water per tijdseenheid van de Maas en Rijn verandert door het natter en warmer wordend klimaat. Het regiem de verdeling van de waterafvoer over het jaar verschilt en is afhankelijk van het soort voeding. Rijn: - Smeltwater vanaf gletsjers in Zwitserland en regenrivier - Meer neerslag in Duitsland en Nederland - Warmer klimaat -> sneeuw in Alpen smelt eerder af / meer regen ipv sneeuw door hogere sneeuwgrens - In zomer meer lage waterstanden door hoge temperaturen en dus meer verdamping Maas:

- Regenrivier - Heeft ook last van klimaatverandering ongeveer net zoals de Rijn - In de winter meer en hevigere neerslag -> grotere afvoer - In de zomer een wat lagere afvoer In de toekomst zal de waterstand tijdens de piekafvoer hoger worden, wat kan leiden tot overstromingen. 3 factoren kunnen zorgen voor een hoge waterstand: 1 Een periode met hevige en langdurige neerslag Het stroomstelsel van een rivier krijgt dan veel water toegevoerd dat vooral over de oppervlakte toestroomt. De spreiding van de neerslag bepaalt welke zijrivieren opzwellen. Bijv. Maas heeft klein stroomgebied: overal tegelijk neerslag -> waterstand in hoofdloop stijgt snel -> hoogwaterpiek komt door korte afstand snel naar Nederland 2 Een periode met een grote toevoer van smeltwater De overgang van koud winterweer naar een warme natte periode kan zorgen voor veel snel smeltende sneeuw. 3 Geen wateropslag in de bodem Water stroomt snel naar de rivier als: - Het veel geregend heeft: bodem is verzadigd dus geen berging van water meer mogelijk - Bevroren bodem door lage temperaturen - Rotsachtige, sterk hellende grond 3.3 Zeespiegelstijging versterkt de problemen Door de invloed van de getijdenwerking is de waterafvoer in het lengteprofiel de stroomrichting in de benedenloop extra moeilijk. Bij vloed stroomt er zout zeewater landinwaarts wat zorgt voor opstuwing van het rivierwater -> verzilting in aangrenzende kustgebieden. Storm op zee kan bij vloed in de riviermonding tot hoge waterstanden leiden. Een zeespiegelstijging door het klimaat maakt de afvoer ook niet makkelijker. Het verhang helling in richting van de afstroming en het vrije verval zal in de benedenloop afnemen. Het peil van het IJsselmeer zal in de toekomst omhoog moeten om nog water op vrije wijze in de zee te kunnen lopen. Dit maakt uitstroom van IJssel-water moeilijk. De waterstand van de Noordzee stijgt gemiddeld met 2 centimeter per jaar. De Deltacommissie schat in dat de absolute zeespiegelstijging maximaal 130 cm is tot 2100. Tot het jaar 2200 zijn de schattingen minder betrouwbaar. Er is in West- en Noordwest-Nederland ook sprake van bodemdaling. door bijv. zakken van veen- en kleilagen door ontwatering. Relatieve zeespiegelstijging = absolute stijging van de zeespiegel + daling van het land ZIE BRON 23 BLZ 24 3.4 Strengere veiligheidsnormen De grotere afvoer van de Rijn en de Maas en de zeespiegelstijging maken het noodzakelijk dat de veiligheid opnieuw moet worden bekeken. Er wordt een afweging gemaakt tussen de omvang van de schade en de kosten van veiligheidsmaatregelen. 3 factoren zijn belangrijk: 1 De kwetsbaarheid voor overstroming Het aantal inwoners en de economische waarde van bedrijven, gebouwen en infrastructuur in een gebied is hierbij een belangrijk basisgegeven. Dit geeft indictie van het aantal slachtoffers en de economische schade van een overstroming. 2 De veiligheidsnorm

Hoefaak is een overstroming met schade acceptabel? Een statistische analyse van gegeven van hoge waterstanden uit het verleden is belangrijk. Voor het bovenrivierengebied wordt als veiligheidsnorm uitgegaan van de kans op een overstroming bij hoge waterstanden van eens in de 1250 jaar. In het benedenrivierengebied is de veiligheidsnorm scherper omdat er meer mensen wonen, polders lager ligeen en de economische waarde groter is: eens in de 2000 jaar of minder. 3 De maatgevende afvoer = de maximale hoeveelheid water die een rivier kan afvoeren, zonder dat het achterland overstroomt. De aanbevolen afvoercapaciteit bij de gekozen veiligheidsnorm is bepalend voor het vaststellen van de hoogte van dijken. Door het optreden van zeer hoge waterstanden in de Rijn en de Maas in 1993 en 1995 is de maatgevende afvoer in het bovenrivierengebied in 2001 verhoogd. Door de toename van de afvoer zal een verder verhoging maatgevende afvoer in de toekomst noodzakelijk zijn. 4 Meer veiligheid voor het rivierengebied 4.1 Internationale samenwerking: het Actieplan Hoogwater In het internationale stroomgebied van Rijn en Maas is de kans op hoge waterstanden sinds 1900 duidelijk toegenomen: 1 De ruimte voor het rivierwater is door bedijkingen en kanalisatie fors verminderd 2 De toestroming van water naar de rivier gaat steeds sneller door afname van het sponskarakter van het landschap: - Door het landbouwbeleid van de EU is het landelijk gebied steeds beter ontwaterd - Ontbossing, verstedelijking, aanleg van wegen en toename van recreatie -> verstening (verharding) van het landschap -> regenwater kan niet de grond indringen -> steeds kortere vertragingstijd van toestromend water naar de rivieren -> hoge waterstanden. Er zijn een aantal overstroming geweest waarvan de miljardenschade en de gevaarlijke situatie heeft geleid tot de samenwerking tussen regeringen van de landen langs de Rijn: de intergouvernementele samenwerking. 1998 Rijnconferentie: het Actieplan Hoogwater Rijn werd goedgekeurd Aantal actiedoelen: 1 Vergroten van de retentie bergingsvermogen voor water bij de Rijnwaterloop Het rivierwater moest door het verleggen van dijken, het in gebruik nemen van vroegere overstromingsgebieden en de aanleg van retentiebekkens meer ruimte krijgen. 2 Vergroten van de retentie voor water in het Rijnstroomgebied Het sponskarakter van het landschap moest verbeterd worden. Herbebossing, herstel van natuurlijke waterlopen, bevorderen van infiltratie regenwater in grond. 3 De aanleg van betere waarschuwingssystemen ten aanzien van hoogwater De voorspellingstermijn van hoogwater moest in 2005 met 100% zijn verhoogd. 4.2 De drietrapsstrategie in de Nederlandse stroomgebieden Er is de afspraak dat beheerders van water problemen met water niet op elkaar gaan afwentelen. In natte perioden moet het water eerst zo veel mogelijk in het eigen gebied worden vastgehouden: het moet vertraagd naar de rivierloop stromen. De volgorde van activiteiten ten aanzien van water wordt bepaald door het hanteren vaan een drietrapsstrategie: ZIE BRON 6 PAGINA 11 1 Retentie vasthouden van water in of op de bodem 2 Bergen in oppervlaktewater (sloten, waterlopen, meertjes)

3 Afvoeren naar de hoofdrivier De drietrapsstrategie kan ook verdroging van gebieden voorkomen. Een hulpmiddel is dan de watertoest. In alle ruimtelijke plannen van de overheid moet een waterparagraaf met aandacht voor veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en watertekort worden opgenomen. Er moet sprake zijn van een integraal waterbeleid dat gericht is op het goed kunnen functioneren van watersystemen voor gebruik door mensen, planten en dieren. Belangen zoals veiligheid, landbouw en natuur moeten tegen elkaar worden afgewogen. bijv ruimte reserveren voor waterberging in natte tijden / voldoende hoog waterpeil in sloten om verdroging in korte perioden tegen te gaan 4.3 De Maaswerken: ruimte voor de onbedijkte Maas De Maas heeft in Limburg grotendeels geen dijken omdat het daar diep is ingesneden in de omringen afzettingen, waardoor hij aan beide zijden door hogere gronden begrensd wordt. Het onbedijkte dal is tussen de 3 à 5 kilometer breed en kan in de winter zo nu en dan onderwater komen te staan. Vroeger mocht er in de winterbed beperkt worden gebouwd. Er waren wel wat agrarische bedrijven en wat kleine dorpen, maar mensen vonden de overstromingen niet erg: het water kwam snel en ging snel weer weg. Later nam de bebouwing in het winterbed toe. Er kwamen woonwijken aan de rand en er vestigden zich bedrijven. Dit was een dom idee: door hoge waterstanden zorgden de overstromingen voor veel schade. Het project Maaswerken moet zorgen voor betere veiligheid: 1 Aan de rand van het winterbed worden op onveilige plaatsen kades gemaakt. Bij woonkernen gaat het vaak om demontabele kades die bij dreiging snel kunnen worden geplaatst. 2 Het Maaswater krijgt meer ruimte door: - Verdieping van de bedding door grind- en zandwinning - Maken van geul naast de rivierloop (door de nevengeul) vergroot de waterberging plaatselijk - Overloopgebied wat water bij extreem hoge waterstand kan uitstromen 4.4 Ruimte voor de Rijn en de bedijkte Maas Om de veiligheid te waarborgen heeft de overheid een belangrijk plan voor de ruimte in ons rivierengebied vastgesteld: Ruimte voor de Rivier. Het project omvat 39 maatregelen die bescherming moeten bieden tegen overstroming, maar ook de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied te verbeteren. Om de veiligheidsniveaus te bereiken staat niet meer het verbogen en verbreden van dijken (= dijkverzwaring) centraal, maar rivierbedverruiming. Dijkverzwaring: - Kost relatief weinig ruimte en weinig geld - Risicovol: steeds hoge staand water. Bij dijkdoorbraak zal de kracht van het water extra groot zijn - Het wordt alleen toegepast bij ruimtegebrek Rivierbeddingverruiming: Allerlei maatregelen om het rivierwater meer ruimte te geven en de ruwheid van de rivierbedding te verminderen.

Ruw zomerbed (door hoge kribben) of ruw winterbed (door begroeiing of obstakels in de uiterwaard) remt de afvoer van water en stuwt de waterstand op <= alleen effectief in bovenrivierengebied. Belangrijke soorten maatregelen in het project Ruimte voor de Rivier zijn: 1 Maatregelen in de uiterwaard (het winterbed) - Uiterwaardvergraving -> meer ruimte Afgraven van afgezette kleilaag maakt de uiterwaarden lager. Ook kan een nevengeul evenwijdig aan de rivier worden aangelegd. Bij hoogwater verhoogt dit de afvoercapaciteit van de rivier. Ook bieden ze mogelijkheden voor natuurontwikkeling en verhogen dus de kwaliteit van het landschap. - Obstakels verwijderen Door voorwerpen of bouwwerken te verwijderen die de stroming van water belemmeren, gaat de waterafvoer sneller en daalt het hoogwaterpeil. Bijv. bruggen, wegen, steigers van veerboten, zomerkades weghalen. - Uiterwaardverbreding door dijkverleggingen Door verbreding van de uiterwaarden door dijkverlegging wordt huidig droog binnendijks gebied dan buitendijks gebied. Bijv de Overdiepsche Polder en de Noordwaard. 2 Maatregelen in de rivierbedding (zomerbed) - Kribverlaging Door uitschuring van de vaargeul zijn kribben in de loop van de tijd water hoger komen te liggen. Dit bovendeel van de kribben is een onnodig obstakel. Als ze worden verlaagd kan bij hoogwater het water beter doorstromen en is er een daling van de waterstand. - Verdieping Door het zomerbed te verdiepen kan de afvoercapaciteit vergroot worden, maar het heeft wel invloed op de grondwaterstand in het aangrenzende binnendijkse gebied. 3 Aanleg van hoogwatergeulen Dit zijn door dijken omgeven gebieden, die bij hoog water een deel van het rivierwater afvoeren. De extra afvoergeul zorgt voor een lagere waterstand in de hoofdrivierloop. De brede uiterwaarden van de IJssel zullen, door aanwezigheid van veel waardevolle natuur, niet worden vergraven. De hoogwatergeuzen liggen daarom binnendijks. ZIE BRON 43 EN TEKST ERONDER OP BLZ 39 VOOR EEN BIJZONDER VOORBEELD 4 Aanwijzen van noodoverloopgebieden Noodoverloopgebieden (retentiebekkens) zijn gebieden die bij hoge waterstanden tijdelijk gebruikt kunnen worden om water te bergen. Het kan gaan om landoppervlak of gebied met open water. In tijd van nood kan water er uitstromen en zo zorgen voor een daling van de waterstand in de rivier. 5 Dijkverzwaring Op sommige plekken bijv de Lek liggen de dijken dicht langs de rivier en de uiterwaarden zijn vaak niet aanwezig of zeer smal. Waterstanddaling door verlaging van de uiterwaarden is dus niet mogelijk. Een probleem bij de dijkverzwaring is dat de dijken een slappe ondergrond van veen hebben. Ook ligt de bebouwing over grote lengten dicht tegen de dijk aan. 5 Veiligheid in het kustgebied 5.1 De opbouw van onze kustlijn

De dijken en duinen vormen een kustverdediging die veiligheid moet bieden aan miljoenen mensen, maar er zijn in deze primaire waterkering die de zee moet weerstaan wat zwakke schakels die verbeterd moeten worden. Er is geen uniform geheel. Er is een zachte kust die is opgebouwd uit duinen op basis van een natuurlijke of door de mens georganiseerde toevoer van zand. In principe onderhoudt de zachte kust zichzelf: er is een afwisseling van opbouw en uitbreiden tegenover afslag en terugtrekken. De zeedijken vormen een harde kust. Ze moeten met bouwmaterialen worden onderhouden en indien nodig verhoogd en verbreed worden. De aard van de kustlijn bepaalt het voorkomen van zachte of harde kusten: 1 Zuidwest-Nederland heeft een estuariumkust. Estuaria = een kuststrook waar verschillende riviertakken in een trechtervorm in zee uitmonden en waar een duidelijk getijdenverschil waarneembaar is. De riviermonding van de Schelde is, door uitschurende werking van eb en vloed, trechtervormig verbreed tot estuaria met een duidelijk getijverschil. Lands de oevers van estuaria liggen overal zeedijken. Op de kop van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden vinden we alleen aan de zeezijde door de grote zandaanvoer een zachte kust met duinen. 2 Centraal West-Nederland heeft door de grote zandaanvoer een gelosten kust met duinen. Behalve bij Petten, die heeft een zeedijk vanwege een inbraak van zee een keer 3 Noord-Nederland heeft een waddenkust. Bij vloed stroomt de zee via grote waggelen de Waddenzee binnen. Bij eb stroomt het water weer terug en vallen grote zandplaten naast de waggelen droog: de wadden. Aan de landkant van de Waddenzee wordt e kust beschermd door zeedijken, onder andere de Afsluitdijk. 5.2 Harde kustverdediging Dit is een goede maar dure manier van beveiligen. De hoogte van dijken word bepaald door: - De hoogste waterstand bij vloed - Windsterkte en windrichting: de wind zorgt voor golven en extra wateropstuwing De hoogste waterstand treedt meestal op bij een hoge vloedstand (springvloed) en extreme wind uit het noordwesten. De veiligheidsnorm voor de hoogte van zeedijken en duinen van Noord- en Zuid-Holland is, door de omvangrijke bevolking en de grote aanwezige economische waarden, uitgegaan van een extreme hoogwaterstand die eens in de 10.000 jaar wordt overschreden. In Zuidwest- en Noord-Nederland is de veiligheidsnorm minder scherp: een overschrijding van eens in de 4000 jaar. Bij een aantal badplaatsen met een zandkust wordt harde kustverdediging toegepast om de historisch gegroeide bebouwing te beschermen. Deze kan bestaan uit: - Echte zeedijken - Hulpdijken van beton of basalt, die de basis vormen van natuurlijk lijkende duinen die erop liggen De harde kustverdediging zorgt bij de badplaatsen voor een goede bescherming tegen erosie. Deze kustverdediging steekt vaak wat verder uit in zee dan aangrenzende zachte kustdelen die door erosie terugwijken: er is sprake van bolwerking. 5.3 Zachte kustopbouw: zeewerende duinen

Langs grote delen van onze kust moeten zekerende duinen zorgen voor veiligheid. Onze kust is een dynamisch gebied waar 3 soorten kustprocessen continu zorgen voor opbouw en afbraak: 1 De getijdestroming (eb en vloed) die parallel aan de kustlijn loopt 2 Golven die min of meer loodrecht de kust op lopen 3 De stromingen van lucht door de wind Alle drie processen spelen een rol bij de vorming van de zekerende duinenrij. Ze zorgen voor een omvangrijk transport van zand. - Zandtransport evenwijdig aan de kust Het zand van onze kustduinen komt van de bodem van de Noordzee of wordt aangevoerd door rivieren. Door getijdestroming wordt het zand langs de kust verplaatst: vloedstroming van zuid naar noord, ebstroming van noord naar zuid. De kustlijn past zich aan de richting van de zeestroming aan. De vloedstroming is door de aandrijving van de overheersende westenwind meestal sterker dan bestorming, met als resultaat dat er op lange termijn een netto waterverplaatsing is van zuid naar noord. Deze reststroming bepaalt de richting van het transport van zand en klei langs de kust. In een kustvak - een stuk kust loodrecht op de kustlijn - zorgt de reststroming voor zowel een toestroom als een uitstroom van zand. De verhouding tussen toestroom en uitstroom bepaalt of de zandhoeveelheid voor de kust gelijk blijft, groeit of vermindert. ZIE BRON 53 BLZ 48 - Zandtransport loodrecht op de kust Golven die tegen de kust oplopen nemen zeezand mee naar het strand. Waar de zee ondieper wordt, vindt afremming van de golfbeweging aan de onderkant plaats, waardoor het zand van de bodem losgewoeld en opgenomen wordt. Door de afremming slaan de golven over en ontstaat er branding te zien aan schuimkoppen De brandingsgolven werpen een deel van het losgewoelde zand bij vloed op het strand. Als het zand bij eb opdroogt, wordt het door de wind landinwaarts verplaatst. Er ontstaat zo een zandophoping evenwijdig aan de kust. Als zoutminnende planten met hun wortels het zand gaan vastleggen, begint duinvorming. De talrijke strandduintjes kunnen uiteindelijk samen een gesloten zekerende duinenrij vormen: de zeereep. ZIE BRON 54 BLZ 49 Sterke wind of vertrapping van plantengroei kan op de duintop zorgen voor wegstuiven van zand (= erosie). Zo nu en dan vindt bij stormvloed kustafslag plaats: het zand dat door de beukende zee aan het duinfront wordt losgeslagen, komt in zee op de onderwateroever terecht. Het kan weer op een natuurlijke manier terug op het strand komen. Maar mocht er teveel verlies zijn, kan de duinenrij door zandaanvoer kunstmatig op hoogte en sterkte worden gebracht. ZIE BRON 56 BLZ 49 5.4 Dynamisch handhaven van de kust Door de klimaatverandering zullen er meer stormen komen en zal de zeespiegel steeds verder stijgen. De overheid wil veiligheid bereiken dmv zachte kusten. Een harde kust met dijken willen ze zo min mogelijk gebruiken vanwege de hoge kosten. ZIE BRON 57 BLZ 50

Bij de zachte kustverdediging staat het handhaven van de basiskustlijn (BKL) centraal. BKL = ligging van de gemiddelde kustlijn (globaal de laagwaterlijn) op 1 januari 1990 Jaarlijks wordt gekeken naar of de kustlijn is verplaats. De ligging wordt getoetst aan de basiskustlijn. Als ie door erosie landwaarts is verplaatst, wordt zandsuppletie toegepast: Op strategische plekken wordt een overmaat aan zand opgespoten die zich vervolgens op een natuurlijke manier gaat verspreiden en kan zorgen voor kustherstel. Zo is er sprake van dynamisch handhaven van onze kustlijn. Bijv kunstmatig zandeiland bij Den Haag ZIE BRON 58 BLZ 50 VOOR KUNSTMATIG ZANDEILAND 5.5 De zandbehoefte van ons kustsysteem Ieder jaar vindt er zandsuppletie plaats om het zandvolume in de kustzone, strand en duinen op peil te houden, omdat dit niet overal gelijk is. Het is ook belangrijk voor de veiligheid en om de mogelijkheden voor natuur, recreatie en drinkwatervoorziening op peil te houden. Gemiddeld wordt in totaal jaarlijks 12 miljoen kubieke meter zand toegevoerd om de basiskustlijn te handhaven. Dit gaat op 2 manieren: - Bij strafsuppletie wordt het zand op de zeebodem opgezogen en via pijpleidingen direct op het strand gebracht en verdeeld. Het strand wordt hierdoor hoger en breder. - Bij vooroeversuppletie wordt een lading zand opgezogen en op de zeebodem voor de kust gestort. Er ontstaat een zandbank die golven breekt en zorgt voor een geleidelijke toevoer van zand aan het strand. Ze zijn minder zichtbaar, maar worden wel het meest toegepast omdat het goedkoper is, langer meegaan en er minder overlast is voor strandgebruikers. De omvang van de zeespiegelstijging is bepalend voor het zandtekort in ons kustsysteem. De huidige snelheid van relatieve zeespiegelstijging is 20 cm per jaar. Als dit meer wordt, neemt de hoeveelheid zand die nodig is voor strandsuppletie ook snel toe. 5.6 Verhoging van diversiteit door een slufter Om het zand van de zeewerende duinen goed vast te leggen worden overal uniforme helmplanteningeplant, of soms betonnen betonnen beschermingsconstructies toegepast. Deze kunstmatigheid gaat ten koste van de diversiteit aan soorten planten en dieren. Om de ecologische waarden van duinen te verhogen, worden slufters aangelegd. Een slufter is een zoute of brakke duinvallei die via een gat in de zeewerende duinenrij in open verbinding staat met de zee. Afhankelijke van de doorvaarthoogte bij de opening kan hier bij iedere normale vloed of alleen maar bij springvloed en stormvloed zeewater binnenstromen. Voorbeeld: Slufter op Texel Door de hoge dynamiek van het milieu kan alleen een beperkt aantal bijzondere planten (zoutminnend) in een slufter leven. Gunstig voor de diversiteit is de gevarieerdheid van het milieu. We vinden in een slufter de overgangen van zout naar zoet, hoog naar laag, veel naar weinig slib. Natuurbeschermers pleiten ervoor meer sluftergebieden aan te leggen door de zeewering te doorgraven. Het beheren van een slufter is niet eenvoudig omdat het gat in de duinenrij kan verzanden door de continue aanvoer van zand. Het geeft aan dat de aanwezigheid van een slufter niet noodzakelijk ten koste gaat van de veiligheid van de kustduinen.