Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015

Vergelijkbare documenten
Rapport van het inspectiebezoek aan woon-zorgcentrum Herfstzon te Goor op 11 augustus 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Respect Zorggroep, locatie Bosch en Duin te Den Haag op 15 juli 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan De Groene Hoven in Apeldoorn op 4 augustus 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Laurens Wonen, diensten en zorg, locatie Joachim en Anna in Rotterdam op 16 oktober 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Zorglocatie Tusselerhof in Lochem op 15 maart 2016

Rapport van het inspectiebezoek aan Humanitas, locatie Hannie Dekhuijzen in Rotterdam op 15 september 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Zorggroep Charim, locatie De Looborch in Zeist op 21 juli 2015

Stichting Solis t.a.v. raad van bestuur Diepenveenseweg AP DEVENTER

Rapport van het inspectiebezoek aan Zorggroep West- en Midden Brabant, Thebe Holdings B.V., locatie Aeneas in Breda op 18 augustus 2015

Inspectie voor de Gezondheidszorg Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Stichting Vitalis Zorggroep Raad van bestuur Postbus EC EINDHOVEN

Rapport van het inspectiebezoek aan Vitalis Zorg Groep, locatie Vonderhof in Eindhoven op 12 november 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Zorggroep Solis, locatie Woonzorgcentrum Groote & Voorster in Deventer op 16 juli 2015

Vastgesteld rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Zonnehuisgroep Vlaardingen, locatie Het Zonnehuis in Vlaardingen op 4 augustus 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Diafaan, locatie Meulenvelden in Didam op 23 september 2015

Vastgesteld rapport van het inspectiebezoek aan Cordaan, Woon- en zorgcentrum In het Zomerpark in Nieuw Vennep op 21 juli 2015

Vastgesteld rapport van het inspectiebezoek aan Woonzorgcentrum Het Hooge Heem in Grootegast op dinsdag 11 augustus 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Duinrust in Den Haag op 28 oktober 2015

Rapport van het inspectiebezoek aan Curamus, locatie De Blaauwe Hoeve in Hulst op 8 september 2015

Vastgesteld rapport van het inspectiebezoek aan Beweging 3.0, verpleeghuis De Lichtenberg in Amersfoort op 20 oktober 2015

Artemis Groep B.V., locatie Het Witte Huis B.V. Aan de raad van bestuur N.N. Stationsstraat AW Zetten

Op 26 juli 2016 heeft de inspectie uw reactie ontvangen. De inspectie heeft de drie door u gevraagde aanpassingen op pagina 5 en 6 overgenomen.

Rapport van het hertoetsbezoek aan Thebe locatie Aeneas in Breda op 12 april 2016

Definitief rapport van het inspectiebezoek op 1 oktober 2014 aan afdeling Maashofje van Laurens Maasveld te Rotterdam

Resultaatsverslag. N.a.v. inspectiebezoek van Zorgcentrum Herema State in Heerenveen. op 14 februari 2017

Vastgesteld rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Sevagram, locatie Tobias in Heerlen op 13 oktober 2015

Rapport van het vervolg inspectiebezoek aan Thuiszorgorganisatie Centraalzorg Vallei & Heuvelrug te Leusden op 3 januari 2014

Rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Marente, locatie De Wilbert in Katwijk op 21 september 2017

Vastgesteld rapport van het onaangekondigde inspectiebezoek op 12 februari 2014 aan woonzorgcentrum Aelserhof te Elsloo

Rapport van het inspectiebezoek op 17 juni 2014 aan Kruseman Aretz Zorgvilla s te Wassenaar

Ontwikkelplan Omgaan met onbegrepen gedrag

Methodisch werken met zorgleefplan, ondersteuningsplan of begeleidingsplan

Omgaan met onbegrepen gedrag bij dementie

Rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Woonzorg Flevoland, locatie De Bolder in Lelystad op 19 september 2017

Rapport van het inspectiebezoek op 30 september 2014 aan Envida, thuiszorgteam Belfort/Pottenberg te Maastricht. Utrecht, november 2014

Rapport van het inspectiebezoek aan De Paasbergen te Odoorn op 8 januari 2014

Dementie, probleemgedrag en de mantelzorger

BOPZ jaarverslag van 2017 Zorgcentrum St. Franciscus Gilze

Invulling Aster Zorg van addendum bij kwaliteitskader verpleeghuiszorg voor langdurige zorg thuis met een Wlzindicatie

Rapport van het inspectiebezoek op 21 januari 2014 aan woon-en trainingslocatie Traject te Zwolle

Toetsingskader. voor zorgaanbieders waar mensen wonen die langdurige zorg nodig hebben. Utrecht, oktober 2018

Kijken met andere ogen naar de zorg voor mensen met dementie en onbegrepen gedrag

Analyse verbeterpunten psychofarmacagebruik

Rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Amstelring Groep, locatie Bornholm in Hoofddorp op 24 augustus 2017

Rapport van het hertoetsbezoek op 2 september 2014 aan Verzorgings- en verpleeghuis Drieën-Huysen te Vlaardingen

Toetsingskader. voor instellingen waar mensen verblijven die niet thuis kunnen wonen. Utrecht, oktober 2017

Onbegrepen gedrag bij thuiswonende mensen met dementie: een gedragsmethodiek. Iris van Asch Marleen Prins

Multidisciplinair werken. Cliënt centraal: mijn leven, mijn zorgleefplan

Workshop GRIP op probleemgedrag

Vastgesteld rapport van het hertoetsbezoek op 24 april 2014 aan Molenstaete te Breda

Rapport van het inspectiebezoek aan Zorghuis De Engelenhof te Veenendaal op 16 januari 2014

Geef mensen met dementie een stem Dementia Care Mapping (DCM)

Verklarende woordenlijst

Bij de samenstelling van het personeel gelden de volgende uitgangspunten:

Definitief rapport van het inspectiebezoek op 26 juli 2013 aan de psychogeriatrische afdeling van Thebe Park Stanislaus te Moergestel

Geen zorgen over zorgplannen

Rapport van het inspectiebezoek Onderbouwd voorschrijven psychofarmaca in de gehandicaptenzorg aan Stichting Driestroom in Nijmegen op 16 november

Rapport van het hertoetsbezoek op 26 maart 2015 aan De Hoge Hof te Herveld

Rapport van het inspectiebezoek op 6 januari 2015 aan Stichting H.V.P. Zorg, thuiszorgteam Zuiderparklaan te Den Haag

Persoonsgerichte zorg en ondersteuning. Multidisciplinaire aanpak

Toetsingskader Toezicht op zorgnetwerken rond cliënten in de thuissituatie

Presentatie Gezond&Zeker 2017 Karin Bontje en Edith Nijland

Rapport van het hertoetsbezoek op 13 november 2014 aan R.K. zorgcentrum Roomburgh te Leiden

Ziektebeelden Vormen van gedrag. Waar wordt gedrag door beïnvloed? Casus Kernelementen SOFI (DCM)

Rapport van het hertoetsbezoek aan zorgcentrum Noorderlicht te Hippolytushoef op 2 april 2015

Rapport van het hertoetsbezoek op 21 oktober 2014 aan woonzorgcentrum De IJpelaar te Breda. Utrecht december 2014

Rapport van het inspectiebezoek Onderbouwd voorschrijven psychofarmaca in de gehandicaptenzorg aan De Zijlen, locatie Zandumerweg 9A in Niekerk op 22

Rapport van het hertoetsbezoek op 18 september 2014 aan Libertas Leiden, thuiszorgteam Vogelvlucht, te Leiden

Rapport van het hertoetsbezoek op 27 mei 2015 aan Rinette Zorg te Best

Relevante wet- en regelgeving die vandaag aan de orde komt in deze presentatie

Definitief rapport van het inspectiebezoek op 27 november 2013 aan Kruseman Aretz Zorgvilla s te Wassenaar

Rapport van het inspectiebezoek op 31 juli 2014 aan verpleeghuis Residentie Moermont te Bergen op Zoom. Utrecht november 2014

Informatie over begrijpen van gedrag

Rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Nusantara Zorg en locatie Rumah Saya in Ugchelen op 27 maart 2018

Rapport van het hertoetsbezoek op 22 januari 2015 aan Residence Bel Park B.V. te Den Haag. Utrecht, mei 2015

Rapport van het inspectiebezoek Onderbouwd voorschrijven psychofarmaca in de gehandicaptenzorg aan Maeykehiem in Sint Nicolaasga op 30 november 2017

Rapport van het inspectiebezoek Onderbouwd voorschrijven psychofarmaca in de gehandicaptenzorg aan DeSeizoenen, locatie Elivagar te Roggel op 7

Rapportage Interne audit (IGZ indicatoren) Kristal De Doelen 8 januari uur Gehanteerde lijst

Dutch Summary 135. Samenvatting

Rapport van het hertoetsbezoek op 26 juni 2014 aan Centrum voor Reuma en Revalidatie Rotterdam te Rotterdam

IGJ en de Vilans KICK protocollen

Rapportage Interne audit (IGZ indicatoren) Thuiszorg

Vastgesteld rapport van het onaangekondigd inspectiebezoek op 4 februari 2014 aan verpleeghuis de Notenhoff te Andel

Rapportage Interne audit (IGZ indicatoren) Robijn De Doelen Gehanteerde lijst

Mei 2017 Medilex Toezicht en handhaving Wet Bopz 1

Rapport van het inspectiebezoek Onderbouwd voorschrijven psychofarmaca in de gehandicaptenzorg aan S&L Zorg in Roosendaal op 28 november 2017

Arrangement Zorgzwaartepakket 7

DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE

Gedragsproblematiek bij dementie: een uitdaging!?

Rapport van het hertoetsbezoek op 5 augustus 2015 aan Villa Oosterveld te Arnhem

Set generieke kwaliteitscriteria vanuit patiëntenperspectief

Rapportage Interne audit (IGZ indicatoren) Hogepad Oosterheem 30 oktober uur Gehanteerde lijst

Universitair Medisch Centrum Groningen

Vastgesteld rapport van het inspectiebezoek op 16 januari 2014 aan woonzorgcentrum De IJpelaar te Breda

Toetsingskader Wmo-toezicht Gelderland-Zuid

Vastgesteld rapport van het inspectiebezoek op 3 juli 2014 aan Thuiszorg Pantein locatie Veghel

Artsen symposium. Bidden voor bruine bonen de meerwaarde van multidisciplinair handelen bij probleemgedrag. 21 mei 2019

Datum 13 december 2016 Onderwerp vaststellen rapportbrief en afsluiten inspectiebezoek mondzorg verpleeghuis Passaat te Eindhoven op 25 november 2016

Rapport van het hertoetsbezoek op 1 juli 2014 aan verpleeghuis Mariahoeve te Den Haag

Datum 25 januari 2017 Onderwerp vaststellen rapportbrief en afsluiten inspectiebezoek mondzorg aan De Buitenhof te Amsterdam op 19 december 2016

Transcriptie:

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Utrecht januari 2016 V1005417

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Inhoud 1 Inleiding... 3 1.1 Aanleiding en belang... 3 1.2 Doelstelling bezoek... 3 1.3 Methode... 3 1.4 Toetsingskader en handhaving... 4 1.5 Beschrijving locatie... 4 2 Conclusie en beschouwing... 6 2.1 Overzicht van de resultaten... 6 2.2 Goed omgaan met onbegrepen gedrag en belevingsgerichte zorg staan centraal binnen Grubbeveld... 7 2.3 Conclusie: de zorg wordt grotendeels volgens de kernelementen uitgevoerd... 7 3 Bevindingen... 8 3.1 Kernelement 1: De zorgaanbieder heeft een aantoonbare en geïmplementeerde visie op de zorg aan mensen met een vorm van dementie.... 8 3.2 Kernelement 2: De medewerker kent de cliënt en zijn gedrag en rapporteert hierover... 9 3.3 Kernelement 3: De zorgaanbieder betrekt het netwerk van de cliënt bij essentiële momenten in het zorgproces... 11 3.4 Kernelement 4: Een multidisciplinair team met in ieder geval een verzorgende, arts en psycholoog zorgt dat zorgdoelen en interventies gebaseerd zijn op (een) gezamenlijk gedragen probleemstelling(en)... 12 3.5 Kernelement 5: Het multidisciplinaire team maakt aantoonbaar een analyse van het onbegrepen gedrag met nagaan van oorzaken op lichamelijk, psychisch en sociaal terrein... 13 3.6 Kernelement 6: Om de risico s van het gedrag zoveel mogelijk te verkleinen passen medewerkers eerst persoonsgerichte psychosociale interventies toe en leggen ze deze vast in het zorgdossier... 14 3.7 Kernelement 7: Psychofarmaca volgens de landelijk geldende richtlijnen toepassen... 16 3.8 Kernelement 8: De multidisciplinaire afspraken ten minste twee maal per jaar evalueren met etra aandacht voor het mogelijk staken van psychofarmaca... 17 Bijlage 1 Geraadpleegde documenten... 18 Bijlage 2 Uitleg observatiemethode SOFI... 19 Bijlage 3 Overzicht wetten, veldnormen en rapporten... 20 Pagina 2 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 1 Inleiding De Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: de inspectie) heeft op 13 oktober 2015 een onaangekondigd bezoek gebracht aan Stichting Envida, locatie Grubbeveld (hierna: Grubbeveld) in Maastricht. In het eerste hoofdstuk van dit rapport beschrijft de inspectie het kader waarbinnen zij het bezoek bracht. In de hoofdstukken hierna volgen de conclusie en beschouwing, de handhaving met daarin de maatregelen die de zorgaanbieder moet nemen en tenslotte de bevindingen. 1.1 Aanleiding en belang De taak van de inspectie is het bevorderen van de naleving van wet- en regelgeving, (beroeps)normen, richtlijnen en standaarden bij onder toezicht staande zorgaanbieders. De inspectie doet dit niet vanuit de opvatting regels zijn regels, maar vanuit de overtuiging dat regels en (beroeps)normen er zijn om risico s tegen te gaan en gezondheidsschade te voorkomen. Etra aandacht gaat uit naar kwetsbare groepen. In dit kader verricht de inspectie binnen de langdurige zorg onderzoek naar de zorg voor ouderen met onbegrepen gedrag voortkomend uit een vorm van dementie. In vervolg op het project Zorg aan ouderen met onbegrepen gedrag voortkomend uit een vorm van dementie in 2014, toetst de inspectie in 2015 bij 25 zorgaanbieders de zorg aan deze doelgroep. 1.2 Doelstelling bezoek De gewenste uitkomst van het onderzoek is dat zorgaanbieders de zorg voor cliënten met onbegrepen gedrag, voortkomend uit een vorm van dementie, volgens de normen leveren. De doelstelling van de inspectiebezoeken in 2015 is te beoordelen in hoeverre de geboden zorg voldoet aan de 8 kernelementen 1 die zijn gebaseerd op relevante wet- en regelgeving, (beroeps)normen, richtlijnen en standaarden. In 2014 heeft de inspectie, bij de bezoeken in het kader van bovengenoemd onderzoek, beschrijvende rapporten zonder oordeel opgesteld om zo het onderwerp in het veld te agenderen. De inspectie maakte voor het eerst gebruik van de mogelijkheid om in een algemene ruimte van een zorglocatie gedurende enige tijd de zorg aan cliënten te observeren met een gevalideerde methode. Hierdoor kon de inspectie de zorg meer vanuit het cliëntperspectief toetsen. In 2015 zijn de rapporten van de inspectie wederom beschrijvend, echter nu wel voorzien van een oordeel. De inspectie vraagt zonodig aan de zorgaanbieder om na drie maanden, (de resultaten en eventuele planning van) verbeteringen te rapporteren. 1.3 Methode De inspectie gebruikt een bezoekinstrument op basis van de 8 kernelementen voor zorg aan mensen met onbegrepen gedrag. In het instrument zijn de kernelementen als veldnormen vastgelegd. Elk kernelement bestaat uit een aantal beoordelingsaspecten. De inspectie beoordeelt het kernelement op basis van de bevindingen tijdens het bezoek. Om tot een oordeel te komen gebruikte de inspectie informatie uit verschillende bronnen. Zo sprak de inspectie met cliëntvertegenwoordigers, verschillende 1 De kernelementen hebben hun oorsprong in het rapport Omgaan met onbegrepen gedrag bij dementie. Inventarisatie richtlijnen en inzichten rondom ombegrepen gedrag bij ouderen met dementie (Vilans en Trimbosinstituut) 2013. Pagina 3 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 medewerkers, artsen, psychologen en paramedici en het management van de locatie. Ook gebruikte de inspectie schriftelijke informatie uit (beleids)documenten (zie bijlage 1) en cliëntdossiers. Daarnaast kreeg de inspectie tijdens een rondleiding een algemene indruk van de omgeving van de cliënten. Een onderdeel van het bezoekinstrument zijn observaties van maimaal vijf cliënten in openbare ruimtes van een zorglocatie. Deze methode genaamd SOFI (Short Observational Framework for Inspection) is een observatie-instrument dat als doel heeft de zorg vanuit het perspectief van de cliënt in kaart te brengen (zie bijlage 2). Tijdens een observatieperiode van bij dit bezoek twee keer 45 minuten hebben twee inspecteurs een indruk gekregen hoe cliënten de zorg ervaren en van de manier waarop medewerkers met cliënten omgaan. De observatie heeft in vier verschillende huiskamers plaatsgevonden, voor en tijdens de lunch. Tijdens de observaties waren in alle huiskamers meerdere medewerkers aanwezig. Resultaten van de SOFI-observaties worden altijd gebruikt in combinatie met de informatie uit de verschillende hierboven genoemde bronnen (triangulatie). 1.4 Toetsingskader en handhaving De kernelementen en beoordelingsaspecten die de inspectie hanteerde, zijn gebaseerd op de wet- en regelgeving en de daarvan afgeleide veldnormen van de koepelorganisaties en branche- en beroepsverenigingen. Een overzicht van het normenkader is opgenomen in bijlage 3. De inspectie vraagt maatregelen aan de zorgaanbieder indien de/een kernelement(en) niet of deels voldoen/voldoet. Indien nodig vraagt de inspectie een resultaatverslag en brengt de inspectie een follow up bezoek. 1.5 Beschrijving locatie Grubbeveld is gesitueerd in een wijk aan de rand van Maastricht, naast een uitgestrekt landelijk gebied. Er wonen 92 cliënten in Grubbeveld, in verschillende afdelingen. Grubbeveld is een locatie van Envida, een zorgaanbieder op het gebied van wonen, welzijn en zorg aan ouderen en chronisch zieken in Zuid-Limburg. De inspectie heeft de psychogeriatrische afdeling van Grubbeveld bezocht. Deze afdeling heeft twee units met ieder 24 cliënten. Elke cliënt heeft een eigen kamer waarbij de badkamer met een andere cliënt gedeeld wordt. Beide units hebben twee huiskamers met een keukenblok. Ze liggen aan een gang met cliëntenkamers en met een vrije doorgang voor cliënten naar beide gangen en huiskamers. In de gangen staan tafels, stoelen en een bank. In de huiskamer staan diverse tafels en gemakkelijke stoelen. Er is een huiselijke sfeer. Op de psychogeriatrische units wordt niet gekookt. Tussen de middag krijgen cliënten een warme maaltijd uit de centrale keuken. Naast de huiskamers hebben de units ook andere ruimtes voor dagactiviteiten (bijvoorbeeld muziektherapie). Er zijn verder nog afdelingen voor bijzondere doelgroepen, namelijk een unit voor jong dementerende mensen (25 cliënten) en een unit gerontopsychiatrie (13 cliënten). Het merendeel van de in totaal 48 bewoners op de psychogeriatrische units vertoont onbegrepen gedrag. Grubbeveld neemt cliënten met onbegrepen gedrag op die afkomstig zijn van andere locaties van Envida of van andere zorgaanbieders. Dit heeft te maken met de specialisatie van Grubbeveld in gedragsproblematiek en met de grote bewegingsruimte in deze locatie voor cliënten. Pagina 4 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Grubbeveld bestaat uit laagbouw. Cliënten kunnen hierdoor zelfstandig naar buiten gaan om te wandelen in de afgesloten binnentuinen. Alle cliënten van Grubbeveld en hun mantelzorgers kunnen gebruik maken van het restaurant in de gesloten afdeling. Voor psychogeriatrische cliënten heeft men een speciaal betaalsysteem gecreëerd waardoor deze cliënten zelfstandig eten en drinken kunnen bestellen bij de restaurantmedewerker. Deze medewerker is geschoold in omgaan met cliënten met dementie. Organisatorische ontwikkelingen Grubbeveld wil (nog) meer inspelen op de behoefte van de cliënt. Men overweegt de doelgroepen te vervangen door leefmilieus. Een leefmilieu bestaat uit cliënten die bij elkaar passen wat betreft interesses en behoefte aan structuur, bescherming, stimulering, activering enzovoort. Het plan is om voor de verschillende leefmilieus ook de bijbehorende competenties voor de medewerkers in kaart te brengen. Zorgverlening Op de psychogeriatrische units werken verzorgenden IG niveau 3, helpenden niveau 2, zorghulpen en voedingsassistenten. De voedingsassistenten helpen bij de maaltijden en houden toezicht in de huiskamers. In de dagdienst start men op iedere unit met vier zorgmedewerkers en een voedingsassistent. Grubbeveld heeft een gedragsverpleegkundige. Zij ondersteunt medewerkers onder andere door coaching on the job. Medische zorg De (para)medische disciplines op de locatie bestaan uit specialisten ouderengeneeskunde, (GZ) psychologen, een gedragsverpleegkundige en paramedici zoals fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist en diëtiste. Een nieuwe cliënt wordt bij binnenkomst door alle disciplines gezien. Cliëntbesprekingen Zorgmedewerkers en behandelaren bespreken cliënten in diverse overleggen: in het halfjaarlijks multidisciplinair overleg (MDO), in wekelijkse multidisciplinaire gedragsvisites en in tweewekelijkse omgangsoverleggen. Daarnaast organiseert men incidenteel een zogeheten moreel beraad, bijvoorbeeld als er sprake is van een spanningsveld tussen de (gewenste) gezondheidstoestand van de cliënt en de eigen regie/autonomie. De cliënt(vertegenwoordiger) en diens familie zijn niet aanwezig bij het MDO. De eerst verantwoordelijke verzorgende (EVV) bespreekt het MDO tevoren met hen. Na het MDO is er een zorgleefplanbespreking waarbij psycholoog, arts, teamleider en EVV de voorgenomen wijzigingen bespreken met de familie. Men legt de zorgleefplanbespreking vast in een familiegespreksverslag. Activiteiten Elke bewoner heeft zijn eigen activiteitenplan, met groepsactiviteiten en/of individuele activiteiten. Er zijn diverse ruimtes en kamers waar deze activiteiten kunnen plaatsvinden. Voor buitenhuisactiviteiten zijn er bijvoorbeeld speciale duofietsen of rolstoelfietsen beschikbaar. In de huiskamer kunnen kleine activiteiten plaatsvinden. Op de psychogeriatrische units werken twee activiteitenbegeleiders. Op de units voor de bijzondere doelgroepen zijn hiervoor medewerkers maatschappelijke zorg beschikbaar. Men probeert ook dingen uit. Een cliënt had behoefte om dieren te verzorgen waarna de locatie een tijdje een kippenren heeft gehad. Een dag in de week komen er honden op de locatie voor interactie met de cliënten. Pagina 5 van 20

voldoet Voldoet deels Voldoet niet Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 2 Conclusie en beschouwing Dit hoofdstuk start met een totaaloverzicht van de scores per kernelement. Hierna volgen paragrafen met een beschouwend karakter. Tenslotte geeft de inspectie haar conclusie. 2.1 Overzicht van de resultaten Tabel 1 biedt een overzicht van de oordelen per kernelement. Kernelement 1. De zorgaanbieder heeft een aantoonbare en geïmplementeerde visie op de zorg aan mensen met een vorm van dementie 2 De medewerker kent de cliënt en zijn gedrag en rapporteert hierover 3 De zorgaanbieder betrekt het netwerk van de cliënt bij essentiële momenten in het zorgproces 4 Een multidisciplinair team met in ieder geval een verzorgende, arts en psycholoog zorgt dat zorgdoelen en interventies gebaseerd zijn op (een) gezamenlijk gedragen probleemstelling(en) 5 Het multidisciplinaire team maakt aantoonbaar een analyse van het onbegrepen gedrag met nagaan van oorzaken op lichamelijk, psychisch en sociaal terrein 6 Om de risico s van het gedrag zo veel mogelijk te verkleinen passen medewerkers eerst persoonsgerichte psychosociale interventies toe en leggen ze deze vast in het zorgdossier 7 Psychofarmaca volgens de landelijk geldende richtlijnen toepassen 8 De multidisciplinaire afspraken ten minste twee maal per jaar evalueren met etra aandacht voor het mogelijk staken van psychofarmaca Pagina 6 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 2.2 Goed omgaan met onbegrepen gedrag en belevingsgerichte zorg staan centraal binnen Grubbeveld In Grubbeveld ligt de focus op goede omgang met (onbegrepen) gedrag en op het zorgen dat de cliënt zich goed voelt. Een team van EVV ers, zorgmedewerkers en behandelaren werkt samen om de cliënt een omgeving met dagstructuur en activiteiten te bieden die zo dicht mogelijk aansluit bij diens behoeften. Uit de gesprekken bleek dat sprake is van een gedeelde visie, niet zozeer beschreven, maar wel aanwezig in werkmethoden, multidisciplinaire benadering en cultuur. Medewerkers die bijvoorbeeld werkzaam zijn in het restaurant of in de keukens van de huiskamers werden nadrukkelijk betrokken bij het in praktijk brengen van de visie. Zorgmedewerkers en behandelaren betrokken het netwerk van de cliënt nadrukkelijk bij de zorgverlening aan de cliënt. De inspectie zag tijdens de rondgang en tijdens de observaties medewerkers die bij hun zorgverlening de cliënt ondersteunden door aan te sluiten bij de beleving en zorgvraag van de cliënt. De randvoorwaarden om de visie in praktijk te brengen zijn in Grubbeveld aanwezig. Onder andere werkt men met een integraal zorgdossier, waarin zorgmedewerkers en andere disciplines rapporteren en waarin men multidisciplinaire afspraken en gesprekken met het netwerk vastlegt. Ook is er voldoende toezicht. Hierdoor kunnen medewerkers cliënten naar verschillende soorten ruimtes brengen en kan de cliënt een wandeling maken in de gesloten binnentuin. Medewerkers leren van elkaar, onder andere omdat er overloop is tussen twee huiskamers en men, waar nodig, zorg verleent. Verder groeit kennis en kunde van medewerkers door overleggen over omgang en gedrag, door scholing en door intervisie via het videotraject. 2.3 Conclusie: de zorg wordt grotendeels volgens de kernelementen uitgevoerd De zorg aan mensen met onbegrepen gedrag wordt in Grubbeveld grotendeels volgens de kernelementen uitgevoerd. Dit betekent dat verantwoorde zorg niet altijd gegarandeerd is. De inspectie gaat ervan uit dat Grubbeveld met de in hoofdstuk 3 gegeven informatie de benodigde verbeteringen zal uitvoeren bij die kernelementen waar een of enkele beoordelingsaspect(en) niet voldoet/voldoen. De inspectie verwacht dat de zorgaanbieder controleert of ook de overige locaties of teams alle kernelementen en beoordelingsaspecten naleven en dat hij zo nodig passende maatregelen treft. Pagina 7 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 3 Bevindingen In dit hoofdstuk geeft de inspectie weer wat zij aantrof tijdens het inspectiebezoek. De beschrijving in het blauwe kader omschrijft een benadering van de wenselijke situatie. Per kernelement is een aantal beoordelingsaspecten beschreven. Tijdens het bezoek keek de inspectie naar de uitvoering van de beoordelingsaspecten. Het resultaat is een oordeel per beoordelingsaspect en per kernelement: voerde de zorgaanbieder de zorg volgens het kernelement, deels volgens het kernelement of niet volgens het kernelement uit? De inspectie hanteerde hierbij het uitgangspunt dat een kernelement voldoet wanneer alle beoordelingsaspecten voldoen. Een kernelement voldoet niet wanneer alle beoordelingsaspecten niet voldoen. In de andere gevallen voldoet een kernelement deels. Niet beoordeeld betekent dat de situatie waarop het beoordelingsaspect van toepassing is, op de locatie wel voorkomt, maar niet aan de orde is geweest tijdens het bezoek. De inspectie illustreert haar oordeel met positieve en negatieve voorbeelden. 3.1 Kernelement 1: De zorgaanbieder heeft een aantoonbare en geïmplementeerde visie op de zorg aan mensen met een vorm van dementie. De zorgaanbieder heeft aantoonbaar een visie/beleid2 waaruit blijkt vanuit welke gedachte en op welke manier hij zorg aan mensen met dementie wil bieden. Uit deze visie blijkt dat de zorgaanbieder het streven ondersteunt om het onbegrepen gedrag bij mensen met dementie te onderzoeken, te begrijpen en oorzaken van (probleem oproepend) onbegrepen gedrag aan te pakken. De visie wordt vertaald naar beleid. Uit onderzoek blijkt dat een visie vooral dan bijdraagt aan het succes van een woonvoorziening wanneer deze niet alleen op papier staat, maar ook in de praktijk is doorgevoerd en wordt nageleefd. Kernelement (KE) met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 1 De zorgaanbieder heeft een aantoonbare en geïmplementeerde visie op de zorg aan mensen met een vorm van dementie X 1.1 De zorgaanbieder heeft vastgelegd vanuit welke visie hij zorg aan mensen met een vorm van dementie biedt. 1.2 De zorgaanbieder toetst de praktijk continu aan de visie. 1.3 De visie is leidraad voor personeels- en familiebeleid. 2 De gevraagde visie kan onderdeel zijn van een grotere, bredere visie van de zorgaanbieder. Ook het op de visie gebaseerde beleid (hoe wordt de visie in de praktijk gebracht) kan onderdeel zijn van een groter/breder beleid. Pagina 8 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Toelichting per beoordelingsaspect 1.1 Voor de visie voor de zorg aan cliënten met dementie verwees Envida naar de Beleidsnota Bopz. Bij de zorg voor cliënten staan de persoonlijke wensen van de cliënt voorop. Respect voor de cliënt en zijn/haar autonomie zijn uitgangspunt: Envida wil zorg aanbieden vanuit het perspectief van de cliënt; de cliënt is een zelfstandige, volwaardige, unieke persoon in een eigen sociale omgeving. De zorgverlening komt tot stand op basis van wederkerige interactie en dialoog tussen medewerker en cliënt, met voortdurende samenspraak voor de gestelde en niet gestelde vraag van de cliënt. Envida wil cliënten stimuleren deel uit te blijven maken van de samenleving in nauwe samenspraak met de mantelzorger. 1.2 In de praktijk kwam de visie terug in de werkwijze. Zo werd erop gelet of de cliënt in sociaal opzicht overdag beter in de huiskamer kon verblijven of juist in een groepsruimte, restaurant of in een ruimte met weinig prikkels. Naast huiskamers zijn er verschillende soorten ruimtes om hiermee rekening te houden. In gesprekken kwam naar voren dat de visie uitgangspunt is bij cliëntbesprekingen en aan de orde komt in teamtrainingen en functioneringsgesprekken. Ook maakte men gebruik van Video Interactie Training, waardoor zorgmedewerkers de interactie zien tussen cliënt en henzelf, en zo kunnen spiegelen en reflecteren. 1.3 Uit het scholingsbeleid bleek dat zorgmedewerkers diverse (bij)scholingen ontvingen over de zorg voor cliënten met een vorm van dementie en onbegrepen gedrag. Het netwerk werd betrokken bij de zorg en bij het vastleggen van zorgafspraken, zo bleek uit documentatie en uit de gesprekken. 3.2 Kernelement 2: De medewerker kent de cliënt en zijn gedrag en rapporteert hierover Zorg voor de cliënt wordt geleverd vanuit het kennen van de cliënt. Medewerkers weten welk gedrag, welke stemming, normaal is voor die cliënt. Medewerkers laten in de praktijk zien dat zij cliënten kennen en dat zij signalen van onbegrepen gedrag kunnen herkennen, hierover kunnen rapporteren en op het gedrag kunnen reageren. Voor iedere cliënt is een individueel zorgleefplan beschikbaar dat aansluit op de levensloop3 en zorgbehoeften van de cliënt en dat, vanuit het cliëntperspectief, concreet geformuleerde doelen bevat. Uit het zorgleefplan blijkt dat signalen van het normale gedrag en het daarvan afwijkende, onbegrepen gedrag bekend zijn. Beschreven staat hoe escalatie voorkomen kan worden en hoe de cliënt weer in een positieve stemming gebracht kan worden. In de rapportage4 is informatie over de duiding van onbegrepen gedrag en zo nodig preventie van escalatie en acties om de cliënt in een positieve stemming terug te brengen, terug te vinden. Het zorgleefplan komt multidisciplinair (kernelement 4) tot stand in samenwerking met de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger (kernelement 3). 3 Levensloop: bedoeld wordt zowel de medische levensloop als de sociale levensloop. 4 Bedoeld wordt de (dagelijkse) rapportage waarin ten minste aan de hand van de zorgdoelen wordt gerapporteerd over het gebeurde, de rapportage van overleggen, de rapportage van anderen dan de verzorging. Pagina 9 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Kernelement met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 2 De medewerker kent de cliënt en zijn gedrag en rapporteert hierover 2.1 De medewerker kent de cliënt. 2.2 De levensloopinformatie is aantoonbaar in het dossier opgenomen. 2.3 Medewerkers herkennen signalen van afwijkend gedrag van de cliënt en rapporteren hierover. 2.4 Medewerkers reageren ondersteunend5 naar de cliënt. Toelichting per beoordelingsaspect 2.1 De medewerkers kenden de achtergrond van de cliënten. Ze vertelden over de levensgeschiedenis, over de familie die de cliënt bezocht en waar de cliënt juist wel of niet van hield. Bij de observatie zag de inspectie dat de medewerkers op de hoogte waren van de voorkeuren van de cliënt. Zo kregen bijvoorbeeld twee cliënten een biertje bij het eten en werd bij een andere cliënt de mayonaise op tafel gezet. De voedingsassistente was ook op de hoogte van zorgafspraken. Dit bleek bij een cliënt die, vanwege het geven van structuur, op een vast afgesproken tijdstip voor het middageten de tafels dekte. In gesprekken met de cliënt benoemden medewerkers aspecten uit de levensgeschiedenis van de cliënt. 2.2 In de zorgdossiers die de inspectie inzag was achtergrond als gezinssamenstelling, familiegebeurtenissen, hobby s en karaktertrekken beschreven. Wel constateerde de inspectie dat medewerkers deze informatie niet direct konden vinden omdat de levensloop onder het thema maatschappelijk geplaatst was, in plaats van onder het thema levensloop. Nieuwe medewerkers of inzetkrachten zouden kunnen concluderen dat de achtergrondinformatie niet in het zorgdossier opgenomen is. 2.3 Medewerkers herkenden signalen van afwijkend gedrag van cliënten en schreven in de dagrapportages en, indien afgesproken, op observatielijsten over de stemming en gedrag van de cliënt. 2.4 Tijdens de observatie zag de inspectie diverse voorbeelden van ondersteunend gedrag. Een medewerker wandelde hand in hand met een cliënt met onrustig en niet aflatend loopgedrag terug naar zijn rolstoel om uit te rusten. De medewerker bleef zijn hand voortdurend vasthouden, ook toen ze diverse handelingen moest uitvoeren om de cliënt goed in de rolstoel met een voorblad te plaatsen. Een andere cliënt die haar glas met inhoud boven tafel omkeerde, kreeg direct opnieuw een gevuld glas, waarbij de medewerker (voedingsassistente) rustig en vriendelijk de cliënt bejegende. De cliënt dronk dit glas wel leeg. 5 Bedoeld wordt dat de medewerker de sterke kanten van de cliënt positief bekrachtigd. De cliënt weet zich daardoor gehoord en gezien. De houding van de medewerker is op de individuele cliënt afgestemd. Pagina 10 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Een cliënt die de informatiebrief van de inspectie niet begreep maar er wel in geïnteresseerd was, kreeg van een medewerker uitleg over de inhoud. Een cliënt die regelmatig eten en drinken van andere cliënten probeerde te pakken werd steeds vriendelijk weggeleid door medewerkers. De cliënt accepteerde dit. Medewerkers gingen af en toe bij cliënten aan tafel zitten om een praatje te maken en te vragen hoe het met de cliënt ging. De inspectie zag ook situaties waarin sprake was van minder ondersteunend gedrag en het ontbreken van aandacht voor mogelijke behoeften van de cliënt. Voor het eten vroeg een cliënt diverse keren aan de medewerker en aan een cliënt die de tafels dekte of zij kon helpen. Zij kreeg te horen dat ze niets hoefde te doen. Sommige cliënten die gedurende de observatieperiode voor zich uit staarden kregen geen aandacht. Een cliënt probeerde diverse keren met haar hand iets op de tafel voor haar te vinden, maar er lagen geen voorwerpen die ze kon pakken. 3.3 Kernelement 3: De zorgaanbieder betrekt het netwerk 6 van de cliënt bij essentiële momenten in het zorgproces Gevraagd en ongevraagd tellen de ervaring, wensen en inzichten van de cliënt en zijn netwerk over het welzijn en het gedrag van de cliënt mee bij het analyseren en vaststellen van het (onbegrepen) gedrag van de cliënt. Ook bij het bepalen van het zorg- en behandelbeleid door het multidisciplinaire team, de evaluaties en bijstellingen van de zorgafspraken is de betrokkenheid van het netwerk van de cliënt van belang. Het netwerk van de cliënt krijgt ruimte om de eigenheid en de autonomie van de cliënt te bewaken en te bevorderen. Kernelement met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 3 De zorgaanbieder betrekt het netwerk van de cliënt bij essentiële momenten in het zorgproces 3.1 Het netwerk van de cliënt levert een bijdrage aan het opstellen van de (sociale) levensloop van de cliënt. 3.2 Het netwerk van de cliënt levert een bijdrage aan het vaststellen van de probleemanalyse. 3.3 Het netwerk van de cliënt levert een bijdrage aan het bepalen van de zorg- en behandeldoelen. 3.4 Het netwerk van de cliënt levert een bijdrage aan het kiezen van passende interventies (shared decision making). 3.5 Het netwerk van de cliënt levert een bijdrage aan de evaluatie. 6 De inspectie kiest hier voor de term netwerk omdat naast de betrokkenheid van de (wettelijke) vertegenwoordiger van de cliënt ook betrokkenheid van andere naasten (familie en mantelzorgers) bij het betekenis geven aan onbegrepen gedrag denkbaar is en mogelijk zou moeten zijn. Pagina 11 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Toelichting per beoordelingsaspect 3.1 Het netwerk werd bij de intake van de cliënt gevraagd om een levensloopgeschiedenis op te schrijven. Dit werd bevestigd door zowel de medewerkers als de cliëntvertegenwoordiger met wie de inspectie sprak. 3.2 Voorafgaand aan het MDO nam de EVV met het netwerk contact op voor een bijdrage. Het netwerk is niet bij het MDO aanwezig. Na het MDO werden de uitkomsten van het MDO en aanpassing van de zorg- en behandeldoelen in het zorgleefplan besproken met het netwerk en een team van psycholoog, arts, teamleider en EVV. Vastlegging van dit gesprek zag de inspectie terug in het zorgdossier. 3.3 Zie 3.2. De cliëntvertegenwoordiger gaf aan een bijdrage te hebben geleverd over het gebruik van zo nodig psychofarmaca bij de cliënt. 3.4 De cliëntvertegenwoordiger gaf aan dat er bij problemen met de cliënt (niet eten, s nachts opstaan) samen naar oplossingen werd gezocht. Zo mocht de cliënt meepoetsen op de afdeling, omdat zij onrustig gedrag vertoonde en dit iets was wat de cliënt vroeger altijd gedaan had. 3.5 Het zorgleefplan werd in het MDO in ieder geval één keer per jaar geëvalueerd. Voorafgaand aan het MDO heeft de EVV een voorbespreking met het netwerk waarbij een evaluatieformulier werd ingevuld. 3.4 Kernelement 4: Een multidisciplinair team 7 met in ieder geval een verzorgende, arts en psycholoog zorgt dat zorgdoelen en interventies gebaseerd zijn op (een) gezamenlijk gedragen probleemstelling(en) Multidisciplinair werken is een voorwaarde om gedrag te onderzoeken, een best passende interventie samen te stellen, uit te voeren en te evalueren. Multidisciplinair werken, gericht op de zorg voor mensen met onbegrepen gedrag voortkomend uit een vorm van dementie, gebeurt door een vast team. Dit vaste multidisciplinaire team heeft een gezamenlijk gedachtegoed, gebaseerd op de visie van de zorgaanbieder (kernelement 1) van waaruit gewerkt wordt. Het team bestaat minimaal uit de disciplines die direct bij de behandeling en verzorging/verpleging van de cliënt betrokken zijn. Het multidisciplinaire team wordt zo nodig aangevuld met eterne deskundigen (bijvoorbeeld: psychiater, CCE, gedragsdeskundigen GGZ); zeker als de cliënt onvrijwillige zorg krijgt. Het multidisciplinaire team heeft een met de zorgbehoefte van de cliënt harmoniërende overlegfrequentie; het minimum is een keer per half jaar. 7 In veel protocollen en richtlijnen wordt de term multidisciplinair team gebruikt. Deze term wordt in de protocollen niet ingevuld. Uit de contet mag worden opgemaakt dat bedoeld wordt dat het team ten minste bestaat uit de specialist ouderengeneeskunde/sociaal geriater en (een vertegenwoordiging van) verzorgenden. Een psycholoog is bij voorkeur een vast teamlid of is door de arts en verzorgenden makkelijk te consulteren. Andere deskundigen, zoals paramedici, zijn in ieder geval bij overlegmomenten betrokken als zij daadwerkelijk zorg verlenen aan de betreffende cliënt. Pagina 12 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Kernelement met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 4 Een multidisciplinair team met in ieder geval een verzorgende, arts en psycholoog, zorgt dat zorgdoelen en interventies gebaseerd zijn op (een) gezamenlijk gedragen probleemstelling(en) 4.1 Het vaste multidisciplinaire team voor mensen met onbegrepen gedrag bij dementie bestaat tenminste uit verzorgenden, de medisch behandelaar, de gedragsdeskundige en de vertegenwoordiger van de cliënt. 4.2 Het multidisciplinaire team baseert de zorgdoelen en de interventies op (een) gezamenlijk gedragen probleemstelling(en). 4.3 Het multidisciplinaire team betrekt zo nodig eterne/andere deskundigen bij het overleg. Toelichting per beoordelingsaspect 4.1 Het vaste multidisciplinaire team voor mensen met onbegrepen gedrag bij dementie bestond uit de EVV, teamleider, specialist ouderengeneeskunde, psycholoog en eventuele andere disciplines. Er was ook een wekelijkse zogeheten gedragsvisite, te vergelijken met een MDO, bestaande uit de medewerker zorg/evv, zorgcoördinator, specialist ouderengeneeskunde en de gedragsverpleegkundige. 4.2 Uit een zorgdossier bleek dat een cliënt met onbegrepen gedrag was besproken in een multidisciplinaire gedragsvisite. Naar aanleiding van de geconstateerde problemen was afgesproken om een structuurplan op te stellen met acties als in de tuin wandelen, letten op medebewoners, het geven van een kinderwagen en de aandacht van de cliënt op poppen richten. De acties waren opgenomen in het zorgleefplan van de cliënt. 4.3 Uit gesprekken bleek dat het multidisciplinaire team bij cliëntoverleggen (MDO, gedragsvisite, omgangsoverleg, moreel beraad) zo nodig andere disciplines betrekt zoals fysiotherapeut, diëtiste, GZ psycholoog, verpleegkundig specialist of geestelijk verzorger. 3.5 Kernelement 5: Het multidisciplinaire team maakt aantoonbaar een analyse van het onbegrepen gedrag met nagaan van oorzaken op lichamelijk, psychisch en sociaal terrein Vanuit het kennen van de cliënt is bekend wanneer onbegrepen gedrag optreedt. De zorgaanbieder analyseert onbegrepen gedrag op een methodische wijze en in multidisciplinair verband. De analyse bevat onderzoek naar lichamelijke factoren en medicijngebruik, onderzoek naar psychische factoren (de aanwezigheid van een psychische stoornis) en onderzoek naar sociale factoren (inclusief de levensgeschiedenis, de bejegening en de omgevingsfactoren) als mogelijke oorzaken van het onbegrepen gedrag. Pagina 13 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Kernelement met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 5 Het multidisciplinaire team maakt aantoonbaar een analyse van het onbegrepen gedrag met nagaan van oorzaken op lichamelijk, psychisch en sociaal terrein 5.1 Er is multidisciplinair of door meerdere disciplines onderzoek gedaan naar oorzaken van onbegrepen gedrag op lichamelijk, psychisch en sociaal (levensgeschiedenis en omgevingsfactoren) terrein. 5.2 De resultaten van het onderzoek naar oorzaken van het onbegrepen gedrag zijn in het zorgdossier opgenomen. Toelichting per beoordelingsaspect 5.1 De specialist ouderengeneeskunde en psycholoog brachten met inbreng van de EVV en zorgmedewerkers probleemgedrag bij een cliënt in kaart. Men besprak de bevindingen in het omgangsoverleg. Nadat eventuele medische oorzaken bekeken waren, zette de psycholoog verdere acties en observatiemethoden in. Medewerkers gebruikten onder andere de ABC-methodiek, een vereenvoudigde gedragstherapeutische werkmethode. Twee keer per jaar brachten twee medewerkers bij cliënten gedragsproblemen in kaart door middel van de Gedragsbeoordelingsschaal voor de Intramurale Psychogeriatrie (GIP). De bevindingen besprak men met de psycholoog. 5.2 De zorgdossiers bevatten rapportages van de psycholoog en van andere disciplines zoals de logopedie. Alle disciplines ((para)medici, psychologen, overigen) rapporteerden in het integrale zorgdossier. 3.6 Kernelement 6: Om de risico s van het gedrag zoveel mogelijk te verkleinen passen medewerkers eerst persoonsgerichte psychosociale interventies toe en leggen ze deze vast in het zorgdossier Onbegrepen gedrag kan door verschillende interventies aangepakt worden. Afhankelijk van de oorzaak van het gedrag wordt bij een keuze tussen psychosociale interventies en toepassing van psychofarmaca eerst gekozen voor psychosociale interventies. Dit omdat psychosociale interventies passen bij een persoongerichte benadering van cliënten. De interventies moeten passen binnen professionele standaarden. De psychosociale interventies worden in het vaste multidisciplinaire team (eventueel aangevuld met eterne deskundigheid) en met het netwerk van de cliënt besproken en vastgelegd in het zorgleefplan. Indien uit evaluatie van de interventie(s) blijkt dat de interventie en eventuele alternatieve psychosociale interventies het cliëntgedrag niet voldoende beïnvloeden, kan (aanvullend) psychofarmaca gebruikt worden. Medewerkers moeten deskundig en creatief zijn in het toepassen van psychosociale interventies. In uitzonderingssituaties is eerst psychofarmaca toepassen te verdedigen, maar dan wel altijd evalueren en verminderen/vervangen door psychosociale interventie. Pagina 14 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Kernelement met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 6 Kernelement 6: Om de risico s van het gedrag zo veel mogelijk te verkleinen passen medewerkers eerst persoonsgerichte psychosociale interventies toe en leggen ze deze vast in het zorgdossier 6.1 Uit het zorgdossier blijkt dat medewerkers eerst persoonsgerichte psychosociale interventies toepassen voordat zij andere interventies toepassen. 6.2 Psychosociale interventies sluiten aan bij de cliënt. 6.3 Medewerkers kennen een scala aan psychosociale interventies. Ze zijn deskundig in het toepassen hiervan waarbij ze hun eigen mogelijkheden en beperkingen kennen, evenals die van de fysieke omgeving en de medecliënten. 6.4 Wanneer na onderzoek de oorzaak van het gedrag niet achterhaald is, wordt aangegeven hoe risico s zo veel mogelijk verkleind worden. Toelichting per beoordelingsaspect 6.1 Medewerkers pasten eerst psychosociale interventies toe, zoals aangegeven in de procedure probleemgedrag. Uit een zorgdossier bleek dat voor een cliënt met angstige stemming een zogeheten CrisisOntwikkelingsModel (COM) was opgesteld. In dit model was aangegeven welke psychosociale interventies bij de cliënt toegepast konden worden, afhankelijk van de gedragskenmerken die beschreven waren in fases (van fase 0 -niets aan de hand- tot 5). Als er een COM was opgesteld voor een cliënt attendeerden medewerkers elkaar hier de eerste weken op tijdens de overdrachten. Medewerkers legden een COM vaak ook op de kamer van de cliënt, als geheugensteun. 6.2 De meeste psychosociale interventies die de inspectie zag sloten aan bij de cliënt. 6.3 Medewerkers kenden psychosociale interventies. Zij leerden van elkaar onder andere via het videotraject, waarbij opnames werden gemaakt van interacties tussen medewerker en cliënt, die daarna in het team besproken werden. Elke week werd gedrag besproken in diverse overleggen, zoals de gedragsvisite, waar alle medewerkers hun cliënten in kunnen brengen. Verder waren er diverse scholingen georganiseerd; onder andere over psychopathologie, soorten dementie en een OMA (omgaan met agressie) training. De behandelaren gaven aan dat kennis en kunde van medewerkers verbeterd was en nog steeds groeide. Medewerkers waren creatief in het bedenken van oplossingen. Ze toonden inzicht in de wisselwerking tussen interacties en gedrag door te vertellen dat het eigen handelen vaak de oorzaak is van bepaald gedrag van de cliënt. 6.4 De dossiers die de inspectie inzag bevatten hierover geen informatie. Pagina 15 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 3.7 Kernelement 7: Psychofarmaca volgens de landelijk geldende richtlijnen toepassen Als psychosociale interventies onvoldoende resultaat bereiken kan het toepassen van psychofarmaca een (aanvullend) alternatief zijn. Psychofarmaca (antipsychotica, antidepressiva, aniolytica en hypnotica) worden voorgeschreven om het gedrag te beïnvloeden. In diverse richtlijnen staat omschreven welke geneesmiddelen bij cliënten met dementie, waarbij onbegrepen gedrag voorkomt, voorgeschreven kunnen worden. In het geval een voorschrijver redenen heeft om af te wijken van de richtlijnen, horen de redenen vastgelegd te zijn in het cliëntdossier. Kernelement met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 7 Psychofarmaca volgens de landelijk geldende richtlijnen toepassen 7.1 In het zorgdossier is terug te lezen welk (gedrags)probleem met behulp van psychofarmaca wordt behandeld. 7.2 De cliënt krijgt psychofarmaca voorgeschreven op basis van de richtlijn probleemgedrag (met herziene medicatieparagraaf) en de richtlijn diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie. 7.3 Indien de voorschrijver argumenten heeft om af te wijken van de richtlijnen, legt hij deze argumenten in het cliëntdossier vast. Toelichting per beoordelingsaspect 7.1 In de zorgdossiers die de inspectie inzag was beschreven voor welk (gedrags)probleem psychofarmaca was ingezet. Een cliënt kreeg een psychofarmacon als sprake was van ernstige hallucinaties. In het dossier was aangegeven dat men in geval van onrustig gedrag eerst moest achterhalen of sprake was van onrust ten gevolge van hallucinaties. 7.2 De behandelaren gaven aan psychofarmaca voor te schrijven op basis van de richtlijn van Verenso. Wel merkt de inspectie op dat de procedure probleemgedrag van Envida nog verwijst naar de richtlijn van 2002, in plaats van de richtlijn met herziene medicatieparagraaf van 2008. Pagina 16 van 20

Voldoet Voldoet deels Voldoet niet Niet beoordeeld Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 3.8 Kernelement 8: De multidisciplinaire afspraken ten minste twee maal per jaar evalueren met etra aandacht voor het mogelijk staken van psychofarmaca Evaluatie is belangrijk om de effectiviteit van de behandeling te bepalen. De ingezette aanpak van onbegrepen (probleemoproepend) gedrag (psychosociale interventie, psychofarmaca) moet regelmatig, in elk geval halfjaarlijks, in een multidisciplinair overleg geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden. De evaluatie is niet alleen gericht op de totale behandeling. Ook moet per geneesmiddel bekeken worden of de inzet van dat middel nog passend is. Het netwerk van de cliënt hoort bij dit overleg aantoonbaar betrokken te zijn. Bij de evaluatie van een behandeling met psychofarmaca, horen de evaluatie en vervolgmaatregelen gericht te zijn op het verminderen van de psychofarmaca. Hierdoor wordt onnodig lang behandelen met psychofarmaca voorkomen. Kernelement met beoordelingsaspecten: Kernelement KE 8 De multidisciplinaire afspraken ten minste tweemaal per jaar evalueren met etra aandacht voor het mogelijk staken van psychofarmaca 8.1 Het multidisciplinaire team evalueert aantoonbaar de multidisciplinaire afspraken over het omgaan met onbegrepen gedrag en stelt deze afspraken zo nodig bij. Deze afspraken gaan over de inzet van psychosociale interventies en de behandeling van lichamelijke oorzaken. 8.2 Het gebruik van psychofarmaca is aantoonbaar geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Toelichting per beoordelingsaspect 8.1 Uit gesprekken en dossiers die de inspectie inzag bleek dat het multidisciplinaire team de multidisciplinaire afspraken evalueerde en zo nodig aanpaste. 8.2 Het gebruik van psychofarmaca werd regelmatig besproken. In een zorgdossier was een overzicht te zien van de zo nodig psychofarmaca die gedurende drie maanden aan de cliënt gegeven was. Hierbij was aangeven in welke situatie en bij welk gedrag de medewerker de zo nodig medicatie had gekregen. Doel hiervan was om te evalueren en te kunnen beoordelen of bijvoorbeeld zo nodig wellicht vast of juist niet gegeven moest worden, en of medewerkers dit in dezelfde situaties geven. Medewerkers gaven aan dat men zo nodig medicatie liever niet gebruikte, omdat de inzet hiervan verschillend geïnterpreteerd kon worden door medewerkers. Pagina 17 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Bijlage 1 Geraadpleegde documenten De onderstaande documenten zijn door de inspectie gebruikt bij het uitvoeren van het inspectiebezoek en het opstellen van dit rapport. De inspectie heeft de documenten niet in totaliteit beoordeeld, maar op specifieke onderwerpen doorgenomen. - Procedure probleemgedrag, april 2015-april 2016; - Instructie Envida Zorgleefplan, versie 2015; - Beleidsnota Wet Bopz, Herziening 2014; - Werkinstructie integrale zorgdossiervoering, versie april 2015-april 2016; - Werkinstructie medisch dossier, april 2015-april 2016; - Opleidingsjaarplan 2015; - Procedure MDO en Zorgleefplanbespreking in het verpleeghuis; Pagina 18 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Bijlage 2 Uitleg observatiemethode SOFI Omdat veel mensen met dementie niet zelf kunnen aangeven hoe zij de zorg ervaren, kan de inspectie bij dit toezichtbezoek observatie via een gestandaardiseerde methode (SOFI) als etra bron van informatie gebruiken. SOFI staat voor Short Observational Framework for Inspection en is een door de Bradford Dementia Group (Universiteit van Bradford) en de Care Quality Commission in Engeland in 2006 ontwikkelde methode. De tweede editie van SOFI is in 2011 gepubliceerd. De inspectie heeft een licentie voor het gebruik van SOFI 2. SOFI is geen comple onderzoeksinstrument maar geeft handvatten om cliëntervaringen te kunnen zien en eenduidig in te schatten hoe cliënten de zorg ervaren. In situaties waar cliënten wonen die niet zelf kunnen vertellen hoe zij de zorg ervaren, kan de inspectie gebruik maken van deze methode. De inspecteurs van de inspectie zijn in het gebruik van SOFI getraind door (medewerkers van) de Universiteit van Bradford. De informatie die verkregen wordt via de SOFI methode staat niet op zichzelf en wordt enkel gebruikt om de focus tijdens het toezichtbezoek te kunnen bepalen en bevindingen te onderbouwen. De methode wordt altijd gebruikt als aanvulling op en naast een regulier toezichtinstrument van de inspectie. De observatie richt zich op het algemeen welbevinden van de cliënt en diens betrokkenheid bij en interacties met de omgeving. De observatie door de inspecteur(s) vindt voornamelijk in een groep cliënten plaats, waarbij de medewerkers hun gebruikelijke werkzaamheden kunnen blijven doen. De resultaten van de observatie zijn, waar relevant, verwerkt in het rapport van het toezichtbezoek. Wilt u meer weten over SOFI dan kunt u dit lezen op de website van de Universiteit van Bradford: http://www.bradford.ac.uk/health/career-areas/dementia/dementia-care-mapping/shortobservational-framework-for-inspection-(sofi-2)/. Pagina 19 van 20

Rapport van het inspectiebezoek aan Grubbeveld in Maastricht op 13 oktober 2015 Bijlage 3 Overzicht wetten, veldnormen en rapporten Wetgeving: - Kwaliteitswet zorginstellingen. - Wet Langdurige zorg. - Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). - Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO): Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek. - Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ). - Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). - Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). - Besluit klachtenbehandeling Bopz. - Besluit rechtspositieregelen Bopz. - Besluit middelen en maatregelen Bopz. - Besluit patiëntendossier Bopz. Veldnormen: - Kwaliteitsdocument 2013 Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis. - Richtlijn Probleemgedrag Dementie (Nvva/Verenso) 2008/2013. - Richtlijn omgaan met gedragsproblemen met dementie (niet medicamenteuze aanbevelingen) (V&VN) 2008. - Psychologische hulpverlening bij gedragsproblemen bij dementie (Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) 2009. - Richtlijn voor verzorgenden - Het begeleiden van mensen met dementie die apathisch zijn (NIVEL) 2004. - Richtlijn voor verzorgenden - Het begeleiden van mensen met dementie die depressief zijn (NIVEL & Waerthove) 2004. - Het verminderen van agitatie bij dementerende ouderen (Inholland & Stichting Geriant) 2007. - Psychologische hulpverlening bij gedragsproblemen bij dementie (NIP) 2009. - Omgaan met afweergedrag bij eten en drinken van bewoners met dementie (Kenniskring Transities in Zorg, Hogeschool Rotterdam & LEVV) 2012. - Standaard Dementie (2e herziening) (NHG) 2009 2e herziening, 2012 3e herziening). - Zorgstandaard Dementie (Alzheimer Nederland & Vilans) 2012. - Kennisbundel Probleemgedrag (Vilans, V&VN, Zorg voor Beter 2011). Rapporten: - Zorgstandaard Dementie (Alzheimer Nederland & Vilans) 2012. - Kennisbundel Probleemgedrag (Vilans, V&VN, Zorg voor Beter 2011). - Monitor Woonvormen dementie 10 factoren voor een succesvolle woonvoorziening voor mensen met dementie (trimbos) 2011. - Monitor Woonvormen dementie Trends en succesfactoren (trimbos) 2012. - Omgaan met onbegrepen gedrag bij dementie. Inventarisatie richtlijnen en inzichten rondom onbegrepen gedrag bij ouderen met dementie. (Vilans en het Trimbos-instituut) 2013. Pagina 20 van 20