Actuele rechtspraak De arbeidsovereenkomst - een afbakening

Vergelijkbare documenten
Vereniging voor Arbeidsrecht

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

BEN IK EIGENLIJK WEL ZZP ER? Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst.

Model Overeenkomst Van Opdracht

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

ECLI:NL:CRVB:2016:2645

Casus 10 Om ziek van te worden

1 Arbeidsovereenkomst

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat

Casus 4 Een dagje ouder

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Water in wijn: de wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ;

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2. WAS - Civiele ketenaansprakelijkheid (loonbetaling)

1 Het geding in feitelijke instanties

Achtergrond. VAR wordt afgeschaft. Redenen afschaffing VAR:

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

ECLI:NL:CRVB:2017:1041

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

Casus 1 De afgezette dominee

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ;

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

Payrollconstructie - en andere driehoeksrelaties - doorgeprikt?

ECLI:NL:RBLIM:2017:2557

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:CRVB:2017:1434

JAR 2012/284 Kantonrechter Leeuwarden, , \CV EXPL , LJN BY0861

FREELANCEOVEREENKOMST. <naam contractant1>, gevestigd te <vestigingsplaats contractant1>, hierna te noemen Opdrachtgever,

Hoge Raad , BJN , (Imam)

1. De arbeidsovereenkomst 1.1. Inleiding De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst teneinde de positie van de werknemer te beschermen.

2 Wie kan een Verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 3

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Klein (Klein) over de criteria gezag, arbeid en loon (ingezonden 14 maart 2016).

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ «" t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014.

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Casus 3 Het zal je werk maar zijn

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

2 Drie pijlers nader verklaard

Arbeidsrechtelijke positie van de tennisleraar

Huurrecht Arbeidsrecht

Fact sheet avv-loze periode ABU-cao

WHITEPAPER BEOORDELING ARBEIDSRELATIES

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

2 Wie kan een Verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 3

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN WERKGEVERSGEZAG Opgesteld door de Belastingdienst nr

Voordelen en risico's van payrolling

Vastgoed-nieuws. 21 november Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8952

OVEREENKOMST DJ MUSIC & ENTERTAINMENT

ARBEIDSOVEREENKOMST. 2. [naam DGA], geboren op [datum], wonende aan de [adres] te ([postcode]) [plaats], hierna te noemen: "werknemer";

een bad hair day? De Billijke vergoeding:

ECLI:NL:CRVB:2016:3133

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Gebruik kenmerknummer beoordeling Deze beoordeling is bij de Belastingdienst op geregistreerd onder nummer

Casus 9 Passief roken

[Naam werkgever], gevestigd te [plaats/adres], in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door [ naam], [functie] hierna te noemen werkgever,

ECLI:NL:CRVB:2016:1273

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

VOORBEELDOVEREENKOMST DJ MUSIC & ENTERTAINMENT Beoordeling Belastingdienst nr

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1779

ECLI:NL:CRVB:2017:1820

ECLI:NL:CRVB:2015:1291

Het leerstuk van de kosten voor gemene rekening en risico

ECLI:NL:RBGRO:2009:BL7193

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

de besloten vennootschap met beperkte aanprakelijkheid gevestigd te Hoofddorp, gedaagde partij, gemachtigde: mr. M.A.M. Lem.

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Algemene Voorwaarden

ALGEMENE MODELOVEREENKOMST GEEN WERKGEVERSGEZAG Opgesteld door de Belastingdienst nr OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

Toelichting bij de modelovereenkomst

mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten

Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop concl. P-G Hartkamp

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

ECLI:NL:GHDHA:2014:3035

Casus 15 De proef op de som

Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB

ATV- en vakantiedagen worden vaak in een adem genoemd, maar er is wel degelijk verschil!

Lisv Ziekengeldreglement 1997

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011

ECLI:NL:CRVB:2015:196

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Inlener aansprakelijk voor beloning uitzendkracht?

(MODEL)OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

Casus 17 Pesten op het werk

Transcriptie:

Actuele rechtspraak De arbeidsovereenkomst - een afbakening Arbeidsovereenkomst predikant De rechtspraak van de laatste jaren laat zien dat de arbeidsverhouding tussen een kerkgenootschap en een predikant (geestelijke) als een normale arbeidsovereenkomst wordt gezien. De oude jurisprudentie op dit punt was wisselend (zie C.J.H. Jansen en C.J. Loonstra, Functies onder spanning, Deventer: Kluwer 1997, p. 33 e.v. en 65 e.v.). Onderstaand arrest van hof Leeuwarden maakt de nieuwe trend opnieuw duidelijk. Het is (in appel) gewezen naar aanleiding van een vonnis van de voorzieningenrechter Rechtbank Assen 19 mei 2004, JAR 2004/233. Zie tevens ktr. Lelystad 2 februari 2005, JAR 2005/58. De rechtbank moest oordelen over de rechtsverhouding tussen een predikant en de Baptisten Gemeente Hoogeveen. De Gemeente had de predikant op 19 januari 2004 ontslagen en hem met ingang van 1 februari daarop geen traktement meer betaald. Voorts eiste zij dat de predikant de pastorie zou verlaten. De rechtbank stelt zich op het standpunt dat aan alle eisen van art. 7:610 BW is voldaan. Wat betreft de gezagsverhouding overweegt zij dat de omstandigheid dat degene die zich bij overeenkomst verbonden heeft tot het vervullen van een godsdienstig ambt, ter zake van de godsdienstige aspecten van zijn taak niet aan instructies van de wederpartij onderworpen is, niet uitsluit dat met betrekking tot de overige aspecten van de contractuele relatie (werktijden, het opnemen van vakantiedagen e.d.) sprake is van een gezagsverhouding (formeel gezagsbegrip). Over dit soort kwesties hadden partijen duidelijke afspraken gemaakt. Nu ook de andere voorwaarden (loonbetaling en verrichten van arbeid) zijn vervuld, oordeelt de rechtbank dat partijen een arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Voorts wordt wat betreft de vordering van de Gemeente dat de predikant zijn woning dient te verlaten, overwogen, dat er in casu geen sprake is van een eigenlijke dienstwoning, nu er tussen de dienstbetrekking van de predikant en zijn bewoningsrecht geen onverbrekelijke band heeft bestaan. De predikant kan zich dan ook met succes op huurbescherming beroepen. Hof Leeuwarden bekrachtigt Actuele rechtspraak - De arbeidsovereenkomst een afbakening 1

het vonnis in kort geding. Het hof stelt zich evenals de rechtbank op het standpunt dat er tussen partijen van een gezagsverhouding kan worden gesproken en wijst daarbij in het bijzonder op een notitie van het kennismakingsgesprek tussen het dagelijks bestuur van de gemeente en de voorganger, waaruit blijkt dat de laatste zich wat betreft de te verrichten werkzaamheden diende te richten naar hetgeen de Gemeente van hem verlangde (materieel gezagsbegrip). Hierin liggen aldus het hof wel degelijk elementen van een gezagsverhouding besloten. Bron: Gerechtshof Leeuwarden 19 oktober 2005, JAR 2005/269 2 Praktisch Arbeidsrecht

Toepassing criteria Groen/Schoevers In 1997 wijst de Hoge Raad het arrest Groen/Schoevers (JAR 1997/263). De lijnen die hij daarin uiteenzet ter beantwoording van de vraag of de rechtsverhouding tussen twee partijen een arbeidsovereenkomst is (geworden), worden (deels) herhaald in de arresten Van der Male/den Hoedt (JAR 2003/263) en Diosynth (JAR 2005/15). Daarmee kan van een gevestigde jurisprudentie worden gesproken. De lagere rechtspraak baseert zich op steeds vaker (en terecht) op de benaderingswijze van Groen/Schoevers. Hierna volgt een schoolvoorbeeld. Opdrachtnemer heeft van april 1987 tot november 2000 expeditiewerkzaamheden voor het bedrijf Handelsveem verricht. Na beëindiging van het contract stelt opdrachtnemer zich op het standpunt dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest. De rechter in eerste aanleg wijst de daarop gebaseerde vordering af. Het hof bekrachtigt dit vonnis. Hij gaat eerst in op hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan. Omdat er door middel van facturen zou worden betaald, dat BTW zou worden geheven en dat er zelf voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering moest worden gezorgd, terwijl er geen deelname zou zijn aan een spaarloonregeling, stelt het hof zich op het standpunt dat partijen geen arbeidsovereenkomst hebben beoogd. Aangezien er nadien conform de afspraken is gehandeld, heeft de uitvoering van de overeenkomst niet geresulteerd in (het sluiten van) een arbeidsovereenkomst. De stellingen van opdrachtnemer dat hij zich aan de dagplanningen en aan de reglementen van Handelsveem moest houden maken deze conclusie niet anders, evenmin als het feit dat hij gebonden was aan vaste werktijden en aan het plegen van overleg voor het opnemen van vakantiedagen. Dergelijke aanwijzingen passen ook in het kader van een overeenkomst van opdracht (art. 7:402 BW). Bron: Hof s Gravenhage 2 september 2005, JIN 2005, 410. Actuele rechtspraak - De arbeidsovereenkomst een afbakening 3

Beurspromovendi een arbeidsovereenkomst? Ondernemers kunnen hun redenen hebben om overeenkomsten met werkenden niet als een arbeidsovereenkomst te bestempelen. Die werkenden zijn echter veelal gericht op de bescherming die de arbeidsovereenkomst hun biedt. In de praktijk rijzen dan ook regelmatig vragen over de kwalificatie van de gesloten overeenkomst. Vaak wordt de rechter ingeschakeld om knopen door te hakken. Recentelijk heeft de Hoge Raad een oordeel moeten vellen over de rechtsrelatie tussen de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de beurspomovendus. Is laatstgenoemde op basis van een arbeidsovereenkomst ex art. 7:610 BW werkzaam? Het College van Bestuur van de UvA heeft in 1995 een regeling uitgevaardigd op grond waarvan aan afgestudeerde en daartoe geselecteerde beurspromovendi een stipendium wordt toegekend voor de periode van vier jaar. Het stipendium dient als tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud en wordt telkens voor een jaar toegekend, afhankelijk van een positief oordeel over de stand van zaken door de wetenschappelijk directeur. De beurspromovendus kan gebruikmaken van de bestaande infrastructuur binnen het instituut of de vakgroep waarbinnen het proefschrift wordt geschreven. Voordat aan de slag wordt gegaan, wordt een opleidings- en begeleidingsplan ingevuld en ondertekend door de beide partijen. De Belastingdienst heeft zich op het standpunt gesteld dat het verlenen van beurzen teneinde promotieonderzoek te verrichten geen (fictieve) dienstbetrekking is. Het GAK/UWV heeft zich wat betreft de premiebetaling werknemersverzekeringen op eenzelfde standpunt gesteld. De AbvaKabo heeft zich namens de beurspromovendi op het standpunt gesteld dat de beursovereenkomst civielrechtelijk als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt. Een vordering om dit in rechte vastgesteld te krijgen, wordt door de kantonrechter afgewezen. Zijns inziens is niet voldaan aan de voorwaarde ex art. 7:610 BW dat arbeid wordt verricht. In hoger beroep stelt de rechtbank zich echter op het standpunt dat van een arbeidsovereenkomst moet worden gesproken. In cassatie verwerpt de Hoge Raad het beroep van de UvA op het punt van het geschil ex art. 7:610 BW. In dat verband worden de volgende standpunten ingenomen. Allereerst oordeelt de Hoge Raad dat de rechtbank wel degelijk de structuur van oordelen heeft gevolgd, zoals neergelegd in het arrest 4 Praktisch Arbeidsrecht

Groen/Schoevers (JAR 1997/263). Vastgesteld is in beroep welke overeenkomst partijen voor ogen heeft gestaan en tevens hoe partijen daaraan vervolgens uitvoering hebben gegeven. Hoewel aldus kan uit het arrest worden afgeleid - het onderscheid tussen partijbedoeling en feitelijke uitvoering niet expliciet is gemaakt, is het wel degelijk gemaakt en in de juiste volgorde getoetst. Er kan in casu luidt het volgende oordeel - van arbeid in de zin van art. 7:610 BW worden gesproken. De beurspromovendi leveren namelijk een bijdrage aan het primaire doel van de universiteit, te weten het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Daarmee is aan de eis voldaan dat productieve arbeid moet worden verricht. Bovendien heeft de universiteit een financieel belang in de realisering van zoveel mogelijk promoties. Aantallen promoties bepalen voorts de wetenschappelijke status van de UvA. Hoewel er van stipendium wordt gesproken, moet ook naar het oordeel van de Hoge Raad de geldelijke compensatie voor het promotieonderzoek als loon in de zin van art. 7:610 BW worden aangemerkt. Het betreft de tegenprestatie van de werkgever ten aanzien van de door de promovendus verrichte arbeid. De stelling van de UvA dat het stipendium slechts een tegemoetkoming in het levensonderhoud is, wordt onder meer niet aanvaard omdat de omvang van het geldbedrag mede is gerelateerd aan het feit dat het promotieonderzoek op basis van 38 uur per week wordt verricht. Ten slotte is volgens de Hoge Raad eveneens voldaan aan de eis van de gezagsverhouding, of juister: omdat de beurspromovendi het voordeel van het rechtsvermoeden ex art. 7:610a BW genieten, dient de UvA te bewijzen maar slaagt daarin niet dat niet van een gezagsverhouding kan worden gesproken. Zowel wat betreft de werkinhoud als wat betreft de werkdiscipline kunnen aan de beurspromovendus instructies worden gegeven. Daarbij wordt gewezen op het feit dat de planning en begeleiding door de promotor dient om de voortgang te bewaken en deze voortgang kan weer niet los kan worden gezien van de jaarlijkse beoordeling tot toekenning van het stipendium. Tevens wordt erop gewezen dat met de promovendi niet alleen beoordelingsgesprekken worden gevoerd, maar ook functioneringsgesprekken. Ook dient een verlofkaart worden bijgehouden voor controle op het aantal toegekende vakantiedagen. Voorts zijn bepalingen inzake ziekmelding van toepassing. 2010, Noordhoff Uitgevers bv Bron: HR 14 april 2006, JAR 2006/119 Actuele rechtspraak - De arbeidsovereenkomst een afbakening 5

Arbeidsovereenkomst? Sedert het arrest Groen/Schoevers (JAR 1997/263) wordt de vraag of er tussen partijen een arbeidsovereenkomst van kracht is, beantwoord aan de hand van hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond en hoe zij nadien feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven. Na Groen/Schoevers is het definitievraagstuk ex art. 7:610 BW herhaaldelijk aan de Hoge Raad voorgelegd. Na het arrest Beurspromovendi (JAR 2006/119, zie Dossier Arbeid & Recht juli/augustus 2006) dat vooral ging over de eisen van arbeid en loon, wees de Hoge Raad opnieuw een arrest over de definitie van de arbeidsovereenkomst. In dit arrest stond de klassieke gezagsvraag centraal: heeft het hof Groen/Schoevers correct toegepast? De Hoge Raad deed de zaak met een beroep op art. 81 RO af. De geformuleerde middelen waren niet voor de rechtsontwikkeling van belang. Wij wijzen er echter op dat de middelen niet gericht waren op het oordeel van het hof met betrekking tot de relatie tussen hetgeen partijen voor ogen stond (stap 1) en de feitelijke uitvoering aan de overeenkomst (stap 2). Het betreft in deze zaak een vrouw die sinds 1994 als instructrice werkzaam is op een slipschool van de ANWB. Zij wordt beschouwd als freelancer en ontvangt een honorarium bruto. Vanaf 1 juli 1996 houdt ANWB na een discussie tussen haar, de toenmalige bedrijfsvereniging en de fiscus loonbelasting en sociale premies in op de aan de freelancers uitgekeerde honoraria. De werkzaamheden van de freelancers worden beschouwd als fictieve dienstbetrekkingen. Een honorarium wordt uitgekeerd op basis van invulling van een declaratieformulier waarop vermeld staat Ten behoeve van inhoudingsplichtige freelancers. In het jaar 1999 wordt de overeenkomst door ANWB opgezegd. De instructrice stelt zich op het standpunt dat zij sedert 1 januari 1996 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ANWB heeft en dat zij niet correct is opgezegd. De vraag is of partijen bij iedere gegeven cursus een overeenkomst van opdracht hebben gesloten dan wel dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het hof stelt zich eerst de vraag wat partijen voor ogen stond bij het sluiten van de overeenkomst. Overwogen wordt dat partijen hun rechtsrelatie nooit erg duidelijk hebben geregeld en dat de vraag dus niet kan worden beantwoord. Vervolgens geeft het hof aan dat 6 Praktisch Arbeidsrecht

het daarom voor de kwalificatie van de overeenkomst geheel aankomt op de wijze waarop partijen feitelijk aan hun overeenkomst uitvoering, en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. In dat verband wijst het hof erop dat: ANWB in de brieven die zij alle instructeurs heeft gezonden naar aanleiding van de discussie met fiscus en bedrijfsvereniging, bleef aangeven hen als freelancers te beschouwen en dat belasting en premies enkel werden afgedragen omdat zij daartoe verplicht werd; Blijvend gebruik werd gemaakt van het declaratieformulier Ten behoeve van inhoudingsplichtige freelancers en dat die formulieren telkenmale door de instructrice zijn ondertekend; Geen honorarium werd betaald als bleek dat ten gevolge van ziekte niet kon worden gewerkt; De instructrice niet vast was ingeroosterd, maar telkens telefonisch werd benaderd met het verzoek of zij een cursus wilde geven; Geen beoordelingsgesprekken werden gehouden; De instructrice ermee bekend was dat ANWB haar vaste medewerkers anders honoreerde dan de groep freelancers, terwijl ook de reis- en onkosten anders werden verrekend; Een toezegging altijd zonder gevolgen wegens gewijzigde omstandigheden kon worden ingetrokken. Deze omstandigheden brengen het hof tot het oordeel dat tussen ANWB en de instructrice geen arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen. Het beroep op 1) de aanwezigheid van kledingvoorschriften, 2) op vastgestelde tijden van aanvang en 3) op een voorgeschreven cursusinhoud, mocht de instructrice niet baten. Die omstandigheden kunnen zich ook in het kader van een opdrachtovereenkomst voordoen. 2010, Noordhoff Uitgevers bv Bron: Hoge Raad 15 september 2006, nr. C05/172HR Actuele rechtspraak - De arbeidsovereenkomst een afbakening 7

Ontbindende voorwaarde en uitzendbeding In de literatuur bestaat verdeeldheid over de kwestie of de ontbindende clausule in de ABU-CAO dat de uitzendovereenkomst met onmiddellijke ingang geëindigd is als de uitzendkracht ziek wordt, rechtsgeldig is. Het antwoord op deze vraag heeft gevolgen voor een andere vraag, namelijk of de uitzendkracht recht op een uitkering krachtens de ZW heeft of dat het uitzendbureau loon ex art. 7:629 BW moet (door)betalen. De Centrale Raad van Beroep heeft over deze kwestie uitspraak gedaan. Het UWV weigerde een ZW-uitkering te verstrekken toen een uitzendkracht daarom verzocht. Het desbetreffende uitzendbureau verwees de uitzendkracht naar het UWV, doch deze was de mening toegedaan dat het uitzendbureau het loon moest doorbetalen. Zowel rechtbank als Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de ontbindende voorwaarde rechtsgeldig is en dat bij ziekmelding door de uitzendkracht, de arbeidsovereenkomst dus conform de desbetreffende CAO-bepaling geëindigd is. Daarmee is niet art. 7:629 BW van toepassing, maar de art. 19 en 29 lid 1 ZW. In hoger beroep deed zich nog een andere vraag voor. Onder verwijzing naar het arrest Bollemeijer (HR 20 december 2002, JAR 2003/19) betoogde het UWV dat de ontbindende voorwaarde in de CAO niet rechtsgeldig tussen de ongebonden werkgever en de uitzendkracht was overeengekomen omdat de betreffende clausule - in een periode dat geen sprake was van AVV - niet expliciet in de arbeidsovereenkomst was opgenomen. De Centrale Raad overwoog dat voldoende voor rechtsgeldigheid van de ontbindende voorwaarde (in de CAO) is, dat in de arbeidsovereenkomst de bepalingen van de ABU-CAO in het algemeen op de rechtsverhouding van toepassing is verklaard. Bron: Centrale Raad van Beroep16 augustus 2006, JIN 2006, 364. 8 Praktisch Arbeidsrecht