Als je gaat samenwerken



Vergelijkbare documenten
Commissie Onderwijs en Zingeving Advies samenwerkingsscholen. juli 2013

Grijp krimp aan om de kwaliteit te verbeteren. Meer lucht voor onderwijs in krimpregio s. Foto s Hans Roggen. 6 podium _ februari 2014

Rapportage van de werkgroep identiteit en eigenheid

Actieve ondersteuning vanuit het Rijk voor experimentele initiatieven van scholen;

Bijeenkomst voor Tweede Kamerleden over bevolkingskrimp. Den Haag -14 oktober 2010

Krimpen met perspec,ef

. De school uitgangspunten en visie Naam en logo. De naam Rehoboth komt uit de Bijbel (Genesis 26:22).

Juist in het openbaar onderwijs

Scholen die fuseren, moeten wel bij elkaar passen

Onderdelen van uw plan die al mogelijk zijn Uw plan bevat een aantal onderdelen waar u ook zonder experimenteerruimte mee aan de slag kunt.

levensbeschouwelijke identiteit van catent Scholen zijn als bomen Leven niet alleen Zonder grond en wortels Leeft geen school, niet één

Vaste commissie voor OCenW uit det weede Kamer der Staten-Generaal Mw. drs. E.C.E. de Kler Postbus EA 'S-GRAVENHAGE (070)

Nieuwsbrief cbs de Blinke en obs de Waarborg

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

AFO 200. Goedkeuring wordt gevraagd voor de bestuursoverdracht per 1 augustus 2017 in het primair onderwijs van:

1 Behoud van de laatste school in het dorp binnen het huidige bestuur

Datum: 2 december 2015 Onderwerp: Notaoverleg op 7 december 2015 over de Initiatiefnota van het lid Straus en over leerlingendaling in den brede

Primair Onderwijs po Voorgezet onderwijs vo

Krimp en Onderwijs in Drenthe

Vormgeving christelijke identiteit binnen PricoH

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vrijheid van onderwijs

Denkhulp Krimp voor schoolbesturen

Identiteit in woorden Stichting St. Josephscholen Nijmegen

Datum 11 november 2015 Aanbieding onderzoeksrapport wetsevaluatie fusietoets in het onderwijs

WAAROM KATHOLIEK ONDERWIJS? Frans Holtkamp

5. Concept raadsbesluit

Visie en missie. Voorwoord. De Wingerd, samen groeien

Van inspraak tot instemming: fuseren, zo doe je dat!

Datum: 15 januari 2017 Onderwerp: Algemeen Overleg op 18 januari 2017 over de fusietoets en over leerlingendaling in den brede

' Dit is de tijd die niet verloren gaat: iedre minuut zet zich in toekomst om.' M. Vasalis

Draagvlakonderzoek. CBS Anjewier en OBS De Nijewei. Tjalleberd

Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs

VERTROUWEN IS DE BASIS

ICT IN HET BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2007/2008 TECHNISCH RAPPORT

KRIMP EN REGIONALE SAMENWERKING

CHRISTELIJKE IDENTITEIT IN DEZE TIJD

Denkhulp Krimp voor schoolbesturen

Strategisch koersplan Onderwijs met Ambitie

2. Waar staat de school voor?

De besturen van de PO-Raad en VO-raad vragen met deze brief aandacht voor de noodzakelijke verruiming van wet- en regelgeving.

SKPO Profielschets Lid College van Bestuur

Het belang van burgerschapsvorming

Stéphanie van Noordt advies en begeleiding leerlingendaling. Van Noordt Marketing & Communicatie

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Ik geloof, geloof ik. Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw. Mijn naam en klas:

Identiteit van de Koos Meindertsschool

1. Inleiding. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Primair Onderwijs Onze referentie

Onderwijs met een hart. 1 Strategische agenda strategie agenda

Succesvolle leerlingen in een kleurrijke omgeving februari 2015

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

Samen werken, samen ontwikkelen

SAMEN SCHOLEN in Ter Aar

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

Koersplan - Geloof in de toekomst

Vragenlijst openbaar onderwijs VO

Richtinggevend kader levensbeschouwelijke identiteit PCPO Midden-Brabant

Voor wie is de Week van passend onderwijs bedoeld?

Onderwijs met een hart. Strategische agenda

Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs

Manifest Christelijke Kinderopvang Beschrijving van de levensbeschouwelijke en pedagogische uitgangspunten

Betreft: Herindelingsontwerp samenvoeging provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

VERDER IN LEREN STRATEGISCH BELEIDSPLAN PUBLIEKSVERSIE

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

Doet schoolidentiteit er nog toe? Cocky Fortuin-van der Spek (CPS Onderwijsontwikkeling en Advies) en Mirjam Stroetinga (Marnix Academie)

podium _ februari 2014

vaardigheden - 21st century skills

Geloof Hoop - Liefde. Inspirerend onderwijs Identiteitsnotitie Stichting Fluenta

pdrachtverklaring voor de scholen van de zusters Annuntiaten van Heverlee

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kleine scholen en leefbaarheid

Beleidsplan 2012 t/m 2016

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Gids voor de leraar rooms-katholieke godsdienst

Voorgenomen fusie basisschool Romero en openbare basisschool Nieuwenrooy

Column Rein Munniksma Lokaal Educatieve Agenda (LEA), Beilen, 24 mei Dames en heren,

Visie Missie. De missie van onze stichting is de volgende: wie je morgen bent creëer je vandaag met de som van gisteren

Samen voor onderwijs in Apeldoorn

Beleidsplan Protestantse Gemeente de Woldkerken te Schildwolde-Overschild-Hellum-Noordbroek

' Zijn wie je bent. Dat is geluk.'

Enquête, maart Beste ouder/verzorger,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verslag ouderavond fusie 31 januari 2019

Annette Koops: Een dialoog in de klas

Brief OCW Rapport Onderwijsraad definitief.docx; ATT00001.htm

Datum 20 april 2018 Betreft Naar afschaffing fusietoets funderend onderwijs: uitwerking van het regeerakkoord

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Internetconsultatie IAK

Boels Zanders Advocaten

Wat gaan we doen? Colofon. Almeerse Scholen Groep. Koersplan maart 2015

Handout Hoe worden wij een integraal kindcentrum?

ACTIEF BURGERSCHAP EN SOCIALE INTEGRATIE

WVS Consulting. Onderzoek toekomst RKBS Flamingo CBS Albert Schweitzer

Grondslag Stichting tot Oprichting en instandhouding van Scholen voor Christelijk Onderwijs te Schoonhoven

Gedragscode. Gewoon goed doen

Hoeveel bewegings ruimte gunt het kabinet het po?

Kerndoelen Godsdienstige / Levensbeschouwelijke vorming (GL) Uitgewerkt voor protestants-christelijk basisonderwijs

De toekomst van het vakgebied religie en levensbeschouwing

Transcriptie:

Als je gaat samenwerken Christelijk basisonderwijs en krimp

Colofon Uitgave Besturenraad Tekst Dick den Bakker, Paul Boersma, Hans Bruggeman, Jelmer Dekker, Wout Neutel, Herman Rake en Carla Rhebergen Redactie Karin Lassche Eindredactie/productiebegeleiding Corine de Reus Fotografie Nationale Beeldbank Vormgeving Ontwerpwerk, Den Haag Druk Oranje van Loon, Den Haag Besturenraad, Woerden 0314

Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 2 3 Krimp en overheid: sturen op samenwerking 7 Samenwerking en de christelijke identiteit 15 De rol van de ouders bij de samenwerkingsschool 27 4 5 6 7 8 Juridische en bestuurlijke aspecten van opheffing en fusie 31 Bestuurlijke vormgeving 37 Good governance op de samenwerkingsschool 41 Personele aangelegenheden bij krimp 45 Krimp in kaart 53 Bronnen en meer informatie 65 3

4

Voorwoord De Besturenraad krijgt meer en meer vragen van schoolbesturen die te maken hebben met dalende leerlingenaantallen. Alle reden om de beschikbare kennis te delen in een nieuwe brochure als vervolg op de brochure Eerste hulp bij krimp die in 2011 uitkwam. Destijds schetsten we zeven scenario s voor het vormgeven van de toekomst, zoals zelfstandig doorgaan, het delen van personeel en voorzieningen en een (bestuurlijke) fusie met een andere school. In deze brochure gaan we vooral in op de verschillende aspecten van samenwerking tussen openbaar en christelijk basisonderwijs, aansluitend bij de richting die de politiek aangeeft. Naar onze mening wordt soms te lichtvaardig gedacht over samenwerking, met weinig oog voor de verschillen die er zijn bij het geven van onderwijs. De aandacht gaat vaak als eerste uit naar de bestuurlijke vormgeving en de rechtspositie van de leraren. Daarna gaat het gesprek over de plaats van godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming. Christelijke scholen brengen kinderen op verschillende manieren in aanraking met het geloof. Het vergt dan een zorgvuldig proces om met andere scholen tot samenwerking te komen. Dat proces gaat verder dan het zoeken van oplossingen voor juridische en bestuurlijke vraagstukken. Deze brochure is gericht op schoolbesturen in het primair onderwijs die kiezen voor samenwerking met het openbaar onderwijs. We hopen dat deze brochure u helpt en inspireert bij het vormgeven van de samenwerking en de christelijke identiteit! Wim Kuiper, Voorzitter Besturenraad 5

Inleiding In maart 2011 publiceerde de Besturenraad de brochure Eerste hulp bij krimp. In deze uitgave beschreven wij de gevolgen, mogelijkheden en keuzes voor het christelijk basisonderwijs als gevolg van de demografische krimp. De brochure was vooral bedoeld om bewustwording op gang te brengen. Dit gebeurde door voor elke provincie de ontwikkeling van de basisgeneraties op gemeentelijk niveau in kaart te brengen. Daarnaast beschreven we kort welke scenario s er mogelijk zijn als reactie op de krimp. 1. Aantal gemeenten op 31 december 2013 Bewustwording is inmiddels niet meer nodig. Zoals voorspeld blijft krimp niet meer beperkt tot de traditionele krimpregio s. De komende jaren is slechts in een beperkt aantal gemeenten sprake van een groei van het aantal basisschoolleerlingen. In alle provincies is sprake van krimp. In Utrecht, Flevoland, Zuid-Holland en Noord-Holland daalt het aantal leerlingen met 4 procent of minder. In de overige provincies ligt de terugloop tussen de 6 en 12 procent. In slechts 37 van de 408 1 gemeenten is sprake van enige groei. In de overige 371 gemeenten 90 procent van het totaal loopt het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd terug. Krimp staat dan ook volop in de belangstelling van de overheid en andere organen. In deze brochure gaan we in op de ontwikkelingen tot nu toe. Achterin vindt u recente bevolkingscijfers per provincie. Ook behandelen we onderwerpen op het terrein van identiteit, gover nance, de lokale overheid, juridische zaken en personeelsbeleid. Financiële en huisvestingsaspecten blijven in deze brochure buiten beschouwing. Hiervoor verwijzen we u graag naar de twee Thema-nummers over bedrijfsvoering die verschenen zijn in oktober 2012 en september 2013. Deze zijn te downloaden op www.besturenraad.nl. Het is ons voornemen om in de toekomst regelmatig te blijven publiceren over krimp. In een volgende publicatie willen we bijvoorbeeld ingaan op de effecten van krimp in het voortgezet onderwijs. Hebt u opmerkingen op deze brochure of suggesties voor een volgende publicatie? Laat het ons weten. 6

1 Krimp en overheid: sturen op samenwerking Wout Neutel Sinds het verschijnen van de vorige brochure in maart 2011 zijn er allerlei wijzigingen in beleid, wet- en regelgeving die te maken hebben met de krimp. Zo is het mogelijk gemaakt dat het bijzonder en openbaar onderwijs samenwerken binnen één school. Verder wordt onderwijs steeds meer een onderdeel van het integrale krimpbeleid. Voor schoolbesturen is samenwerking met gemeenten en provincies daarom essentieel.

Sinds 1 september 2011 kunnen een bijzondere en een openbare school fuseren in een zogenaamde samenwerkingsschool. In de samenwerkingsschool werken het bijzonder en openbaar onderwijs samen op basis van gelijkwaardigheid. De wet schrijft zeer nauwkeurig voor aan welke vereisten voldaan moet worden om een samenwerkingsschool te kunnen vormen. Op dit moment kan een samenwerkingsschool alleen tot stand komen als een van de scholen (of beide) binnen zes jaar onder de opheffingsnorm dreigt te komen. Andere motieven om een samenwerkingsschool te kunnen vormen, worden in de regelgeving niet erkend. Vanuit de praktijk is veel kritiek op de wet gekomen. Zo vinden sommige bestuurders het gewenst om niet te wachten tot de opheffingsnorm in beeld komt, maar eerder tot de vorming van een samenwerkingsschool over te gaan. In een aantal gemeenten is die norm laag en is opheffing of einde bekostiging niet aan de orde. Dan kan bijvoorbeeld het versterken van de onderwijskwaliteit toch een reden zijn om een samenwerkingsschool te willen vormen. Fusietoets Nieuw is ook de fusietoets, die op 1 oktober 2011 in werking is getreden. De oorsprong ligt in twee rapporten van de Onderwijsraad uit 2005 en 2008. In 2008 nam de Tweede Kamer een motie aan waarin werd gevraagd om een fusietoets te introduceren. Als gevolg van de schaalvergroting in het onderwijs vaak op initiatief van de overheid waren grote organisaties ontstaan waarbij de menselijke maat uit het oog was verdwenen, aldus de voorstanders van een fusietoets. De ontwikkelingen in het MBO en HO werden dan vaak als voorbeelden genoemd. Per onderwijssector stelt de wet voorwaarden aan de manier waarop fusies tot stand mogen komen. In het primair onderwijs geldt een ondergrens van vijfhonderd leerlingen of tien scholen. Beneden deze grens is geen goedkeuring nodig. De wet introduceert de fusie-effectrapportage en een adviescommissie, de Commissie Fusie Toets Onderwijs (CFTO). Ook op deze wet is kritiek vanuit het primair onderwijs. Het argument van behoud van de menselijke maat zou in het basisonderwijs niet aan de orde zijn. Het primair onderwijs is per definitie kleinschalig georganiseerd. Bovendien zou de fusietoets een belemmering kunnen zijn bij het vinden van oplossingen in krimpgebieden. 8

Knelpunten wet- en regelgeving In 2010 verscheen het rapport Knelpunten wet- en regelgeving onderwijs en krimp, een onderzoek naar knellende wet- en regelgeving in het onderwijs voor zowel PO als VO. Het onderzoek kwam tot stand door samenwerking tussen het Rijk en de provincies Limburg, Groningen en Zeeland. Voor het PO werd de kleinescholentoeslag als een knelpunt getypeerd omdat schoolbesturen hun kleine scholen te lang willen openhouden om geen bekostiging te verliezen. De onderzoeken in het PO en het VO naar de ontwikkeling van de kosten bij scholen met krimp zijn in 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd. Ook de toen nog niet ingevoerde fusietoets werd als een mogelijke belemmering gezien. In 2011 verschenen twee rapporten over de financiële gevolgen van krimp voor PO en VO, namelijk Kostenremanentie bij scholen voor primair onderwijs in krimpgebieden en De tering naar de nering, financiële gevolgen van demografische krimp in het voortgezet onderwijs. Deze onderzoeken, die in opdracht van het ministerie van OCW gemaakt zijn, wijzen uit dat de kosten van scholen langzamer dalen dan de opbrengsten. Dat heeft twee oorzaken. Enerzijds wachten de schoolbesturen te lang met het nemen van maatregelen. Als zij vervolgens tot maatregelen over willen gaan, blijkt de bestuurlijke en organisatorische complexiteit te groot om snel te kunnen handelen. Het oplossen van personele fricties en huisvestingsproblemen vraagt tijd en overleg. Daarnaast is er overleg nodig met ouders, personeel, andere schoolbesturen, gemeenten en organisaties van kinderopvang om tot oplossingen te komen die op maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen. Op tijd aanpakken en voldoende ruimte krijgen is belangrijk, aldus deze rapporten. Kleine scholen en onderwijskwaliteit Op 14 februari 2013 verscheen het advies Grenzen aan kleine scholen van de Onderwijsraad. Door de voortgaande krimp neemt het aantal kleine scholen fors toe. Dat is volgens de Onderwijsraad duur en zet de kwaliteit onder druk. Kleine scholen zijn kwetsbaar en gemiddeld zwakker dan grotere. En ze kunnen moeilijker de rol van sociale ontmoetingsplaats voor leeftijdsgenoten waarmaken. Daarom adviseert de raad om het aantal kleine scholen te beperken door de opheffingsnorm te verhogen tot honderd leerlingen. Ook stelt de raad voor dat scholen meer moeten gaan samen werken door een regionaal aanpassingsplan te maken. Verder zou de huidige kleinescholentoeslag moeten worden vervangen door een dunbevolktheidstoeslag. Deze voorstellen van de Onderwijsraad werden kritisch ontvangen. De suggestie dat kleine scholen geen goede onderwijskwaliteit leveren vond men onvoldoende onderbouwd. Ook vonden veel mensen in het onderwijs het verkapte bezuinigingsvoorstellen. De opheffingsnorm van honderd leerlingen werd als veel te hoog beschouwd. Daarmee zou een kaalslag plaatsvinden op het platteland. 9

De Inspectie van het Onderwijs besteedde de afgelopen jaren in haar jaarlijkse verslag veel aandacht aan de veronderstelde relatie tussen schoolgrootte en kwaliteit. Enige jaren geleden was er sprake van een relatief groot aantal zwakke en zeer zwakke kleine scholen. Dankzij extra inspanningen is het gelukt om dat aantal fors terug te dringen. Inmiddels verschilt het percentage zwakke scholen bij kleine scholen nauwelijks van dat van grotere scholen. Wel zijn kleine scholen kwetsbaarder en zij zullen dus extra alert moeten zijn, zeker wanneer er sprake is van een snelle leerlingendaling. Zie voor een overzicht van de voor- en nadelen van kleine scholen de door de PO-Raad uitgegeven Denkhulp krimp voor schoolbesturen. Maatregelen om samenwerking te stimuleren Op 29 mei 2013 verscheen de brief Beleidsvisie leerlingendaling in primair en voortgezet onderwijs van staatssecretaris Dekker als reactie op het advies van de Onderwijsraad (zie website ministerie OCW). Hij bepleit maatwerk omdat de verschillen tussen de krimpgebieden groot zijn. De opheffingsnorm wordt niet verhoogd. Deze maatregel is volgens hem te eenzijdig en beperkt mogelijkheden voor maatwerk. Wel wil hij inzetten op het stimuleren van meer en betere samenwerking. In zijn reactie geeft hij aan dat er op dit moment belemmeringen zijn voor scholen om goed te kunnen samenwerken. Die belemmeringen liggen op het vlak van de fusietoets, de samenwerkingsschool, de experimenteerruimte en de bekostiging. De staatssecretaris wil op de volgende manieren samenwerking bevorderen: 1 Belemmeringen wegnemen De fusietoets verdwijnt niet, maar wordt wel aangepast door leerlingendaling expliciet als rechtvaardigingsgrond te benoemen. Ook zal er geen advies van de CFTO nodig zijn bij sterke krimp. Bij een regionaal plan is slechts één keer een beoordeling nodig. 2 Een regionale aanpak stimuleren Een regionale aanpak bevordert de regie en de samenwerking. Volgens Dekker is van belang dat de regie eenduidig is belegd. Bijvoorbeeld bij een samen werkingsverband, een onderwijsautoriteit, een gemeente of een provincie. 3 Een alternatief bekostigingsstelsel opzetten De kleinescholentoeslag verdwijnt als automatisme. Het geld dat nu met deze toeslag gemoeid is, blijft behouden voor de sector en vloeit terug naar de verschillende regio s. De regionaal samenwerken de schoolbesturen kunnen eigen afwegingen maken bij de verdeling van deze middelen. 4 Meer ruimte bieden aan experimenten Het gaat onder andere om het mogelijk maken van geleidelijke vormen van fusie en om experimenten met integrale kindcentra. 10

Kleinescholentoeslag Op 24 januari 2014 stuurde staatssecretaris Dekker een brief aan de Tweede Kamer over regelgeving met betrekking tot de samenwerkingsschool. In die brief kondigt hij aan dat in april 2014 de uitwerking van alle plannen rondom de leerlingendaling bekend wordt. Hij vermeldt ook dat besturen vaak wachten met samenwerking vanwege de onzekerheid over de toekomst van de kleine s cholentoeslag. Dekker geeft aan dat de kleinescholentoeslag zal worden terug gegeven aan de school besturen, waarbij de hoogte van het budget bepaald wordt aan de hand van de peildatum 1 augustus 2013. Afwachten is wat hem betreft niet nodig. We vinden het belangrijk dat de kleinescholentoeslag behouden blijft voor de schoolbesturen en dat gemeenten, provincies of regionale platforms daar geen zeggenschap over krijgen. Schoolbesturen zullen wel steeds de afweging dienen te maken wat een verantwoorde schaalgrootte is om goed onderwijs te geven. In het l aatste weekend van januari 2014 werd bekend dat de kleinescholentoeslag niet verdwijnt. Wel gaf staatssecretaris Dekker in een overleg in de Tweede Kamer aan dat schoolbesturen de niet vrijblijvende verplichting hebben om aan te geven hoe zij samenwerken. Het is begin februari 2014 niet bekend wat dit precies betekent. Voor meer informatie verwijzen we graag naar www.besturenraad.nl. Interbestuurlijk actieplan De daling van de bevolking heeft niet alleen gevolgen voor het onderwijs, maar ook voor bijvoorbeeld de zorg, de bedrijvigheid en de volkshuisvesting. Op deze terreinen hebben de provincies een taak. Het is dan ook geen wonder dat de provinciale overheid een rol heeft gekregen bij de krimpproblematiek. Vooral de provincies Limburg, Groningen en Zeeland werden al snel actief op dit dossier en namen ook het onderwerp onderwijs mee. Een aantal delen in die provincies werd tot topkrimpgebied benoemd. Het gaat hier om Zeeuws-Vlaanderen, Parkstad Zuid-Limburg, Maastricht Mergelland, de Westelijke Mijnstreek, de Eemsdelta, Oost-Groningen en De Marne. Daarbij liepen ze tegen knelpunten aan die vooral te maken hebben met wet- en regelgeving en alleen op landelijk niveau opgelost kunnen worden. Deze constatering bracht Rijk, provincies (IPO) en gemeenten (VNG) tot elkaar en leidde in 2009 tot het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling Krimpen met Kwaliteit. Doel is het leefbaar maken en houden van krimp- en anticipeerregio s. Anticipeerregio s zijn gebieden die in de toekomst te maken krijgen met een daling van de bevolking die sterker is dan in de rest van Nederland. Nederland telt zestien van deze anticipeerregio s. Voor een deel liggen die langs de grenzen van Nederland, voor een ander deel in het Groene Hart. 11

De aanpak richt zich op het tegengaan van de negatieve effecten van de demografische veranderingen op de leefbaarheid van deze gebieden en heeft drie pijlers: Passend onderwijs en krimp Op 1 augustus 2014 wordt het stelsel van passend onderwijs van kracht. Hoewel krimp en passend onderwijs inhoudelijk losstaan van elkaar, hebben deze twee zaken wel invloed op elkaar. Dit speelt vooral op het gebied van de bedrijfsvoering. Scholen in krimpgebieden hebben te maken met teruglopende inkomsten. Dat betekent dat een scherp financieel beleid nodig is. Met de komst van passend onderwijs vindt ook een financiële verevening plaats. Samenwerkingsverbanden van passend onderwijs met een hogere dan gemiddelde deelname aan het speciaal onderwijs zullen te maken krijgen met een financiële afbouw ten gunste van samenwerkingsverbanden met een lagere deelname. Een combinatie van krimp en verevening dwingt scholen dus om een zeer strak financieel beleid te voeren. 1 Wonen en ruimte Herstructurering van de woningvoorraad en de aanpassing van de ruimtelijke ordening aan de gevolgen van bevolkingsdaling en de gewijzigde bevolkingssamenstelling. 2 Voorzieningen Het aanpassen van voorzieningen (waaronder onderwijsvoorzieningen) aan het gedaalde bevolkingsaantal en de gewijzigde bevolkingssamenstelling. 3 Economie en arbeidsmarkt Het doel is te komen tot een vitale economie en een arbeidsmarkt die goed werkt. Rolverdeling Bij de aanpak van de bevolkingsdaling zijn er verschillende rollen. De verantwoordelijkheid ligt primair bij de lokale partijen, vooral bij de gemeenten. Zij vormen regionale coalities om de krimpaanpak vorm te geven. Daarnaast is er een stevige betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, als stakeholders en als investeerders (onder andere corporaties, onderwijs en zorg). Ook het bedrijfsleven en burgers hebben een prominente rol (bijvoor beeld burger-, dorps- en wijkorganisaties). De provincies vervullen een (boven)regionale regietaak, in het bijzonder op het ruimtelijk-economisch domein. 12

Daarnaast zijn de provincies belangrijke investeerders en houden zij toezicht op de gemeentefinanciën. Het Rijk tot slot is systeemverant woorde lijk. Het Rijk faciliteert, biedt ruimte voor experi menten, agendeert en is verantwoordelijk voor wet- en regelgeving. Het Rijk wil de regio tijdelijk ondersteunen, zodat gemeenten en provincies zelfstandig hun verantwoordelijkheid kunnen oppakken om krimpgerelateerde knelpunten op te lossen. Het Rijk stelt geen extra budget beschikbaar voor de aanpak van gevolgen van bevolkingsdaling. Wel heeft het Rijk een aantal instrumenten om de regio s en provincies te ondersteunen bij deze zoektocht. Het gaat om instrumenten op het gebied van: Wet- en regelgeving Bekostigingssystematiek Kennis en onderzoek Stimuleren van samenwerking Monitoring. In 2012 zijn convenanten gesloten tussen het Rijk en respectievelijk de provincies Limburg, Zeeland en Groningen, waarin tevens het onderwijs aan de orde komt. In deze convenanten, die een vergelijkbare opbouw hebben, geven het Rijk en de provincies aan dat het behoud van de leefbaarheid en een vitale economie de belangrijkste doelstellingen zijn. Een goede aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven is daarom essentieel. Wet- en regelgeving bieden niet altijd voldoende ruimte voor nieuwe vormen van samenwerking. Daarom zegt het Rijk ondersteuning toe bij het zoeken naar oplossingen binnen of buiten bestaande regelgeving (experimenten). Krimp en provincies Medio 2012 verscheen de Interbestuurlijke voortgangsrapportage bevolkingsdaling 2012. In deze rapportage geven Rijk, Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een overzicht van de stand van zaken bij de aanpak van de bevolkingsdaling. Hieruit blijkt dat zowel het Rijk als de provincies actief zijn, waarbij er per provincie grote verschillen zijn. In sommige provincies is de bevolkingsdaling al langer aan de gang en van grotere omvang dan in andere provincies. Dat bepaalt in sterke mate de provinciale inzet. Provincies zijn ook bereid om een financiële bijdrage te doen of personele ondersteuning te leveren in de vorm van een krimpregisseur. Zo werd de Onderwijsautoriteit Zeeland in het leven geroepen, gericht op de toekomst van het onderwijs in Zeeland. Daarmee krijgt de provincie een rol op onderwijsgebied die voortvloeit uit betrokkenheid met de leefbaarheid in de krimpgebieden. Krimp en gemeenten Scholen en schoolbesturen hebben een jarenlange relatie met de gemeente. Die relatie is de afgelopen decennia steeds sterker geworden. In eerste instantie speelde de gemeente een rol bij de stichting van scholen. Door de decentralisatie van de huisvesting kreeg de gemeente er een belangrijke taak bij. Recente ontwikkelingen als de brede school en Integrale Kind Centra geven hier een extra dimensie aan. 13

Ook op het gebied van onderwijsachterstanden kregen de gemeenten nieuwe taken. Later werd dit vervangen door de OKE -wetgeving. Door de invoering van passend onderwijs en de aanstaande decentralisatie van de jeugdzorg zijn scholen/schoolbesturen en gemeenten nog meer op elkaar aangewezen. Partijen voeren straks ook over deze onderwerpen op overeenstemming gericht overleg met elkaar en hebben wederzijds adviesrecht. In veel gemeenten vindt al overleg plaats in de Lokale Educatieve Agenda (LEA). Deze agenda geeft overzichtelijk weer welke partij waarvoor verantwoordelijk is. Voor een groot aantal onderwerpen is daarbij sprake van een gedeelde of elkaar aanvullende verantwoordelijkheid, waarbij partijen elkaar steeds meer nodig hebben. Ook krimp is een onderwerp dat zich uit stekend leent voor de LEA. De omvang en de effecten van krimp kunnen per gemeente verschillen en ook de daarbij horende oplossingen. Schoolbesturen en scholen zijn dan ook de natuurlijke partners van gemeenten als het om krimp gaat. Zij zullen dit overleg dan ook met volle over tuiging moeten oppakken. Tot slot een aantal aanbevelingen voor samenwerking met gemeenten en provincies: Bepaal als onderwijsorganisatie eerst eigen krimpbeleid en maak keuzes Maak een analyse van relevante partijen op gemeentelijk of regionaal niveau Leg contact met Raads- en Statenfracties om standpunten duidelijk te maken Speel een actieve rol in de krimpdiscussie Probeer als onderwijs gezamenlijk op te treden Houd zoveel mogelijk het initiatief. 14

2 Samenwerking en de christelijke identiteit Dick den Bakker Met de toename van de krimp neemt de druk op schoolbesturen om te gaan samenwerken toe. Maar ook zonder deze noodzaak staan sommige schoolbesturen open voor het idee om bijzondere en openbare scholen te laten samengaan. In dit hoofdstuk bezinnen we ons op de vraag wat dit betekent voor het christelijk onderwijs en welke vormingsaspecten van dat onderwijs een plek kunnen krijgen in een samenwerkingsschool.

Er zijn verschillende strategieën mogelijk in situaties van krimp, ieder met eigen overwegingen: 1 Concurrentie We zijn zelf sterk genoeg. Door onszelf krachtig te ontwikkelen sluiten de scholen van de andere richting vanzelf. 2 Pluriformiteit Als we christelijke scholen in stand willen houden, is het noodzakelijk dat we afspraken maken met het openbaar onderwijs. Zo kunnen we komen tot een verdeling van de verschillende scholen over de dorpen/kernen in een gemeente of wijken in een stad. 3 Samenwerking We zoeken samenwerking met andere denominaties en proberen de waarde van verschillende tradities bij elkaar te brengen en op een nieuwe manier vorm te geven. Dit kan op basis van idea listische motieven (we anticiperen op deze ontwikkelingen en omarmen ze in zekere mate), of vanuit een realistische aanpak (we beschouwen samenwerking als onontkoombaar) of je weegt vanuit een kritische benadering (we maken de ontwikkeling bespreekbaar en laten zien wat de onderliggende denkconcepten zijn en welke voor- en nadelen eraan verbonden zijn). Ook een combinatie van deze motieven is mogelijk. Welke strategie scholen kiezen, zal verschillen per regio en afhangen van de omstandigheden. De instinctieve reactie bij veel beleidsmakers en politici is om scholen van een bepaalde richting zo lang mogelijk Onderdendam: geen samenwerkingsschool Het is 2005. In het dorp Onderdendam (Groningen) zijn twee kleine scholen: een openbare en een christelijke. De christelijke school zit ruim boven de opheffingsnorm, de openbare is eronder gekomen. Van diverse kanten wordt aangegeven dat beide scholen zo spoedig mogelijk moeten samenwerken. Zowel het bestuur van de christelijke school als de gemeente besluiten een jaar te nemen om na te denken over eventuele samenwerking. Ondertussen doen sommige ouders van de openbare school hun kinderen in het grotere Bedum op een openbare school. Er komt geen samenwerkingsschool. Samengaan is blijkbaar niet eenvoudig. open te houden. Het is echter de vraag of dat altijd een goede oplossing is. Onderwijs moet immers zowel toegankelijk als goed zijn. Kwaliteit van onderwijs mag daarom niet uit het oog worden verloren bij het zoeken naar manieren om met krimp om te gaan. Hetzelfde geldt voor de betaalbaarheid van kleine scholen en de socialiserende functie van de school. In de discussie wordt vaak minder gewicht toegekend aan het eigen vormingsconcept van de school. Toch zullen voor ouders de onderwijskwaliteit, de sociale betekenis van de school en de visie op de vorming van de leerlingen belangrijke aspecten zijn. Of samenwerkingsscholen slagen, hangt mede af van de bereidheid van ouders om hun kinderen naar zo n school te sturen. 16

Typen christelijk onderwijs In 2012 heeft de Besturenraad op basis van een onderzoek drie typen christelijk onderwijs onderscheiden. Gevolgen van samenwerking Intussen gaan we meer en meer de kant op van meer samenwerking tussen bijzondere en openbare scholen. Samenwerkingsscholen zijn nu juridisch mogelijk, zij het onder strikte voorwaarden. Wie vanuit zijn eigen perspectief naar deze ontwikkeling kijkt, kan daar allerlei vragen bij stellen. Zal de krimp leiden tot verlies van christelijk onderwijs? Wat verdwijnt er als een christelijke school opgaat in een samenwerkingsschool? Wat gebeurt er als de christelijke school als enige overblijft en de functie van openbaar onderwijs krijgt? Welke mogelijkheden zijn er om aspecten van christelijk onderwijs te borgen in een samenwerkingsschool? Wat betekent het voor de eigenheid van een verband van christelijke scholen als deze ook samenwerkingsscholen kent? Wat zijn de gevolgen van een fusie met andere besturen voor christelijke scholen? Wat zijn de gevolgen van een samenwerkingsverband voor het christelijk onderwijs? Hiervoor is het belangrijk helder te hebben en te krijgen wat het levensbeschouwelijk identiteitsprofiel is en wat men daarvan in een samenwerkingsschool wil behouden. Dat betekent dat zowel de openbare als de christelijke school expliciet moet maken wat de eigen visie op mens en samenleving, kind en leren is, ook al lijkt de dagelijkse praktijk in de klas van elke school op het eerste gezicht veel op elkaar: Het zijn toch allemaal kinderen! Traditiescholen Een belangrijk kenmerk van de traditiescholen is de godsdienstige vorming. Leerlingen worden in aanraking gebracht met het evangelie van Jezus Christus en krijgen kennis van de Bijbel en het christendom. Er wordt veel aandacht besteed aan de keus van de methode die hierbij wordt gebruikt, waarbij soms niet alleen het team wordt betrokken, maar ook het bestuur en de ouders. Levensbeschouwelijke activiteiten hebben een Bijbels karakter en christelijke waarden staan centraal. Discussie daarover vindt niet plaats omdat betrokkenen weinig van mening verschillen of om spanningen die meningsverschillen met zich kunnen brengen, te vermijden. Deze scholen hebben vaak voornamelijk protestantse leerlingen. Evengoed kunnen er in meerderheid onkerkelijke leerlingen en leerlingen met andere levensbeschouwelijke achtergronden de school bezoeken. De leraren/medewerkers zijn overwegend protestants-christelijk of hebben een christelijke achtergrond. De school vindt het belangrijk goede banden te onderhouden met de geloofsgemeenschappen in de wijk of het dorp. 17

Diversiteitsscholen Op deze scholen is de overdracht van instrumentele vaardigheden erg belangrijk, net als het bijdragen aan gelijke kansen van de leerlingen in de samenleving. Men wil leerlingen voorbereiden op een leven in een multiculturele samenleving. Godsdienstige of levensbeschouwelijke opvoeding behoort niet direct tot de belangrijkste onderwijsdoelen van onze school. Wel vindt men het belangrijk dat leerlingen kennis maken met het christelijk geloof, vooral omdat belangrijke waarden in onze samenleving geënt zijn op het christendom. De samenstelling van de wijk waarin de school staat heeft een behoorlijke invloed op de manier waarop vorm wordt gegeven aan identiteit. Dat de school officieel een christelijke achtergrond heeft, speelt maar een kleine rol in de wijze waarop wordt omgegaan met deze en andere thema s die op de school afkomen. De school besteedt vooral aandacht aan levensbeschouwelijke vorming in afzonderlijke lessen, die minstens twee keer per week gegeven worden. In de lessen wordt veel aandacht besteed aan de wereldgodsdiensten en aan maatschappelijke vraagstukken. Als methode wordt veelal Trefwoord/Kind op Maandag gebruikt. Levensbeschouwelijke diversiteit wordt positief gewaardeerd. Er is ruimte om levensbeschouwingen op basis van gelijkwaardigheid te ontmoeten en van elkaar te leren. Op de school zijn leerlingen met diverse religieuze en levensbeschouwelijk seculiere achtergronden. Ook etnisch is de leerlingenpopulatie (vaak) divers. Er kunnen leerkrachten werken met een seculiere, islamitische of hindoeïstische levensbeschouwing. Zingevingsscholen Deze scholen geven aandacht aan de vorming van leerlingen op alle gebieden. Het is belangrijk ontwikkeling en samenwerking te stimuleren, kinderen te leren om voor zichzelf te denken en open te staan voor anderen. De persoonlijke ontwikkeling en ontplooiing van individuele leerlingen staat centraal. Zingeving is een belangrijk onderwerp dat veel aandacht krijgt bij levensbeschouwelijke vorming. De leerlingen leren vanuit de eigen (christelijke) achtergrond om te gaan met verschillende levensopvattingen. Op de school besteden leerkrachten vrijwel iedere dag, in een apart vak, aandacht aan levensbeschouwelijke vorming. Soms is er ook aandacht voor levensbeschouwelijke vorming in andere vakken. 18

Bij de levensbeschouwelijke activiteiten gaat het vooral om de christelijke waarden, maar het karakter van deze activiteiten kan ook meer godsdienstig en Bijbels van aard zijn. Als methode voor levensbeschouwelijke vorming wordt veelal Kind op Maandag/Trefwoord gebruikt. De school heeft leerlingen met een protestantse achtergrond, maar er zijn ook onkerkelijke leerlingen en leerlingen met andere levensbeschouwelijke achtergronden. Het leerlingenbestand is etnisch vrijwel homogeen. De leerkrachten op deze school hebben voornamelijk een christelijke achtergrond, maar er kunnen ook leerkrachten werken met een andere levensbeschouwelijke achtergrond. Het verband of het individu centraal In de kern zijn er twee opties. Het verschil ligt grofweg tussen traditiescholen aan de ene kant en diversiteits- en zingevingsscholen aan de andere kant. Tradities cholen gaan uit van een mensvisie waarbij de mens een schepsel is van God en deel van een hem of haar overstijgende werkelijkheid. Dit type scholen wil leerlingen betrekken op een zingevend verband. Zo n verband zal op een christelijke school religieus van aard zijn: gericht op transcendentie, op het goddelijke, op God. Dit verband staat centraal en geeft de leerling identiteit. Diversiteits- en zingevingsscholen gaan uit van de mens als autonoom wezen. De mens is een individu en centrum van zijn eigen werkelijkheid. Deze scholen zien een oriëntatie op het transcendente als een mogelijkheid, als een persoonlijke keuze, maar stellen het kind centraal. Zij zullen een zwaar accent leggen bij de ethische aspecten (waarden) of ruimte bieden aan allerlei vormen van transcendentie voor zover deze door de leerlingen worden ingebracht (actief pluriforme school). Dit betekent dat schooltypen 2 en 3 makkelijker kunnen samenwerken met openbaar onderwijs of opgaan in één school dan de scholen van type 1. Dat is uiteraard ook afhankelijk van de openbare school. Immers: wanneer de openbare school overtuigd voorstander is van neutraal openbaar onderwijs waarin voor godsdienst geen plaats is, zal samenwerking moeilijk tot stand kunnen komen. Modellen om samenwerking vorm te geven Er zijn diverse modellen denkbaar voor de visie van waaruit een samenwerkingsschool wordt vormgegeven. Hier noemen we de modellen die in 2013 zijn opgesteld door de ledencommissie Onderwijs & Zingeving van de Besturenraad. 19

1 De neutrale samenwerkingsschool Het onderwijs op deze school wordt integraal aan alle leerlingen aangeboden. Godsdienstige vorming heeft op de school geen plek. Het levensbeschouwelijk onderwijs heeft het karakter van algemeen humanitaire vorming. De christelijke feesten worden gevierd als behorend bij de cultuur. Het is een school met een geïntegreerd onderwijsaanbod: gericht op humaniteit met religie als mogelijk onderdeel daarvan en met aandacht om levensbeschouwing op te vatten als respect voor verscheidenheid. Ieder mens, ieder kind is uniek. De leraren hebben eenzelfde gedeelde openheid voor levensbeschouwelijke diversiteit. 2 Samenwerking volgens concept openbare school Een ander model is wat nu veel voorkomt op de openbare school is. Er is (facultatief) ruimte voor levensbeschouwelijke vorming vanuit de eigen identiteit, alleen nu onder verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Ouders kunnen een keuze maken voor een uur per week godsdienstonderwijs en humanistisch vormingsonderwijs (dat men dan beschouwt als behorend bij openbaar). De vieringen zijn algemeen cultureel van aard. Leraren zijn terughoudend in het uiten van hun persoonlijke overtuiging. De leraren zijn in staat met diversiteit om te gaan en faciliteren het gesprek daarover. De Lonneboot Een voorbeeld van een samenwerkingsschool is De Lonneboot in Nieuw- en Sint-Joosland (Zeeland). Dit is een samenwerkingsschool van openbaar en protestants-christelijk onderwijs. In de school werken leerkrachten, kinderen en ouders met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden samen op basis van herkenbaarheid en gelijkwaardigheid. De school is een ontmoetingsplaats voor een gemeenschappelijk opvoedend handelen, een plaats waar de kinderen worden voorbereid op het leven met elkaar en voor elkaar in de maatschappij. De samenwerkingsgedachte is gebaseerd op een samenhangend geheel van vormingsonderwijs, opgebouwd uit dagopeningen, vieringen, vormingsl essen, terugkom-momenten en weeksluitingen. Het vormingsonderwijs vindt plaats in facultatief godsdienstonderwijs en algemeen vormend onderwijs, waaraan de twee oorspronkelijke denominaties van de school herkenbaar zijn. 3 De ontmoetingsschool Een derde model schetst op het vlak van godsdienst/levensbeschouwing een meer actieve school die is te duiden als ontmoetingsschool. De school profileert de verschillen en laat de leerlingen kennismaken met een veelheid van levensbeschouwingen. De school kent ook vormen van dagopeningen, heeft uren voor levensbeschouwelijke vorming 20