BESCHIKKING D.D. 21 JUNI NR. MPM7053 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Vergelijkbare documenten
TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Beschikking Wet milieubeheer

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR NV AREA REINIGING TE HOOGEVEEN

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Melding Wet milieubeheer Veluwse Afval Recycling B.V. Wilp-Achterhoek

BESCHIKKING WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING. Afvalverwerking Stainkoeln B.V.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Definitieve beschikking

I. SAMENVATTING BESLUIT

stortontheffing artikel WET MILIEUBEHEER

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

BESCHIKKING D.D. 23 APRIL NR. MPM7609 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

Melding Wet milieubeheer Veluwse Afval Recycling B.V. Wilp-Achterhoek

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Omgevingsvergunning Voor de activiteit milieuneutrale verandering

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

De inrichting is gelegen aan De Schans nummers 14 en 16 te Soest, kadastraal bekend gemeente Soest, sectie A, nummers 5385 en 5387.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

FUIV[b. Grou, 5 maart 2015 VERZONDEN -6 MRT Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

(ONTWERP) AMBTSHALVE WIJZIGING VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

OMGEVINGSVERGUNNING. : het wijzigen van de grens van een inrichting bedoeld voor de zuivering van rioolwater

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieu) datum: 1 maart 2018 Gemeente Bronckhorst nr

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Wubben Oliebewerking BV Postbus BN ROOSENDAAL. Melding ex artikel 8.19 Wet milieubeheer.

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

ODMH Omgevingsdienst Midden-Holland

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Suiker Unie Vierverlaten. ten behoeve van de activiteit bouwen en mliieuneutraal veranderen

Besluit. (gedeeltelijke) INTREKKING OMGEVINGSVERGUNNING

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

Besluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo: Ambtshalve aanpassing omgevingsvergunning. Zaaknummer:

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING, ONDERDEEL MILIEU

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

I. BESLISSING DE MELDING. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

Beschikking gedeeltelijke intrekking INDUSTRIEWEG 15 TE HARDERWIJK

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN

Reinigingsbedrijf Midden Nederland. Soest

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

OMGEVINGSVERGUNNING. aanleg waterstofleiding. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum. vth-nummer: Z

Omgevingsvergunning Verkleinen van de inrichting

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE MILIEUSTRAAT GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE, EURSING 2A TE BEILEN

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

BESCHIKKING D.D. 1 NOVEMBER NR. MPM2225 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Wij hebben op 14 juli 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van AVI Den

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

BESCHIKKING. Milieuneutrale omgevingsvergunning

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

4.. ir. Omgevingsdienst. Groningen BESLUITOMGEVINGSVERGUNNING. : Renewi Nederland B.V. verleend aan. : het verplaatsen van een opslagvoorziening

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING. het tijdelijk opslaan van grond

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING DE WIJZIGING. II.A. Beschrijving van de inrichting

B E S C H I K K I N G Milieuneutrale omgevingsvergunning

OMGEVINGSVERGUNNING (Wabo) datum: 29 december 2015 Gemeente Bronckhorst kenmerk

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde staten van Limburg. Van Gansewinkel B.V. te Venlo. Zaaknummer:

Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo.

I. SAMENVATTING BESLUIT

Gelet op hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn wij bevoegd om op deze aanvraag te beslissen.

De Raad van State gehoord (advies van, nr. ); HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. Schipper Recycling B.V.

Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING VERLENEN

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieuneutrale wijziging) datum: 31 augustus 2016 Gemeente Bronckhorst nr. 2016W0138

Pagina 1 van 8 Registratienummer Z.62657/D

OMGEVINGSVERGUNNING LAAN 110 TE NUNSPEET

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Rijnstraat 8 Postbus GX Den Haag Technische Universiteit Delft Interne postcode 645 (Rector Instituut Delft) Postbus 5

Besluit omgevingsvergunning beperkte milieutoets Rits Scooters T.a.v. mevr. R. Imanse Hugo de Vriesstraat CT Nieuw Vennep

Met vriendelijke groet, namens burgemeester en wethouders,

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag Als reden wordt opgegeven de aanleg van een tracé voor een nieuwe drinkwatertransportleiding.

I. BESLISSING HET VERZOEK. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van het verzoek en de inrichting

Ontwerpomgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

Transcriptie:

BESCHIKKING D.D. 21 JUNI 2007 - NR. MPM7053 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wet milieubeheer AANVRAAG Algemeen Op 21 december 2006 hebben wij een aanvraag ontvangen van Veluwse Afval Recycling B.V. (verder te noemen VAR) om een vergunning ingevolge artikel 8.1, lid 1 sub b, en artikel 8.24 van de Wet milieubeheer (Wm) voor het veranderen van de inrichting of de werking daarvan. De aanvraag heeft betrekking op de stortplaats binnen de inrichting van VAR aan de Sluinerweg 12 te Wilp-Achterhoek. De aanvraag heeft betrekking op de volgende aspecten van de stortplaats: a b c verlengen termijn storten voor onbepaalde tijd; wijzigen vormgeving en inhoud van de stortplaats in verband met eisen die gesteld zijn in het Stortbesluit bodembescherming (Stortbesluit) en die samenhangt met het nieuwe (ontwerp)bestemmingsplan; formeel vastleggen van de Eural-codes van de momenteel op basis van de huidige vergunning op de stortplaats te accepteren afvalstoffen. De stortplaats werd voorheen aangeduid als stortplaats de Sluiner (SDS) en wordt inmiddels aangeduid als de stortplaats binnen het bedrijfsonderdeel VAR mineralen. De inrichting valt onder de categorieën 1, 11.1 en 28.4 volgens bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb). Op grond daarvan zijn wij het bevoegd bestuursorgaan voor het beslissen op de vergunningaanvraag. De aanvraag betreft de inrichting, kadastraal bekend gemeente Wilp, sectie D, nummers 1450, 1451 en 1453 en gemeente Voorst sectie R, nummers 140, 303, 533, 580, 581, 582 en 584 t/m 590. Het terrein heeft de bestemming Regionale afvalverwerking De Sluiner. Wij hebben de aanvraag om een Wm-vergunning ingeschreven onder nummer MPM7053. Vergunde situatie Voor de gehele inrichting hebben wij op 31 maart 1998 een revisievergunning met nummer MW94.80696-6093042 verleend op grond van de Wm voor een periode van tien jaar vanaf de datum dat de beschikking rechtskracht bezit. De vigerende vergunning expireert op 22 mei 2008. De vigerende revisievergunning is diverse malen gewijzigd en aangevuld. Ten tijde van deze procedure worden door VAR voorbereidingen getroffen om te komen tot een nieuwe revisievergunning. Beschrijving van de aangevraagde veranderingen A Verlengen termijn storten voor onbepaalde termijn Met de op 28 april 2005 in werking getreden wijziging van artikel 2.2 van het Ivb is de bij vergunning te stellen geldigheidstermijn van ten hoogste tien jaar voor stortplaatsen komen te vervallen. VAR vraagt om aanpassing naar onbepaalde tijd van de termijn voor de stortplaats binnen de inrichting. verzonden

B Wijzigen vormgeving en inhoud van de stortplaats De vigerende Wm-vergunning verwijst ten aanzien van de vormgeving van de stortplaats naar een plankaarttekening 6973d die tevens is gekoppeld aan het nog vigerende bestemmingsplan. De horizontale bovenvlakken en de hellingshoeken van de zijvlakken voldoen niet aan de daartoe middels het Stortbesluit gestelde eisen. Derhalve vraagt VAR nu een wijziging aan. Door de wijziging van de vormgeving neemt het stortvolume niet toe. Wel wordt het in de vigerende vergunning benoemde stortvolume gecorrigeerd naar de feitelijke inhoud van het stortlichaam. C Vastleggen Eural-codes te storten afvalstoffen Van de afvalstoffen die momenteel mogen worden gestort zijn in de voorliggende aanvraag tevens de Eural-codes inzichtelijk gemaakt. Er vindt geen wijziging plaats ten opzichte van hetgeen reeds mag worden geaccepteerd. Een aantal afvalstoffen die voorheen werden aangeduid als niet-gevaarlijke afvalstoffen moeten nu worden ingedeeld als gevaarlijke afvalstoffen. Aangevraagd wordt de classificatie van de stortplaats hierop aan te passen. Dit kan ertoe leiden dat een apart stortvak (2A) wordt ingericht voor het storten van gevaarlijke afvalstoffen. Voor een gedetailleerde omschrijving van de activiteiten verwijzen wij naar hoofdstuk 5 van het aanvraagformulier. De aanvraag bestaat uit: - de aanvraag zelf, bestaande uit een aanvraagformulier van zeven pagina s; en - elf bijlagen, zijnde: 1 aanmeldingsnotitie MER (beoordelings)plicht; 2 brief van de Commissie voor de milieueffectrapportage; 3 beschikking Provincie Gelderland beoordelingsplicht milieueffectrapportage; 4 plankaart tekening 6973 d; 5 tekening eindhoogte inclusief afdichtingsconstructie ontwerp SDS 2006; 6 tekening hoogteligging zool stort; 7 overzicht Eural-codes te storten ongevaarlijke afvalstoffen; 8 overzicht Eural-codes te storten gevaarlijke afvalstoffen; 9 concentratiegrenswaarden; 10 onderbouwing milieueffecten voorgenomen activiteit; 11 uittreksel kamer van koophandel. PROCEDURE Met betrekking tot deze vergunningaanvraag wordt de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 8 en 13 van de Wet milieubeheer voorgeschreven procedure gevolgd. De aanvraag is toegezonden aan de bij of krachtens de Wet milieubeheer aangewezen adviseurs en betrokken overheidsorganen: - het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Voorst; - de VROM-Inspectie Regio Oost te Arnhem; - Waterschap Veluwe te Apeldoorn. 2

AFSTEMMING/COÖRDINATIE WET MILIEUBEHEER MET ANDERE WET- OF REGEL- GEVING Wet verontreiniging oppervlaktewateren Voor de inrichting is op 25 maart 1998 een vergunning ingevolge de Wvo verleend. De lozing van afvalwater zal ten opzichte van de in deze vergunning vastgelegde situatie niet wijzigen. Gezien het vorenstaande behoeft geen gecoördineerde procedure op grond van de Wm en Wvo plaats te vinden. Woningwet Als gevolg van de wijzigingen zullen geen bouwkundige uitbreidingen en/of nieuwbouwactiviteiten (gaan) plaatsvinden. Derhalve is geen sprake van bouwen in de zin van de Woningwet en is de afstemmingsregeling in de Woningwet en de Wm niet van toepassing. Wet op de Ruimtelijke Ordening In 1992 is het vigerende bestemmingsplan Regionale afvalverwerking De Sluiner vastgesteld. In 1988 heeft VAR een tijdelijke vrijstelling gekregen voor de bouw van enkele installaties op de inrichting ten behoeve van de recycling van afvalstromen. Om de in gebruik zijnde installatie alsmede een aantal nieuwe installaties van een actueel planologisch kader te voorzien wordt door de gemeente Voorst momenteel het vigerende bestemmingsplan herzien. Het voorontwerp bestemmingsplan Recyclingcentrum De Sluiner is op 5 december 2005 opgesteld. Sindsdien zijn een aantal aanvullende onderzoeken gedaan en is de nieuwste tekening van de eindvorm van de stortplaats ingediend als tekening bij het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is nog niet definitief vastgesteld. De beschikking op de aanvraag om deze Wm-vergunning staat los van het besluit tot wijziging of vrijstelling dat burgemeester en wethouders nemen. Aan de Wm-vergunning kunnen dan ook geen rechten worden ontleend die betrekking hebben op de bestemming van het onderhavige perceel. M.E.R. - (BEOORDELINGS)PLICHT Bij de aanvraag is als bijlage 3 de beschikking met nr. MPM7737 van 23 oktober 2006 gevoegd. In deze beschikking beoordelen wij of sprake is van een MER-plicht als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de beschikking is het corrigeren van de stortcapaciteit en het wijzigen van de classificering van de stortplaats door ons respectievelijk beoordeeld als zijnde niet MER-plichtig en niet MER-beoordelingsplichtig. Voor een nadere uiteenzetting van onze overwegingen hieromtrent verwijzen wij naar ons besluit d.d. 23 oktober 2006. Tevens zijn de overige voorgenomen activiteiten beschouwd die in het kader van de aanstaande revisievergunning aan de orde zullen komen. TOETSINGSKADER De Wet milieubeheer omschrijft in de artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna wordt aangegeven hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed kunnen zijn. 3

Beheer van afval Ingevolge artikel 8.8, tweede lid, onder b van de Wm moeten wij bij de beslissing op deze aanvraag rekening houden met het bepaalde in artikel 10.14 van de Wm. Volgens dit artikel moet rekening worden gehouden met het geldende afvalbeheersplan voor wat betreft het beheer van afvalstoffen. Voor zover het afvalbeheersplan niet voorziet, moet rekening worden gehouden met de voorkeursvolgorde, aangegeven in artikel 10.4 en de criteria in artikel 10.5, eerste lid, van de Wm. Ingevolge deze artikelen kan een vergunning voor het beheer van afvalstoffen uitsluitend worden verleend als het beheer met het oog op de prioriteitenvolgorde preventie, hergebruik, verbranden en storten, op effectieve en efficiënte wijzen geschiedt en een effectief toezicht op het beheer van afvalstoffen mogelijk is. De voorkeursvolgorde, de elementen van doelmatig beheer van afvalstoffen en de capaciteitsplannen voor storten zijn nader uitgewerkt in het Landelijk Afvalbeheerplan 2002-2012 (LAP). Milieuessenties In de aanvraag zijn alle milieueffecten als gevolg van de voorgenomen verandering in voldoende mate beschouwd. Hinder als gevolg van de stortplaats kan het gevolg zijn van geur, geluid of bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking. De mate van hinder wordt mede bepaald door de feitelijk op de stortplaats geaccepteerde hoeveelheden afval. Nu deze aanvraag niet ziet op een wijziging van de aard van de te storten afvalstoffen of op een verhoging van de jaarlijkse doorzet hoeft voor een toename van hinder niet te worden gevreesd. Overigens zijn met betrekking tot het aspect bodem niet alle relevante onderwerpen in beeld gebracht. Op grond van een nadere bestudering van de voorschriften met betrekking tot de stortplaats concluderen wij dat de voorschriften met betrekking tot de stortplaats niet meer volledig actueel zijn. Nu wij ten tijde van deze procedure in vooroverleg zijn met VAR over een allesomvattende revisieprocedure, zien wij geen noodzaak tot het ambtshalve actualiseren van deze voorschriften. In de revisieprocedure worden onderwerpen als het moment van aanbrengen van de bovenafdichtingen en de monitoring van het grondwater nadrukkelijk aan de orde gesteld. Beste beschikbare technieken Op grond van artikel 8.11, lid 3 worden aan een vergunning voorschriften verbonden die nodig zijn in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zo veel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bij het vaststellen van BBT voor stortplaatsen dient, overeenkomstig de Regeling aanwijzing BBT-documenten, rekening te worden gehouden met de Richtlijn 1999/31/EG van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (Richtlijn storten). 1 Op 5 juli 2001 is de Richtlijn storten geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving. Dat heeft geleid tot aanpassingen in onder andere de Wm, het Ivb en het Stortbesluit. Aan de verplichtingen die krachtens de IPPC-richtlijn gelden voor stortplaatsen is op grond van artikel 1, tweede lid, van de Richtlijn storten voldaan indien aan de voorschriften van die richtlijn is voldaan. Door ambtshalve wijziging met nr. MPM1108/MW03.48645 van 22 juni 2004 is de milieuvergunning van VAR daarmee in overeenstemming gebracht. 1 Overigens is uit bijlage 10 onder paragraaf 4.9 op te maken dat de aanvrager dit over het hoofd heeft gezien. Een en ander heeft geen consequenties voor deze vergunning. 4

Nu deze aanvraag tevens ziet op de formele classificatie van de stortplaats als een stortplaats voor niet-gevaarlijke én gevaarlijke afvalstoffen dienen tevens de maatregelen te worden beschouwd die formeel voortvloeien uit het storten van gevaarlijke afvalstoffen. Op grond van artikel 6 van de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen dienen Gedeputeerde Staten aan de vergunning voor het storten van gevaarlijke afvalstoffen voorschriften te verbinden met betrekking tot het scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen behorende tot verschillende categorieën van gevaarlijke afvalstoffen. Gevaarlijk afval dient ook gescheiden te worden gestort van niet-gevaarlijk afval. VAR stort gevaarlijke afvalstoffen die voorheen, bij toetsing aan het voormalige Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (Baga), als niet-gevaarlijk werden beschouwd. De beperking tot de concentratiegrenswaarden uit Baga maken ook nu nog onderdeel uit van de aanvraag (bijlage 9). De eigenschappen van de door VAR geaccepteerde gevaarlijke afvalstromen zijn derhalve zodanig dat deze vooralsnog niet gescheiden hoeven te worden gestort. De vigerende vergunning ziet tevens reeds op voorwaarden waaronder asbesthoudende afvalstromen dienen te worden gestort waarmee grotendeels invulling wordt gegeven aan artikel 6 van het Bssa. Volledigheidshalve verbinden wij aan deze vergunning een voorschrift waarin het separaat storten van asbest nader wordt geformaliseerd. De aangevraagde werkwijze voldoet in combinatie met de middels deze beschikking gestelde voorschriften aan BBT. Overigens kan dit wijzigen zodra de uitwerking van de criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van de Richtlijn storten daartoe aanleiding geeft. Naar verwachting zal VROM deze wijziging eind 2007 of in 2008 doorvoeren. VAR heeft aangegeven in dat geval stortvak 2A te gaan gebruiken voor het separaat storten van daartoe aangewezen gevaarlijke afvalstoffen. NADERE TOETSING PER ONDERDEEL A Verlengen termijn storten voor onbepaalde termijn Artikel 8.17 Wm bepaalt in het tweede lid dat de vergunning voor bepaalde categorieën van inrichtingen waarin afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd slechts voor een termijn van ten hoogst tien jaar kan worden afgegeven. Sinds de wijziging van het Ivb (Staatsblad 2005, 168), per 29 april 2005, luidt artikel 2.2 Ivb als volgt: Als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 8.17, tweede lid, van Wm, worden aangewezen de categorieën van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I, onder 28.4, onder a tot en met d en onder g, 28.5 en 28.6. De categorieën van inrichtingen die zijn genoemd onder 27 en 28.4, onder e en f, van bijlage I, van het Ivb zijn niet langer vermeld in artikel 2.2. De categorie 28.4, onder f heeft betrekking op inrichtingen voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen om deze stoffen daar te laten (stortplaatsen). Vergunningen voor (onder meer) deze inrichtingen dienen niet langer voor een bepaalde termijn van ten hoogste tien jaar te gelden. In de toelichting op het wijzigingsbesluit is vermeld dat voor inrichtingen, die activiteiten verrichten waarvoor een vergunning voor onbeperkte termijn wordt verleend, combineren met activiteiten waarvoor een tijdelijke vergunning wordt verstrekt, alleen nog voor die laatste activiteiten een tijdelijke vergunning wordt verleend. Dit geldt bijvoorbeeld bij stortplaatsen die naast het storten nog andere activiteiten met afvalstoffen verrichten. Voor de andere handelingen (behoudens verbranden) dient een tijdelijke vergunning te worden verstrekt. Een en ander impliceert in onderhavig geval dat de geldigheidsduur van de vergunningen en meldingen van de VAR voor zover deze betrekking hebben op de activiteit storten gewijzigd kan worden van een bepaalde tijd in een onbepaalde termijn. Voor de overige activiteiten blijft de tijdelijkheid van de vergunning staan, wat betekent dat voor deze andere activiteiten de vergunningen expireren op 22 mei 2008. 5

B Wijzigen vormgeving en inhoud van de stortplaats Wijziging van de vormgeving leidt tot een meer duurzame bovenafdichtingsconstructie. Het afschot van de bovenvlakken en hellingen wordt zodanig dat hemelwater optimaal kan worden afgevoerd. Het risico op (toekomstig) falen van de bovenafdichting wordt daardoor verkleind. Tevens is als gevolg van de nieuwe vormgeving de stabiliteit van de hellingen gegarandeerd. VAR vraagt om de inhoud van de stortplaats in de milieuvergunning in overeenstemming te brengen met de ruimtelijke begrenzing die samenhangt met het nieuwe (ontwerp) bestemmingsplan. Na aanpassing van de vormgeving aan het stortbesluit bedraagt het netto stortvolume 6.928.000 m³. De vigerende vergunning verwijst naar de tekening 6973d uit het oude bestemmingsplan. De feitelijke ruimtelijke capaciteit volgens de vigerende vergunning bedraagt als gevolg daarvan netto 7.039.000 m³. In de vigerende vergunning was de stortcapaciteit echter vastgesteld op 4.202.000 m³. Derhalve zien wij de aanvraag als een aanvraag tot wijziging of correctie van de stortcapaciteit waarvoor het LAP als toetsingskader fungeert. Correctie van de vergunde stortcapaciteit heeft consequenties voor de exploitatieperiode en de eindvorm van de stortplaats. In de huidige situatie, die vrijwel overeenkomt met de benoemde stortcapaciteit, is er sprake van een hoefijzervormig stortlichaam. Benutting van de volledige ruimtelijke capaciteit zal een relatief beperkte invloed hebben op de omvang van de stortplaats aangezien deze voornamelijk bestaat uit het volstorten van het middenterrein. Gezien het moratorium op stortcapaciteit in Nederland is uitbreiding van de stortcapaciteit op stortplaatsen slechts onder strikte voorwaarden mogelijk. Specifiek voor VAR lijkt het LAP een correctie van de benoemde stortcapaciteit niet in de weg te staan nu bij het vaststellen van het LAP voor SDS de mogelijkheid tot correctie van de stortcapaciteit is opengehouden. In de voetnoten bij tabel CS.2 van het LAP staat: In de vergunning is als totale stortcapaciteit 4,2 miljoen m³ opgenomen. Volgens de VAR is dit getal onjuist en moet dat 7,5 miljoen m³ zijn. Met dit laatste getal correspondeert een restcapaciteit van 4.512.000 m³. De VAR bereidt zich momenteel voor om te komen tot correctie van de vergunning. Op basis van de uitkomst van de procedure wordt de restcapaciteit al dan niet aangepast. Aangezien; - de in de vigerende vergunning benoemde stortcapaciteit afwijkt van de feitelijke stortcapaciteit die voortvloeit uit de ruimtelijke begrenzing; - er geen aanwijsbare redenen zijn die het bewust beperken van de stortcapaciteit in het verleden zouden kunnen verklaren; - het LAP voor deze stortplaats ruimte biedt tot correctie van de stortcapaciteit; - de gevolgen voor het milieu als gevolg daarvan neutraal tot positief zijn, zijn wij van mening dat de aangevraagde correctie van de stortcapaciteit kan worden vergund. Met betrekking tot de nieuwe tekening merken wij tevens op dat de vigerende vergunning was gebaseerd op basis van hoogten ten opzichte van maaiveld. Teneinde tot een meer transparante benadering van het stortvolume te komen is er voor gekozen de hoogte ten opzichte van NAP uit te drukken. Daartoe is een gemiddelde maaiveldhoogte van 6,20 m +NAP gehanteerd. De nieuwe tekening geeft hoogten inclusief een bovenafdichting met een totale dikte van 1,5 meter, er wordt overeenkomstig de bestaande situatie geen afval gestort boven 30,7 m +NAP meter. Tevens overeenkomstig de oude situatie wordt de terp op de noordoostzijde van het stort (tot 37,20 m +NAP) niet opgebouwd uit afval. 6

C Vastleggen Eural-codes te storten afvalstoffen Aansluiting bij het meldingensysteem van het LMA Op 8 mei 2002 is de Regeling Europese afvalstoffenlijst (Eural) in werking getreden. De Eural vervangt onder meer het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en andere daarmee samenhangende besluiten. De Eural is een uitvoeringsbesluit van de Wm. Met deze regeling zijn diverse Europese richtlijnen betreffende (gevaarlijke) afvalstoffen in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis van de Eural wordt bepaald of een afvalstof gevaarlijk is of niet. In 2002-2003 is de vergunning van VAR ten aanzien van de te accepteren afvalstoffen in overeenstemming gebracht met de Eural. Daarbij werden de te accepteren afvalstromen echter nog niet uitgedrukt in Eural-codes. Dat geeft problemen in de aansluiting op het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Dat besluit is gericht op een effectief ketenbeheer van afvalstoffen en regelt dat bepaalde gegevens extern moeten worden gemeld. In Nederland dienen meldingen van afvalstoffen onder vermelding van Eural-codes plaats te vinden bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Nu deze vergunning (voor de stortplaats) uitsluitsel geeft over de Eural-codes van de te accepteren afvalstoffen is effectief ketenbeheer beter mogelijk. Storten met of zonder ontheffing VAR heeft per Eural-code aangegeven of voor het storten een nadere ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig is, zie hiervoor bijlage 7 en 8 bij de aanvraag. Aan bijlage 7 is tevens een tabel toegevoegd waarin een toetsing aan de minimumstandaard volgens het LAP is uitgevoerd (hierna: de toetsingstabel). Uit de aanvraag blijkt dat VAR een aantal afvalstromen stort waarvan het storten slechts is toegestaan indien nuttig hergebruik van de betreffende afvalstof niet mogelijk is. Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa) geeft daaraan nadere invulling. Op grond van artikel 11b van het Bssa dienen wij voorschriften aan een vergunning te verbinden inhoudende een verbod om op de stortplaats afvalstoffen te accepteren die: a niet zijn behandeld; b niet voldoen aan de criteria die in bijlage I van het Bssa zijn aangegeven voor de acceptatie op een stortplaats van de betreffende categorie. Het verbod onder a geldt niet ten aanzien van: - inerte afvalstoffen indien de behandeling technisch niet realiseerbaar is; en - andere afvalstoffen indien de behandeling niet bijdraagt aan het beperken van de negatieve gevolgen voor het milieu. In onze ambtshalve wijziging van 22 juni 2004 met nr. MPM1108/MW03.43474 stelden wij dat de vergunning hiertoe niet hoefde te worden aangepast aangezien voorschrift 3.20 de mogelijkheid biedt om niet-herbruikbare afvalstoffen met ontheffing te storten. Blijkens de nu voorliggende aanvraag vindt het storten van deze afvalstromen niet in alle gevallen plaats op basis van de ontheffingssystematiek zoals hieronder nader is beschreven. Dat brengt met zich mee dat aan deze vergunning alsnog voorschriften worden gekoppeld die invulling geven aan hetgeen artikel 11b stelt. Wij kunnen op grond van artikel 4 van het Bssa ontheffing van het stortverbod verlenen als de beoogde verwerking zoals bijvoorbeeld nuttige toepassing of thermische verwerking tijdelijk niet mogelijk is. Een aantal afvalstromen mag zonder ontheffing worden gestort omdat verdere behandeling technisch niet realiseerbaar is of omdat de behandeling niet bijdraagt aan het beperken van de negatieve gevolgen van het storten voor de volksgezondheid of het milieu. Voor een aantal afvalstromen zoals bouw- en sloopafval, grond of baggerspecie zijn de criteria nader uitgewerkt om te bepalen of verdere behandeling mogelijk is. 7

Acceptatie ten behoeve van de stortplaats binnen de inrichting mag plaatsvinden zoals uitgewerkt in de tabel volgens bijlage 7 van de aanvraag tenzij dit in strijd is met voorschrift 3.20 van de vigerende vergunning of op basis van het onderstaande anders wordt geconcludeerd. In tegenstelling tot de bijlage 7 en 8 van de aanvraag kan uit de toetsingstabel bij bijlage 7 worden opgemaakt dat VAR voornemens is afvalstoffen met de Eural-code 17.02.03 (en kunststofafval vallend onder Eural-code 17.02.04) ook zonder ontheffing te storten. Op kunststoffen is het sectorplan 19 van het LAP van toepassing. Niet herbruikbare kunststoffen moeten worden verbrand. Deze afvalstroom mag slechts worden gestort als daarvoor door ons ontheffing van het stortverbod is verleend. Samenvattend wordt het accepteren van de afvalstromen met vorengenoemde Eural-codes niet geweigerd maar wordt het storten ervan slechts toegestaan mits daartoe door ons ontheffing van het stortverbod is verleend. Dit is in de voorschriften nader uitgewerkt. ADVIEZEN EN/OF ZIENSWIJZEN Naar aanleiding van de aanvraag en de ontwerpbeschikking zijn geen adviezen binnengekomen van de wettelijke adviseurs of andere betrokken bestuursorganen. Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking heeft de VAR twee zienswijzen ingebracht. Deze zienswijzen (d.d. 11mei 2007 met referentie kp070502mb) zijn bij ons binnengekomen op 14 mei 2007. De zienswijzen zijn samengevat de volgende: 1 Met betrekking tot voorschrift 7073.3 In de bepalingen voor de acceptatie van gevaarlijk afval wordt verwezen naar bijlage 9 waardoor ten onrechte voor alle gevaarlijke afvalstoffen de acceptatiegrenzen beperkt worden tot de voormalige BAGA-grenswaarden. 2 Met betrekking tot voorschrift 7053.5 (was 7053.4 in de ontwerpbeschikking) Het is onwenselijk om alle bigbags met asbesthoudende materialen op één afzonderlijk (deel van een) stortplaats te storten. Op grond van bijlage 2 van de Europese richtlijn storten is het ook toegestaan dat asbesthoudend materiaal in een afzonderlijke cel op een stortplaats voor ongevaarlijk afval gestort wordt. Bij het storten van asbest in bigbags wordt hieraan voldaan. Met betrekking tot deze zienswijzen overwegen wij het volgende: Ad 1 De voorschriften bij deze beschikking zijn specifiek opgesteld voor de stortplaats binnen de inrichting. De voorschriften zijn eenvoudiger van opzet dan de acceptatiecriteria die voor de gehele inrichting gelden. Een onbedoeld neveneffect daarvan is dat VAR zou worden beperkt in de acceptatie van een aantal te storten afvalstoffen. Het gaat daarbij om afvalstoffen die op grond van voorschrift 2.4 of 2.5 van de beschikking van 17 december 2002 met kenmerk MW02.20021 mochten worden geaccepteerd, ook in gehalten boven de BAGA-grenswaarden. Dit zijn hoofdzakelijk dakafvallen, C-hout en asbesthoudende materialen. Aan deze definitieve beschikking is een voorschrift toegevoegd waarmee enerzijds de bestaande rechten van VAR worden gerespecteerd en anderzijds de beoogde vereenvoudiging stand houdt. 8

Ad 2 De interpretatie van voorschrift 7053.5 spitst zich met name toe op de grootte van een daartoe bestemd deel van een stortcompartiment. Naar verwachting zal bij een toekomstige aanpassing van de regelgeving voor stortplaatsen in Nederland een nadere definitie worden gegeven van een cel binnen een stortcompartiment. In afwachting van nadere definiëring is met name van belang dat de ligging van asbesthoudende afvalstoffen wordt geregistreerd. Voorschrift 7035.5 is overeenkomstig aangepast. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN DE ONTWERPBESCHIKKING Voorschrift 7053.4 is ingevoegd. De overige voorschriften zijn doorgenummerd. Voorschrift 7053.5 is aangepast. Volledigheidshalve is tevens een kopie van bijlage 9 van de aanvraag als bijlage bij de vergunning gevoegd. TERMIJN VAN DE VERGUNNING De aangevraagde wijzigingen kunnen worden vergund tot de datum waarop de vigerende vergunning zijn rechtskracht verliest, te weten 22 mei 2008. De stortactiviteiten kunnen worden vergund voor onbepaalde tijd. CONCLUSIE Gezien de voorgaande overwegingen kunnen wij de gevraagde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verlenen, waarbij wij in het belang van de bescherming van het milieu voorschriften verbinden aan de vergunning. Deze voorschriften bieden in samenhang met de in de aanvraag vermelde maatregelen de grootst mogelijke bescherming tegen de nadelige gevolgen voor het milieu. BESLUIT Overwegende het hiervoor vermelde en gelet op de desbetreffende bepalingen in de Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht respectievelijk de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten met name het gestelde in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. HEBBEN WIJ BESLOTEN I II Het verzoek tot wijziging van de termijn tot onbepaalde termijn te honoreren voor zover het betreft de stortactiviteiten volgens de vergunning met nr. MW94.80696-6093042, inclusief de daaraan verbonden veranderingen en geaccepteerde meldingen. De gevraagde veranderingsvergunning ingevolge de Wet milieubeheer te verlenen overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden voor het navolgende: a wijzigen vormgeving en inhoud van de stortplaats in verband met eisen die gesteld zijn in het Stortbesluit en die samenhangt met het nieuwe (ontwerp) bestemmingsplan; b formeel vastleggen van de Eural-codes van de momenteel op basis van de huidige vergunning op de stortplaats te accepteren afvalstoffen. 9

II IV V Dat het aanvraagformulier d.d. 21 december 2006 en de bijlagen 5, 7, 8 en 9 deel uit maken van de gevraagde vergunning. Dat de voorschriften 3.21, 10.36 en 10.37 van de beschikking met nr. MW94.80696-6093042 vervallen. Aan de vergunning in het belang van de bescherming van het milieu de volgende beperkingen en voorschriften te verbinden. 10

VOORSCHRIFTEN 7053.1 (Te accepteren afvalstromen) De voorschriften 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7 en 3.1 van onze beschikking d.d. 17 december 2002 met nr. MW02.20021 zijn niet van toepassing op het storten van afval binnen de inrichting. Ten behoeve van de stortplaats binnen de inrichting mogen uitsluitend afvalstromen worden geaccepteerd zoals beschreven in bijlage 7 en 8 van de aanvraag en tevens uitsluitend op de wijze zoals beschreven in bijlage 7 en 8 van de aanvraag. 7053.2 (Te accepteren afvalstromen, afwijking t.o.v. de aanvraag) In afwijking van het vorige voorschrift is het storten van afvalstromen met de Eural-codes 17.02.03 en 17.02.04 (voor zover het gaat om kunststofafval) niet toegestaan op de wijze zoals beschreven in de toetsingstabel bij bijlage 7 van de aanvraag. Het storten van deze afvalstoffen is slechts toegestaan nadat hiervoor door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond van artikel 4 van het Bssa. 7053.3 (Beperking concentratiegrenswaarden gevaarlijke afvalstromen) De acceptatie van gevaarlijke afvalstromen voor de stortplaats is uitsluitend toegestaan voor zover de concentratie van de componenten in die afvalstoffen niet de in bijlage 9 van de aanvraag genoemde concentratiegrenswaarden overschrijden. 7053.4 (Uitzondering beperking concentratiegrenswaarden gevaarlijke afvalstromen) Het voorgaande voorschrift is niet van toepassing op afvalstromen met de Eural-codes 17.03.01, 17.03.03, 17.06.01, 17.06.05, 19.12.06 en 20.01.37. Tevens is het voorgaande voorschrift niet van toepassing op de afvalstroom met de Eural-code 17.02.04 voor zover die uitsluitend op grond van de aanwezigheid van C-hout moet worden aangemerkt als gevaarlijk afval, of de Eural-codes 17.05.05 en 17.05.07 voor zover die uitsluitend op grond van de aanwezigheid van asbest moeten worden aangemerkt als gevaarlijk afval. 7053.5 (Asbest afzonderlijk storten) Asbest(houdend) afval moet worden verwerkt in een afzonderlijk stortcompartiment of in een geregistreerd deel van een stortcompartiment. 7053.6 (Begrenzing stortplaats, i.p.v. voorschrift 10.36) Het is verboden afval te storten: a buiten de begrenzing van het stortgedeelte, zoals aangegeven op tekening 61214-T40-01-2-1 (eindhoogte inclusief afdichtingsconstructie ontwerp 2006) volgens bijlage 5 van de aanvraag; b onder het niveau van 0,7 meter boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG); c boven het niveau van 30,7 meter +NAP. 7053.7 Op hoogte brengen stortvakken, i.p.v. voorschrift 10.37) a Terreingedeelten die door het storten van afvalstoffen op basis van reeds eerder verleende milieuvergunningen zijn gerealiseerd, dienen, alvorens gestort mag worden in een volgend stortcompartiment op een voorlopige eindhoogte te worden gebracht, teneinde te komen tot de afwerking en dus definitieve eindhoogte, zoals is aangegeven 11

b op tekening 61214-T40-01-2-1 (eindhoogte inclusief afdichtingsconstructie ontwerp 2006) volgens bijlage 5 van de aanvraag. Nieuw aangelegde stortcompartimenten dienen eveneens op de in lid a van dit voorschrift bedoelde voorlopige eindhoogte te worden gebracht, alvorens gestort mag worden in een volgend stortcompartiment. 7053.8 (Acceptatievoorwaarden stortplaats) Het is verboden op de stortplaats afvalstoffen te accepteren: a die niet zijn behandeld; b die niet voldoen aan de criteria die in bijlage I van het Bssa zijn aangegeven voor de acceptatie op een stortplaats van de desbetreffende klasse. 7053.9 (Uitzonderingen stortverbod) Het verbod om afvalstoffen te storten die niet zijn behandeld geldt niet ten aanzien van: a inerte afvalstoffen, indien de behandeling daarvan technisch niet realiseerbaar is; b andere afvalstoffen, indien de behandeling daarvan niet bijdraagt aan het beperken van de negatieve gevolgen van het storten voor de volksgezondheid of het milieu; c een partij afvalstoffen, waarvoor een ontheffing is verleend op grond van voorschrift 3.20 van de vigerende vergunning met nr. MW94.80696-6093042. Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland, ing. M.J.B. Kaal dienst Milieu en Water onderafdelingshoofd EindVerwijdering & Nazorg van de afdeling Bodem & Afval Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd hiertegen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Postbus 20019, 2500 EA 's-gravenhage). Indien een besluit ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is vastgesteld in samenhang met dit besluit, kan een uitspraak in beroep over dit besluit ook betrekking hebben op het besluit ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Zij die partij zijn in de hoofdzaak kunnen bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Als gedurende de beroepstermijn om een voorlopige voorziening is verzocht, wordt het besluit niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Voor het behandelen van het beroepschrift en voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de Raad van State, tel. (070) 426 44 26. 12

Bijlage A Deze bijlage bevat kopieën van delen van de aanvraag, te weten: - Bijlage 7, Overzicht Eural-codes te storten ongevaarlijke afvalstoffen; en - Bijlage 8, Overzicht Eural-codes te storten afvalstoffen die volgens de Eural gevaarlijke afvalstoffen zijn; en - Bijlage 9, Concentratiegrenswaarden 13

14