Praktische taalbeschouwing op de basisschool en in de eerste graad secundair onderwijs anno 2010

Vergelijkbare documenten
Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Nederlandse taalbeschouwing als ondersteuning voor het vreemdetalenonderwijs? Elena Lievens workshop studiedag Taal en Tekst, ENW AUGent, 6/11/2013

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica

Programma van Inhoud en Toetsing

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Overzicht bereikte eindtermen eerste graad met aanvullende leermethode Taalboost 1

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

Commentaar en suggesties bij IDP6 en IDP4 Nederlands 2012 Taalbeschouwing

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

3 LEERPLANDOELEN. De basisschool stelt zich als streefdoel voor taalbeschouwing:

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

Wegwijs in de werkwoordspelling

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Leerplan Nederlands Taalbeschouwing

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Onderdeel: Grammatica -- RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Formuleren voor gevorderden

Indien je de regels uit dit bestand kunt toepassen en je kent de stappen die je in het schema moet maken, dan beheers je de werkwoordspelling goed.

Formuleren voor gevorderden

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Toetsenperiode juni 2018

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Formuleren voor gevorderden

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

LESSTOF. Grammatica op maat

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

5 Niet meer twijfelen 107 Geweest is/is geweest 107 Vele of velen? 108 Hen/hun/ze 110 U/uw, jou/jouw 111 Als/dan 111 Dat/wat 113 Dat/die 115

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

Online cursus spelling en grammatica

Summerschool. Graad 1 Leerjaar 1

DIOCESANE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST BISDOM BRUGGE

Visuele Leerlijn Taal

Eigen vaardigheid Taal

Spelling Werkwoorden. Doelgroep Spelling Werkwoorden. Omschrijving Spelling Werkwoorden

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD

FRANS. Personeelsvergadering 31 mei mogen moeten. taalregeling. Talenbeleidsnota 3220 FRANS 1

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

Dit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2.

Implementatie leerplan Nederlands eerste graad B-stroom

Leerplannen Nederlands en vreemde talen in de eerste graad

BEGINNERSCURSUS DAG 2

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

Nieuw Nederlands 4 vmbo-gt Literatuur: Lijsters (Noordhoff Uitgevers), Lezen voor de lijst

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

Taalbeschouwing: spelen om te ontdekken hoe taal in elkaar zit

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18

LESSTOF. Grammatica op maat

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Taalbeschouwing: een doorlopende leerlijn basisonderwijs eerste graad secundair onderwijs A-stroom

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

Studiewijzer TaalCompetent

LESSTOF. Grammatica 1F

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Leerlijn Spreken & luisteren groep 5

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

instapkaarten taal verkennen

Emancipatie van het grammaticaonderwijs

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Hoe met leerlingen uit de tweede graad (secundair onderwijs) reflecteren op taal?

Inleiding 7. Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9

Basis Werkwoordspelling

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

LESSTOF. Grammatica 1F

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

Werkwoordspelling op maat

OPA-methode. Inhoud. 1. De OPA-methode maakt uw zinnen leesbaar 2. Zinnen bestaan uit zinsdelen 3

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

LESSTOF. Ontleden en Benoemen

Leerjaar 3 G-T Nieuw Nederlands

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

LESSTOF. Basisgrammatica

Programmering Leerstof & Toetsing VWO

als iets niet letterlijk is bedoeld.

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Transcriptie:

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS Ronde 6 Bart Masquillier VVKBaO Contact: bart.masquillier@vsko.be Praktische taalbeschouwing op de basisschool en in de eerste graad secundair onderwijs anno 2010 1. Waarom een eenduidige kennisbasis in verband met taalkundige en redekundige ontleding bij 10- tot 14-jarigen in Vlaanderen vanaf 2010? Naar aanleiding van de talennota (Vandenbroucke 2007) zijn de eindtermen en leerplannen Nederlands voor het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs vernieuwd. Het katholiek onderwijs in Vlaanderen heeft dat aangegrepen om de taalkundige en de redekundige kennis en vaardigheden tussen de onderwijsniveaus nog beter op elkaar af te stemmen. Daarmee is een duidelijke kennisbasis gelegd voor 10- tot 14-jarigen. Er zijn een aantal goede redenen om de kennis over woorden en zinnen aan jonge leerlingen te onderwijzen. Ten eerste zullen leerlingen, naarmate ze ouder worden, meer rekening moeten houden met de structurele aspecten van het taalsysteem. Ze hebben gaandeweg nood aan een groeiend inzicht in het taalsysteem om het taalgebruik dat ze al vlot hanteren nog te verfijnen en correct vorm te geven. Ten tweede kan inzicht in het taalsysteem helpen bij het beheersen van vooral de werkwoordspelling. Om de spelling van de werkwoorden te beregelen en te begrijpen, zijn een massa taalbeschouwelijke termen nodig, zoals werkwoord, persoonsvorm, persoon, onderwerp, infinitief, voltooid deelwoord, stam, uitgang, enkelvoud, meervoud en tijd. Ten derde ondersteunt taalbeschouwelijk onderwijs het leren van moderne en klassieke vreemde talen. Daarbij koppelen de leerlingen verschijnselen, termen en begrippen aan gelijkaardige verschijnselen in een vreemde taal. Maar ook vanuit een vreemde taal kunnen leerkrachten en leerlingen verschijnselen, termen en begrippen bespreken die ze tegelijkertijd of nadien ook in de Nederlandse taal onderzoeken. De beide onderwijsniveaus hebben in hun respectievelijke leerplannen geprobeerd om die kennis en vaardigheden goed te verdelen over de verschillende leeftijden. Dat willen we aantonen door middel van enkele praktijkvoorbeelden. Taalbeschouwing ontstaat het best vanuit een behoefte van de leerling om vat te krijgen op het systeem. De leerling denkt na over taalverschijnselen, neemt ze waar en probeert ze te begrijpen, te interpreteren en te verwerken. Hij probeert op die manier zijn taalgebruik te verbeteren. 242

8. Taalbeschouwing 2. Taalbeschouwing in functie van een groeiend inzicht in de structuur van de zin Ik las na de basisschool niet echt veel boeken meer, ik las alleen boeken omdat het moest voor school, ik lees geen boeken meer, omdat ik het veel te druk heb met sporten en andere dingen, op de middelbare school kreeg je een boekenlijst waar je uit moest kiezen en je moest er toen een boekentoets over maken. Ik lees niet veel meer, ik lees alleen als ik op vakantie ga, dan lees ik geen boeken, want ik heb nooit zin om er zolang over te doen, dus lees ik meestal stripverhalen. Ben ik nu geen goede lezer meer? Bij een schrijfoefening kun je naast de boodschap ook bepaalde aspecten van het taalsysteem bespreken. Zo kun je bijvoorbeeld focussen op zinnen. Om de reflectie te ondersteunen biedt de leraar in de eerste graad van de A-stroom vragen aan. Ook een schema kan helpen. Enkele voorbeelden: Welke fouten vallen op in de bovenstaande tekst op het gebied van de zinnen, de leestekens... Bespreek wat er fout loopt. Bestudeer de zinnen: - Zijn die lang/kort? - Enkelvoudig of samengesteld? - Welke soorten zinnen komen er aan bod? Vragen, instructies, mededelingen? - Welke leestekens horen bij die soorten zinnen? - Welke tijden vind je hier terug? Waarom die keuze? - Wat is het onderwerp van de (eerste) zin? Wordt het onderwerp herhaald of hoe merk je waar het over gaat in de tweede en de volgende zinnen? Kan je het onderwerp in bepaalde delen weglaten? Klopt het gebruik van het onderwerp in de hele tekst? Op welke plaats in de zinnen vind je dat onderwerp? Kun je afwisseling brengen? Hoe doe je dat? Waar is inversie zinvol? Wat is de bedoeling? 8 Op die manier leren de leerlingen de soorten zinnen kennen en koppelen ze die aan het gebruik en het doel van die zinnen, met daarbij aansluitend het gebruik van leestekens. 243

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS Zin - voorbeeld Soort zin Eindleesteken Doel van de zin Ik lees geen boeken meer mededelende zin punt informeren, iets meedelen omdat ik het veel te druk heb met sporten en vraagteken je stelt nog iets in vraag wat je andere dingen. eerst mededelend wou brengen Ben ik nu geen goede lezer meer? vragende zin vraagteken je vraagt informatie Ik moest er toen een uitroepende uitroepteken gevoel uiten. toets over maken! zin/bevelende zin of punt bevel geven. Figuur 1: Soorten zinnen. Ze zien het belang in van afwisseling in de zinsbouw. Door de verplichte afwisseling in de zinsbouw denken leerlingen na over wat ze precies willen uitdrukken en over welke soort zin ze daarvoor kunnen gebruiken. Zin met inversie voorbeeld Ben ik nu geen goede lezer meer? Na de basisschool las ik niet echt veel boeken meer. (tegenover: Op de middelbare school kreeg ik een boekenlijst ) Doel: vraag of nadruk (andere?) Vragende zin: ja-nee-vraag en vraagwoordvraag Zinsdeel dat voorop staat krijgt extra nadruk/aandacht Figuur 2: Zinnen met inversie. 3. Taalbeschouwing als ondersteuning bij de werkwoordspelling De leerlingen van het vijfde leerjaar (groep 7) spelen een kwartet met verschillende werkwoorden. Daardoor gebruiken ze onbewust nogmaals de terminologie rond de werkwoorden en ontdekken ze op een speelse manier de gelijkenissen en de verschillen tussen de werkwoordvormen. Mogelijke vraag na een aantal spelletjes is: Rangschik de vormen van de werkwoorden uit het kwartet in de volgende tabel. Wat valt je op? 244

8. Taalbeschouwing Infinitief Stam Tegenwoordige Tegenwoordige Verleden Verleden Andere vorm tegenwoordige tijd 3 de persoon tijd 3 e persoon tijd enk. tijd mv. tijd enk. mv. spelen speel speelt spelen speelde speelden gespeeld werken Figuur 3: Werkwoorden. Figuur 4: Werkwoorden kwartetkaart. 8 basisonderwijs werkwoord infinitief stam uitgang persoonsvorm enkelvoud meervoud persoon, 1 ste persoon, 2 de persoon, 3 de persoon tijd, tegenwoordige tijd, verleden tijd eerste graad secundair onderwijs hulpwerkwoord koppelwerkwoord imperatief toekomende tijd voltooid deelwoord onvoltooide tijd voltooide tijd Figuur 5: Werkwoorden overzicht. 245

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS 4. Taalbeschouwing in functie van de moderne vreemde talen en het inzicht in de wetmatigheden in de eigen taal Op een tekening (prent, foto) zie je een prachtig huis. Benoem alle kamers van dat huis in het Frans en in het Nederlands. Schrijf ze op in de twee kolommen. Voorzie elk zelfstandig naamwoord van de passende lidwoorden. Pas op: van sommige kamers zijn er meerdere! Je mag gebruikmaken van internet en woordenboeken. Vragen: Welk verband zie je tussen de lidwoorden in het Nederlands en het Frans?, Welke gelijkenissen zie je?, Welke verschillen?, Welke vragen stel je jezelf? en Wat kan je besluiten? Lidwoorden Frans Nederlands le couloir de gang garage de garage grenier de zolder la cuisine de keuken toilette het toilet salle de séjour de woonkamer les les salles de bains de badkamers chambres à coucher de slaapkamers un couloir een gang garage garage grenier zolder une cuisine keuken toilette toilet salle de séjour woonkamer des les salles de bains / badkamers chambres à coucher slaapkamers Figuur 6: Lidwoorden. Door dergelijke oefeningen te maken, ontdekken de leerlingen dat: het Frans zes lidwoorden telt en het Nederlands slechts drie; het Nederlands onzijdige woorden heeft en het Frans slechts mannelijke en vrouwelijke woorden; het onbepaald lidwoord in het Frans ook afhangt van het genus van de woorden; 246

8. Taalbeschouwing je, om de lidwoorden juist te gebruiken in het Frans, goed moet weten wat een genus is van een woord; het in het Nederlands niet uitmaakt voor het lidwoord of het genus mannelijk of vrouwelijk is; woorden in het Nederlands wel degelijk ook een genus hebben; je het merkt als je een woord vervangt door een verwijswoord; het Nederlands geen lidwoorden heeft voor onbepaalde zelfstandige naamwoorden in het meervoud; een onzijdig woord de ene keer in het Frans een vrouwelijke woord kan zijn en de andere keer een mannelijk woord. basisonderwijs Lidwoord Onzijdig Vrouwelijk Mannelijk eerste graad secundair onderwijs Bepaald lidwoord Onbepaald lidwoord Genus Figuur 7: Lidwoorden overzicht. Ronde 7 Ria Van der Mueren Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie humaniora, Sint-Niklaas Contact: riavandermueren@gmail.com Van luister- en kijkvaardigheid naar taalbeschouwing: namen noemen, het zelfstandig naamwoord 8 1. Taalvaardig Wie taalvaardig is, heeft meer kansen om zichzelf te realiseren, om anderen te ontmoeten en samen met die anderen een eigen wereld uit te bouwen. Communicatie helpt je om iemand te zijn en om jezelf en de wereld rondom je te benoemen. Taal maakt je vaardig in het leven en helpt je om in de wereld een plaats te veroveren op verschillende gebieden. Het verruimt je mogelijkheden, want taal schept een band tussen jou en mij en geeft namen aan wie of wat je omringt. Hoe beter je de taal beheerst, hoe beter je jezelf kunt uitdrukken en hoe beter je kunt worden wie je wilt worden. 247