Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.
|
|
- Gerarda Hermans
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 DEEL 1: werkwoorden 1. Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. Voorbeelden: komen, gaan, zwemmen, lopen, zijn enz. 1.1 Vormen van het werkwoord Werkwoorden komen in verschillende vormen voor. 1. Hele werkwoord 2. Persoonsvorm 3. Voltooid deelwoord Hele werkwoord: Gaan Ik zal gaan Persoonsvorm: ik ga ging ga ging je je gaat ging hij/zij/het gaat ging we gaan gingen jullie gaan gingen ze/zij gaan gingen Voltooid deelwoord: We zijn gegaan Het hele werkwoord en het voltooid deelwoord staan nooit alleen in een zin. Ze komen altijd samen met een persoonsvorm in de zin voor. 1.2 Werkwoordsoorten Er zijn 3 verschillende werkwoordsoorten: 1. Koppelwerkwoord (kww) 2. Zelfstandig werkwoord (zww) 3. Hulpwerkwoord (hww) LET OP: in een zin staat altijd òf een koppelwerkwoord, òf een zelfstandig werkwoord.
2 Koppelwerkwoorden (kww) Zijn, worden, blijven Blijken, lijken, schijnen Heten, dunken, voorkomen Zijn, worden, blijven worden het vaakst gebruikt. Koppelwerkwoorden hebben geen echte betekenis. Ze geven niet aan wat iemand doet, maar wat iemand is of wordt. Ze verbinden het onderwerp in de zin aan iets. Rob wordt een goede voetballer. Rob wordt iets. Rob is een goede voetballer. Rob is iets. De betekenis van koppelwerkwoorden is altijd: - iets zijn - iets worden - iets blijven - enz. Dat iets kan een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord bevatten. Koppelwerkwoorden komen in verschillende vormen voor: - Zijn: ben, is, was, waren, geweest. - Worden: word, wordt, werd, werden, geworden. - Blijven: blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven. - Enz.
3 1.2.2 Zelfstandige werkwoorden (zww) Zelfstandige werkwoorden komen het vaakst voor. Deze werkwoorden geven meestal aan wat iemand doet. Rob voetbalt erg graag. Rob komt naar school. Bijna alle werkwoorden kunnen als zelfstandig werkwoord worden gebruikt. Zijn, blijven, lijken, schijnen kunnen ook als zelfstandig werkwoord worden gebruikt. - Zijn: in de betekenis van ergens zijn Rob is thuis. Rob is ergens. - Blijven: in de betekenis van ergens blijven Rob blijft thuis. Rob blijft ergens. - Lijken: in de betekenis van ergens op lijken Rob lijkt op zijn vader. Rob lijkt ergens op. - Schijnen in de betekenis van licht uitstralen De zon schijnt. De zon straalt licht uit.
4 1.2.3 Hulpwerkwoorden (hww) Hulpwerkwoorden hebben ook geen echte betekenis. Ze komen nooit alleen in een zin voor. Voorbeelden van hulpwerkwoorden: Hebben, zullen, gaan, zijn, worden enz. Als er meerdere werkwoorden in een zin staan, is één ervan òf een koppelwerkwoord, òf een zelfstandig werkwoord. Alle andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoorden. Hulpwerkwoorden kun je weglaten in de zin. Maaike heeft erg goed haar best gedaan. Heeft = hulpwerkwoord Gedaan = zelfstandig werkwoord Maaike is zelfs kampioen geworden. Is = hulpwerkwoord Geworden = koppelwerkwoord
5 HOE WEET IK WAT DE HULPWERKWOORDEN IN DE ZIN ZIJN? 1. Als er maar één werkwoord in de zin staat, zijn er geen hulpwerkwoorden. 2. Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, doe je de weglatingsproef. Weglatingsproef: 1. Je kijkt naar wat de werkwoorden in de zin zijn. 2. Je haalt de persoonsvorm weg en kijkt welk werkwoord overblijft. Het werkwoord dat weggelaten kan worden, is een hulpwerkwoord. Het werkwoord dat overblijft, is een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord. Let op: als er na het weghalen van de persoonsvorm nog meerdere werkwoorden in de zin staan, maak je een nieuwe zin met de overgebleven werkwoorden. Je doet de weglatingsproef weer opnieuw. Dit doe je net zolang tot je maar één werkwoord overhoudt. Hier hoef je geen nieuwe zin meer mee te maken. Je zou nu meer over werkwoorden moeten weten. 1. Werkwoorden: zou moeten weten 2. Persoonsvorm = zou; Overgebleven: moeten weten 3. Nieuwe zin: Je moet nu meer over werkwoorden weten. 4. Werkwoorden: moet weten 5. Persoonsvorm = moet; Overgebleven: weten Conclusie: Zou = hulpwerkwoord Moeten = hulpwerkwoord Weten = zelfstandig werkwoord
6 DEEL 2: redekundig ontleden 2. Redekundig ontleden Redekundig ontleden is het ontleden van zinsdelen. Een andere naam is zinsontleding. Een zin is opgebouwd uit verschillende zinsdelen: Morgen ga ik met mijn vrienden tennissen in het park. Morgen / ga / ik / met mijn vrienden/ tennissen / in het park. De woorden tussen de streepjes zijn zinsdelen. Deze hebben verschillende namen. De namen van verschillende zinsdelen zijn: - Persoonsvorm - Werkwoordelijk gezegde - Naamwoordelijk gezegde - Onderwerp - Lijdend voorwerp - Meewerkend voorwerp - Bijwoordelijke bepaling - Bijvoeglijke bepaling Al deze zinsdelen worden zo dadelijk behandeld. Ze worden behandeld in een volgorde die je ook moet aanhouden als je zinnen moet ontleden. Aan het einde van dit boekje staat een ontleedschema. Hierop staan de verschillende stappen in het kort aangegeven. Je moet de pijlen volgen. 2.1 Zinsdelen 1. Persoonsvorm (PV) De persoonsvorm is een werkwoord. Het verandert als je de zin in een andere tijd zet. Jordy heeft gisteren zijn buurmeisje een nieuwe dvd gegeven voor haar verjaardag. Jordy had gisteren zijn buurmeisje een nieuwe dvd gegeven voor haar verjaardag. PV = heeft
7 2. Zinsdeelstreepjes zetten Tussen de zinsdelen zet je zinsdeelstreepjes. Alle woorden die samen voor de PV gezet kunnen worden, vormen samen één zinsdeel. De PV is altijd een apart zinsdeel. In gedachten moet je dus woorden verplaatsen.. Jordy / heeft / gisteren zijn buurmeisje een nieuwe dvd gegeven voor haar verjaardag. /Gisteren zijn buurmeisje / heeft/ Jordy een nieuwe dvd gegeven voor haar verjaardag. Dit kan niet, dus Gisteren zijn buurmeisje is geen zinsdeel. /Gisteren/ heeft/ Jordy zijn buurmeisje een nieuwe dvd gegeven voor haar verjaardag./ Dit kan wel, dus gisteren is wel een zinsdeel. De zinsdelen in deze zin zijn: Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag.
8 3. Gezegde Er zijn twee soorten gezegdes: - Naamwoordelijk gezegde er staat een koppelwerkwoord in de zin - Werkwoordelijk gezegde er staat een zelfstandig werkwoord in de zin Om te weten met welk gezegde je te maken hebt, moet je kijken of er een koppelwerkwoord of een zelfstandig werkwoord in de zin staat. Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, moet je de weglatingsproef doen. Meer over de weglatingsproef, koppelwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden in DEEL 1: werkwoorden. Voorbeeld 1: /Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag./ PV= heeft Gezegde: heeft gegeven Na de weglatingsproef blijft gegeven over. gegeven is een zelfstandig werkwoord. In deze zin staat dus een werkwoordelijk gezegde. Voorbeeld 2: /Jordy s buurmeisje/ was/ gisteren/ jarig./ Pv= was Gezegde: was was is het enige werkwoord. was is een vorm van zijn. Betekenis: was iets was is een koppelwerkwoord. In deze zin staat dus een naamwoordelijk gezegde.
9 4a. Naamwoordelijk gezegde (NG) Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. Het werkwoordelijk deel: alle werkwoorden. Het naamwoordelijk deel: een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord. In het gedeelte over de werkwoorden staat dat een koppelwerkwoord het onderwerp met iets verbindt. Dit iets is het naamwoordelijk deel. Dat iets kan een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord bevatten. Daarom heet dit gezegde naamwoordelijk gezegde. Voorbeeld 1: Real Madrid is kampioen geworden. Real Madrid is iets geworden. Werkwoordelijk deel is is geworden. Naamwoordelijk deel is kampioen. Je ziet; het iets is het naamwoordelijk deel. Het naamwoordelijk gezegde is dus: is kampioen geworden. Voorbeeld 2: /Jordy s buurmeisje/ was/ gisteren/ jarig./ PV = was Naamwoordelijk gezegde = was jarig Tot slot: in een naamwoordelijk gezegde staat geen lijdend voorwerp.
10 4b. Werkwoordelijk gezegde (WG) Als er een zelfstandig werkwoord in de zin staat, heb je te maken met een werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. /Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag./ PV= heeft Werkwoordeljk gezegde= heeft gegeven 5. Onderwerp (OW) Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet, is of wordt. Om het onderwerp te vinden stel je de vraag: Wie/wat + gezegde? Voorbeeld 1: /Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag./ PV= heeft Werkwoordelijk gezegde = heeft gegeven Wie/wat heeft gegeven? Jordy Onderwerp = Jordy Voorbeeld 2: /Jordy s buurmeisje/ was/ gisteren/ jarig./ PV = was Naamwoordelijk gezegde = was jarig Wie/wat was jarig? Jordy s buurmeisje Onderwerp = Jordy s buurmeisje
11 6. Lijdend voorwerp (LV) Het lijdend voorwerp komt alleen voor bij een werkwoordelijk gezegde. Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Een zinsdeel als in de tuin kan dus geen lijdend voorwerp zijn. Een lijdend voorwerp geeft nooit een hoeveelheid aan. Een zinsdeel als zestien meter kan dus geen lijdend voorwerp zijn. Het lijdend voorwerp vind je door de volgende vraag te stellen: Wat/wie + gezegde + onderwerp? /Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag./ PV= heeft Werkwoordelijk gezegde = heeft gegeven Onderwerp = Jordy Wat/wie heeft Jordy gegeven? Een nieuwe dvd Lijdend voorwerp = een nieuwe dvd Je ziet: je stelt de vraag dus met zinsdelen die je al hebt.
12 7. Meewerkend voorwerp (MV) Het meewerkend voorwerp is het zinsdeel dat aangeeft wie iets krijgt of ontvangt. Bij een meewerkend voorwerp kun je de woorden aan of voor toevoegen of weglaten. Hiervoor moet je de volgorde van de zinsdelen soms veranderen. Als je aan of voor in geen enkel geval kunt toevoegen of weglaten, heb je niet te maken met een meewerkend voorwerp. Het meewerkend voorwerp kun je vinden met de vraag: Aan/voor WIE + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? /Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag./ PV= heeft Werkwoordelijk gezegde = heeft gegeven Onderwerp = Jordy Lijdend voorwerp = een nieuwe dvd Aan/voor WIE heeft Jordy een nieuwe DVD gegeven? Aan zijn buurmeisje Meewerkend voorwerp = zijn buurmeisje
13 8. Bijwoordelijke bepaling (BWB) De bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als wanneer, waarom, hoe, hoeveel enz. Dit zinsdeel is makkelijk te vinden: De zinsdelen die je overhoudt zijn bijwoordelijke bepaling. /Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag./ PV= heeft Werkwoordelijk gezegde = heeft gegeven Onderwerp = Jordy Lijdend voorwerp = een nieuwe dvd Meewerkend voorwerp = zijn buurmeisje Niet benoemd zijn: gisteren en voor haar verjaardag. Bijwoordelijke bepaling = gisteren, voor haar verjaardag.
14 9. Bijvoeglijke bepaling (BVB) Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord binnen een zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Voorbeeld 1: Het oude huis in de straat / wordt / gesloopt. Het onderwerp is Het oude huis in de straat Het eerste zelfstandig naamwoord is huis. Oude zegt iets over huis. in de straat zegt ook iets over huis. Bijvoeglijke bepaling: oude bij huis, in de straat bij huis. Voorbeeld 2: Maurits / heeft/ zijn Playstation/ verkocht. Kijk naar het lijdend voorwerp: zijn Playstation Het eerste zelfstandig naamwoord is Playstation zijn zegt iets over Playstation Bijvoeglijke bepaling: zijn bij Playstation Voorbeeld 3: /Jordy/ heeft/ gisteren/ zijn buurmeisje/ een nieuwe dvd/ gegeven/ voor haar verjaardag./ PV= heeft Werkwoordelijk gezegde = heeft gegeven Onderwerp = Jordy Lijdend voorwerp = een nieuwe dvd Bijwoordelijke bepaling = gisteren, voor haar verjaardag Bijvoeglijke bepaling = zijn bij buurmeisje, nieuwe bij dvd, haar bij verjaardag
15 Taalkundig ontleden (woordsoortbenoeming) Lidwoord (LW) De, het, een Zelfstandig naamwoord (ZNW) Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten zijn zelfstandige naamwoorden. Ook namen van mensen, dieren, landen, steden enz. zijn zelfstandige naamwoorden. Voorbeelden: Huis, boom, Maarten, Nederland, sport, Amsterdam Zelfstandige werkwoorden (ZWW) Deze werkwoorden geven meestal aan wat iemand doet. Rob voetbalt erg graag. Rob komt naar school. Bijna alle werkwoorden kunnen als zelfstandig werkwoord worden gebruikt. Zijn, blijven, lijken, schijnen kunnen ook als zelfstandig werkwoord worden gebruikt. - Zijn: in de betekenis van ergens zijn Rob is thuis. Rob is ergens. - Blijven: in de betekenis van ergens blijven Rob blijft thuis. Rob blijft ergens. - Lijken: in de betekenis van ergens op lijken Rob lijkt op zijn vader. Rob lijkt ergens op. - Schijnen in de betekenis van licht uitstralen De zon schijnt. De zon straalt licht uit.
16 Hulpwerkwoorden (HWW) Hulpwerkwoorden hebben geen echte betekenis. Ze komen nooit alleen in een zin voor. Voorbeelden van hulpwerkwoorden: Hebben, zullen, gaan, zijn, worden enz. Als er meerdere werkwoorden in een zin staan, is één ervan òf een koppelwerkwoord, òf een zelfstandig werkwoord. Alle andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoorden. Hulpwerkwoorden kun je weglaten in de zin. Maaike heeft erg goed haar best gedaan. Heeft = hulpwerkwoord Gedaan = zelfstandig werkwoord Maaike is zelfs kampioen geworden. Is = hulpwerkwoord Geworden = koppelwerkwoord HOE WEET IK WAT DE HULPWERKWOORDEN IN DE ZIN ZIJN? 1. Als er maar één werkwoord in de zin staat, zijn er geen hulpwerkwoorden. 2. Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, doe je de weglatingsproef. Weglatingsproef: 1. Je kijkt naar wat de werkwoorden in de zin zijn. 2. Je haalt de persoonsvorm weg en kijkt welk werkwoord overblijft. Het werkwoord dat weggelaten kan worden, is een hulpwerkwoord. Het werkwoord dat overblijft, is een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord. Let op: als er na het weghalen van de persoonsvorm nog meerdere werkwoorden in de zin staan, maak je een nieuwe zin met de overgebleven werkwoorden. Je doet de weglatingsproef weer opnieuw. Dit doe je net zolang tot je maar één werkwoord overhoudt. Hier hoef je geen nieuwe zin meer mee te maken.
17 Weglatingsproef: Je zou nu meer over werkwoorden moeten weten. 1. Werkwoorden: zou moeten weten 2. Persoonsvorm = zou; Overgebleven: moeten weten 3. Nieuwe zin: Je moet nu meer over werkwoorden weten. 4. Werkwoorden: moet weten 5. Persoonsvorm = moet; Overgebleven: weten Conclusie: Zou = hulpwerkwoord Moeten = hulpwerkwoord Weten = zelfstandig werkwoord Koppelwerkwoorden (KWW) Zijn, worden, blijven Blijken, lijken, schijnen Heten, dunken, voorkomen Zijn, worden, blijven worden het vaakst gebruikt. Koppelwerkwoorden hebben geen echte betekenis. Ze geven niet aan wat iemand doet, maar wat iemand is of wordt. Ze verbinden het onderwerp in de zin aan iets. Rob wordt een goede voetballer. Rob wordt iets. Rob is een goede voetballer. Rob is iets. De betekenis van koppelwerkwoorden is altijd: - iets zijn - iets worden - iets blijven - enz.
18 Dat iets kan een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord bevatten. Koppelwerkwoorden komen in verschillende vormen voor: - Zijn: ben, is, was, waren, geweest. - Worden: word, wordt, werd, werden, geworden. - Blijven: blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven. - Enz. Bijvoeglijk naamwoord (BNW) Het bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap van een zelfstandig naamwoord aan. Meestal staat het voor het zelfstandig naamwoord. Het grote huis, Als er een koppelwerkwoord in de zin staat, staat het bijvoeglijk naamwoord niet achter het zelfstandig naamwoord. Het huis is groot. Voorzetsel (VZ) Een voorzetsel is een woord waar je de kast achter kunt zetten. Voorbeelden: In de kast, op de kast, over de kast, naast de kast enz. Persoonlijk voornaamwoord (PERS. VNW) Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, meerdere personen, voorwerpen of abstracte zaken. Het heeft twee vormen. Je moet dus goed op de plaats in de zin letten. Onderwerpsvorm: Het persoonlijk voornaamwoord wordt gebruikt als onderwerp (onderwerpsvorm): Ik ga Je/jij gaat Hij/zij/ze/het/u gaat Wij gaan Jullie gaan Zij/ze gaan Het persoonlijk voornaamwoord wordt gebruikt als voorwerp (voorwerpsvorm): Zij heeft mij gezien. Ik heb jou/je gezien. Ik heb hem/haar gezien. Zij hebben ons gezien. Ik heb jullie gezien. Ik heb het aan hen gevraagd. Ik heb het hun gevraagd.
19 Het huis is van mij. Het huis is van jou. Het huis is van hem/haar. Het huis is van ons. Het huis is van jullie. Het huis is van hen. Bezittelijk voornaamwoord (BEZ.VNW) Dit voornaamwoord geeft een bezit aan. Het kan zelfstandig en bijvoeglijk voorkomen. Bezittelijke voornaamwoorden (zelfstandig gebruikt): Dit huis is het mijne. Dit huis is het jouwe. Dit huis is het uwe. Dit huis is het zijne. Dit huis is het hare. Dit huis is het onze. Dit huis is het hunne. Bezittelijke voornaamwoorden (bijvoeglijk gebruikt): Mijn huis Jouw/je huis Zijn/haar huis Ons huis Jullie huis Hun huis Wederkerend voornaamwoord (WEDERKEREND VNW) Wederkerende voornaamwoorden komen altijd voor met wederkerende werkwoorden. Dit zijn werkwoorden als wassen, vergissen, bedenken. Voorbeelden: Ik was me/mij Je wast je Hij vergist zich Wij bedenken ons Wederkerige voornaamwoorden (WEDERKERIG VNW) Deze zijn ongeveer hetzelfde als de wederkerende voornaamwoorden, alleen verwijzen ze nu naar meerdere personen. Zij verdedigen elkaar. Ze komen ook zelfstandig voor: Zij beoordelen elkaars prestaties. De wederkerende voornaamwoorden zijn: Elkaar, elkaars, elkander, elkanders, mekaar, mekaars
20 Aanwijzende voornaamwoorden (AANW. VNW) Dit zijn voornaamwoorden die iets aanwijzen. Voorbeelden: Deze man, dit werkstuk, dat kind, zulke mensen Betrekkelijke voornaamwoorden (BETR. VNW) Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord of een groep woorden die vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord staat. Het woord of de groep woorden waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord naar verwijst, noem je het antecedent. Voorbeelden: De man, die daar staat,. De man is het antecedent. Het kind, dat daar loopt,. Het kind is het antecedent. Alles wat ik heb,. Alles is het antecedent. Er zijn twee betrekkelijke voornaamwoorden die moeilijker te herkennen zijn: Wie en wat. Voorbeelden: Wie roept, wordt overgeslagen. wie kun je vervangen door degene die Wat jij ervan vindt, doet niet ter zake. wat kun je vervangen door dat wat Vragende voornaamwoorden (VR. VNW) Dit zijn de vragende voornaamwoorden als: Wie loopt daar? Welke scooter heb jij? In welk huis woon jij? Wat is dat? Wat voor ding is dat? Wat voor een ding is dat? Onbepaald voornaamwoord (ONBEP.VNW) Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een persoon of ding zonder verdere bijzonderheden te geven. Voorbeelden: Men, (n)iemand, (n)iets, ieder(een), alles, elk,wat, enig(e), het een of ander.
21
22 This document was created with Win2PDF available at The unregistered version of Win2PDF is for evaluation or non-commercial use only. This page will not be added after purchasing Win2PDF.
2 hv. 1
2 hv www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp
Nadere informatieZ I N S O N T L E D I N G
- 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk
Nadere informatie1 keer beoordeeld 4 maart 2018
7 Samenvatting door Syb 764 woorden 1 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Nederlands Nederlands Toets week 3 ZAKELIJKE TEKSTEN LEZEN Het onderwerp van een tekst bestaat uit een paar woorden. Een deel onderwerp
Nadere informatieGRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG
GRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL OEFENSITES WERKWOORDELIJK GEZEGDE ONTLEDEN ZIN OEFENSITES NAAMWOORDELIJK
Nadere informatieAntwoorden Nederlands Ontleding
Antwoorden Nederlands Ontleding Antwoorden door een scholier 1587 woorden 27 april 2010 5,8 10 keer beoordeeld Vak Nederlands Taalkundig ontleden; Lidwoorden; Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig
Nadere informatieGrammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.
9 789082 208306 van Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden. Opzoekboekje voor leerlingen in klas 1 tot en met 3 in de onderbouw
Nadere informatie1
3a www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp
Nadere informatieNederlands C.T samenvatting
Nederlands C.T samenvatting Wat te leren: Blok 4 + helft blok 5, op de leer s.o stof na. Blok 4 2.2 Chronologische tijdsvolgorde: de ene gebeurtenis na de andere Tijdsprong: het overslaan van een stuk
Nadere informatieGrammatica. Op niveau onderbouw - Naslag
Op niveau onderbouw - Naslag Grammatica In dit naslagdocument vind je de belangrijkste onderdelen van grammatica die in Op niveau onderbouw, leerjaar 1 t/m 3, worden behandeld. Als je wilt weten welke
Nadere informatieWoordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord
Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord
Nadere informatieZinsontleden en woordbenoemen groep 7/8
Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Naam: 1 Inhoudsopgave: 3 - Onderwerp 4 - Persoonsvorm 5 - Gezegde 6 - Lijdend voorwerp 7 - Meewerkend voorwerp 8 - Werkwoorden 8 - Zelfstandig naamwoorden 9 - Bijvoeglijk
Nadere informatie3 vwo. 1
3 vwo www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Redekundig ontleden
Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden Samenvatting door Bernard 1165 woorden 29 januari 2015 6,8 14 keer beoordeeld Vak Nederlands Redekundig ontleden Allereerst, wat is redekundig ontleden? Redekundig
Nadere informatiehandelingswijzer redekundig ontleden zinsdelen
handelingswijzer redekundig ontleden zinsdelen Naslagwerk Voor leerlingen en ouders INHOUD INHOUD... 2 REDEKUNDIGE ONTLEDING: ZINSDELEN... 3 PERSOONSVORM (pv)... 3 WERKWOORDELIJK GEZEGDE (ww gez)... 3
Nadere informatieZin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,
Zinsontleding: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, handelend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepalingen in zinnen.
Nadere informatieOntleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.
Ontleden Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden. Bij het redekundig ontleden verdeel je de zin in zinsdelen en geef je elk zinsdeel een redekundige naam. Deze zinsdelen
Nadere informatieNaam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.
Naam: Mijn doelenboekje Grammatica Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8 www.gynzy.com Inhoud & Legenda In dit doelenboekje zijn de volgende Werelden te vinden: Taalkundige ontleding...3 Redekundige
Nadere informatiePIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:
PIT HAVO-2 +HAVO/VWO-2 2016-2017 Vak: Nederlands Onderdeel: Spelling H1 en H2 Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1 en 2 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online De leerling kent de volgende
Nadere informatieTipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8
Tipboekje Herman Jozefschool Groep 8 Inhoudsopgave Tips: Woordsoorten Werkwoorden, Lidwoorden,Zelfstandige naamwoorden en eigen namen Bijvoeglijke naamwoorden,voorzetsels,vragende voornaamwoorden Bezittelijke
Nadere informatieInhoudsopgave. Dit boekje bestaat uit drie delen:
Inhoudsopgave Dit boekje bestaat uit drie delen: Deel 1: uitleg (stappenplan) blz. 2 t/m 5 Deel 2: oefenzinnen blz. 6 Deel 3: antwoorden blz. 7 t/m 12 Disclaimer Aan de inhoud van dit boekje kunnen geen
Nadere informatieIn dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.
In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. Mochten er aanvullingen zijn, kunt u altijd een e-mail sturen naar info@obs-delandweert.nl. ONTLEDEN Taalkundig ontleden. benoem de
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6
Samenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1947 woorden 10 mei 2008 5,8 282 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op nieuw niveau Woordsoort, Afk., omschrijving,
Nadere informatieDe laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.
Zinsdelen Nederlands Bijvoeglijke bepaling Bijwoordelijke bepaling Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Naamwoordelijk gezegde Onderwerp Persoonsvorm Voorzetselvoorwerp Werkwoordelijk gezegde Bijvoeglijke
Nadere informatieWoordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.
Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk
Nadere informatieCVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3
CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De
Nadere informatieGrammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8
Zinsontleding - Uitgebreid Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8 Inhoudsopgave Persoonsvorm 4 Onderwerp 6 Gezegde: werkwoordelijk en naamwoordelijk 7 Lijdend voorwerp
Nadere informatieSpiekkaart. Persoonsvorm - p.v.
Persoonsvorm - p.v. DE PERSOONSVORM IS EEN WERKWOORD 1. 2. 3. Zet de zin in een andere tijd: Muis schrijft een brief. Muis schreef een brief. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. Maak van de
Nadere informatiePV ( ) OW ( ) WW REST { } NIET-WW REST [ ] GEMENGDE REST [ } NAAMW. DEEL MW ======= BIJW. BEPALING
PV ( ) OW ( ) WW REST { } NIET-WW REST [ ] GEMENGDE REST [ } NAAMW. DEEL LV MW ======= VV BIJW. BEPALING PERSOONSVORM (PV) In elke zin staan een of meer werkwoorden. Een van die werkwoorden is altijd de
Nadere informatieRedekundig ontleden. Arend van den Brink
Redekundig ontleden Arend van den Brink - Inhoudsopgave Redekundig ontleden... 3 Persoonsvorm... 3 Onderwerp... 4 Naamwoordelijk gezegde... 4 Werkwoordelijk gezegde... 7 Lijdend voorwerp... 8 Meewerkend
Nadere informatieJan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek
Jan Heerze Kortom Nederlandse grammatica Walvaboek WOORD VOORAF Kennis van de Nederlandse grammatica is geen doel in zichzelf, maar een hulpmiddel om tekortkomingen in eigen taalgebruik te corrigeren.
Nadere informatieWoordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek.
Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek. Inleiding Een boek samenstellen over woordsoorten. Dat betekent: keuzes maken. Wat overigens ook geldt voor het gebruiken ervan. Over de keuzes
Nadere informatievraag 1 Geef aan of het onderstreepte werkwoord hulpwerkwoord, koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord is.
Toets grammatica hoofdstuk 1, 2+3 vraag 1 Geef aan of het onderstreepte werkwoord hulpwerkwoord, koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord is. Zou Zidane de beste voetballer van de wereld zijn? Bij iedere
Nadere informatieπ (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46
Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
Nadere informatiePdf versie uitleg Grammatica
Uitleg Grammatica Inleiding In deze zelfstudiemodule kun je grammatica oefenen. Grammatica betekent volgens de Van Dale Leer van het systeem van een taal, geheel van regels volgens welke woorden en zinnen
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Onderdeel: Grammatica zinsdelen H1-H3 (RTTI) Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1-3 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online Cambiumned.nl De leerling kent de theorie m.b.t. de zinsdelen: - persoonsvorm
Nadere informatieNiveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad
Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad Waarom? Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De vaardigheden
Nadere informatie6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling
Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei 2016 6.2 3 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Nederlands Paragraaf 1 Dubbel op Onjuiste herhaling 2x een voorzetsel wordt gebruikt, maar 1 overbodig
Nadere informatieEen boek samenstellen over woordsoorten. Dat betekent: keuzes maken. Wat overigens ook geldt voor het gebruiken ervan.
Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek. Inleiding Een boek samenstellen over woordsoorten. Dat betekent: keuzes maken. Wat overigens ook geldt voor het gebruiken ervan. Over de keuzes
Nadere informatieDPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling
Werkstuk schrijven DPS Communicatie Werkblad: werkwoordspelling On line, korte, doelgerichte cursussen. Aan de slag wanneer het u uitkomt. Via Skype contact met een ervaren docent. Makkelijker was het
Nadere informatieDOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.
DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen. STRUCTUUR De lesstof is ingedeeld in rubrieken (onderwerpen)
Nadere informatieCompacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek
Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek Bezoek- en postadres: Bredewater 16 2715 CA Zoetermeer info@uitgeverijbos.nl www.uitgeverijbos.nl 085 2017 888 Aan de totstandkoming van
Nadere informatiehandelingswijzer taalkundig ontleden woordsoorten
handelingswijzer taalkundig ontleden woordsoorten Naslagwerk Voor leerlingen en ouders 1 INHOUD INHOUD... 2 TAALKUNDIGE ONTLEDING: WOORDSOORTEN... 3 WERKWOORDEN... 3 ZELFSTANDIG NAAMWOORD (zelfst.nw)...
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende regel De stam van werkwoorden kunnen noteren
Nadere informatieEigen vaardigheid Taal
Eigen vaardigheid Taal Door middel van het beantwoorden van de vragen in dit blok heeft u inzicht gekregen in uw kennis en vaardigheden van de grammatica en spelling van de Nederlandse taal. In het overzicht
Nadere informatieOnline cursus spelling en grammatica
Handleiding Online cursus spelling en grammatica Het hoofdmenu In het hoofdmenu kun je links op een niveau klikken. Daarnaast zie je een overzicht van de modules die bij dit niveau horen. Modules Rechts
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Vak: Nederlands Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Lesperiode: 1 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
-b fl41..- 1 rair î ; : ; - / 0 t- t-, 9 S QURrz 71 1 t 5KM 1o r MALNBERG St 4) 4 instapkaarten ji - S 1,1 1 thema 5 1 les 2 S S S - -- t. Je leert hoe je van het hele werkwoord een voltooid deelwoord
Nadere informatie71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.
v;rw>r t 7 S SS QVRre F9 - -t. t- L 5KM i r MALtABERG instapkaarten taal verkennen S -4 taal verkennen komt er vaak een -e achter. Taa actief. instapkaarten taal verkennen. groep 8 Maimberg s-hertogenbosch
Nadere informatieTeksten samenvatten: wat mag er wel en niet in een samenvatting? Zou je dit wel/niet in een samenvatting zetten?
Samenvatting door Manou 1228 woorden 11 januari 2015 2,8 2 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Samenvatting Nederlands h5 en H6 Lezen Onderwerp: waar gaat de tekst over Doel: wat is
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Over lezen
Samenvatting Nederlands Over lezen Samenvatting door M. 943 woorden 16 januari 2013 8,7 5 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op nieuw niveau Over lezen 2.2 Spanning Open plekken: zijn plekken in een
Nadere informatieGrammatica in H3. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.
Auteur Otten Laatst gewijzigd 10 April 2012 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/37063 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Fictie Klas: MH-1 Lesperiode:1 Taalportfolio In je taalportfolio komen 5 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden de eerste 3 opdrachten beoordeeld
Nadere informatieπ (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46
Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
Nadere informatieLoopt vader met moeder in het park?
Oefening 3 Maak van de gewone zin een vraagzin. Kleur de persoonsvorm lichtblauw. 1. Vader loopt met moeder in het park. Loopt vader met moeder in het park? 2. Morgen ga ik boodschappen doen. Soms begint
Nadere informatie(werkwoordelijk gezegde)
Grammatica 1F Grammatica 1F bestrijkt de basisregels van de Nederlandse grammatica die op de basisschool worden aangeleerd en waarmee in het voortgezet onderwijs meestal nog wordt geoefend. Doelgroepen
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
2018-2019 Klas: HV1 Lesperiode: 1 + 2 Diploma grammatica Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: Grammatica HF 1 t/m 6 Bladzijde: 25 t/m 30, 67 t/m 72, 109 t/m 114, 151 t/m 156, 193 t/m 198, 235
Nadere informatieHiermee wijs je een speciaal iemand of iets aan. Je begint met de ene zinsstructuur en maakt de zin af in een andere zinsstructuur.
Kernwoordenlijst Kernwoord Uitleg Voorbeeld Aanwijzend Achtervoegsel Afleiding Anakoloet (ontspoorde zin) Beknopte bijzin Bepaling van gesteldheid Betrekkelijk Bezittelijk Bijstelling Bijvoeglijk naamwoord
Nadere informatieLESSTOF. Ontleden en Benoemen
LESSTOF Ontleden en Benoemen 2 Lesstof Ontleden en Benoemen INHOUD INLEIDING... 4 DOELGROEP... 5 STRUCTUUR... 6 INHOUD ONTLEDEN EN BENOEMEN 1... 10 INHOUD ONTLEDEN EN BENOEMEN 2... 17 Lesstof Ontleden
Nadere informatieSamenvatting Nederlands NL Blok
Samenvatting Nederlands NL Blok 3+4+5+6 Samenvatting door een scholier 1867 woorden 23 september 2008 3,3 9 keer beoordeeld Vak Nederlands Blok 3 Weet je het nog? Bij zinsontleding je een zin in een vaste
Nadere informatieTAAL- en REDEKUNDIG ONTLEDEN
TAAL- en REDEKUNDIG ONTLEDEN Blz. Onderwerp 2 Zelfstandig naamwoord 3 Betrekkelijk voornaamwoord 4 Bijvoeglijk naamwoord 5 Gezegde 6 Koppelwerkwoord 7 Lijdend en meewerkend voorwerp 8 Onderwerp 9 Persoonlijk
Nadere informatieWerkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.
Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent
Nadere informatieLes 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas
Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Leraar: Dag Jef. Jef: Dag mevrouw. Hoe gaat het met u? Leraar: Goed, dank je. En met jou? Jef: Ook goed. ----------- Mark: Hallo
Nadere informatie- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef).
2. Persoonsvorm pv Wat is de persoonsvorm? Daar draait in een zin eigenlijk alles om. De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Hoe kun je de persoonsvorm vinden? - De zin in een andere tijd zetten (tijdproef).
Nadere informatieDenken over taal: ontleden #2.0
DOMINICUS COLLEGE tweede klassen VWO NIJMEGEN december 2011 Denken over taal: ontleden #2.0 Je krijgt in tweetallen een aantal losse kaartjes, waarop taaluitingen staan van een tweejarige kleuter. Je ziet
Nadere informatieExtra opdrachten met het zinsbouwpakket. Bijlage bij het Basisboek syntaxis
Extra opdrachten met het zinsbouwpakket Bijlage bij het Basisboek syntaxis 1 Hoofdstuk 1: 1. De volgende opdrachten kun je alleen uitvoeren als je het zinsbouwpakket hebt. a. Zoek het puzzelstukje 'wolf'
Nadere informatieWerkwoordelijk gezegde Dit zijn alle werkwoorden in een zin met alles wat bij deze werkwoorden hoort. 1. Francien stond maar te kijken.
Ontleden Persoonsvorm 3 trucjes om de persoonsvorm te vinden zijn: 1. Maak van de zin een vraagzin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm. 2. Zet de zin in een andere tijd, de persoonsvorm
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio /HV Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode
Nadere informatieKernwoord Uitleg Voorbeeld
Aanhalingstekens Accenttekens Achtervoegsel Afbreekteken Gebruik je voor een citaat of als iets niet letterlijk is bedoeld. Gebruik je om iets nadruk te geven of om dubbelzinnigheid te voorkomen. Een nietzelfstandig
Nadere informatieinstapkaarten taal verkennen
7 instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema
Nadere informatieUitzondering: Telwoorden met -en- zijn samenstellingen, maar toch schrijf je een trema bij een klinkerbotsing: drieënhalf.
Samenvatting door S. 1829 woorden 27 oktober 2016 5.7 1 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Talent 5.3 Spelling Koppelteken (-): Als je anders een uitspraakprobleem krijgt: Zee-eend Tussen delen van
Nadere informatie1.Taalzee. 2. De zee Hieronder zie je een voorbeeld van hoe een stukje zee er uit kan zien.
1.Taalzee Bij Taalzee krijgen leerlingen een eigen stukje zee met dieren. Deze dieren moeten ze in leven/gezond houden door taaloefeningen te doen. Er zijn ruim 20.000 verschillende opgaven, verdeeld over
Nadere informatieHet Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.
Basisgrammatica Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Doelgroepen Basisgrammatica Het computerprogramma Basisgrammatica
Nadere informatieBenodigde voorkennis taal verkennen groep 5
Taal actief 4 taal verkennen groep 5-8 taal verkennen groep 5 In dit document een overzicht opgenomen van de benodigde voor de lessen Taal verkennen groep 5. Deze kenn maakt onderdeel uit van de leerlijn
Nadere informatieK(l)eurig ontleden 40 bladzijden, 9,95 inclusief verzendkosten, bovendien staffelkorting vanaf 5 exemplaren
K(l)eurig ontleden 40 bladzijden, 9,95 inclusief verzendkosten, bovendien staffelkorting vanaf 5 exemplaren Bloemlezing 25 bladzijden Op de website staat het antwoordenboek Inleiding 2 1 Zinsontleding
Nadere informatie* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.
1.8 Nederlands formuleren Als je zuiver Nederlands schrijft, moet je net als een verzorgde spelling een verzorgde zinsbouw gebruiken. Veel voorkomende fouten moet je daarbij vermijden. Deze fouten vind
Nadere informatieAanmeldingsformulier Zonnetje
De vrijwilligersprijs het Zonnetje wordt jaarlijks, tijdens de eindejaarsbijeenkomst van het Dagelijks Bestuur van deelgemeente Kralingen-Crooswijk, uitgereikt aan de hiervoor in aanmerking komende vrijwilligers
Nadere informatieExecutieve functies in de klas: interventies
Executieve functies in de klas: interventies Door Wijnand Dekker, gezondheidszorgpsycholoog Anneke Dooyeweerd, pedagoog/coach Inleiding In de vorige nieuwsbrief omschreven we wat er wordt verstaan onder
Nadere informatieVoordat ik je uitleg wat voornaamwoorden zijn, wil ik je vragen of je bij het lezen van de onderstaande zinnen een plaatje voor je ziet.
Voornaamwoorden Door Henk Wolf. Groningen, 2014. In dit artikeltje leer je wat voornaamwoorden zijn, welke soorten voornaamwoorden er bestaan en welke kenmerken elk van die soorten heeft. Wat zijn voornaamwoorden?
Nadere informatieZoals beloofd eerst nog een herhaling van de theorie van de lijdende en de bedrijvende vorm:
Huiswerk klas 2 6 november 2014 Beste Eva en Yfke, Zoals beloofd eerst nog een herhaling van de theorie van de lijdende en de bedrijvende vorm: Wat betekent het als een zin in de bedrijvende vorm staat?
Nadere informatieGESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:
AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je een verzorgde brief schrijven. - Kun je op een juiste manier werkwoorden vervoegen. - Schrijf je op een juiste manier in meervoud. - Gebruik je hoofdletters op een
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Onderdeel: Hoofdstuktoets [Je leert over] onderwerp, deelonderwerpen en hoofgedachte. 2F Ik kan onderwerp en deelonderwerpen van een tekst vinden. 2F Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vinden. 2F Ik
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Correct formuleren
Samenvatting Nederlands Correct formuleren Samenvatting door L. 781 woorden 11 december 2012 1 1 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Dubbelop Onjuiste herhaling VZ wordt twee keer gebruikt.
Nadere informatieDE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD
DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD Een didactiek om het begrip ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD aan te leren in het 4e leerjaar (Groep 6). Enkele voorafgaande opmerkingen over de toekomende tijd van het werkwoord.
Nadere informatieGrammatica 2F. Doelgroepen Grammatica 2F. Omschrijving Grammatica 2F. meewerkend voorwerp. voegwoord alle woordsoorten
Grammatica 2F Grammatica 2F bestrijkt de basisregels van de Nederlandse grammatica die op de basisschool worden aangeleerd en waarmee in het voortgezet onderwijs meestal nog wordt geoefend. Doelgroepen
Nadere informatieMannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus
ZELFSTANDIG NAAMWOORD Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus meervoud nominativus genitivus accusativus BIJVOEGLIJK
Nadere informatieTaalbeschouwelijke termen bao so 2010
1 Bijlage: Vergelijking taalbeschouwelijke termen leerplannen basisonderwijs en secundair onderwijs In deze lijst vindt u in de linkerkolom een overzicht van de taalbeschouwelijke termen uit het leerplan
Nadere informatie1.2.3 Trappen van vergelijking 20
INHOUD DEEL I Woord voor woord 13 1.1 Zelfstandig naamwoord (substantief) 16 1.1.1 Definitie 16 1.1.2 Soorten 16 1.1.2.1 Soortnaam of eigennaam 16 1.1.2.2 Concrete of abstracte zelfstandige naamwoorden
Nadere informatieGrammatica - Zinsontleden h3. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.
Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 22 August 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/80829 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing
Onderdeel: leesvaardigheid Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1 + 2 Theorie blz. 7-8, 50 aantekeningen oefeningen uit het leerboek stappenplan lezen De leerling kent de termen onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte,
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2
Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2 Samenvatting door Babette 1149 woorden 23 juni 2016 9,5 3 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op niveau Grammatica Vaak zie je aan een zin of de
Nadere informatieZinnen. Zinsontleding VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote taalboek - oefenboek - Paragraaf 18 Zinsontleding.
VOORBEELDPAGINA S Zinnen Zinsontleding Soorten zinnen Er zijn verschillende soorten zinnen. De meest gebruikte zijn: s MEDEDELENDE ZINNEN IN DE AANTONENDE WIJS )K GA VANDAAG NAAR HET STRAND s VRAGENDE
Nadere informatieDe bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon
Josée Coenen De bovenkamer een kleurrijke grammatica van het Nederlands colofon Dit overzicht is samengesteld door Josée Coenen, auteur van De bovenkamer. Vormgeving Marjo Starink Bazalt 2016 Voor meer
Nadere informatieAantekening Nederlands Grammatica: bedrijvende en de lijdende vorm
Aantekening Nederlands Grammatica: bedrijvende en de lijdende vorm Aantekening door Aafke 1003 woorden 12 maart 2018 0 keer beoordeeld Vak Nederlands 1.16 Bedrijvende en lijdende vorm In deze paragraaf
Nadere informatieInhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18
Inhoud Deel 1 Spelling 18 Inleiding 15 1 Grondbeginselen van de Nederlandse spelling 21 1.1 Verschil tussen klank en letter 22 1.2 Hoofdregels 22 1.3 Interactie tussen de regels 24 1.4 Belang van de regel
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Formuleren
Samenvatting Nederlands Formuleren Samenvatting door Luca 1052 woorden 28 maart 2016 8,2 1 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Dubbelop Onjuiste herhaling; Tautologie; Pleonasme; Contaminatie;
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing (PIT)
Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden
Nadere informatieToets 1 35 Toets 2 36 Toets 3 37 Toets 4 38 Toets 5 39 Toets 6 40
Bloemlezing 25 bladzijden Inleiding 2 1 Zinsontleding 3 2 Persoonsvorm 4 3 Zinsdelen 8 4 Werkwoordelijk gezegde wwg 10 5 Onderwerp ond 13 6 Lijdend voorwerp lv 16 7 Meewerkend voorwerp mv 20 8 Bijwoordelijke
Nadere informatieEen voorbeeldopgave: Ik geef de hond te eten. Wat is de? Een werkwoord, een lidwoord, een zelfstandig
Bij alle spellen in Taalzee moeten de opgaven binnen een bepaalde tijd opgelost worden. Bij de meeste spellen is dat 20 seconden. Alle spellen bevatten opgaven die variëren van heel makkelijk tot heel
Nadere informatie