Doorkleuteren of overvaren? De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas

Vergelijkbare documenten
Doorkleuteren of overvaren?

ZITTENBLIJVEN IN DE DERDE KLEUTERKLAS: EFFECTEN OP DE PSYCHOSOCIALE ONTWIKKELING VAN KINDEREN

KINDERGARTEN RETENTION IN FLANDERS: DIFFERENTIAL EFFECTS ON MATHEMATICS GROWTH FOR GENDER AND LANGUAGE GROUPS A Propensity Score Matching Approach

First-grade retention: Effects on children s academic and psychosocial growth throughout primary education

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

Zittenblijven in Vlaanderen: de huidige stand van zaken

Inleiding Ongeveer 7% van de Vlaamse kinderen blijft zitten in het eerste leerjaar.

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

Zittenblijven in de derde kleuterklas: Effecten op de wiskundeprestaties. M. Vandecandelaere, G. Vanlaar, M. Goos, B. De Fraine & J.

WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

Het aantal ongelukken terugdringen in onderwijsloopbanen

Zittenblijven in het eerste leerjaar en schoolse prestaties in het bisjaar: Maakt extra ondersteuning het verschil?

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

SAMEN TOT AAN DE MEET: Het resultaat van twee boeken. Eva Franck 24 mei 2012

Colloquium Katholiek Onderwijs Vlaanderen BASISONDERWIJS 30 November 2018

DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN DE EERSTE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar ): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

SAMEN TOT AAN DE MEET: Vormingsmoment

Het Vlaams lager onderwijs in PIRLS 2016

Toename van leerlingen in het buitengewoon onderwijs en de vraag naar de effectiviteit ervan

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming

Resultaten TIMSS 2015

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

Zittenblijven: de pijn rendeert niet

SAMEN TOT AAN DE MEET. Antwerpen, 15 februari 2012

Leerlingen en scholen volgen: je kan er uit leren! Uitkomsten van het SiBO-onderzoek

Naar het secundair onderwijs: de rol van de eerdere schoolloopbaan

Standpunt zittenblijven in het basisonderwijs PBD Basisonderwijs

Eva Franck. Alternatieven voor zittenblijven. Onderwijsbeleid Stad Antwerpen

Wetenschappen in het basisonderwijs, hoe ondersteunen?

MAART Context. Zittenblijven visietekst Pagina 1

Voorstelling SiBO-databank

Loopbanen in het Secundair Onderwijs (LiSO) Infosessie voor scholen

Het LiSO-project. Inhoud presentatie. 1. LiSO-project: wat, waar, hoe? 2. Instrumenten 3. Mei Opmerkingen, suggesties & vragen

Welke klaspraktijken bevorderen begrijpend lezen bij kansarme leerlingen?

Zittenblijven: praktijken en overtuigingen in het Vlaams onderwijs

DOET DE SCHOOL ERTOE? Jan Van Damme Marie-Christine Opdenakker

De invloed van de zomervakantie op het leren van jonge kinderen. Pieter Verachtert, Jan Van Damme, Patrick Onghena & Pol Ghesquière

PIRLS 2016 Begrijpend lezen 4 e leerjaar

Resultaten TIMSS Wiskunde & wetenschappen 4 e leerjaar in internationaal perspectief

MAART Context. Zittenblijven visietekst Pagina 1

HOE DE COLLECTIEVE DOELMATIGHEIDSBELEVING VAN LERARENTEAMS WORDT BEÏNVLOED DOOR SOCIAALECONOMISCHE SCHOOLCOMPOSITIE

De peilingsresultaten PAV in internationaal perspectief Colloquium peiling PAV, Brussel, 11 juni 2014

1 op 3 leerlingen moet ooit een jaar overdoen

Het LiSO-project. Inhoud presentatie

PROTOCOLLEN. Stappenplan t.a.v. doubleren Bij de besluitvorming over een doublure worden de volgende stappen genomen:

Zittenblijven op jonge leeftijd: 1 stap achteruit en vervolgens 2 stappen vooruit?

Leerwegen in het basisonderwijs

De effecten op lange termijn van vroegtijdig schoolverlaten in Vlaanderen

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

INTERDIOCESANE PROEVEN

De belangstelling van leerlingen en hun studiekeuze in het S.O.

Begrijpend lezen van basisschool naar voortgezet onderwijs

Is een jaartje zittenblijven zinvol?

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

Het straffen van meertaligheid op school: de schaamte voorbij

Symposiumvoorstel Onderwijs Research Dagen 2013

Betrek ouders bij het keuzeproces Kleuterverlenging

Wees zoals je wil zijn (Socrates)

Leuvens Instituut Voor Onderwijsonderzoek (LIVO) Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen

Betrokkenheid en motivatie van cognitief sterke leerlingen: eerste resultaten van de TALENT-studie

SAMEN TOT AAN DE MEET

Protocol zittenblijven/doubleren

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

Juffrouw, ik ben (nog niet) klaar! Over het advies na de derde kleuterklas

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

VALCKESTEYN Beleid Doubleren of Versnellen

Cijferblad: evolutie van de omvang van het buitengewoon lager onderwijs voor en na de invoering van het M-decreet

HET LiSO-PROJECT. Onderzoek Loopbanen in het secundair onderwijs : Een stand van zaken. Katrijn Denies

Werkgroep kleuterparticipatie. - Sint-Niklaas 7 mei 2013

EXAMEN LEREN EN ONDERWIJZEN (voor wie de lessen heeft gevolgd in )

Kim Bellens, Thomas Arkens, Jan Van Damme & Sarah Gielen Centrum voor Onderwijseffectiviteit en evaluatie, KU Leuven

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Het vierde leerjaar lager onderwijs in Vlaanderen: Resultaten van TIMSS 2011 in internationaal perspectief en in vergelijking met TIMSS 2003

Effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas op de wiskundegroei:

Kim Bellens, Thomas Arkens, Jan Van Damme & Sarah Gielen Centrum voor Onderwijseffectiviteit en evaluatie, KU Leuven

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Wat leren we uit TIMSS over de kwaliteit en de gelijkheid van ons onderwijs?

Effecten van zittenblijven op prestaties en welbevinden van leerlingen: Een overzicht van quasi-experimentele studies

Protocol. verlengen - doubleren - versnellen

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN

Juffrouw, ik ben (nog niet) klaar!

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden?

Het Vlaamse onderwijs in internationaal perspectief

Wat kunnen we leren uit pieo?

L4 L5 L6 S1. Van het basis naar het secundair onderwijs: Evolutie in methodescholen en traditionele scholen.

FLEXIBELE LEERTRAJECTEN

Een nieuwkomer onder de toetsen

Opbrengstgericht werken (OGW)

Hoofdstuk 3 : Secundair onderwijs. Deel 1 SCHOOLBEVOLKING Gewoon secundair onderwijs

Onderzoeksopzet. 1. De Transbaso-scholen

Leerlingvragenlijst LEERLINGEN IN HET BUITENGEWOON ONDERWIJS

Gelijke onderwijskansen in het gewoon basisonderwijs

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

Transcriptie:

Kinderen die de 3e kleuterklas dubbelen, scoren later minder goed voor wiskunde dan vergelijkbare kinderen die normaal vorderen doorheen de basisschool. (Foto Anissa Thompson) Doorkleuteren of overvaren? De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas Wie blijft zitten in de derde kleuterklas? In Vlaanderen zijn er geen formele regels voor de toepassing van zittenblijven in de derde kleuterklas. In tegenstelling tot vele andere Europese landen, waar de beslissing gebeurt op basis van vastliggende regels en resultaten op gestandaardiseerde toetsen, is het advies om een kind al dan niet te laten doorkleuteren in Vlaanderen het resultaat van overleg tussen leerkrachten, ouders, directie en het CLB. De uiteindelijke beslissing ligt bij de ouders. Machteld Vandecandelaere, Gudrun Vanlaar, Bieke De Fraine en Jan Van Damme Machteld Vandecandelaere en Gudrun Vanlaar zijn doctoraatsstudenten aan het Centrum voor Onderwijseffectiviteit en -evaluatie van de KU Leuven. Bieke De Fraine is docent aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen en hoofd van het Centrum voor Onderwijseffectiviteit en -evaluatie van de KU Leuven. Jan Van Damme is emeritus hoogleraar aan het Centrum voor Onderwijseffectiviteit en -evaluatie van de KU Leuven. De overgang van de derde kleuterklas naar het eerste leerjaar is een belangrijk scharniermoment in de ontwikkeling van jonge kinderen. In vergelijking met de derde kleuterklas wordt het eerste leerjaar onder andere gekenmerkt door een breder en dieper curriculum en meer instructietijd voor lezen, schrijven en rekenen. Wanneer blijkt dat een kind nog onvoldoende vaardigheden beheerst die van belang zijn voor een succesvolle overgang naar het eerste leerjaar, kan men aan de ouders het advies geven om hun kind nog een jaartje te laten doorkleuteren. In Vlaanderen doet zo n 4% van de kinderen de derde kleuterklas opnieuw. Maar is dat een goede oplossing? Hoe zou de ontwikkeling van deze kleuters eruitzien als ze toch zouden overgaan naar het eerste leerjaar? Hoe zou hun schoolloopbaan eruitzien en zouden ze zich anders voelen of gedragen? In dit artikel beantwoorden we dit soort vragen. In vergelijking met kinderen die doorstromen naar het eerste leerjaar kenmerken kinderen die de derde kleuterklas dubbelen zich door: - gemiddeld genomen lagere scores voor taal- en rekenvaardigheden in de derde kleuterklas; - gemiddeld minder gunstige scores op dertien psychosociale variabelen in de derde kleuterklas (agressief gedrag, hyperactief-afleidbaar gedrag, asociaal gedrag, bezorgd-angstig gedrag, conflict met de leerkracht, nabijheid tot de leerkracht, integratie-populariteit, zelfvertrouwen, schoolwelbevinden, coöperatieve participatie, onafhankelijke participatie en werkhouding); - een jongere leeftijd; - anderstaligheid (17% anderstalige kinderen bij doorstromers vs. 34% anderstalige kinderen bij de zittenblijvers); - een lagere sociaaleconomische status. 6 Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas Foto: Jean Carneiro

BOX 1. EEN EN EERLIJKE E VERGELIJKING Zittenblijvers verschillen van niet-zittenblijvers op tal van kenmerken (bv. rekenvaardigheden, sociale vaardigheden). Verschillen in bv. de schoolloopbaan an tussen deze twee groepen mogen we niet zomaar toeschrijven aan an het zittenblijven. Wellicht zijn ze het gevolg van initiële verschillen. Door middel van propensity score matching werkten we deze initiële verschillen weg. Met deze quasi-experimentele methode worden zittenblijvers vergeleken met leerlingen die eenzelfde profi el hebben, en dus dezelfde elfde kans om te blijven zitten.als de ontwikkeling keling op bepaalde gebieden van deze twee gematchte groepen verschilt, kan dit wel worden toegeschreven aan an het zittenblijven. In elke vergelijking die we maken, vergelijken we dus zittenblijvers en kinderen in de vergelijkingsgroep die equivalent zijn in termen van kenmerken die het zittenblijven voorafgaan. an. BOX 2. VERGELIJKINGSGROEP GSGROEP De vraag of zittenblijven in de derde kleuterklas een effectieve maatregel is, kan gemakkelijker beantwoord worden als we ook aangevenn ten opzichte van welke andere maatregel (bv. normaal vorderen, zittenblijven n op een later tijdstip) we de effectiviteit van K3-zittenblijven willen afwegen. Met andere woorden, het is belangrijk om te definiëren met welke alternatieve groep leerlingen we de groep zittenblijvers ers willen vergelijken. elijken. Dit leidt automatisch tisch tot onze eerste onderzoeksvraag, namelijk welke de andere mogelijke vergelijkingsgroepen elijk epen zijn. Om die in kaart te brengen, maakten we een vergelijking tussen K3-zittenblijvers en equivalente kinderen (zie box 1) die niet bleven zitten in de derde kleuterklas, ongeacht de schoolloopbaan die daarop arop volgde. We bekeken in de groep van equivalente kinderen welke schoolloopbanen in het basisonderwijs ze allemaal hadden (normaal vorderend, zittenblijven in het eerste leerjaar enzovoort). oort). We gingen na hoeveel equivalente leerlingen er in elk type schoolloopbaan voorkwamen en konden zo in kaart brengen welke de mogelijke vergelijkingsgroepen zijn. De twee meest voorkomende trajecten in het basisonderwijs van de equivalente groep zijn een normale vordering (37%) en zittenblijven in het eerste leerjaar (32%). De K3-zittenblijvers worden voor onze onderzoeksvragen dus vergeleken met (1) leerlingen die normaal vorderen tot het zesde leerjaar en (2) leerlingen die overgaan naar het eerste leerjaar, daarna blijven zitten in het eerste leerjaar, en vervolgens normaal vorderen tot minstens in het vijfde leerjaar. namelijk groot dat ze later blijven zitten. In dat geval wordt de maatregel dus louter uitgesteld. Als we zittenblijvers enkel vergelijken met de selecte groep van kinderen die nooit blijven zitten, negeren we de groep kinderen die niet blijven zitten in de derde kleuterklas (K3) maar later blijven zitten. We gaan dan voorbij aan de vraag hoe K3-zittenblijvers zouden ontwikkelen, in de veronderstelling dat ze toch overgaan naar het eerste leerjaar maar later blijven zitten. De twee uitdagingen die we hierboven beschreven, kregen aandacht in het onderzoek dat we in dit artikel toelichten. - Om een eerlijke vergelijking te kunnen maken tussen K3-zittenblijvers en leerlingen die niet in K3 blijven zitten, gebruikten we een quasi-experimentele methode (zie box 1). - We vergeleken de K3-zittenblijvers niet louter met kinderen die daarna normaal blijven vorderen, maar ook met kinderen die daarna in het eerste leerjaar blijven zitten. Zoals verder blijkt, zijn dit de twee meest voorkomende loopbanen van kinderen die net niet bleven zitten in de derde kleuterklas (zie box 2). We bespreken 5 onderzoeksvragen: Onderzoek naar zittenblijven in de derde kleuterklas Een eerlijke vergelijking In de internationale literatuur is er onenigheid over de effectiviteit van zittenblijven. Meestal vindt men negatieve of geen effecten van zittenblijven op latere prestaties. Voor het psychosociaal functioneren zou zittenblijven dan weer vaker positieve effecten teweegbrengen. Allen et al. (2009) stelden vast dat de gevonden effecten ook samenhangen met de sterkte van het onderzoeksdesign. Hoe beter men erin slaagt om rekening te houden met verschillen tussen de vergeleken groepen (zittenblijvers en niet-zittenblijvers) die gemeten zijn vóór het zittenblijven, hoe minder negatief de gevonden effecten zijn. Een eerste belangrijke uitdaging in zittenblijvenonderzoek is dus om een eerlijke vergelijking te maken tussen zittenblijvers en doorgestroomde leerlingen. Vergelijkingsgroep Een tweede uitdaging vormt de vraag met welke groep van doorgestroomde leerlingen men zittenblijvers wil vergelijken. Vaak vergelijkt men enkel de zittenblijvers met niet-zittenblijvers die een normaal vorderend traject afleggen. Met normaal vorderen bedoelen we jaarlijks overgaan naar een volgend leerjaar. Dat wil zeggen dat we bijvoorbeeld de prestaties van zittenblijvers vergelijken, vier jaar later als ze in het derde leerjaar zitten, met de prestaties van kinderen die niet bleven zitten vier jaar later, en die dus in het vierde leerjaar zitten. Met een dergelijke vergelijking doet men dan uitspraken over hoe de ontwikkeling (van bv. de wiskundevaardigheid) van zittenblijvers er zou uitzien als ze zouden overgegaan zijn naar het eerste leerjaar en daarna normaal bleven vorderen. Hiermee bekijkt men echter slechts een deel van het verhaal. Als we zwakke presteerders toch laten overgaan naar het eerste leerjaar, is de kans - Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar, hoe zou hun schoolloopbaan er dan uitzien? - Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar en daarna normaal blijven vorderen, hoe zou hun wiskundegroei er dan uitzien? - Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar maar daarna het eerste leerjaar overdoen, hoe zou hun wiskundegroei er dan uitzien? - Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar en daarna normaal blijven vorderen, hoe zou hun psychosociale ontwikkeling er dan uitzien? - Stel dat K3-zittenblijvers toch zouden overgaan naar het eerste leerjaar maar daarna het eerste leerjaar overdoen, hoe zou hun psychosociale ontwikkeling er dan uitzien? Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas 7

Effecten van K3-zittenblijven De steekproef die we uit de SiBO-data (box 3) gebruikten voor dit artikel, bevat alle leerlingen die in het schooljaar 2002-2003 voor het eerst in de derde kleuterklas zaten en het volgende schooljaar, 2003-2004, doorstroomden naar het eerste leerjaar of bleven zitten in de derde kleuterklas. We bespreken achtereenvolgens de effecten op de schoolloopbaan, op de ontwikkeling in wiskundevaardigheden en op de psychosociale ontwikkeling. Effecten van K3-zittenblijven op de schoolloopbaan De eerste vraag die we beantwoorden is: Stel dat K3-zittenblijvers toch zouden overgaan naar het eerste leerjaar, hoe zou hun schoolloopbaan er dan uitzien? We vergeleken daartoe de schoolloopbaan van K3-zittenblijvers met de schoolloopbaan van een gematchte, equivalente vergelijkingsgroep (zie box 2). Na het matchen op belangrijke kenmerken (zie box 4), verschillen de K3-zittenblijvers en de kinderen in de equivalente vergelijkingsgroep enkel in het feit dat de ene groep bleef zitten in de derde kleuterklas en de andere groep overging naar het eerste leerjaar. In Tabel 1 zien we dat zittenblijven in de derde kleuterklas de kans op normale vordering in de lagere school als geheel niet vergroot of verkleint. Net geen 38% van de K3-zittenblijvers gaat na het zittenblijversjaar elk jaar over naar het volgende leerjaar, tot het einde van de lagere school. Uit de schoolloopbanen van de equivalente vergelijkingsgroep blijkt dat als deze K3-zittenblijvers toch zouden overgaan, iets meer dan 37% normaal zou blijven vorderen. Verder zien we dat zittenblijven in de derde kleuterklas de kans om later in de lagere schoolloopbaan te blijven zitten aanzienlijk verkleint. Iets meer dan 18% van de K3-zittenblijvers blijft daarna minstens nog een keer zitten. Stel dat K3-zittenblijvers toch zouden overgaan Tabel 1. Schoolloopbanen van K3-zittenblijvers en de gematchte vergelijkingsgroep tussen schooljaren 2002-2003 (K3) en 2008-2009 (L6 voor normaalvorderende leerlingen) K3-zittenblijvers Normaal vorderen tot minstens schooljaar 2008-2009 37.80% 37.20% Zittenblijven L1 7.09% 31.93% Zittenblijven L2 2.36% 6.53% Zittenblijven L3 3.15% 5.84% Zittenblijven L4 2.36% 3.58% Zittenblijven L5 2.36% 1.10% Zittenblijven L6 0.79% 0.94% Minstens 1 keer blijven zitten in de lagere school 18.11% 48.98% Minstens 1 jaar in het buitengewoon onderwijs 41.73% 21.27% Onbekend 10.24% 6.08% Vergelijkingsgroep Stel dat zittenblijvers toch overgaan naar L1? Tabel 2. Loopbaanpositie na het lager onderwijs van K3-zittenblijvers en leerlingen in de vergelijkingsgroep K3-zittenblijvers A-stroom 0.00% 27.00% A-stroom met 1 jaar vertraging in basisonderwijs 29.92% 20.93% B-stroom 8.66% 16.02% B-stroom met 1 jaar vertraging in basisonderwijs 24.41% 26.77% Buitengewoon onderwijs 18.11% 2.85% Onbekend en overige 18.90% 6.44% BOX 3. HET SiBO-PROJECT (SCHOOLLOOPBANEN IN HET BASISONDERWIJS) De doelstelling van het SiBO-project is het beschrijven en verklaren van de schoolloopbanen en ontwikkeling van Vlaamse leerlingen doorheen het basisonderwijs. Hiertoe werd een cohorte van ongeveer 6000 leerlingen gevolgd vanaf de derde kleuterklas (schooljaar 2002-2003) tot het einde van de eerste graad secundair onderwijs (schooljaar oljaar 2010-2011). Vergelijkingsgroep Stel dat zittenblijvers toch overgaan naar L1? naar het eerste leerjaar, dan hebben ze een kans van 49% om in de lagere school te blijven zitten. De grootste groep blijft dan zitten in het eerste leerjaar (32%). Uit het onderzoek blijkt dat K3-zittenblijven de kans op een verwijzing naar het buitengewoon onderwijs vergroot. Bijna 42% van de K3-zittenblijvers spendeert minstens een jaar in het buitengewoon onderwijs. Als de K3-zittenblijvers toch zouden overgaan naar het eerste leerjaar, zou dat 21% zijn. Kinderen die mits een jaar doorkleuteren nog steeds achterop hinken, verwijst men eerder door naar het buitengewoon onderwijs dan hen nog eens te laten dubbelen, terwijl men slecht presterende kinderen zonder vertraging eerder laat dubbelen. We bekeken ook of K3-zittenblijvers en de equivalente vergelijkingsgroep terechtkomen in de A- of de B-stroom in het secundair onderwijs, al dan niet met een jaar vertraging. K3-zittenblijvers hebben een jaar vertraging door de derde kleuterklas te dubbelen. Zoals weergegeven in Tabel 2, komt net geen 30% daarna zonder extra vertraging in de A-stroom terecht. Bijna 9% start op leeftijd, en dus zonder vertraging, in de B-stroom. Iets meer dan 24% komt zonder extra vertraging in de B-stroom terecht. De schoolloopbanen van de equivalente vergelijkingsgroep zien er anders uit. Stel dat zittenblijvers toch leerjaar, dan zou 27% zonder vertraging starten in de A-stroom, en een kleine 21% mits een jaar vertraging. Bijna 43% zou starten in de B-stroom, waarvan net geen 27% met een jaar vertraging. Van de groep K3-zittenblijvers ging bijna 19% naar het buitengewoon secundair onderwijs. Van de vergelijkingsgroep betrof dit slechts een kleine 3%. 8 Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas

Zittenblijven in de 3e kleuterklas is gunstiger dan zittenblijven in het 1e leerjaar voor wiskunde en psychosociale ontwikkeling. (Foto Anissa Thompson) BOX 4. GEMATCHTE KENMERKEN De leerlingen lingen werden gematcht op volgend de kenmerken die gemeten werden in de derde kleuterklas: geslacht geboo ortemaand reken nvaardigheid taalva aardigheid socio-economische status thuistaal taal popul lariteit bij klasgenoten acade emisch zelfconcept onafh hankelijk gedrag proso ociaal gedrag bezor rgd-angstig gedrag hyper ractiviteit Effecten van K3-zittenblijven op de wiskundeprestatie Vergelijkingsgroepen Zoals uit het voorgaande blijkt, zijn de twee meest voorkomende trajecten in het basisonderwijs van de equivalente vergelijkingsgroep (1) een normale vordering (37%) en (2) zittenblijven in het eerste leerjaar (32%). We vergeleken daarom de wiskundegroei van zittenblijvers in de derde kleuterklas met deze twee groepen. Door de selectie van deze groepen is het duidelijk in welk leerjaar de leerlingen zitten op elk meetmoment. De schoolloopbanen van de drie verschillende groepen worden voorgesteld in Figuur 1. De gestippelde pijlen duiden het traject van K3-zittenblijvers aan: K3-K3-L1-L2-L3-L4-L5. De zwarte en grijze pijlen duiden het traject van de twee vergelijkingsgroepen aan: - Vergelijkingsgroep 1 (zwarte pijlen): leerlingen die overgaan na K3 en daarna normaal blijven vorderen: K3-L1-L2-L3-L4-L5-L6 - Vergelijkingsgroep 2 (grijze pijlen): leerlingen die overgaan na K3 maar nadien het eerste leerjaar overdoen, en vervolgens normaal vorderen: K3-L1-L1-L2-L3-L4-L5 Voor een vlotte leesbaarheid verwijzen we in dit artikel naar Jaar 1 wanneer het gaat om schooljaar 2003-2004 (zie Figuur 1), dit is het zittenblijversjaar voor K3-zittenblijvers en het eerste leerjaar voor leerlingen die overgaan. Jaar 6 is bijgevolg het vijfde leerjaar voor zittenblijvers en het zesde leerjaar voor kinderen die elk jaar overgingen. Om opnieuw een eerlijke vergelijking mogelijk te maken, werden de K3-zittenblijvers tweemaal gematcht, respectievelijk met de twee vergelijkingsgroepen. Op het einde van elk schooljaar legden de leerlingen een wiskundetoets af. We bekeken de wiskundegroei van de K3-zittenblijvers en de twee gematchte vergelijkingsgroepen. Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar, hoe zou hun schoolloopbaan er dan uitzien? Figuur 1. Schoolloopbanen van K3 zittenblijvers (stippellijnen) en de twee vergelijkingsgroepen: Equivalente normaalvorderende leerlingen (zwarte pijlen) en equivalente L1-zittenblijvers (grijze pijlen) L6 L6 - Ze zouden minder vaak terechtkomen in het buitengewoon onderwijs. - Daartegenover staat dat ze een grotere kans zouden hebben om op een later tijdstip te blijven zitten, vnl. in het eerste leerjaar. - Ze zouden een grotere kans hebben om zonder vertraging te starten in het secundair onderwijs. - Ze zouden een aanzienlijke kans hebben om zonder vertraging te starten in de A-stroom. L5 L4 L3 L2 L1 Jaar 0 (2002-2003) L1 K3 K3 K3 Jaar 1 (2003-2004) L2 L1 Jaar 2 (2004-2005) L3 L2 Jaar 3 (2005-2006) L4 L3 Jaar 4 (2006-2007) L5 L5 Jaar 5 (2007-2008) L5 Jaar 6 (2008-2009) Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas 9

Verschillen in wiskundegroei In Figuur 2 wordt de geobserveerde wiskundegroei weergegeven van K3-zittenblijvers en van de equivalente vergelijkingsgroep die wel overgaat naar het eerste leerjaar en normaal vordert. Uit deze figuur blijkt dat indien de K3-zittenblijvers toch zouden overgaan naar het eerste leerjaar en daarna ook normaal zouden blijven vorderen, ze gedurende zes opeenvolgende jaren gemiddeld genomen beter zouden scoren voor wiskunde. In Figuur 3 zien we opnieuw de geobserveerde wiskundegroei van K3-zittenblijvers, maar nu ten opzichte van de wiskundegroei, gesteld dat de zittenblijvers leerjaar maar daarna het eerste leerjaar dubbelen, en vervolgens normaal blijven vorderen. In Jaar 2 zitten beide groepen in het eerste leerjaar: de ene groep dubbelde de derde kleuterklas, de andere groep het eerste leerjaar. De groep die het eerste leerjaar dubbelde, scoorde tijdens het zittenblijversjaar iets hoger dan de groep die het jaar voordien in de derde kleuterklas bleef zitten. Vijf jaar later hebben de K3-zittenblijvers hun achterstand ingehaald en scoren ze zelfs hoger dan equivalente leerlingen die in het eerste leerjaar dubbelen en nadien normaal vorderen. Stel dat de K3- zittenblijvers niet waren blijven zitten in K3 maar wel in het eerste leerjaar, en vervolgens normaal waren blijven vorderen, dan zouden ze 5 jaar later slechter scoren voor wiskunde. Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar maar daarna het eerste leerjaar overdoen, hoe zou hun wiskundegroei er dan uitzien? Uit cijfers die representatief zijn voor Vlaanderen blijkt dat 32% van de equivalente vergelijkingsgroep het eerste leerjaar opnieuw doet. In dat geval is het beter om de derde kleuterklas te dubbelen, althans wat de wiskundescore vijf jaar later betreft. Kinderen die in K3 blijven zitten en nadien normaal vorderen, doen het op lange termijn beter voor wiskunde dan een equivalente vergelijkingsgroep die niet in K3 maar in L1 blijft zitten en nadien normaal vordert. Effecten op de psychosociale ontwikkeling In wat volgt, vergelijken we het welbevinden, de populariteit bij medeleerlingen en de mate van zelfstandigheid tussen K3-zittenblijvers en de twee genoemde vergelijkingsgroepen. De drie psychosociale variabelen werden telkens gescoord door de leerkracht. Welbevinden en zelfstandigheid werden jaarlijks gemeten. Behalve in Jaar 1 werd de populariteit ook jaarlijks gemeten. In Figuur 4 en 5 zien we dat er in Jaar 1 in beide vergelijkingen een kloof ontstaat tussen K3-zittenblijvers en de vergelijkingsgroep. K3-zittenblijvers hebben tijdens hun zittenblijversjaar een hoger welbevinden in vergelijking met de score die ze zouden hebben, gesteld dat ze toch waren overgegaan naar L1. De kloof blijft significant in Jaar 6. Figuur 2. Wiskundegroei van K3 zittenblijvers en equivalente normaalvorderende leerlingen Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar en daarna normaal blijven vorderen, hoe zou hun wiskundegroei er dan uitzien? Figuur 3. Wiskundegroei van K3-zittenblijvers en equivalente leerlingen die bleven zitten in het eerste leerjaar In vergelijking met zittenblijven in de derde kleuterklas zien we dat het gemiddeld genomen beter is om over te gaan naar het eerste leerjaar en daarna normaal te blijven vorderen. Uit de cijfers die representatief zijn voor Vlaanderen, blijkt echter dat slechts 37% van de equivalente vergelijkingsgroep normaal blijft vorderen. 10 Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas

Figuur 4. Welbevinden van K3-zittenblijvers en equivalente normaalvorderende leerlingen Figuur 5. Welbevinden van K3-zittenblijvers en equivalente leerlingen die bleven zitten in het eerste leerjaar Figuur ur 6. Populariteit van K3-zittenblijvers en equivalente normaalvorderende leerlingen In Figuur 6 en 7 wordt de populariteit van K3-zittenblijvers en respectievelijk de twee vergelijkingsgroepen weergegeven. Als K3-zittenblijvers toch zouden overgaan en nadien normaal vorderen, zou hun populariteit bij klasgenootjes gedurende de volgende vijf jaren lager liggen. Als K3-zittenblijvers toch zouden overgaan maar vervolgens blijven zitten in het eerste leerjaar, zouden ze ook tijdelijk (tot het vierde leerjaar) minder populair zijn. Anders gezegd: het overdoen van de derde kleuterklas heeft een eerder gunstig effect op de populariteit van de zittenblijver gedurende de ganse lagere school. Figuur 7. Populariteit van K3-zittenblijvers en equivalente leerlingen die bleven zitten in het eerste leerjaar Uit Figuur 8 blijkt dat K3-zittenblijvers in vergelijking met een equivalente vergelijkingsgroep die toch overgaat naar het eerste leerjaar en normaal blijft vorderen beter scoren voor zelfstandigheid. Dit effect is van korte duur. Vanaf Jaar 3, wanneer K3-zittenblijvers in het tweede en doorgestroomde leerlingen in het derde leerjaar zitten, is er geen significant verschil meer tussen beide groepen. Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas 11

Figuur 8. Zelfstandigheid van K3-zittenblijvers en equivalente normaalvorderende leerlingen Bespreking Figuur 9. Zelfstandigheid van K3-zittenblijvers en equivalente leerlingen die bleven zitten in het 1e leerjaar De resultaten van ons onderzoek kunnen het best gezien worden vanuit een ecologisch perspectief, waarbij men aanneemt dat de ontwikkeling van een kind bepaald wordt door een complex samenspel van factoren. Zittenblijven beïnvloedt onder andere de context waarin het kind zich ontwikkelt (nieuwe klasgenoten, oude klasgenoten, onderwijsaanbod, verwachtingen van ouders en leraren ), alsook bepaalde processen in deze context die op hun beurt de ontwikkeling van het kind beïnvloeden. Deze veranderende contexten en processen kunnen helpen bij het interpreteren van de resultaten. In deze studie vinden we bijvoorbeeld dat veel kinderen baat hebben bij zittenblijven in de derde kleuterklas voor wat betreft hun welbevinden, populariteit en zelfstandigheid. In Figuur 9 is te zien hoe er een kloof ontstaat in Jaar 1, wanneer K3-zittenblijvers voor de tweede keer in de derde kleuterklas zitten en doorgestroomde leerlingen voor het eerst in het eerste leerjaar zitten. In Jaar 2, wanneer beide groepen in het eerste leerjaar zitten, is de kloof verdwenen. De vergelijkingsgroep zit dan voor de tweede maal in het eerste leerjaar terwijl de K3-zittenblijvers voor het eerst in het eerste leerjaar zitten. Het volgende jaar, wanneer beide groepen voor het eerst in het tweede leerjaar zitten, zien we opnieuw een kloof ontstaan. K3-zittenblijvers scoren in het tweede, derde en vierde leerjaar beter voor zelfstandigheid dan als ze toch leerjaar en het eerste leerjaar dubbelen. De kloof verdwijnt opnieuw in het vijfde leerjaar. Stel dat K3-zittenblijvers toch leerjaar, hoe zou hun psychosociale ontwikkeling er dan uitzien? - Stel dat de K3-zittenblijvers toch leerjaar, dan zouden ze gemiddeld genomen gedurende minstens een deel van de schoolloopbaan minder gunstig scoren voor welbevinden, populariteit en zelfstandigheid. - Het verschil tussen K3-zittenblijvers en de twee vergelijkingsgroepen is slechts van tijdelijke aard voor wat betreft zelfstandigheid. - Ook het verschil in populariteit tussen K3-zittenblijvers en equivalente kinderen die overgaan maar het eerste leerjaar dubbelen, verdwijnt na een tijd. Het hogere welbevinden kan verklaard worden met het zogenaamde big-fishlittle-pond-effect (BFLPE). Het BFLPE stelt dat het academisch zelfconcept van kinderen negatief samenhangt met de capaciteiten van de klasgenoten. Uit onderzoek blijkt namelijk dat kinderen in een klasgroep met een gemiddeld laag prestatieniveau een hoger academisch zelfconcept hebben dan gelijk presterende kinderen in een klasgroep met een gemiddeld hoog prestatieniveau. Kinderen bouwen met andere woorden zelfkennis op door zichzelf te vergelijken met klasgenoten. De klas functioneert dan als een comparatieve referentiegroep. Wanneer een kind blijft zitten, verandert de referentiegroep: in vergelijking met de nieuwe klasgenoten is een zittenblijver gemiddeld genomen een jaar ouder en heeft hij of zij een jaar meer onderwijservaring en ervaring in het omgaan met sociale situaties. De zittenblijver vergelijkt zich dus met een jongere en minder ervaren klasgroep, waardoor meer positieve zelfkennis wordt opgebouwd en het welbevinden stijgt. Ook in vergelijking met equivalente kinderen die overgaan maar het eerste leerjaar dubbelen, scoren K3-zittenblijvers vijf jaar na het bisjaar beter voor psychosociaal functioneren. Een mogelijke verklaring is dat risicokinderen die overgaan naar het 12 Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas

eerste leerjaar aan het staartje van de klas blijven hangen en herhaaldelijke faalervaringen opdoen die een deuk in het zelfvertrouwen veroorzaken. Risicoleerlingen die later blijven zitten, lijken de achterstand in hun psychosociaal functioneren die ze opliepen door over te gaan naar het eerste leerjaar niet te kunnen inhalen. Wat betreft de effecten van K3-zittenblijven op de wiskundegroei blijkt dat K3-zittenblijvers beter zouden presteren voor wiskunde als ze toch zouden overgaan naar het eerste leerjaar en daarna normaal blijven vorderen tot het einde van de lagere school. Een mogelijke verklaring voor deze resultaten zijn de verschillende leerinhouden en leeromgeving. K3-zittenblijvers krijgen tijdens het zittenblijversjaar dezelfde leerinhouden aangeboden als het jaar voordien, terwijl leerlingen die niet blijven zitten uitgedaagd worden met nieuwe leerinhouden en daardoor beter kunnen presteren. Ook na het zittenblijversjaar scoren K3-zittenblijvers lager dan equivalente leerlingen die normaal vorderen. Het is mogelijk dat de aangeboden leerinhouden in het volgende leerjaar beter afgestemd zijn op de leerbehoeften en -mogelijkheden van de gemiddelde K3-zittenblijver. K3-zittenblijvers kunnen zich gaan vervelen wanneer ze niet voldoende uitgedaagd worden. De resultaten lijken te impliceren dat zittenblijven in de derde kleuterklas geen goede zaak is voor de wiskundegroei van de meeste leerlingen, maar dit is slechts deel van het verhaal. We stellen vast dat heel wat K3-zittenblijvers, gesteld dat ze toch overgaan naar het eerste leerjaar, het eerste leerjaar dubbelen. En we vinden dat K3-zittenblijven gunstiger is dan L1-zittenblijven. Vijf jaar later scoren K3-zittenblijvers namelijk hoger voor wiskunde in vergelijking met equivalente leerlingen die in het eerste leerjaar bleven zitten. Op basis van deze resultaten kan geopperd worden dat zittenblijven op jongere leeftijd gunstiger is. We kunnen besluiten dat zittenblijven in de derde kleuterklas een gunstigere maatregel is dan overgaan naar het eerste leerjaar en vervolgens blijven zitten in het eerste leerjaar, althans voor wat betreft de wiskundige en psychosociale ontwikkeling. Vijf jaar later, wanneer K3-zittenblijvers en vergelijkbare leerlingen die het eerste leerjaar dubbelden allen in het vijfde leerjaar zitten, doen K3-zittenblijvers het voor beide aspecten beter. Gegeven dat het laten overvaren van risicokinderen naar het eerste leerjaar de kans vergroot om later te blijven zitten, nuanceren de resultaten hiermee sommige voorgaande onderzoeken naar de effecten van zittenblijven, waarin zittenblijven vaak wordt afgeschreven als een nieteffectieve of zelfs negatieve praktijk in vergelijking met normaal vorderen. Deze studie nuanceert voorgaand onderzoek in die zin dat zittenblijven niet als een eenduidig goede of slechte maatregel gezien kan worden. Zonder in de toekomst te kunnen kijken om te zien of een risicokind op een later tijdstip zou blijven zitten indien het overgaat naar L1, worstelen ouders, leraren, CLB-medewerkers enzovoort, vaak met de moeilijke vraag of een kind al dan niet baat heeft bij zittenblijven. Het antwoord zal steeds afhangen van meerdere, elkaar beïnvloedende factoren. Of een kind al dan niet baat heeft bij zittenblijven in de derde kleuterklas hangt enerzijds af van de ernst van de situatie op het moment van de beslissing. Anderzijds zal ook het proces dat volgt na de beslissing van groot belang zijn. In welke klasgroep komt het kind terecht? Hoe evolueert de thuissituatie? Wat is het profiel van de klasleerkracht de volgende leerjaren? Enzovoort. Uit descriptieve analyses blijkt dat vooral risicokinderen met een lagere SES en lagere prestaties in de derde kleuterklas een hogere kans lopen om, als ze toch overgaan naar het eerste leerjaar, later te blijven zitten. Op basis van deze informatie kan men verwachten dat zittenblijven in de derde kleuterklas gunstig is voor de wiskundige en psychosociale ontwikkeling van risicoleerlingen met de laagste SES en prestaties, aangezien zij de grootste groep vertegenwoordigen van leerlingen die als ze toch overgaan naar L1 blijven zitten in een later leerjaar. Anders gezegd, onze bevindingen geven aan dat zittenblijven in de derde kleuterklas doorgaans wél een goed idee is voor kinderen waarbij men zéér sterke twijfels heeft of ze het eerste leerjaar wel zullen aankunnen. Maar de situatie van elk kind is uniek, en voor concrete, individuele kinderen moeten alle kindkenmerken en omgevingsaspecten mee in overweging genomen worden bij het beslissen over het al dan niet overdoen van de derde kleuterklas. Doorgaans wordt de beslissing in overleg met ouders, leraren, zorgleerkracht, en CLB genomen. Vaak is het een proces van maanden onderzoeken, observeren, wikken en wegen. Dit overleg met diverse betrokkenen is volgens ons de beste garantie op een doordacht en weloverwogen advies over de schoolloopbaan van een kind. Deze studie illustreert dat het eenvoudigweg afschaffen of verbieden van het zittenblijven hoogstwaarschijnlijk geen zinvolle maatregel is, althans niet voor wat betreft de overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs. Het is daarnaast wél zinvol om in het Vlaamse onderwijs te blijven investeren in alternatieven voor zittenblijven die minder ingrijpend zijn dan het overdoen van een volledig jaar (zie het artikel van Goos e.a. in dit nummer). MEER LEZEN? ALLEN, C. S., CHEN, Q., WILLSON, V. L., & HUGHES, J. N. (2009). Quality of research design moderates effects of grade retention on achievement: A meta-analytic, multilevel analysis. Educational Evaluation and Policy Analysis, 31(4), 480-499. VANDECANDELAERE, M., SCHMITT, E., VANLAAR, G., DE FRAINE, B., & VAN DAMME, J. (2014). Effects of kindergarten retention for at-risk children s mathematics development. Research Papers in Education. VANDECANDELAERE, M., SCHMITT, E., VANLAAR, G., DE FRAINE, B., & VAN DAMME, J. (2014). Effects of kindergarten retention for at-risk children s psychosocial development. Educational Psychology. Doorkleuteren of overvaren? - De effecten van zittenblijven in de derde kleuterklas 13