HANDLEIDING OVERHEIDSTARIEVEN fg 21 oktober

Vergelijkbare documenten
Handleiding Overheidstarieven 2012

Handleiding Overheidstarieven 2010

Handleiding Overheidstarieven 2011

Handleiding Overheidstarieven 2016

Handleiding Overheidstarieven 2014

Handleiding Overheidstarieven 2015

MINUTE. gemeente Loon op Zand VERZONDEN 13 NOV GEMEENTE LOON OP ZAND Uil III II II II III llllll II

Handleiding Overheidstarieven 2017

Handleiding Overheidstarieven Update mei 2016

Handleiding Overheidstarieven 2018

Handleiding Overheidstarieven 2019

Memo. Kostenstructuur CBS. December 2017

Memo advies uitgangspunten kostprijs berekeningen. Voor de WMO & Jeugdzorg Regio Midden Holland

Periode t/m

Bij de verschillende gemeentelijke diensten is informatie opgevraagd over of en hoe een integrale kostprijs berekend wordt.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Circulaire richtlijn overgang vakantiesystematiek bij langdurige ziekte

GJ/C10748/2014/0147. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Sociaal Fonds Taxi. Zoetermeer, november 2014

STAF/FC/U Lbr. 10/052

Meerwaarde en kosten van een organisatieadviseur. Raad van Organisatieadviesbureaus (ROA) Markeringslijn afbeelding

Bijlage B Herziening en uitwerking bij derden in rekening te brengen uurtarieven 2008

Bezoldiging, eindejaarsuitkering, eenmalige uitkering burgemeesters en wethouders, en vergoeding raadsleden en commissieleden

Rm mziz/wlimburg. Begrotingswijziging Programmabegroting RUD Zuid-Limburg. Meerjarenraming

Bijeenkomst met aanbieders Wmo ambulant Haarlem e.o. Onderzoek naar tarieven 2018 Wmo ambulant

Berenschot rekenmodel basistarieven Hulp bij Huishouden gemeenteutrecht

Gelet op artikel 673, tiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

PROVINCIAAL BLAD. Beleidsregel uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen provincie Drenthe

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

IKAP-Regeling rijkspersoneel

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Financiële arbeidsvoorwaarden rijkspersoneel (in kort bestek)

Berenschot rekenmodel basistarieven Hulp bij Huishouden gemeente Utrecht

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 6.28 doorbetaling bij ouderschapsverlof

Uitleg salarisstrook. HR Services. Challenge the future

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting op het voorstel

DB-vergadering Agendapunt 11

Financiële arbeidsvoorwaarden rijkspersoneel (in kort bestek)

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

7 : Datum: datum waarop door Van Spronsen & Partners de loonverwerking voor die maand heeft plaatsgevonden.

Rekenregels per 1 januari 2013

Wijzigingen CAO voor Uitzendkrachten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

B&W-Aanbiedingsformulier

Besluit van P.M., houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2019

Wat en hoe te meten? Korte handleiding voor het meten van kosten van regeldruk voor bedrijven en burgers

Memo onderbouwing en financiële gevolgen pgb-tarieven

2. TE ONDERSCHEIDEN CATEGORIEËN

Consumentenprijsindex (cpi, alle huishoudens) De gemiddelde prijs op jaarbasis van een pakket goederen en diensten, 2006=100.

Update prognose kostenontwikkeling kinderopvang 2020

Bijlage E: Toelichting tariefspecificatie Huishoudelijk Hulp versie Augustus 2018 t.b.v. tarieven per

HANDLEIDING ACTIVITEITEN VOOR DERDEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage A Richtlijnen voor het opzetten van de begroting

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

KADERNOTA BEGROTING 2019 METROPOOLREGIO EINDHOVEN. Een excellente regio waar het goed leven is

Tarieven. Afronding in minuten (zodat uurtarief te delen is door 60) Afronding uren. Aantal cliënten per medewerk er. Tarief per dagdeel (groep)

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL

Overzicht kostenontwikkelingen taxi vervoer 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

WAARDERINGSKAMER NOTITIE. Betreft: Managementsamenvatting benchmarkresultaten Datum: 19 november 2003 Bijlage(n):

Rijkswaterstaat. Eindrapportage Onderzoek Financieel Business Plan Nationale Bewegwijzeringsdienst

: Politiewet 1993, artikel 44; Besluit financiën regionale politiekorpsen Relatie met andere circulaires EA96/U331

SALARISSTROOK WGI Iedere maand ontvangen werknemers van Werkgeversinstituut (WGI) een salarisbetaling en een salarisstrook.

Coöperatie van Verenigingen van Leraren en ander Onderwijspersoneel U.A. Begroting 2013

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Bijstellingsregeling 2007

Tarieven Inkoop 2019 Maatwerkvoorzieningen Wmo

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

Verordening bezoldiging, vergoedingen en tegemoetkomingen waterschapsbestuurders waterschap Noorderzijlvest 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Circulaire toepassen Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2017

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Rekenregels per 1 januari 2008

circulaire Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Informatiebijeenkomst tarieven integraal ambulante jeugdhulp. 22 maart Intern vertrouwelijk

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Rekenregels per 1 januari 2013

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Geneeskundig adviseur in dienstverband

Wij vertrouwen erop mede met deze kaderbrief een bijdrage te leveren aan een goede governance van Het Waterschapshuis.

Voorstel raad en raadsbesluit

Provincie Zuid-Holland Beleidsnota kostprijsberekening en rentetoerekening 2017

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Sociaal Fonds Taxi. Zoetermeer, november 2015

KADERNOTA BEGROTING 2020 METROPOOLREGIO EINDHOVEN

Het leerstuk van de kosten voor gemene rekening en risico

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Deel 1. Deel 2. Deel 3

Rekenregels per 1 januari 2010

Bijlage IV Financiële normering onderwijshuisvesting Oostzaan Vergoeding op basis van normbedragen. 1. school voor basisonderwijs

Vragen en antwoorden over de loonkostensystematiek en FSR

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overzicht van de regeling schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Versie januari 2010

Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:

Rekenvoorschriften voor de geautomatiseerde loonadministratie 2012

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij nadrukkelijk anders is aangegeven.

Onderhandelingsakkoord CAO RDW Oktober 2007

Transcriptie:

HANDLEIDING OVERHEIDSTARIEVEN 2006 fg 21 oktober 2005 1

INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 1.1 Doel 3 1.2 Toepassing 3 1.3 Systematiek 4 1.4 Specifieke situaties 4 1.5 Wijzigingen ten opzichte van de Handleiding Overheidstarieven 2005 5 2. Tarieven 2006 en toelichting 2.1 Normbedragen per salarisschaal 7 2.2 Salariskosten 8 2.3 Overheadkosten 9 2.3.1. Huisvestingskosten 9 2.3.2. Automatiseringskosten 10 2.3.3. Overige overheadkosten 10 2.4 Aantal productieve uren 11 3. Specifieke onderwerpen 3.1 De toepassing van interest 12 3.2 De toepassing van het BTW-regime 13 fg 21 oktober 2005 2

1. INLEIDING 1.1 Doel De Handleiding Overheidstarieven is bestemd voor die onderdelen van de rijksoverheid die kosten in rekening brengen voor werkzaamheden verricht voor, of diensten verleend aan, afnemers buiten de rijksoverheid. Uitgaande van de met die activiteiten gemoeide tijd willen deze dienstonderdelen dat doen door een tarief per uur in rekening te brengen. Daartoe bevat deze tarievenhandleiding voor elk van de ambtelijke salarisschalen drie tarieven per uur: een kostendekkend tarief per uur exclusief BTW, een kosten-plus tarief per uur exclusief BTW en een kosten-plus tarief per uur inclusief BTW. De kosten-plus tarieven zijn berekend door de integrale kosten te verhogen met een fictieve winstopslag en met een bedrag voor vennootschapsbelasting en omzetbelasting. Opname van de kosten-plus tarieven is een direct gevolg van de vaststelling van Aanwijzing 11 van de Aanwijzingen inzake het verrichtten van marktactiviteiten door organisaties binnen de rijksdienst (1998) 1, hierna te noemen Aanwijzingen. Uitgangspunt is dat onderdelen van de rijksdienst alleen marktactiviteiten mogen verrichten als dit bij of krachtens wet is opgedragen of voortvloeit uit internationale verplichtingen. Voor zover uitzonderingsgronden van toepassing zijn gelden gedragsregels die tot doel hebben gelijke kansen te creëren op markten waar zowel de rijksdienst als particuliere ondernemers goederen of diensten aanbieden. Dit houdt in dat in de gevallen waarop de uitzonderingsgronden van toepassing zijn, de kostprijs en daarmee het kostendekkende tarief moet worden verhoogd met een aantal fictieve elementen (Aanwijzing 11) 2. 1.2 Toepassing De tarievenhandleiding kan door onderdelen van de rijksoverheid worden gebruikt als hulpmiddel, indien voor het in rekening brengen van kosten voor verrichte werkzaamheden of verleende diensten aan afnemers buiten de rijksoverheid geen adequate kostenadministratie of een ander toereikend instrument ter bepaling van kostenvergoedingen voorhanden is. De keuze voor het in rekening te brengen tarief dient te worden gemaakt conform de al eerder genoemde Aanwijzingen. Uit een eerder gehouden evaluatieonderzoek naar het gebruik van de Handleiding Overheidstarieven is naar voren gekomen dat in aanvulling hierop, de Handleiding Overheidstarieven eveneens veel 1 2 De Aanwijzing inzake het verrichten van marktactiviteiten door organisaties binnen de rijksdienst zijn opgenomen in het Handboek Financiële Administratie Rijksoverheid (Hafir, A7.07). Het Hafir is te raadplegen via internet www.minfin.nl, snel zoeken onder hafir en vervolgens Hafir per inhoudelijke rubriek. In paragraaf 1.3. en hoofdstuk 2. worden de afzonderlijke componenten nader toegelicht. fg 21 oktober 2005 3

gebruikt wordt ten behoeve voorcalculatie, interne doorberekening en sturing en beheersing 3. Het gebruik ervan in het kader van benchmarking, controle en arbitrage komt ook regelmatig voor. De verwachting is dat het belang van deze nevenfuncties van de Handleiding Overheidstarieven in de toekomst verder zal toenemen. De toenemende aandacht voor een goede kostentoerekening bij de rijksoverheid, die zich manifesteert door de opkomst van agentschappen en de ontwikkelingen met betrekking tot Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording, draagt hieraan zeker bij 4. Het ministerie van Economische Zaken beraad zich nog over het vervolg van het wetsvoorstel Markt en Overheid. In de toepassing van de Handleiding Overheidstarieven verandert vooralsnog niets. 1.3 Systematiek In deze tarievenhandleiding worden uurtarieven gepresenteerd (zie paragraaf 2.1). Het gaat daarbij om de uurtarieven van een groep medewerkers binnen de rijksoverheid: de uurtarieven per BBRA salarisschaal. Deze uurtarieven zijn gebaseerd op de gemiddelde salariskosten en overheadkosten (incl. huisvestingskosten) binnen de rijksoverheid. De opbouw van deze kosten wordt toegelicht in de paragrafen 2.2 en 2.3. Het aantal productieve uren op grond waarvan de kosten per mensuur worden berekend, wordt in paragraaf 2.4 nader toegelicht. Er zijn evenals voorgaande jaren twee extra kolommen opgenomen die de tarieven bevatten waarin een fictieve winstopslag, vennootschapsbelasting en BTW zijn berekend. Afgezien van de bovengenoemde kostencomponenten dient, voor zover van toepassing, eveneens rekening te worden gehouden met bijkomende factoren die van invloed kunnen zijn op de kostendoorberekening. Deze factoren hebben onder andere betrekking op het in rekening brengen van een interestpercentage en de toepassing van het BTW-regime. Aan deze specifieke onderwerpen wordt in hoofdstuk 3 aandacht besteed. Om deze tarievenhandleiding te kunnen toepassen zal inzicht moeten bestaan in de aan een activiteit bestede uren. De bestede uren kunnen worden bepaald door middel van een urenadministratie (tijdschrijven) dan wel door middel van een periodieke schatting van het aantal uren. De keuze is afhankelijk van de aard van de in rekening te brengen activiteit en van overwegingen van doelmatigheid. 1.4 Specifieke situaties Deze tarievenhandleiding bevat tarieven per uur met gemiddelde bedragen voor de rijksoverheid als geheel. Bij kostendoorberekening kan evenwel behoefte bestaan aan tarieven die rekening houden 3 4 Ministerie van Financiën, Onderzoek Handleiding Overheidstarieven: een instrument in perspectief, juli 2000. Vanzelfsprekend kunnen andere publiekrechtelijke lichamen dan de rijksoverheid ook gebruik maken van de tarievenhandleiding, maar ze dienen dan wel de toepasbaarheid kritisch te beoordelen. fg 21 oktober 2005 4

met de specifieke situatie van het onderdeel dat de kosten doorberekent. Dit is zeker het geval wanneer de tarievenhandleiding wordt gebruikt voor de al eerder genoemde nevenfuncties (zie paragraaf 1.2). In deze behoefte kan worden voorzien door de bedragen uit deze tarievenhandleiding aan te passen aan de eigen situatie. In hoofdstuk 2 van de tarievenhandleiding wordt toegelicht waarop de genoemde bedragen zijn gebaseerd. De gebruiker kan hiermee beoordelen of de basissituatie afwijkt van de eigen, specifieke situatie en zo ja, of die afwijking aanleiding geeft om de bedragen uit deze tarievenhandleiding aan te passen aan de eigen situatie. Bij overheadkosten zijn expliciet enkele mogelijkheden tot aanpassing aan de eigen situatie vermeld. Het is ook mogelijk als gebruiker van de tarievenhandleiding uit te gaan van een andere opbouw en/of aantal van het totaal aan productieve uren (zie paragraaf 2.4). Eveneens kunnen specifieke kosten in de bedragen worden opgenomen waarmee in de tarievenhandleiding geen rekening is gehouden, omdat die gebaseerd is op de overheid als geheel. Gedacht kan worden aan het in rekening brengen van interest voor investeringsgoederen of de toepassing van het BTW-regime (zie hoofdstuk 3). 1.5 Wijzigingen ten opzichte van de Handleiding Overheidstarieven 2005 De tarieven voor het jaar 2006 (zie paragraaf 2.1) zijn op dezelfde wijze samengesteld als de tarieven in de tarievenhandleiding van de voorgaande jaren. Ook dit jaar zijn de tarieven voor de functiegroepen bij de Belastingdienst niet opgenomen. De tarieven voor het jaar 2006 vertonen een zeer lichte stijging ten opzichte van de tarieven voor het jaar 2005: het tarief per uur stijgt gemiddeld voor alle BBRA salarisschalen met 0,2 %. De salariskosten in enge zin per mensjaar zijn gelijk gebleven (stijging van 0 %), de overheadkosten per mensjaar zijn gestegen met 1,8 %. Ook het aantal productieve uren per ambtenaar is licht gestegen met 0,4 %. Hieronder en in de paragrafen 2.2 tot en met 2.4 wordt dit nader toegelicht. Salariskosten De salariskosten zijn opgebouwd uit twee componenten: de salariskosten in enge zin (de loonkosten) en de wachtgelden. Voor de salariskosten in enge zin per mensjaar voor de BBRA salarisschalen 1 t/m 18 wordt normaal gesproken gebruik gemaakt van een prognose die door IVOP/ IPA wordt opgesteld. Ook voor het jaar 2006 is door IVOP/IPA weer een prognose opgesteld. Door de nog onzekere effecten van de nieuwe Zorgverzekeringswet blijkt deze prognose niet goed bruikbaar te zijn voor het berekenen van de overheidstarieven. Dit wordt met name veroorzaakt door het in 2006 vervallen van de Btzr (de tegemoetkoming ziektekosten). Het is op dit moment nog onzeker hoe hiermee omgegaan zal worden in de nog af te sluiten CAO over 2006. Door deze onzekerheid is besloten bij de prognose van de salariskosten in enge zin uit te gaan van een stijging van 0% ten opzichte van 2005. De opslag voor de wachtgelden bedraagt dit jaar 1.014,= per ambtenaar (vorig jaar 1.062,=). De opslag voor de wachtgelden is afgeleid uit de gegevens over de programmakosten fg 21 oktober 2005 5

ontslaguitkeringsregelingen van de sector Rijk, die jaarlijks door de UWV USZO worden verstrekt. Het betreft hier gegevens over het jaar 2004, het meest recente jaar waarover deze gegevens bekend zijn. Overheadkosten De overheadkosten zijn in het verleden berekend op basis van informatie aangeleverd door de departementen. De afgelopen jaren zijn de overheadkosten steeds berekend door indexatie. Vorig jaar is het bedrag aan overheadkosten geëvalueerd en getoetst aan de werkelijkheid. Dit jaar is geen evaluatie van het bedrag aan overheadkosten uitgevoerd. In deze tarievenhandleiding (over 2006) komt het gemiddelde percentage overheadkosten overigens uit op 29,1 % van de totale kosten in het tarief. In de Handleiding Overheidstarieven is dit jaar wederom één kolom opgenomen waarin de overheadkosten staan vermeld. Omdat voor álle salarisschalen eenzelfde bedrag wordt gehanteerd, wordt volstaan met een uitsplitsing in de toelichting. De opslag voor de overheadkosten per mensjaar voor 2006 komt uit op 25.416,=. Dit bedrag kan als volgt worden uitgesplitst: a) huisvesting 5.802,= b) kantoorautomatisering 2.450,= c) overige overhead 17.161,= totaal: 25.413,= De overheadcomponent huisvesting voor dit jaar komt uit op 5.802,= per formatieplaats (was 5.745,=) 5. Dit betekent ten opzichte van vorig jaar een stijging van de kosten van 57,= (ca. 1,0 %). Deze stijging vloeit voort uit het toepassen van de Rekenmethode Rijksgebouwendienst (RmR), een methode die gebruik maakt van de consumenten prijsindex (de CPI). De kosten voor kantoorautomatisering zijn ook dit jaar weer geïndexeerd met de prijsindex netto materiële overheidsconsumptie (de IMOC). Voor het jaar 2006 is dat percentage 2,05 % (Bron: Macro Economische Verkenningen / CPB, september 2005 6 ). De kosten voor kantoorautomatisering komen daarmee voor 2006 uit op 2.450,= (was in 2005 2401,=). Ook de kosten voor de overige overhead worden geïndexeerd met de prijsindex netto materiële overheidsconsumptie. De kosten voor overige overhead komen daarmee uit op 17.161,= (was in 2005 16.816,=). De verdeelsleutel voor het toerekenen van deze indirecte kosten dit jaar is dezelfde als vorig jaar. Aantal productieve uren Het aantal productieve uren per jaar is ten opzichte van vorig jaar gestegen van 1354 naar 1359, een stijging van 5 uren op jaarbasis (ongeveer 0,4 %). Dit is het gevolg van het lagere ziekteverzuimpercentage bij de rijksoverheid, dat is gedaald van 6,6 % naar 6,3 % ultimo 2004 7. 5 6 7 Voor een toelichting zie paragraaf 2.3.1. Gecorrigeerd voor de effecten van de nieuwe Zorgverzekeringswet (1,2 % punt) Voor een toelichting zie paragraaf 2.4. fg 21 oktober 2005 6

2. TARIEVEN 2005 EN TOELICHTING 2.1 Normbedragen per salarisschaal in 2006 (bedragen in euro s) kostendekkend tarief per uur kosten-plus tarief ex btw kosten-plus tarief incl. btw loonschaal salariskosten per mensjaar in Euro overhead in Euro totale kosten in Euro in Euro in Euro in Euro 1 24.985 25.413 50.398 37 40 48 2 27.454 25.413 52.867 39 42 50 3 27.804 25.413 53.217 39 42 50 4 30.966 25.413 56.379 41 45 53 5 33.505 25.413 58.918 43 47 56 6 35.745 25.413 61.158 45 48 58 7 39.367 25.413 64.780 48 51 61 8 43.688 25.413 69.101 51 55 65 9 48.545 25.413 73.958 54 59 70 10 53.055 25.413 78.468 58 62 74 11 60.509 25.413 85.922 63 68 81 12 71.067 25.413 96.480 71 76 91 13 80.651 25.413 106.064 78 84 100 14 89.736 25.413 115.149 85 91 109 15 98.324 25.413 123.737 91 98 117 16 106.336 25.413 131.749 97 104 124 17 114.986 25.413 140.399 103 111 132 18 125.426 25.413 150.839 111 120 142 De tarieven in de kolom kosten-plus excl. BTW zijn afgeleid uit het kostendekkend tarief per uur. Hier is uitgegaan van een winstopslag na belasting van 5%. Dit percentage van 5 % wordt ook genoemd in het wetsvoorstel Markt en Overheid 8. Het in rekening te brengen kosten-plus tarief zal echter eveneens het fiscale voordeel dienen te corrigeren, hier gesteld op 35% van de winst. Daarom bedraagt de opslag in deze tabel [5% / (100% - 35%)] = 7,69%. De tarieven in de kolom kosten-plus incl. BTW zijn verkregen door de kosten-plus tarieven te verhogen met 19%, het huidige BTW-tarief. Omdat de tarieven in hele euro s zijn weergegeven kunnen afrondingsverschillen optreden. 8 zie artikel 22, lid 2 van dit wetsvoorstel, kamerstuk 28050, nr. 2. fg 21 oktober 2005 7

In de paragrafen 2.2 tot en met 2.4 wordt een nadere toelichting gegeven bij de in deze tabel opgenomen tarieven en het aantal direct productieve uren (over 2006: 1359 uur) waarop de berekening is gebaseerd. De in rekening te brengen kosten voor het leveren van werkzaamheden/diensten kunnen worden bepaald door het aantal met die levering gemoeide mensuren te vermenigvuldigen met de bij de salarisschaal behorende tarief per mensuur. 2.2 Salariskosten De tarievenhandleiding is in beginsel bestemd voor gebruik binnen de rijksoverheid. Daarom worden in de berekeningen empirische gegevens gebruikt die op de rijksoverheid betrekking hebben. In deze berekeningen worden tot de rijksoverheid gerekend alle personen die volgens BBRA 1984 worden bezoldigd en werkzaam zijn bij de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 9. Omdat de salarissen aan medewerkers van het Ministerie van Financiën niet meer via IVOP/ IPA worden uitbetaald zijn in deze tarievenhandleiding de functiegroepen binnen de Belastingdienst niet meer opgenomen. Het salariskostenbedrag wordt voor iedere salarisschaal (schaal 1 tot en met 18) afzonderlijk berekend en geraamd voor het jaar 2006. Dit salariskostenbedrag is gebaseerd op een heel kalenderjaar voor een persoon met een volledige werktijd (d.w.z. een werktijd van 36 uur per week). Bij de bepaling van de salariskosten, dat wil zeggen de kosten die het Rijk als werkgever maakt, worden de volgende kostencomponenten meegenomen: a. brutosalaris; b. vakantie-uitkering; c. uitkering, krachtens het Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel (voor de berekening van de overheidstarieven voor 2006 wordt uitgegaan van de BTZR bedragen 2005); d. eindejaarsuitkering; e. door de werkgever te betalen premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen, WAO, VUT, invaliditeitspensioen incl. het bovenwettelijke deel; f. wachtgelden. De salariskosten-componenten a. t/m e.: De berekening van de genoemde kostencomponenten a t/m e wordt uitgevoerd door de zelfstandige dienst IVOP/ IPA van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor de berekening van de gemiddelde loonkosten per salarisschaal over 2006 maakt IVOP/ IPA gebruik van de meest recente gegevens (de Macro Economische Verkenningen van het Centraal Planbureau en de Miljoenennota van het ministerie van Financiën) ten behoeve van het uitbrengen van deze Handleiding Overheidstarieven in het najaar. 9 Door de beperking 'bezoldigd volgens BBRA 1984' vallen onder meer de volgende groepen buiten deze definitie: het ministerie van Defensie, de Politie, de Rechterlijke Macht en personen met een salaris hoger dan schaal 18. fg 21 oktober 2005 8

Ook voor het jaar 2006 is door IVOP/IPA weer een prognose opgesteld. Door de nog onzekere effecten van de nieuwe Zorgverzekeringswet blijkt deze prognose niet goed bruikbaar te zijn voor het berekenen van de overheidstarieven. Dit wordt met name veroorzaakt door het in 2006 vervallen van de Btzr (tegemoetkoming ziektekosten). Het is op dit moment nog onzeker hoe hiermee omgegaan zal worden in de nog af te sluiten CAO over 2006. Door deze onzekerheid is besloten om bij de prognose van de salariskosten in enge zin uit te gaan van een stijging van 0% ten opzichte van 2005. Wachtgeld (salariskosten-component f.): De opslag voor wachtgeld is afgeleid uit de gegevens over de programmakosten ontslaguitkeringsregelingen van de sector Rijk, die jaarlijks door de USZO/ UWV worden verstrekt. Het betreft hier gegevens over het jaar 2004, het meest recente jaar waarvoor deze gegevens beschikbaar zijn. De wachtgelden worden in de berekening meegenomen, omdat bij de overheid geen werkloosheidspremies op het salaris worden ingehouden, terwijl bij gedwongen ontslag wel aanspraak kan worden gemaakt op wachtgeldregelingen. In de tarievenhandleiding over het jaar 2001 werd voor het eerst gewerkt met de bovenwettelijke regelingen (WW/BW). Bij de berekening van de wachtgeldcomponent zijn die regelingen meegenomen die van toepassing zijn op het personeel dat volgens het BBRA bezoldigd wordt. Het totaal van deze uitgaven, die aan de departementen kan worden toegerekend, kan worden uitgedrukt in een wachtgeldbedrag per ambtenaar. Voor het jaar 2006 komt dit bedrag uit op een vaste opslag van 1.014,= per ambtenaar (was 1.062,=), een daling van 4,6 %. 2.3 Overheadkosten De overheadkosten zijn opgebouwd uit huisvestingskosten, automatiseringskosten en overige overhead. Deze drie componenten worden hieronder afzonderlijk besproken. 2.3.1. Huisvestingskosten De administratieve sector van de rijksoverheid is zeer divers gehuisvest en de spreiding van de werkelijke huisvestingskosten is groot. Op basis van de overeenkomsten tussen ministeries en de Rijksgebouwendienst is inzicht in het werkelijk gebruikte (bruto) vloeroppervlak en de werkelijke kosten mogelijk. De tarieven zijn vastgelegd in de Regeling Methodiek Gebruiksvergoeding Rijksgebouwendienst (MGR), aangevuld met de Rekenmethode Rijksgebouwendienst (RmR). In 1997 heeft de Ministerraad besloten de huisvestingsbudgetten in 2014, via een ingroeitraject, te normeren. Het normbedrag is vastgesteld op een bedrag per ministerie plus een normbedrag per formatieplaats. Deze bedragen zijn de basis voor de huisvestingscomponent in deze tarievenhandleiding, waarbij is uitgegaan van een werkelijk gebruikt vloeroppervlak van 38 m 2 per fg 21 oktober 2005 9

formatieplaats. In de Rekenmethode Rijksgebouwendienst wordt gebruik gemaakt van de consumenten prijs index (de CPI), die voor 2006 op 1,0 % wordt geraamd 10. Volgens de hier toegepaste systematiek heeft dit geleid tot een huisvestingscomponent van 5.802,=. De normbedragen worden alleen gehanteerd voor huisvesting van formatieplaatsen in kantoorpanden. Voor specifieke panden vindt geen ingroei plaats. 2.3.2. Automatiseringskosten Onder automatiseringskosten wordt in dit kader verstaan de kosten van kantoorautomatisering, de aan de werkplek verbonden kosten. In de praktijk worden hiervoor sterk wisselende bedragen gebruikt. In deze tarievenhandleiding wordt voor 2006 uitgegaan van een gemiddelde opslag van 2.450,=. Het bedrag van vorig jaar ( 2.401,=) is geïndexeerd met de reguliere prijsindex voor de netto materiële overheidsconsumptie (de IMOC). Voor 2006 wordt door CPB een IMOC geraamd van 3,25 % (bron: MEV/ CPB, september 2005), waarbij gerekend wordt met een prijsmutatie van 1,2 % punt als gevolg van de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Bij de berekening van de overheidstarieven wordt als gevolg hiervan uitgegaan van een indexering met 2,05 %. 2.3.3. Overige overheadkosten Onder overige overheadkosten verstaan wij de indirecte kosten van het eigen organisatie-onderdeel (de uitgaven voor materieel) en de kosten van de andere organisatie-onderdelen die werkzaamheden verrichten samenhangend met de werkzaamheden en diensten van het eigen organisatie-onderdeel. De component Overige overheadkosten wordt jaarlijks door middel van de prijsindex netto materiële overheidsconsumptie (de IMOC) bijgesteld. Het totale bedrag aan overige overhead is voor het laatst voor de handleiding over 2005 geëvalueerd en opnieuw vastgesteld. Voor 2006 wordt gerekend met een indexering van 2,05 % (bron: MEV/ CPB, zie opmerking onder paragraaf 2.3.2.). Daarmee komt deze component dit jaar uit op 17.161,=. Onder uitgaven voor materieel worden in dit kader begrepen de exploitatiekosten (waaronder de niet onder de huisvestingscomponent opgenomen huisvestingskosten), de bureaukosten, de inhuur van externen, de reiskosten en de opleidingskosten. De kosten van andere organisatie-onderdelen betreffen de toe te rekenen uitgaven voor personeel en materieel van díe organisatie-onderdelen die voor meerdere directies tegelijk functioneren. Daarbij is rekening gehouden met de vereiste directheid tussen kosten en activiteiten. In de eerste plaats kan hierbij gedacht worden aan de stafdiensten en leiding binnen het eigen directoraat-generaal. Voorts gaat het om centrale directies binnen het departement als geheel, zoals de departementale auditdienst, de directie Financieel-Economische Zaken, de directie Personeel en Organisatie etc. 2.4 Aantal productieve uren 10 Bron: Macro Economische Verkenningen, Centraal Planbureau, september 2005. fg 21 oktober 2005 10

De totale kosten per mensjaar worden bepaald door alle kostencomponenten (salariskosten, huisvestingskosten, automatiseringskosten en overige overheadkosten) bij elkaar op te tellen. De tarieven worden vervolgens vastgesteld door het verkregen bedrag aan kosten per mensjaar te delen door het aantal direct productieve uren per ambtenaar per jaar. Voor deze tarievenhandleiding is uitgegaan van vijf werkdagen per week. Het aantal werkdagen in een jaar is verminderd met feestdagen (het meerjarige gemiddelde), vakantiedagen en ziektedagen. Het resulterende aantal aanwezige dagen/uren is vervolgens verminderd met de indirect productieve uren. Bij de indirect productieve uren kan gedacht worden aan werkbesprekingen, personeelsaangelegenheden, ondernemingsraden, studieverlof en cursussen etc. Hiervoor wordt in de systematiek van de tarievenhandleiding steeds een vast percentage van 12 % toegepast. Voor het jaar 2006 resulteert dit in de volgende opstelling: aantal werkdagen 261,0 aantal feestdagen 7,0 11 -/- omvang aanstelling in dagen 254,0 omvang aanstelling in uren (254,0 * 7,2) 1828,8 vakantie-uren 169,3 12 -/- ziekte-uren 115,2 13 -/- aantal uren aanwezig 1544,3 aantal indirect productieve uren 185,3 14 -/- aantal direct productieve uren 1359 In het tarievenoverzicht op pagina 7 is uitgegaan van 1359 direct productieve uren per mensjaar. Er dient te worden aangetekend dat daarbij is uitgegaan van een gemiddelde situatie voor de gehele rijksoverheid. Onderdelen van de rijksoverheid die deze tarievenhandleiding gebruiken kunnen voor zichzelf nagaan of het aantal productieve uren van 1359 ook voor hen geldt. Zo nodig kan voor de eigen situatie van een ander aantal productieve uren worden uitgegaan. 11 Het aantal feestdagen (op werkdagen) wisselt door de zogenoemde veranderlijke feestdagen elk jaar sterk. Ten behoeve van de jaarlijkse vergelijkbaarheid van de tarieven in de Handleiding Overheidstarieven wordt uitgegaan van een meerjarig gemiddelde van 7 feestdagen per jaar. 12 De vakantie-uren zijn samengesteld uit basisvakantie-uren en leeftijdsvakantie-uren. De basisvakantie-uren bedragen 165,6 uur. De leeftijdsvakantie-uren beginnen bij een leeftijd van 45 jaar en kennen een staffel: 45-49 jaar = 7,2 uur; 50-54 jaar = 14,4 uur; 55-59 jaar = 21,6 uur en 60 en ouder = 28,8 uur. Rekening houdend met de leeftijdsopbouw van de rijksambtenaren, volgt hieruit een gewogen gemiddelde van 3,7 uur. Totaal aantal vakantie-uren derhalve 165,6 + 3,7 = 169,3 uur. 13 Voor de ziekte-uren wordt uitgegaan van een ziekteverzuimpercentage van 6,3 % (voortschrijdend jaargemiddelde vierde kwartaal 2004, bron: CBS, Statline; exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof) van de omvang van de aanstelling (was 6,6 % voor vierde kwartaal 2003). 14 Voor het aantal indirect productieve uren wordt uitgegaan van 12% van het aantal aanwezige uren. Tevens is daarin een kleine afronding begrepen. fg 21 oktober 2005 11

3. SPECIFIEKE ONDERWERPEN Naast de in hoofdstuk 2 behandelde kostencomponenten zijn onderwerpen relevant, die niet direct algemeen te kwantificeren zijn maar desondanks bij het in rekening brengen van kosten relevant kunnen zijn. Twee van die onderwerpen worden in dit hoofdstuk behandeld: de toepassing van interest en de toepassing van het BTW-regime. 3.1 De toepassing van interest Bij het in rekening brengen van kosten kan rekening gehouden worden met twee soorten interest: interest over uitstaande vorderingen en interest over investeringsgoederen. Interest over uitstaande vorderingen kan worden doorberekend in die gevallen dat er een groot tijdsverschil zit tussen de levering van een dienst, het versturen van de rekening en de ontvangst van de betaling. Een dergelijk tijdsverschil zou zich in beginsel niet voor mogen doen. Als het zich toch voordoet, is in feite sprake van kredietverlening. Of een overheidsdienst daarvoor interest in rekening wil brengen, is ter beslissing van de desbetreffende overheidsdienst. Daarbij moet rekening gehouden worden met de wetgeving met betrekking tot richtlijn 2000/35/EG van de Europese Unie inzake de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties 15. De wet is in werking getreden per 1 december 2002. Deze wet schrijft voor dat in bepaalde gevallen de wettelijke rente van rechtswege verschuldigd is 16. Er kan door de partijen niet worden afgeweken van de bepaling in de richtlijn dat de rente verschuldigd is zodra een betalingstermijn wordt overschreden, ook wanneer de schuldenaar nog niet door de schuldeiser in gebreken is gesteld. De toepassing van de wettelijke rente wordt aanbevolen. Per 1 februari 2004 bedraagt deze wettelijke rente 4,0 % en is daarna niet meer gewijzigd 17. Voor actualisatie van dit percentage wordt verwezen naar het 'Besluit vaststelling wettelijke rente'. Dit besluit is overigens niet meer opgenomen in Hafir. Bij het verrichten van werkzaamheden en het verlenen van diensten aan derden spelen investeringsgoederen in de meeste gevallen een ondergeschikte rol. Indien bij bepaalde overheidsdiensten hieraan substantiële betekenis moet worden toegekend, kan hiermee naar eigen inzicht rekening worden gehouden. 15 16 17 Zie Wet van 7 november 2002 tot uitvoering van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, gepubliceerd in Staatsblad 2002 545. Zie tevens Kamerstukken Eerste en Tweede Kamer nr. 28239 (2001-2002). Zie Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 92a en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 119a en 120. Zie Besluit van 15 januari 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb 27 (vaststelling wettelijke rente), Staatsblad 2004 13. fg 21 oktober 2005 12

3.2 De toepassing van het BTW-regime In deze tarievenhandleiding staan zowel de markttarieven inclusief als exclusief de BTW vermeld. Bij onderlinge dienstverlening tussen of binnen departementen hoeft geen BTW in rekening te worden gebracht, aangezien in die gevallen handelingen binnen hetzelfde publiekrechtelijke lichaam plaatsvinden. Bij het verrichten van werkzaamheden en het verlenen van diensten door departementen aan derden, dient in beginsel BTW in rekening te worden gebracht. Ten opzichte van het Rijk worden onder derden mede begrepen provincies en gemeenten. Onderdelen van de rijksoverheid, die kosten aan afnemers doorberekenen dienen voor hun specifieke situatie na te gaan of zij BTW in rekening dienen te brengen. Bij vragen hierover kan contact worden opgenomen met de bevoegde eenheid van de Belastingdienst. fg 21 oktober 2005 13