Meedoen naar vermogen

Vergelijkbare documenten
Meedoen naar vermogen

Gemeente Borger-Odoorn. Regenboogmodel

Transitieavond Maandag 16 april uur uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

De slimste route? Vormgeven toegang

Een hoop nieuwe verantwoordelijkheden. Decentralisaties in het Sociaal Maatschappelijk Domein

Stadskanaal: Samen met de burger Integraal beleidskader Sociaal Domein

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014


De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg

Gemeente Geldermalsen. Naar een vitale 1 samenleving Visie op de veranderingen in het sociale domein

Transities in het sociale domein

Bijlage 3: Overzicht ontwikkelingen

Beleidsplannen Sociaal Domein

Decentralisatie begeleiding naar gemeenten Wat houdt het in? Wat gaat er veranderen?

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Het sociaal domein. Renate Richters Els van Enckevort

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012

Sociaal domein. Decentralisatie AWBZ-Wmo. Hoofdlijnen nieuwe Wmo KIDL H. Leunessen, gem. Landgraaf 1. Wmo / Jeugzorg / Participatiewet

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

Wmo bijeenkomst PIANOo Zwanet van Kooten

PAOG nascholing JGZ Integrale Aanpak Jeugdzorg Eerder, sneller, beter en goedkoper

Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties

Met elkaar voor elkaar

Transitie jeugdzorg. Ab Czech. programmamanager gemeente Eindhoven. januari 2013

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013

DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013

Nieuwe arrangementen. Workshop 5

Datum: 10 oktober 2013 Betreft: Achtergrondinformatie voor de raadsbijeenkomst op 17 oktober

3D s. Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten. Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland

Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Veranderingen in de Jeugdzorg, Wmo en Participatiewet

Preventie in Gooise Meren. Preventie in het Sociaal domein

Grote stelselwijzigingen (Transities/ Transformatie)

Stelselherziening Jeugdzorg. Platform Middelgrote Gemeenten

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat

Welzijn nieuwe stijl. Thema-avond gemeenteraad Geldermalsen. 19 oktober 2010 Marjon Breed

Kadernota Wmo Dit is eigen kracht in Hattem!

DE VERKIEZINGEN STAAN

PowerPoin Expe PowerPoin pres rtmee enta pres ting A tie enta Lel tie WBZ Lel en tad ugdzorg GGZ

Voorbereiden door krachten te bundelen Visie op nieuwe taken Vernieuwingen in welzijn, (jeugd)zorg en werk... 2

Oktober Informatiebijeenkomst Inkoop Langdurige Zorg in Rotterdam

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Decentralisaties. Ingangsdatum 1 januari 2015: Jeugdzorg (behandeling in 1e kamer ws in feb 2014) Wmo 2015 / AWBZ. Participatiewet

CONCEPT. Startdocument. AWBZ begeleiding

Transformaties in rijks- en lokaal beleid. 19 september 2013 Jolanda Verbiesen

Startnotitie Integraal beleidsplan sociaal domein

Herijking subsidierelatie ONIS: opdracht aan ONIS

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING

Nieuwe taken komen boven op bestaand beleid

Transitie sociaal domein Haarlem Basisinfrastructuur, subsidies en inkoop

DECENTRALISATIES OOK IN HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA. Gezamenlijke raadsvergadering 20 maart 2012

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

De ondersteuning voor elkaar

Nieuwe zorgtaken voor de gemeente

Kaders voor continuïteit en vernieuwing op het sociale domein.

Kompassie met elkaar Wmo maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen

De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is. ZorgImpuls maart 2015

Toegang Sociaal Domein & Sociaal wijkteam Velsen

De visie in de Wmo beleidsnota sluit aan bij landelijk en regionaal ontwikkelingen. ( SHEET 1)

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

De gemeenteraad aan zet Wat wilt u weten over de jongeren met een beperking in uw regio?

Decentralisatie Jeugdzorg. Regionale Visie. en Stappenplan

Nieuwsflits 16 Aandacht voor iedereen. Hervorming Langdurige Zorg en Zorgakkoord. 8 mei 2013

Het sociale domein in verandering. Kansen voor verbetering

Hervorming Langdurige Zorg. Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans

STAND VAN ZAKEN ONTWIKKELING SOCIALE WIJKTEAMS GEMEENTEN IN DRENTHE

Subsidie uitvraag Welzijnswerk 2017

Veranderingen binnen het Sociale Domein. Een forse opgave voor Gouda!!

Samenwerken aan welzijn

Nieuw model voor Maatschappelijke Ondersteuning. Hans Weggemans 12 november 2014

Cliënten over de transities AWBZ en Jeugd in Dommelvallei+

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

Transformatie in de gemeente Dalfsen. Dichter bij de kern

PowerPoint PowerPoin pres Expe enta pres rtmee tie enta Lel tie ting A ys Lel tad WBZ Juni/ juli 2013

De raakvlakken in de drie decentralisaties

Informatieavond Decentralisaties

Decentralisatie Jeugdzorg. Van transitie naar transformatie. Samen maken we het mogelijk!

Decentralisatie Jeugdzorg Regionale Visie en Stappenplan Regio IJmond

Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting. Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting DOEN. wat nodig is. Managementsamenvatting -

SAMEN LEVEN, SAMEN REDZAAM

postbusŵgemëeñfeňoořdëľnveldľnl- uèťheenïe NOORDENVELD

Deze tijd vraagt om creativiteit

Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties

De Wmo adviesraad en het gemeentelijk beleid

Decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten

Burgemeester en Wethouders

Workshop decentralisaties sociaal domein. 30 september 2013

Beschut werk in Aanleiding

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers ,

Uitvoeringsplan Wmo beleid Samen sterk in de Wmo Gemeente Slochteren

Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg. ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Presentatie vergadering dorpsraad Gerwen 28 oktober 2014 Wethouder Paul Weijmans, portefeuillehouder coördinatie Transities

Transcriptie:

Meedoen naar vermogen Kadernota 2012-2016 Een andere blik op het sociale domein in de gemeente Borger-Odoorn. Een verbinding tussen werken, welzijn, jeugdzorg en gezondheidszorg. November 2012

Inhoud Voorwoord 3 1. Inleiding: waarom een integrale nota? 4 2. De visie: wat wil de gemeente Borger-Odoorn bereiken in het sociale domein en wat is daarbij haar rol? 6 3. Samenleven doe je samen: wie is de kwetsbare burger en wat zijn de uitgangspunten (kaders) voor hulp en dienstverlening? 9 4. Integrale aanpak: hoe gaan we gezamenlijk optrekken? 14 5. Het organiseren van de toegang tot hulp en dienstverlening: hoe breed en toegankelijk is de keukentafel, wie is daarbij betrokken, in 4 verschillende gebieden? 16 6. Pilots in 2012: wat en hoe gaan we het doen? 18 7. De werkwijze bewaken: hoe gaan we in de gaten houden dat we de juiste dingen doen met de gewenste resultaten? 20 8. Het geld: kunnen we onze ambities waarmaken binnen de nu bekende beschikbare budgetten? 21 9. Participeren en informeren: hoe gaan we om met het betrekken van doelgroepen, maatschappelijke organisaties en andere deskundigen? Hoe en wanneer vertellen we het onze inwoners? 23 10. Samenvatting en planning van activiteiten. 25 Afkortingenlijst 27 Bijlagen: 1. Terugblik Wmo 2007-2012 28 2. Terugblik Volksgezondheid 2008-2012 30 3. Werkwijze steunstees 32 4. Samenvatting onderzoek leefbaarheid 34 5. Het zorgexperiment 38 2

Voorwoord Met de val van het 1 e kabinet Rutte in het voorjaar van 2012 zijn met name de ontwikkelingen rondom de AWBZ en de Wet werken naar vermogen in een pauzestand terecht gekomen. In hetzelfde voorjaar was de conceptversie gereed van de kadernota Meedoen naar vermogen. In deze nota benoemt de gemeente Borger-Odoorn de uitgangspunten voor het sociale beleid voor de komende jaren. De nieuwe politieke situatie lijkt de duurzaam geformuleerde beleidsuitgangspunten niet te beïnvloeden. Ook het huidige regeerakkoord staat de nota niet in de weg. Waarbij de kanttekening geplaatst moet worden, dat er weliswaar nog veel onduidelijk is over het landelijke sociale beleid, maar dat de budgetten die voor gemeenten beschikbaar komen voor diverse nieuwe taken in ieder geval drastisch verminderd zullen worden. Wat nu in beeld is aan taakstelling voor gemeenten: De Wet werken naar vermogen (Wwnv) wordt Participatiewet met daarin samengevoegd Wsw, Wwb en Wajong (grotendeels). Geen instroom meer in de Wsw vanaf 2014: in plaats daarvan beschut werk als gemeentelijke voorziening (en minimumloon in plaats van cao). De jeugdzorg komt in de volle omvang - nu zonder eigen bijdrageregeling - naar de gemeente (met de nadruk op participatie en eigen kracht). Begeleiding en verzorging komt vanuit de AWBZ naar de Wmo. Dagbesteding wordt geschrapt in de AWBZ en de huishoudelijke hulp in de Wmo verdwijnt voor veel mensen door de inkomenstoets. De afgelopen maanden hebben (naast collega-ambtenaren) burgers en instellingen - en met name de Wmo raad en haar achterban - de gelegenheid gehad om een kritische blik te werpen op onze kaders. Uit de reacties blijkt een grote mate van overeenstemming over de hoofdlijnen. Men is erg nieuwsgierig naar de manier waarop onze gemeente de kaders handen en voeten gaat geven. In de laatste maanden van 2012 en gedurende 2013 zullen er verdere uitvoeringsplannen worden opgesteld binnen alle betrokken beleidsterreinen. Uiteraard zullen hierbij nieuwe landelijke richtlijnen en wetgeving mee worden genomen. En lokaal zullen we dit traject van beleidsuitwerking delen met de Wmo raad, lokale betrokken burgers en maatschappelijke organisaties. 3

1. Inleiding: waarom een integrale nota? Gemeenten worden de komende jaren verantwoordelijk voor het gehele sociale domein, inclusief de jeugdzorg. Dat betekent nogal wat. Bovendien moeten gemeenten dit uitvoeren met veel minder geld. Als je kijkt naar over wie het eigenlijk gaat in de Wmo, de Wwb (mogelijk in de toekomst de Wet werken naar vermogen), de Wet op de jeugdzorg en de Wet preventieve gezondheidszorg, dan zie je veel overlap: mensen hebben niet alleen problemen met hun inkomen, maar bv. ook met de opvoeding van hun kinderen of een chronische aandoening. Te meer een reden om in de verschillende domeinen gezamenlijk op te trekken en budgetten en functies slim te combineren. Het gaat met name om kwetsbare burgers. Wij willen hen zoveel mogelijk in staat stellen om mee te doen door allerlei vormen van aanvullende ondersteuning. De gemeente heeft immers vanuit de Wmo de plicht om te compenseren. Maar mensen met beperkingen hebben ook talenten en kunnen die inzetten in hun eigen omgeving: dat is hun eigen kracht. Vooral de eigen kracht en die van de omgeving, het dorp, worden ingezet. Wat verandert er allemaal: met de Participatiewet wordt de instroom in de sociale werkvoorzieningen vanaf 2014 stopgezet; gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging; De aanspraak op dagbesteding in de AWBZ wordt vanaf 2014 geschrapt; niet alles wordt meer gedekt door de ziektekostenverzekering of de AWBZ en eigen bijdragen worden hoger; (Wmo) voorzieningen kunnen niet meer geclaimd worden, maar moeten passen binnen het compensatieprincipe; er zijn steeds meer ouderen in onze gemeente en er is sprake van krimp. Deze ouderen hebben een toenemende behoefte aan zorg. De wetgever vraagt nu aan de gemeente om een goed zicht te houden op hun gezondheid (artikel 5a in de Wet preventieve gezondheidszorg); de zorg voor de kwetsbare jeugd en hun opvoeders komt in zijn geheel onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te vallen met ingang van 1 januari 2015. Vanuit de Wpg komt daar ook de prenatale voorlichting bij, dat zeker bij kwetsbare ouders een preventieve werking kan hebben; het ligt in de planning om de inzet van MEE (organisatie voor cliëntondersteuning) uiteindelijk bij gemeenten onder te brengen; de budgetten van gemeenten, organisaties en burgers staan onder druk door de huidige economische crisis en allerlei bezuinigingen. We zullen dus meer met minder moeten doen. En dat laatste is precies wat we in deze kadernota voor de komende 4 jaar willen aangeven: hoe kunnen we zo efficiënt mogelijk de problematiek in het sociale domein het hoofd bieden? Zo dus: zoveel mogelijk gebruik maken van de eigen kracht van burgers en de dorpen waarin zij wonen; ontschotten en integraal samenwerken door diverse partijen (ook de gemeente!), in 4 geografische gebieden (maar ook bovenlokaal waar dat een toegevoegde waarde heeft); 4

vraaggericht werken: het belang van de cliënt in kwestie en het bieden van maatwerk is belangrijk en niet het bestaande aanbod; bundeling van financiële middelen (zoeken naar de ruimte die de wetgever biedt op de verschillende terreinen) en sturen op resultaat; investeren in kennis van de lokale mogelijkheden voor werk en zorg en de vraag van burgers (wat is hun compensatiebehoefte) opdat goed matchen van mensen mogelijk is; lokale, integrale kennis op het terrein van welzijn, arbeid, onderwijs, jeugd en (gezondheids)zorg. Een hele uitdaging! Want het gaat om kwetsbare mensen, die (vaak meerdere) problemen hebben op het terrein van welzijn, arbeid, onderwijs en (gezondheids) zorg. Sommigen zijn zo kwetsbaar, dat van het kastje naar de muur gestuurd worden betekent tussen de wal en het schip belanden. Daarom hoeven ze voortaan hun problemen maar 1 keer op tafel te leggen en wordt in samenspraak met henzelf gezocht naar passende (samenhangende) oplossingen, waar nodig tegelijkertijd en op alle domeinen. Leeswijzer. Deze kadernota Meedoen naar vermogen vormt de basis voor het beleid op het terrein van sociale zaken, de Wmo, de jeugdzorg en de volksgezondheid. Het is onder meer het vervolg op de voorgaande Wmo nota Samen sterker dan alleen en de gezondheidsnota En morgen gezond weer op! (2008-2012). Een korte terugblik op de uitvoering van beide nota s treft u aan in de bijlagen 1 en 2. De nota laat in grote lijnen zien hoe onze gemeente de komende jaren om wil gaan met de problematiek van kwetsbare burgers op het terrein van arbeid en scholing, welzijn, opvoeden en opgroeien en de (gezondheids)zorg. Uiteraard vanuit een bepaalde visie (hoofdstuk 2), ideeën over de aanpak (hoofdstuk 3 en 4) en met 1 toegang tot hulp- en dienstverlening (hoofdstuk 5). Daarnaast is het van belang dat we in 2012 al vast beginnen met het uitproberen van oplossingsrichtingen (hoofdstuk 6), dat we afspraken maken over hoe we bewaken dat alles goed en efficiënt gebeurt (hoofdstuk 7), dat we in beeld brengen wat voor geldstromen we kunnen benutten (hoofdstuk 8) en hoe we burgers willen betrekken en informeren (hoofdstuk 9). Hoofdstuk 10 bestaat uit een samenvatting en een globale planning van activiteiten voor de komende jaren. Tot slot treft u een afkortingenlijst en bijlagen met achtergrondinformatie aan. 5

2. De visie: wat wil de gemeente Borger-Odoorn bereiken in het sociale domein en wat is daarbij haar rol? Iedere inwoner van onze gemeente hoort erbij. Niet iedereen heeft daar hetzelfde beeld bij: we hebben allemaal verschillende (sociale) behoeftes. Ook de burger zelf heeft daarbij verantwoordelijkheden: het is niet zo dat bij ieder probleem de overheid meteen in actie zou moeten komen. Mensen kunnen ook heel veel zelf (en doen dat nu ook al!), met hun directe omgeving en de kracht van het dorp waarin ze wonen. Met deze overwegingen komen we tot de volgende visie: Het is aan de mensen zelf (en hun eigen omgeving) om iedereen op een gezonde wijze te laten meedoen, jong en oud, gezin of alleenstaande. Waar dat echt niet lukt, zal de gemeente aanvullende acties ondernemen en het mogelijk maken om dit alsnog (zoveel mogelijk) voor elkaar te krijgen. Met inachtneming van het volgende: - decentraal wat kan en centraal wat moet (lokaal werken, zoveel mogelijk in 4 geografische leefgebieden ); - zo dichtbij en zo licht mogelijk; - iedereen doet mee naar vermogen; - er is sprake van wederkerigheid: mensen zetten hun talenten in voor de lokale gemeenschap (voor zover eventuele beperkingen dat toelaten); - eigen kracht en mogelijkheden worden zoveel mogelijk benut (ook van de eigen netwerken en van het dorp); - zoveel mogelijk preventief werken om te voorkomen dat duurdere 2 e lijnszorg ingezet moet worden. We proberen dit de komende jaren te realiseren binnen de budgetten die ons ter beschikking staan. Door functies slim te combineren, verwachten we efficiënter te kunnen werken. Zo onderzoeken we, of we de sociale werkvoorzieningen en de diverse vormen van dagbesteding beter op elkaar kunnen afstemmen. En gaan we met het oog op alternatieve zorgstructuren ( bv. buren die helpen bij het opvangen van de kinderen of vervoer naar het ziekenhuis) extra investeren in de kennis van de lokale netwerken en sleutelfiguren in de verschillende dorpen. Immers: als je de mensen en hun talenten en problemen goed kent, kun je beter matchen met mogelijke oplossingen. Wat betekenen deze voorwaarden, wat verstaan we daar nu onder? Decentraal: op lokaal niveau. Dit goed kennen is in feite alleen mogelijk als je heel lokaal actief bent. We denken dit te bereiken door de lijnen door te trekken, die al uitgezet zijn in Kern en kader (reeds in gang gezet beleid, waarbij maatwerk wordt toegepast op de te subsidiëren voorzieningen in een dorp en/of gebied) en de ontwikkeling van steunstees (bijlage 3) in 4 geografische leefgebieden. De om dicht bij mensen tot oplossingen te komen, streeft de gemeente naar een gebiedsgerichte aanpak om zo recht te doen aan de sociale en fysieke vraagstukken die in het gebied leven. Zo zijn in alle 4 gebieden steunstees ontwikkeld of in ontwikkeling en fungeren 4 gebiedscoördinatoren als verbindingsofficier tussen burger en gemeente. 6

mogelijkheden voor ontmoeting (van belang om elkaar te kennen!) zijn vooral in Kern en kader geregeld (naast de eigen initiatieven vanuit bv. school, vereniging, kerk etc.). Daarnaast bieden de steunstees in ieder leefgebied een methodiek om vroegtijdig problemen op te sporen of te melden. Maar ze maken het ook mogelijk, dat mensen gematcht worden en dat bij het oplossen van problemen de omgeving gemobiliseerd wordt. Omdat op dit moment (najaar 2012) nog niet helder is welke bedragen gemeenten zullen ontvangen voor de uitvoering van de wettelijke taken op het sociale domein, kunnen we ook nog niet zeggen of dit afdoende zal zijn. M.b.t. de jeugdzorg is nu al duidelijk dat de mogelijkheden voor oplossingen soms alleen maar bovenlokaal te vinden zijn, bv. omdat specifieke zorg lokaal niet mogelijk is vanwege het geringe aantal cliënten. Op het terrein van toeleiding naar arbeid of het organiseren van nuttige dagbesteding kunnen activiteiten juist wel heel goed in de eigen leefomgeving plaatsvinden: het biedt de mogelijkheid om de leefbaarheid in de dorpen te versterken en het bespaart op vervoer. Zo kunnen ook mensen met beperkingen hun talenten laten zien en daar waardering voor ontvangen door hun dorpsgenoten. We willen daarbij zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande expertise van onder meer de sociale werkplaatsen, zorgboerderijen en (jeugd)zorgaanbieders. Zo dichtbij en licht mogelijk. Met de lokale insteek willen we vooral dicht bij de leefwereld van de cliënt blijven: daar waar mensen wonen, werken, naar school gaan of boodschappen doen, kun je aansluiten met een vraaggestuurd aanbod. Zo licht en duurzaam mogelijk. We hopen door vroegtijdige signalering door sociale netwerken, vrienden, familie en professionals snel tot oplossingen te komen die helemaal niet zwaar hoeven te zijn, in de zin van dat ze veel geld en tijd kosten. En veel energie van de cliënt. Daarnaast moeten we ook preventief werken om te voorkomen dat mensen die het nu allemaal net redden niet over de rand gaan vallen. Iedereen doet mee naar vermogen. Ieder mens wil graag waardering van zijn medemens, dus is het van belang om mensen met beperkingen niet bezig te houden in de dagopvang, maar ze de mogelijkheid te bieden om iets te doen waar het dorp wat aan heeft en wat ze goed kunnen (of kunnen leren). En voor sommigen zal het misschien een opstapje zijn naar werken bij een reguliere werkgever. Ook hier gaat het om goed matchen van iemands talent met de behoefte uit de (lokale) samenleving. Natuurlijk zijn er mensen met zoveel beperkingen, dat je niet van ze mag verwachten nog een stevige bijdrage te leveren aan de lokale gemeenschap. Deze mensen zullen net als nu, goed worden opgevangen binnen bestaande en nieuwe zorgkaders. Wederkerigheid. We willen mensen ook stimuleren om iets terug te doen voor de lokale samenleving. In de dagelijkse praktijk van het wijkteam en de steunstee in Nieuw Buinen hebben we daar al veel goede ervaringen opgedaan: zo kunnen mensen die in de schulden zitten toch hun huis weer inrichten na een scheiding m.b.v. spullen uit de goederenloods. Als tegenprestatie wordt dan verwacht dat je een dienst aanbiedt. Sommigen bakken een taart voor de helpers van de verhuizing, anderen helpen mee in het dorpshuis of gaan bij iemand anders die dat zelf niet kan behangen. En dat werkt als een sociaal vliegwiel: men ontmoet nieuwe mensen en doet daar goede ervaringen mee op, vooral waardering! Het is dus niet alleen een kwestie van voor wat hoort wat maar het biedt ook een gelegenheid om uit een neerwaartse spiraal te komen. Eigen kracht. Het uitgangspunt is dat mensen vooral hun eigen kracht moeten benutten. En hoewel mensen last kunnen hebben van vraagverlegenheid of aanbodverlegenheid ( ik durf het mijn buurman dat wil zeggen: bevredigend voor de persoon in kwestie en gewenst door bv. het dorp waarvoor de activiteiten een toegevoegde waarde vormen 7

niet te vragen en ik wil mijn buurvrouw wel helpen, maar daar zit ze misschien niet op te wachten ), is het van belang dat toch hulptroepen (buren, familie en vrienden) in actie kunnen komen als je er zelf niet uitkomt. Vrijwel iedereen is bereid tot enig noaberschap : het is immers prettig om iets voor een ander te kunnen betekenen. Of het nu gaat om te helpen met het schoffelen van de tuin of even op de kinderen passen, het gaat allemaal om zorgen voor elkaar. Maar dan moet het wel duidelijk zijn wie iets zou willen vragen en wie iets zou willen doen voor een ander. Soms helpt het dat bv. de steunstee dat faciliteert. Die activeert mensen uit het dorp om te komen helpen. En vaak blijkt dat de hulpvrager ook best iets voor de hulpbieder kan doen (wederkerigheid!). Je moet alleen even van elkaar weten wat de wensen en mogelijkheden zijn. Door middel van de steunstees kan de gemeente hierin faciliteren, gebruik makend van de reeds aanwezige netwerken en mogelijkheden. Maar de regie blijft zoveel mogelijk bij de cliënt! Pas als er heel specifieke hulp nodig is, zullen ook professionals ingeschakeld worden. Gezond meedoen naar vermogen. Mensen die deelnemen aan de maatschappij voelen zich gezonder. Andersom maakt een goede gezondheid deelname aan de maatschappij mogelijk. Een goede gezondheid begint bij jezelf. Om de keuze tot gezond leven zo makkelijk mogelijk te maken, vraagt dit een omgeving die hiertoe uitdaagt. Daarvoor is een actieve samenleving nodig, professionals en vrijwilligers die oog hebben voor preventie en gezonde leefstijl en een overheid die mogelijkheden tot bewegen en een gezonde leefstijl bevordert. De landelijke tendens is dat er een ontwikkeling plaatsvindt van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag. Daar sluiten wij op lokaal niveau bij aan. Bovendien willen we gezonde mensen graag gezond houden: inzet op preventieve maatregelen t.b.v. een gezonde leefstijl is daarbij van belang. Rol van de gemeente. Vanuit het Rijk krijgt de gemeente de opdracht om het compenseren van mensen met beperkingen goed vorm te geven, opdat ze kunnen (blijven) meedoen aan de samenleving. Het voordeel van de gemeente is immers dat zij een overzicht heeft van wat er lokaal op diverse gebieden allemaal gebeurt. Voor de burger is de gemeente ook de eerste overheid: het is dichtbij. De gemeente moet er dus voor zorgen, binnen de kaders van nieuwe wetgeving, dat zij een efficiënt antwoord heeft op de problemen die mensen ondervinden op het terrein van werk, scholing, opvoeding, zorg (jeugdzorg, gezondheidszorg) en welzijn en dat niet met de eigen kracht kunnen oplossen. De rol van de gemeente wordt door de volgende aspecten gekenmerkt: regie op de middelen (mensen (professionals en vrijwilligers), materialen en budgetten) en doelstellingen. Maar gebaseerd op grondig overleg met de diverse partijen en mensen; facilitator van het keukentafelgesprek", met eigen regie van de cliënt én vraaggericht. Met een vast aanspreekpunt voor de cliënt die ook het vervolg bewaakt; facilitator van de ontmoeting waar nodig: in de grotere dorpen zijn mogelijkheden voor mensen om elkaar te ontmoeten, vanuit particulier initiatief of met steun van de gemeente. De steunstees zijn daarbij ondersteunend voor kwetsbare mensen: zij zorgen ervoor dat via sleutelfiguren en goede kennis van de dorpsnetwerken informele zorg en dienstverlening ingezet kan worden. Kortom: van zorgen voor naar zorgen dat! 8

3. Samenleven doe je samen: voor wie doen we het en wat zijn de uitgangspunten voor hulp en dienstverlening? Om wie gaat het? De opdracht aan de gemeente is duidelijk: als mensen beperkingen ondervinden in het meedoen aan de samenleving, dan faciliteert de gemeente mogelijkheden voor compensatie. Deze compensatie (en dat kan van alles zijn!) moet mensen in staat stellen om bv. weer aan het werk te gaan, om hun kinderen goed te eten te geven en op tijd naar school te laten gaan, om hun lichamelijk en/of fysieke beperkingen te overwinnen en om gezond te leven. In onderstaande overzichten worden de nu bekende gegevens (zomer 2012) over de verschillende doelgroepen in beeld gebracht (bij benadering). Hierbij is nog niet duidelijk in hoeverre hier overlap in zit, maar naar verwachting zal die overlap groot zijn, omdat mensen met een uitkering of een Wsw inkomen ook terug te vinden zijn in het cliëntenbestand van bv. de Wmo en de functie begeleiding die nu nog in de AWBZ zit. En kinderen van deze cliënten kunnen we terugvinden in de bestanden van de jeugdzorg. Daarnaast zitten er ook dubbelingen in omdat clienten ook meerdere voorzieningen tegelijkertijd kunnen ontvangen. Participatiewet / schuldhulpverlening onderdeel aantal mensen WWB 368 Wsw 258 Wajong (gedeeltelijk) 10 Schuldhulpverlenings- 336 trajecten De functie begeleiding vanuit de AWBZ De groep die nu extramurale begeleiding ontvangt bij de AWBZ, ziet er als volgt uit: 0 64 jaar 65 74 jaar 75 jaar en ouder Totaal Somatisch ziektebeeld 10 5 15 30 65 jaar en ouder Psychogeriatrisch ziektebeeld 15 15 18 jaar en ouder Psychiatrisch ziektebeeld 90 90 0 17 jaar 18 jaar en ouder Verstandelijke beperking 45 70 115 Zintuiglijke beperking 5 Lichamelijke beperking 25 Totaal 280 9

Wmo voorzieningen De huidige Wmo voorzieningen laten het volgende beeld zien: voorziening aantal mensen huishoudelijke hulp 823 woningaanpassingen 853 vervoer (incl. scootmobiel) 1629 rolstoelen 398 Gehandicapten 515 parkeerkaart / plaats PGB houders (m.n. HH) 110 Het totaal aantal cliënten met voorzieningen is 4328: er zijn immers ook meerdere voorzieningen mogelijk per cliënt. Wat opmerkelijk is bij deze groep, is dat ongeveer 50% een inkomen heeft rond het minimumloon. Cliënten bij de jeugdzorg (0-23 jaar) in 2011 Aantal indicatiebesluiten 0-17 jaar 132 (= 2,49 % van alle jeugdigen in Borger- Odoorn Onder toezicht 10 Voogdij 2 Jeugdreclassering 20 Jeugd LVB (in 2010, 0-22 jaar) 42 Jeugd GGZ (in 2009, 0-22 jaar) 458 Bron: BJZ, Kinderen in Tel, jeugdspiegel 2011, factsheets VNG Ouderen. Het aantal ouderen van 65 jaar en ouder op 1 januari 2012 bedraagt 5.094. Met het klimmen der jaren neemt over het algemeen de kans toe dat men geconfronteerd wordt met fysieke en geestelijke beperkingen. Hoe groot op dit moment het beroep is op de zorg (1 e en 2 e lijns) is niet bekend, omdat zeer veel partijen hierbij betrokken zijn. Wat willen we gaan doen? In aanloop op deze kadernota zijn er vele gesprekken gevoerd met diverse organisaties (zorgaanbieders, Wsw bedrijven, de Wmo raad en cliëntenvertegenwoordigers) en cliënten zelf. Daarnaast is er bij de gemeente op ambtelijk nivo veel onderzoek gedaan naar allerlei documenten van de verschillende ministeries, andere gemeenten en deskundige partijen. Hierbij is ook gezamenlijk opgetrokken met de andere Drentse gemeenten en met Emmen en Coevorden in het bijzonder. Bovendien heeft in 2011 een uitgebreid leefbaarheidsonderzoek plaatsgevonden in onze gemeente, uitgevoerd door Stamm. Ook dit onderzoeksverslag biedt waardevolle informatie voor het bepalen van de inhoudelijke koers voor de komende jaren (zie bijlage 4). Op basis van onze studies en gesprekken en met inachtneming van onze visie, zijn we tot een aantal basale onderwerpen (uitgangspunten) gekomen die een belangrijke plaats innemen in ons beleid op het sociale domein de komende jaren. In 2012 en 2013 zullen we vooral de ruimte zoeken om ze verder uit te werken (samen met betrokken partijen) in uitvoeringsprogramma s. Het gaat dan om de volgende onderwerpen: 10

1. Maatschappelijke participatie. a. Mensen passend ondersteunen waar ze er zelf of met hun omgeving niet uitkomen. Het gaat om compensatie en maatwerk. Uitvoeringsprogramma s m.b.t.: Dagactiviteiten en eenvoudige activiteiten in de buurt i.h.k.v. activering (bv. de ruilgoederenbank). Individuele begeleiding. Signaleren en begeleiden van laaggeletterden. In beeld hebben van lokale talenten en mogelijke werklocaties. Mantelzorgondersteuning en vrijwilligerswerk. Organiseren van (informele) diensten en voorzieningen, die o.m. ook een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het dorp. Speciaal vervoer: integrale oplossingen in een krimpende regio. Integrale schulddienstverlening: GKB en Andes ondersteunen actief cliënten in het vinden van een oplossing voor hun financiële problemen en de eventuele oorzaken hiervan. Ook bieden zij hulp bij het wegnemen van de omstandigheden die verhinderen dat de financiële problemen worden opgelost. Minimaregelingen: die mensen met een inkomen op of rond het minimum (beperkt) de mogelijkheid bieden deel te nemen aan de samenleving. Sociale werkvoorzieningen: om mensen te activeren naar werk of arbeidsmatige dagactiviteiten. b. Opzoeken van mensen die zelf de vraag niet kunnen stellen maar deze wel hebben. Uitvoeringsprogramma s m.b.t.: In kaart brengen van sleutelfiguren en netwerken. Doorontwikkelen van de steunstees als laagdrempelige plek om binnen te lopen voor informatie en waar maatschappelijke diensten gematcht kunnen worden. c. Bemoeizorg voor mensen die zelf hun problematiek niet onderkennen, maar wel problemen voor zichzelf en hun omgeving veroorzaken. Uitvoeringsprogramma s m.b.t.: Doorontwikkeling van het lokale multidisciplinaire OGGz netwerk. Woonkansbeleid (alternatieve mogelijkheden voor mensen die eigenlijk niet in staat zijn om zelfstandig te wonen maar dit zelf niet onderkennen). 2. Opgroeien en opvoeden. Ouders en kinderen ontvangen actief ondersteuning op maat. Hierbij wordt aan gesloten bij de leefmilieus van de ouders/kinderen. Door preventief te werk te gaan willen wij een onnodige instroom in de zwaardere (duurdere) zorg voorkomen. Wanneer zwaardere zorg toch nodig is, wordt er een specialist bijgehaald. Dus: niet doorverwijzen maar erbij halen. Uitgangspunten bij deze ambitie zijn: kinderen horen thuis, uitgaan van eigen mogelijkheden, niemand hoeft te wachten en een veilig vangnet. Dit sluit aan bij de provinciale pilot Als jeugd en toekomst telt. a. Doorontwikkeling CJG Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) speelt een centrale rol in het domein van opvoeden en opgroeien. Vanuit de Wmo zijn de volgende taken bij het CJG ondergebracht: informatie en advies geven, signaleren van ondersteuningsbehoefte, toeleiden naar juiste zorg, licht pedagogische hulp bieden en coördinatie van zorg. 11

Uitvoeringsprogramma s hierbij: Anders inrichten van de lokale zorgstructuur om zo dichtbij en zo licht mogelijk ouders en kinderen te kunnen ondersteunen. Ondersteuning aan kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld, op basis van een Drenthe brede notitie over dit onderwerp. Inrichten van licht pedagogische hulp door middel van Home-Start. b. Vormgeven aan een integrale jeugdgezondheidszorg in Drenthe. Uitvoeringsprogramma: komen tot een duidelijkere positie naar cliënten en ketenpartners: geen knip meer tussen 0-4 (Icare) en 4-19 jarigen (GGD). In 2012 zal een keuze worden gemaakt bij wie de integrale jeugdgezondheidszorg (0-19 jaar) wordt neergelegd. c. Vormgeven aan het gedwongen kader: bij de jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt onder dwang door de overheid ingegrepen in de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare kinderen en hun ouders. Daarom worden er extra voorwaarden gesteld aan de decentralisatie van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering, onder andere op het gebied van bovenlokale samenwerking, toezicht en kwaliteitseisen. Deze voorwaarden worden in overleg met de VNG nader uitgewerkt. Uitvoeringsprogramma: op dit onderwerp bovenlokale samenwerking zoeken. 3. Gezonde leefstijl. a. Doorontwikkeling van de integrale aanpak in Valthermond en Borger i.h.k.v. JOGG. b. Alcohol ontmoediging. Uitwerking van de gevolgen van de nieuwe drank- en horecawet, in het licht van een gezonde leefstijl. c. Algemeen gezondheidsbeleid. Met onder meer aandacht voor prenatale voorlichting en ouderengezondheidszorg (artikel 5a van de Wpg). d. Faciliteren van een goede eerstelijns zorg infrastructuur. Iedereen moet in onze gemeente goed en eenvoudig toegang kunnen hebben tot basale gezondheidszorg. Waar mogelijk, wordt de samenwerking gezocht tussen de lokale sociale infrastructuur en de eerstelijns gezondheidszorg (o.m. huisartsen, fysiotherapeuten). Zo is in onze gemeente en Aa en Hunze het zorg-experiment van start gegaan, waarin met zorgpartijen gekeken wordt hoe je de zorg toegankelijk houdt in een demografisch veranderend gebied (zie bijlage 5). 4. Basisvoorzieningen. Gezonde burgers redden zich prima. Maar je wilt graag dat dat zo blijft. En dat ze bovendien in staat worden gesteld om anderen te ondersteunen die zich niet zo goed redden. Uitvoeringsprogramma: het zal nader moeten worden onderzocht hoe dit het beste georganiseerd kan worden. In ieder geval moet er sprake zijn van een sociale leefomgeving die iedere burger in staat stelt zelfstandig te leven, te wonen en actief te zijn. Daarbij kan men denken aan basisvoorzieningen op het gebied van onder andere onderwijs, werk en inkomen, sport, cultuur en (sociale) veiligheid. De instandhouding van een deel van deze voorzieningen is deels een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Met behulp van subsidies worden nu bijvoorbeeld sport en culturele voorzieningen mede in stand gehouden. De vraag is of dat de beste aanpak is. 12

Mogelijke risico s. Bij het bovenstaande moet rekening gehouden worden met een aantal (met name inhoudelijke) risico s: Het stapelingseffect: door onder meer hogere eigen bijdragen en de effecten van de crisis hebben mensen minder te besteden of worden ze afgeschrikt om hulp te vragen; Er zijn veel partijen betrokken: hoe overzie je het geheel en houd je de inspanningen efficiënt?; Er verandert veel en dat veroorzaakt onrust onder bestaande cliënten en hun familie / mantelzorgers. Dit vereist een zorgvuldige benadering. 13

4. Integrale aanpak: Hoe gaan we gezamenlijk optrekken? Er zal een verandering in denken moeten plaatsvinden: de burger kan niet meer claimen, heeft ook een eigen verantwoordelijkheid; de hulp- en dienstverleners moeten meer gezamenlijk maatwerk bieden en de gemeente heeft de regie op de aanpak, maar is bij de uitvoering afhankelijk van de inzet van burgers en maatschappelijke organisaties. De gemeente zelf kan ook een partij zijn in het veld van maatschappelijke participatie, in de zin van het bieden van een plek voor activiteiten door mensen met een beperking binnen de eigen organisatie. Om gezamenlijk te kunnen optrekken met diverse partijen en organisaties, is een aantal zaken van belang. Sturen op resultaat. Het principe van het indiceren op beperkingen en het leveren van losse voorzieningen gaan we doorbreken. Niet de geleverde voorziening staat centraal maar het gerealiseerde resultaat (zelfredzaamheid en participatie). Dit is een manier van denken die een andere aanpak van aanbieders verwacht. Omdat een resultaat bijna nooit wordt bereikt door de inzet van één voorziening vraagt dit nieuwe werken inzet van verschillende vormen van formele en informele ondersteuning (het arrangement). Maatschappelijke opgave per gebied. Naast het denken in arrangementen willen we ook graag het gebiedsgericht werken centraal stellen. Per leefgebied brengen we in kaart wat de maatschappelijke opgaven zijn en wat het profiel van de cliënten is. Op basis hiervan formuleren we een opdracht aan aanbieders. Dat betekent dat de bekostiging van aanbieders van voorziening (productie) naar resultaat verschuift. Met deze uitgangspunten werken we toe naar een nieuwe, innovatieve aanpak, die integraler van opzet en uitvoering is, meer gericht is op resultaten, ruimte creëert voor aanbieders van zorg en welzijn en die tegelijk zuiniger is. Immers, de productie telt niet meer: het gaat om het bereikte resultaat. Individueel arrangement. Belangrijk onderdeel van de aanpak is dat in overleg met de cliënt (wat kan iemand wel, welke ondersteuning is nodig om participatie en zelfredzaamheid te versterken) een individueel arrangement wordt vastgesteld, gericht op het behalen van een bepaald resultaat ( 1 client, 1 plan, 1 budget ). Daarmee wordt een start gemaakt met het denken in arrangementen en resultaten. In deze fase is nog geen sprake van een nieuwe vorm van bekostiging en ook niet van contracteren van resultaten. Het gaat om het experimenteren met nieuwe vormen van vraagverheldering, het vastleggen van resultaten en het organiseren van arrangementen. Met deze aanpak wordt ook inzicht verkregen in de noodzakelijke samenwerking tussen formele en informele vormen van ondersteuning in een gebied. Ook wordt inzicht verkregen in de koppeling tussen arrangementen, kosten en resultaten. Normbudget. Een volgende stap is, om op basis van de maatschappelijke opgave per leefgebied, zo nodig per gebied een normbudget beschikbaar te stellen. Met dat normbudget worden resultaten gerealiseerd, zowel op individueel niveau van de burgers van dat leefgebied, als op niveau van het gebied als geheel. De gecontracteerde aanbieders zijn verantwoordelijk voor het realiseren van dat resultaat. Deze aanpak kan gefaseerd ingevoerd worden. Bijvoorbeeld door te starten in één van de leefgebieden. Een andere manier van fasering is om bijvoorbeeld te beginnen bij de 14

Wmo (inclusief begeleiding). In volgende stap kan de aanpak te verbreed worden naar de jeugdzorg en de Participatiewet. Mogelijkheden bij de gemeentelijke organisatie. Om zo efficiënt mogelijk de kansen tot maatschappelijke deelname te benutten op het sociale domein, gaat de gemeente onderzoeken in hoeverre ook de eigen organisatie eenvoudige activiteiten beschikbaar heeft. Een aantal activiteiten op onder meer het terrein van gebiedstoezicht, groenonderhoud en interne facilitaire diensten leent zich heel goed voor doelgroepen van de Participatiewet en de functie begeleiding. Verder zou nader onderzocht kunnen worden of eenvoudige woningaanpassingen en het organiseren van andere praktische Wmo hulpmiddelen nog meer door medewerkers van de buitendienst gedaan zouden kunnen worden. 15

5. Het organiseren van de toegang tot hulp en dienstverlening: hoe laagdrempelig en ontschot kunnen we dit aanbieden, werkend in 4 geografische leefgebieden? Als kwetsbare mensen om wat voor reden dan ook hulp en zorg nodig hebben, moet het niet te ingewikkeld worden om die ondersteuning te ontvangen, die ze ook daadwerkelijk nodig hebben. Of dit nu om werk gaat of een uitkering, of een woonvoorziening voor iemand met een handicap, of een opvoedingscursus voor een alleenstaande moeder of adviezen voor een gezonde leefstijl, iedereen moet datgene kunnen vinden aan hulp of ondersteuning die hij/zij ook echt nodig heeft zonder dat men naar allerlei verschillende loketten moet gaan. Bovendien willen we de zorg en dienstverlening ook betaalbaar houden, dus moet er efficiënter gewerkt worden. Daarbij zijn 2 aspecten van belang: zorg dat de toegang dichtbij waar mensen wonen en actief zijn wordt aangeboden; zorg ervoor dat ze niet iedere keer aan andere hulpverleners of dienstverleners hun verhaal moeten vertellen. Om dit te realiseren, denken we het beste te kunnen werken met het keukentafel concept, vanuit 4 geografische leefgebieden (zoals verwoord bij de visie): desgewenst wordt na het eerste contact (met een willekeurige hulp- of dienstverlener, vrijwilliger of professional) bij mensen thuis een uitgebreid gesprek gevoerd, waarbij alle aspecten van het dagelijks leven de revue passeren (maar het mag uiteraard ook op school, in de steunstee of op een andere vertrouwde plek). We denken dan ook aan een multidisciplinair gebiedsteam per leefgebied. Het gebiedsteam zorgt m.b.v. het keukentafelgesprek voor de toegang tot hulp en dienstverlening, zo dicht mogelijk bij de cliënt. Maar het is ook verantwoordelijk voor het organiseren en coördineren van informele zorg in het leefgebied. Daarnaast is het logisch om in een gebiedsteam professionele backoffice activiteiten op te nemen zoals jeugdzorg, maatschappelijk werk, beoordeling van individuele voorzieningen op het gebied van zorg en inkomen en dergelijke. Zo ontstaat een breed gebiedsteam dat in staat is om onze visie te verwezenlijken. In ieder gebiedsteam zitten ten minste 2 personen die het brede keukentafelgesprek kunnen voeren en die ook indien nodig casemanager en/of cliëntondersteuner kunnen zijn. Het is logisch om een gebiedsteam te verbinden aan de steunstee in het leefgebied en het is wenselijk om de teamleden een werkplek te laten hebben in de steunstee. De steunstee wordt daarmee het centrale punt in het leefgebied, waarnaar andere vrijwillige en professionele organisaties kunnen verwijzen. Van belang is, dat er een totaalplaatje ontstaat van wat mensen kunnen en van wat er aan de hand is. Op deze wijze kun je gezamenlijk met de cliënt een betere afweging maken van (betaalbare) mogelijkheden op het terrein van welzijn, zorg en werk. Voor dit gesprek is een aantal zaken van belang: laagdrempelig, aansluitend bij waar mensen al komen; altijd de mogelijkheid bieden om één of meer mantelzorgers/vertrouwelingen erbij aanwezig te laten zijn; gericht op maatwerk; niet claimgericht, maar gericht op de (eventuele) vraag achter de vraag en de te behalen resultaten; de regie blijft bij de cliënt, de gemeente gaat alleen over een aantal randvoorwaarden; geen kastje naar de muur: de cliënt staat centraal. Er moet dus een goede backoffice zijn van formele en informele zorg, die naadloos aansluit op de bevindingen van het keukentafelgesprek; zorg voor een goed alternatief bij onenigheid (bv. externe vertrouwenspersoon). 16

Het betekent dus dat we kiezen voor zoveel mogelijk zelfindiceren. Alleen bij ingewikkelde situaties wanneer specifieke expertise is vereist, zal externe ondersteuning worden gezocht. Tevens zal een protocol ontwikkeld moeten worden t.b.v. onenigheid tussen cliënt en de casemanager over de mogelijke oplossingen. Het gaat bij het gesprek om: Vraagverheldering in het eerste gesprek: de generalistische hulpverlener probeert het hele plaatje duidelijk te krijgen. Hierbij worden alle leefgebieden van de cliënt betrokken (scholing, arbeid, vrije tijd, gezondheid etc.). Vaststellen of en welke ondersteuningsbehoefte er is (zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk): a. Geen of lichte vorm van ondersteuning: er wordt een beroep gedaan op de eigen kracht/verantwoordelijkheid, het eigen netwerk en informele zorg. b. De cliënt heeft enige (lichte) ondersteuning nodig (informele zorg en/of algemene/collectieve voorzieningen) en levert waar mogelijk ook tegenprestaties (activering). Hierbij kan een casemanager ingezet worden, zeker bij problemen op meerdere terreinen. c. De cliënt heeft zwaardere ondersteuning nodig en wordt ondersteund in verdere doorgeleiding naar de specialistische zorg in de tweede lijn, maar nog steeds met zoveel mogelijk eigen regie en inspanningen van de cliënt. De regie wordt niet overgenomen! De mantelzorgers (en mogelijk ondersteunende vrijwilligers) worden bij het ondersteuningsproces betrokken. 17

6. Pilots in 2012: wat gaan we nader onderzoeken? Het jaar 2012 is een belangrijk overgangsjaar. Het regeerakkoord kondigt verschillende maatregelen aan die in 2014 en 2015 moeten ingaan. Dat geeft nog even tijd voor nader onderzoek, tot in 2013. Het geeft nog even de ruimte om te kijken in hoeverre de visie realistisch is en hoe de gemeentelijke visie in de praktijk gezet kan worden. Daartoe willen we een aantal pilots ( uitprobeerprojecten ) opzetten, vanuit de 4 onderscheiden geografische leefgebieden. Deze pilots zullen in principe aansluiten op al bestaande projecten. Immers, decentraal optreden is niet nieuw in onze gemeente. Vooral in Nieuw-Buinen is in de afgelopen jaren veel ingezet gepleegd: o.m. buurtgerichte sociale activering en het project achter de voordeur. Daarbij is ook ervaring opgedaan met integrale samenwerking tussen de verschillende lokaal actieve organisaties. We willen deze aanpak voortzetten en verbreden naar de andere kernen van onze gemeente, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de verschillende dorpen. In het in 2011 gehouden leefbaarheidonderzoek in Borger-Odoorn komen deze specifieke kenmerken heel duidelijk naar voren (zie bijlage 5). Verbreden van de integrale aanpak in Nieuw-Buinen. Hier zal vooral de aandacht uitgaan naar het arbeidsgericht inzetten van mensen ten behoeve van de leefbaarheid van het dorp en de omgeving. Nu al wordt gewerkt met Wark 4 Joe, waarbij gemeente en woningbouwcorporatie mensen met een beperkt arbeidsvermogen inzetten bij het onderhoud van gebouwen en woningen van Lefier. In de loop van 2013 komt een evaluatie beschikbaar van de aanpak in Nieuw-Buinen. De inhoud hiervan zal bij deze pilot betrokken worden. Daarnaast gaat in 2012 ook het medisch centrum De Monden draaien: naast de huisarts zal nu ook fysiotherapie, psychiatrie en thuiszorg actief zijn in de MFA Noorderbreedte. Dit biedt een mooie gelegenheid om te kijken in hoeverre de eerste lijnszorg dienstbaar kan zijn voor het gebiedsteam en vice versa. Pilot 1: Goed gematcht aan de slag met de maatschappelijke opdracht! Hierbij gaat het om matchen van mensen met maatschappelijke, nuttige werkzaamheden in onze gemeente (onze maatschappelijke opdracht). En: het matchen van mensen met de (vrijwilligers) arbeidsmarkt, hoe organiseren we een snelle en effectieve match tussen potentiële vrijwilligers en diverse organisaties (die werken met vrijwilligers) in de gemeente. Pilot 2: Verbinding Wsw en AWBZ. We willen onderzoeken of het qua uitvoering en financiën mogelijk is om in de vier leefgebieden sociale activering te realiseren (het kan op meerdere locaties). Hierbij kunnen geschikte mensen uit de verschillende AWBZ-instellingen (Promens care, zorgboerderijen) en de Wsw-bedrijven aan de slag gaan. Daarbij moet onderzocht worden welke activiteiten deze mensen in de eigen omgeving zouden kunnen verrichten. Het is een manier om zorgaanbieders, Wsw-bedrijven en de gemeente met elkaar te verbinden. Pilot 3: Vormgeving van de toegang: hoe werkt de keukentafel? Mensen met eenvoudige vragen kunnen nog steeds terecht bij de huidige maatschappelijke organisaties. Die moeten wel alert zijn op een eventuele behoefte aan een brede keukentafel. Bij niet pluis gevoel kan worden opgeschaald naar de keukentafel. De cliënt met complexe problematiek hoeft dan niet meer van het kastje naar de muur of iedere keer naar een ander kastje. Hij/zij hoeft maar één keer het verhaal te doen en samen met de generalistische keukentafeldienstverlener wordt de situatie in brede zin bekeken en zo mogelijk 18

oplossingsrichtingen benoemd. Uitgangspunt is zo licht en dichtbij mogelijk. We willen graag weten, hoe we het beste vorm kunnen geven aan het zo eenvoudig en integraal mogelijk maken van ondersteuning van kwetsbare burgers (waarbij ook het compensatiebeginsel uit de Wmo richtinggevend is). Pilot 4: Onderzoeken wat de zorgvraag en zorgkracht is per gebied (maakt onderdeel uit van het zorgexperiment). Het lijkt erop dat veel mensen bereidwillig zijn om op vrijwillige basis zorg te leveren in hun dorp (bv. een boodschap doen, even koffie komen drinken etc.). Een struikelblok om te zorgen dat de bereidwilligheid ook daadwerkelijk wordt omgezet in actie, is de angst voor (een te grote) verantwoordelijkheid voor de zorgvrager en het verliezen van vrijheid/vrijwilligheid: er is een vraag naar een achtervang (bv. via de steunstees), die hulp kan bieden als vrijwilligers (tijdelijk) geen toereikende zorg kunnen leveren. Als er een goede achtervang voor vrijwillige thuishulp gegenereerd kan worden, zijn mensen meer bereid om vrijwillige zorg voor elkaar te leveren. Pilot 5: Regionale pilots jeugdzorg. In het kader van de provinciale pilot Als jeugd en toekomst telt gaan wij in onze regio (Borger- Odoorn, Coevorden en Emmen) drie onderwerpen nader uitwerken: - Gebiedsgebonden teams - Toegang tot jeugdzorg - Regionaal Expertiseteam Gebiedsgebonden teams Onderzocht wordt hoe de CJG-gebiedsteams het beste vorm kunnen krijgen (inhoud; schaalgrootte; etc.). Voor onze gemeente is het van belang dat dit aansluit bij het gebiedsgerichte denken in het kader van de overige decentralisaties en in het bijzonder bij de reeds in gang gezette werkwijze van de steunstees. Toegang tot jeugdzorg Een van de eerste stappen in de transformatie is de overgang van de toegangstaken van Bureau Jeugdzorg naar het CJG. De huidige wijze van indicatiestelling zal met de transformatie komen te vervallen. Onderzocht wordt of de toegangsfunctie in de gebiedsgebonden teams (zonder indicatiestelling) kan worden uitgevoerd. Het doel is dat professionals op basis van hun deskundigheid zo snel mogelijk en zo efficiënt mogelijk de juiste zorg in kunnen zetten. Regionaal Expertiseteam In een Regionaal Expertiseteam vindt in regionaal verband consultatie plaats over de inzet van specialistische jeugdzorg. De haalbaarheid hiervan in onze regio wordt onderzocht. Passend onderwijs Er zal nadere afstemming plaatsvinden met het onderwijs over kinderen die moeite hebben met het reguliere onderwijs en mogelijk extra begeleiding nodig hebben. De maatregel is een jaar uitgesteld, wat meer tijd geeft voor overleg tussen gemeente en zorg- en onderwijsinstellingen. 19

7. De werkwijze bewaken: hoe gaan we in de gaten houden dat we de juiste dingen doen met de gewenste resultaten? Om zicht te hebben op de genoemde kaders en onderwerpen, zullen we moeten bepalen wat we precies willen bereiken om na verloop van tijd te kunnen zien of we dat ook gehaald hebben en op een efficiënte manier: Hebben we kunnen ontschotten in doelgroep, financiering en aanpak? Laten de pilots een goede samenwerking tussen maatschappelijke partners en gemeente zien? Is er sprake van een meer zelfredzaamheid, gezondheid, welbevinden, passende werk/dagbesteding, minder psychische problemen ed.? Zijn de middelen doelmatig ingezet (het goedkoper en beter doen) door eigen kracht, preventie, laagdrempelige voorzieningen? Is er meer samenhang en participatie (doet iedereen mee)? Hoe gaan we dat meten? Goede verslaglegging in het keukentafelgesprek. Daarin wordt op cliëntniveau benoemd wat de te verwachten resultaten zullen zijn. Na enige tijd wordt door de betrokkenen gekeken in hoeverre de doelstellingen gehaald zijn. Door gebruik te maken van bestaande gegevens en onderzoeken bij de betrokken organisaties (o.m. registratie sociale dienst, steunstees, Wmo benchmark, gegevens GGD). Naast het meten van resultaten gaan we ook het proces van vernieuwing volgen. Welke stappen worden er gezet, welke partners zijn betrokken, welke burgers worden bereikt voor welke problemen. Dit betekent enige registratie, met zo min mogelijk bureaucratie voor de uitvoerders. Gebruik maken van panelraadplegingen, bv. via de sociale media en incidentele tevredenheidsonderzoeken. In 2012 en 2013 gaan we kijken hoe we zo eenvoudig mogelijk zoveel mogelijk de belangrijkste gegevens kunnen verzamelen. 20

8. Het geld: kunnen we onze ambities waarmaken binnen de nu bekende beschikbare budgetten? In 2012 is het nog helemaal niet duidelijk hoeveel budget er beschikbaar zal zijn voor de nieuwe taken van de gemeente (extramurale begeleiding, de jeugdzorg). Er zijn transitiebedragen en aantallen m.b.t. de doelgroepen bekend voor de AWBZ. De budgetten voor de herstructurering van de Wsw komen niet beschikbaar met het opschorten van de wetgeving. De overzichten hieronder geven aan hoeveel geld er naar schatting de komende jaren beschikbaar is (inclusief de huidige bijdragen van de gemeente zelf). Op jaarbasis gaat het om en nabij een bedrag van ruim 18 miljoen euro, waarbij de bedragen voor de nieuwe taken in de jeugdzorg nog niet zijn opgenomen. Veel is nog onduidelijk. In 2012 en 2013 zal meer in beeld komen welke bedragen waarvoor beschikbaar zijn. Een belangrijk kader hierbij is dat we zoveel mogelijk de ontschotte ruimte willen zoeken om de compensatie van de burger die dat nodig heeft te kunnen bekostigen. Bestaande, gemeentelijke budgetten 2012 product subproducten budget (excl. overhead) 127 Sportstimulering Nasb (project 4 jaren) 500.752 135 Inkomen Uitkeringen, Inkomensvoorzieningen, Ioaw, Ioaz 5.203.179 136 Werk Activering & re-integratie, Werkvoorziening 7.161.160 137 Minima Bijzondere bijstand, Steunfonds, Fmp, Schuldhulpverlening, 752.214 Kwijtschelding 138 Maatschappelijk werk Jeugdzorg, Ouderenzorg, Maatschappelijk werk 448.2358 140 Sociaal cultureel werk Sociaal cultureel werk, Jeugd- & jongerenwerk, Jeugdsosen, Scouting, Dorpshuizen, Speeltuinen, 1.190.768 Vrijwilligers, Onvoorzien welzijn 142 Wmo Vervoersvoorzieningen, Rolstoelen, Woningaanpassing, 4.406.193 Uitvoering Wmo 143 Volksgezondheid Volksgezondheid, Drank & horeca, Cjg, GGD 895.314 Toelichting: de productnummers verwijzen naar de interne programmabegroting van de gemeente. 21

Nieuwe budgetten onderdeel opmerking bedrag AWBZ begeleiding en Dagbesteding wordt in 2014 verzorging gschrapt; 25 % korting? Wmo 75 % korting ivm inkomenstoets? huishoudelijke hulp Jeugdzorg 15% korting? Participatiewet nieuwe wet? Transitiegelden onderdeel opmerking bedrag AWBZ Gemeentefonds (2012: 83.761 en 2013: 56.265) Jeugdzorg Decentralisatie-uitkering gemeentefonds 2012 Wsw m.i.v. 2014 geen nieuwe instroom 140.026 18.989 22

9. Participeren en informeren: hoe gaan we om met het betrekken van doelgroepen, maatschappelijke organisaties en andere deskundigen? En: hoe en wanneer vertellen we het onze inwoners? In aanloop op deze kadernotitie hebben al diverse gesprekken en brainstormsessies plaatsgevonden over het vraagstuk hoe de gemeente het beste de nieuwe taken en opdrachten op het sociale domein kan invullen. Dit heeft mede geleid tot het vormen van de visie en mogelijke oplossingsrichtingen (hoofdstuk 4, 5 en 6). We willen immers goed beslagen ten ijs komen met oplossingen waar mensen wat aan hebben. We zoeken daarom een zo breed mogelijk draagvlak en gaan met zoveel mogelijk partijen en betrokken burgers onze ideeën toetsen. De wijze van communiceren zal worden vastgelegd in een plan van aanpak. De Wmo raad en het ISZW Samen met de Wmo raad en het ISZW werden begin 2012 aan de hand van de concept kadernotitie bijeenkomsten georganiseerd met burgers en maatschappelijke organisaties. Bij deze bijeenkomsten konden mensen input leveren voor de definitieve notitie. De Wmo raad formuleert nog een formeel advies, welke bij de definitieve vaststelling van de kadernota zal worden meegenomen. Kleine, lokale zorgaanbieders (bv. zorgboerderijen) De kleine zorgaanbieders hebben een bijzondere positie in het sociale domein: ze zijn kleinschalig, kennen hun cliënten heel direct en ze werken vaak met een PGB. Er zit veel kennis en kunde die we niet verloren willen laten gaan. Daarom willen we graag in gesprek over hoe we hun expertise een plek kunnen geven, overeenkomstig onze visie van zo dichtbij mogelijk. Grote, bovenlokale zorgaanbieders / Wsw bedrijven Op dit moment houden zowel de Wsw bedrijven (waarbij wel sprake is van een salaris voor geleverd werk) als een aantal bovenlokale zorgaanbieders (vanuit de AWBZ) zich bezig met een passende dagbesteding van hun cliënten. Deze activiteiten zijn gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt (gedeeltelijk of volledig) of op een beschutte manier mensen in staat stellen toch zinvol bezig te zijn. De expertise van beide type organisaties willen we eveneens inzetten in de lokale situatie, ook weer dichtbij waar mensen wonen. Zorgkantoor Het zorgkantoor zal enerzijds informatie leveren t.b.v. een goede overdracht van de bestaande cliënten en anderzijds tips en trucs kunnen meegeven aan de Drentse gemeenten over het goed inbedden van de functie begeleiding in de lokale situatie. Cliëntengroepen / burgers Vooral mensen die behoren tot of de verschillende doelgroepen vertegenwoordigen, willen we graag spreken. Zij weten immers van binnenuit hoe eigen kracht en ondersteuning het beste vormgegeven kan worden. Via de steunstees en andere sleutelfiguren willen we graag het gesprek aangaan met kwetsbare burgers. De eigen gemeentelijke organisatie en collega gemeenten / overheden Binnen de gemeentelijke organisatie gaan de verschillende beleidsdomeinen met elkaar om de tafel om ook daar tot slimme combinaties te komen. Daarnaast wordt in Drents verband vooral samengewerkt bij het verzamelen van informatie en gezamenlijk het gesprek aangaan met het zorgkantoor. Ook wordt gekeken in hoeverre 23