13 Het vreemd vermogen

Vergelijkbare documenten
Antwoorden hoofdstuk 6

h4m&o2p oefentoets M&O in balans H.9 t/m 13, bladzijde 1 van 4

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

15 Financiële reorganisatie

Nadelen: Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. Lange werktijden. a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.

Oefenopgaven Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

Financiële aspecten van de planning

De kosten van duurzame productiemiddelen

Het eigen vermogen is permanent dat wil zeggen voor onbepaalde tijd (blijvend)aanwezig in de onderneming.

Om je goed voor te bereiden ontvang je bijgaand op de volgende bladzijden:

Ondernemer Retail. Dit proefexamen bestaat uit vijf meerkeuzevragen en negen open vragen.

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

Samenvatting M&O H12: Vreemd vermogen op lange termijn

Samenvatting M&O hoofdstuk

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn.

Een onderhandse lening is een lang lopende lening waarbij geld uitgeleend word door 1 geldgever.

Eigen vermogen Geplaats aandelenkapitaal Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Ingehouden winst uit de voorgaande jaren

Wanneer de ondernemer niet meer in staat is alle schulden te betalen, wordt door een rechtbank een faillissement uitgesproken.

Vermogensbehoefte en financiering

Financiële analyse. Les 2 Vermogensbehoefte en financiering. Auteur: Witek ten Hove, MBA

Samenvatting Management & Organisatie Samenvatting 10 t/m 15

UNIFORM EINDEXAMEN HAVO 2015

Begrippenlijst Management & Organisatie Hoofdstuk 5, 6 en 7

Oefenopgave 1. Oefenopgave 1. Crediteuren 600 EV 600. Debiteuren 400. Gebouwen 300 EV. Voorraden 200 Crediteuren. Kas 300

Samenvatting Management & Organisatie H10 t/m 15

11 Kasstroomoverzicht

Oefenopgaven Hoofdstuk 4

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Kenmerken financiële instrumenten en risico s

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 6; De financiering van organisaties

12 Het eigen vermogen

Uitwerking opgaven Brugboek 18.5 t/m 18.8 en t/m 18.16

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 deel 1

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 10 t/m 13, Theorie

Eindexamen m&o vwo 2008-I

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

4,9. Samenvatting door een scholier 2141 woorden 24 juni keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11, Eigen vermogen

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

Vormen van samenwerking tussen ondernemingen

Hoofdstuk 8. Vreemd vermogen

Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investering in machines / 350 Desinvestering in machines 65 Aandeel in winst C / 20 Aandeel in dividend C 30

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Lineaire hypotheek bruto hypotheeklast. Annuïteitenhypotheek bruto hypotheeklast

Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen.

Management en Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 11. Oefenopgaven: aandelen, intrinsieke waarde en dividend

Module 6 Stop! Geen risico!?

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Samenvatting M&O H11: Eigen vermogen

Productinformatieblad Zakelijke lening - Juli 2018

Eindexamen m&o havo II

Rabobank (leden)certificaten

Lesbrief CBS, inflatie en indexcijfers

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FINANCE & RISKMANAGEMENT DINSDAG 7 MAART UUR

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11: Eigen vermogen

Het kasstroomoverzicht

kapitaalvermindering met werkelijke eigen vermogensdaling A) door terugbetaling ad Ahs

Financiële analyse van de jaarrekening

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie

Werkgroepopdrachten Bedrijfseconomie DEEL A

Vermogensbehoefte en financiering

8 Belastinglastverantwoording bij fiscale eenheid

informatie verschaffen: Boekwaarde begin van het boekjaar + som van de waarden waartegen in het boekjaar verkregen activa zijn opgenomen

HOOFDSTUK 7 (vervolg) Schulden op meer dan één jaar

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4, 5 en 6

Mei Zakelijke lening

12 Geconsolideerd kasstroomoverzicht

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FINANCE EN RISK MANAGEMENT DINSDAG 3 MAART UUR

Boekverslag door C. 946 woorden 11 december keer beoordeeld

Aanvulling Management en organisatie in Balans havo in verband met de expliciteringen van de examencommissie

3 Belastinglatenties en de resultaatmethode

Tradealot Obligatie II van Tradealot B.V.

Uitsluiting van gevolgschade door eigen gebrek. Clausule CTV 270 C.N.C. en P.L.C. gestuurde machines ouder dan 5 jaar (Machinebreuk)

VI.1.5 Claims. Dr. E.A.M. Elbertse*

De zakelijke lening van ABN AMRO

Jaarrekening 2016 Stichting Piloot met Missie Gouda

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Financieringsstromen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Het kasstroomoverzicht

Opgave I (25¾p) De boekhouding van een NV A. Bereken I. II.

Nieuwbouw van het boulodrome De Teerling

OPGAVEN EN UITWERKINGEN OEFENEXAMEN 2 DE ASSOCIATIE

Bijlage HAVO. management & organisatie. tijdvak 2. Informatieboekje. HA-0251-a-12-2-b

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010

High Risk. Equity Interest Other. ING Dutch Plus Note

Aurington. Administratie en Advies

Appendix Bedrijfseconomie Uitwerkingen

Kenmerken financiële instrumenten en risico s

RAPPORT 1 Opdracht 4 2 Algemeen 4 3 Resultaat 5 4 Financiële positie 6

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

VOORBEELDEXAMEN HANDELS- EN FINANCIELE VERRICHTINGEN

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld

Proefexamen Bank- en Financiewezen

EASE2PAY N.V. publiceert vandaag de jaarcijfers over 2018

Transcriptie:

13 Het vreemd vermogen hoofdstuk 13.1 C 13.2 A 13.3 D 13.4 C 13.5 C 13.6 C 13.7 A 13.8 B 13.9 B 50 50 1.050 + + = 1.013,74 1,045 1,045² 1,045³ 13.10 C 13.11 B De oligaties heen een rentenadeel ten opzihte van de marktrente (4% ouponrente, 5% marktrente). Dit rentenadeel is ij A twee jaar langer dan ij B. Daarom is de koers van A lager. 13.12 D 60 60 60 1.080 + + + = 1.033,67 1,055 1,055² 1,055³ 1,0554 13.13 B 1.200 1.160 1.120 1.080 1.040 + + + + 1.000 = 4.865.895 1,05 1,05² 1,05³ 1,054 1,055 13.14 C (1.000 + 200) / 50 = 24 1

edrijfseonomie theorie en praktijk uitwerkingen 13.15 A (500 100) / 10 = 40 13.16 D 1.000 1.000 / 40.000 = 25 13.17 B 1.000 1.000 = 1.000.000 13.18 C Ingeleverde oligaties: 1.000 1.000 = 1.000.000 Uitgereikte aandelen: 40.000 10 = 400.000 Agio 600.000 13.19 Elk jaar wordt er 500.000 afgelost. Verder wordt elk jaar rente etaald (ahteraf) over het uitstaande edrag, dat elk jaar vanwege de aflossing met 500.000 afneemt. Dat wil zeggen over jaar 1: 2.000.000 x 5% = 100.000. Over jaar 2: (2.000.000 -/- 500.000) 1.500.000 x 5% = 75.000. Jaar 3: 2.000.000 -/- 1.000.000) 1.000.000 x 5% = 50.000 en in het vierde en laatste jaar 500.000 x 5% = 25.000. Oligatiehouders ontvangen dus in jaar 1: 500.000 + 100.000 = 600.000; jr 2: 500.000 + 75.000 = 575.000; jr 3: 500.000 + 50.000 = 550.000 en in jr 4 500.000 + 25.000 = 525.000. Van deze edragen moet de ontante waarde worden erekend volgens de volgende formule: 600.000 575.000 550.000 525.000 a + + + = 1.955.425,47 1,06 1,06² 1,06³ 1,064 Dit edrag moet worden gedeeld door de nominale waarde van de oligatielening, zijnde 2.000.000, en vermenigvuldigd met 100% om het perentage te krijgen. Dus: 1.955.425,47 / 2.000.000 = 0,9777 x 100% = 97,77% De rente wordt ahteraf etaald en moet etaald worden over 2.000.000. Rente: 5% van 2.000.000 = 100.000. 13.20 Aan het egin van het ahtste jaar van de looptijd van de lening edraagt het nog uitstaande edrag 3.000.000. 2

hoofdstuk 13 het vreemd vermogen Om de oligatielening tegen 102% te kunnen aflossen, moet er onderhands worden geleend 3.060.000 (102% van 3.000.000). Rentelasten van de oligatielening gedurende de resterende drie jaren van de looptijd. 7% van 3.000.000 = 210.000 7% van 2.000.000 = 140.000 7% van 1.000.000 = 70.000 420.000 Rentelasten van de onderhandse lening. 5% van 3.060.000 = 153.000 5% van 2.040.000 = 102.000 5% van 1.020.000 = 51.000 306.000 Rentelasten oligatielening 420.000 Rentelasten onderhandse lening 306.000 114.000 Premie op vervroegde aflossing 60.000 Besparing ij vervroegde aflossing 54.000 Vervroegde aflossing moet plaats vinden omdat dit tot een esparing van 54.000 op de rentekosten leidt. 13.21 a Conversiekoers = ( 2 250 + 100 ) / 3 = 200 Er wordt 5.000 keer geonverteerd. Per onversie worden drie aandelen uitgegeven tegen een koers van 200 per aandeel (agio 100 per aandeel. Totale agio = 15.000 100 = 1.500.000 Toename geplaatst aandelenvermogen: 15.000 100 = 1.500.000 Toename agio reserve 1.500.000 Afname vreemd vermogen (onverteerare lening) 2.500.000 Toename totaal vermogen 500.000 3

edrijfseonomie theorie en praktijk uitwerkingen 1.000 + 250 13.22 a onversiekoers: = 25 50 Er zijn 10.000 oligaties in omloop. Per onversie wordt één oligatie ingeleverd. Er vinden dus 10.000 onversies plaats. Toename liquide middelen (ank): 10.000 250 = 2.500.000 Afname onverteerare oligatielening: 10.000 1.000 = 10.000.000 Toename geplaatst aandelenvermogen: 10.000 50 5 = 2.500.000 Toename agio reserve: 10.000 (1.000 + 250 50 5) = 10.000.000 1.000 + 200 12.23 a Conversiekoers: = 30 40 Conversie kan een aardig voordeel opleveren als de koers van het aandeel stijgt dat ij de onversie wordt verkregen. Dit eventueel te ehalen voordeel wordt in de prijs (koers) van de onverteerare oligatie verwerkt. Bij onversie levert men een oligatie in met een koers van 1.150 en etaalt men nog 200 in ontanten ij. Hiervoor verkrijgt men 40 aandelen met een eurskoers van 40 32,50 = 1.300. Men etaalt dus 1.350 voor aandelen met een koers van 1.300. De onversie is dus onvoordelig. 2 500 + 200 13.24 a Conversiekoers: = 300 4 De lagere rentevergoeding is de prijs die etaald wordt door de houder van de onverteerare oligatie voor het onversiereht dat hij heeft verkregen. 1 Vervroegde aflossing à pari etekent voor de houder van de onverteerare oligatie een verlies omdat de koers van de onverteerare oligatie, ij een onversiereht dat reële etekenis heeft, oven pari zal liggen. Om het verlies te voorkomen gaat de houder over tot onversie of verkoopt hij zijn oligatie aan een andere elegger die wel ereid is om te onverteren. 2 Dreigen met vervroegde aflossing heeft geen enkele zin wanneer de onversie voor de elegger zeer onvoordelig uitpakt. De waarde van de ij de onversie verkregen aandelen is dan aanmerkelijk lager dan de waarde van de oligaties en de eventuele ijetaling die ij de onversie moeten worden opgeofferd. 4

hoofdstuk 13 het vreemd vermogen d Een oligatiehouder moet ij onversie twee oligaties inleveren met een eurskoers van 610 elk en nog 200 in ontanten ijetalen. Hij krijgt hiervoor vier aandelen met een eurskoers van 350 per stuk. Waarde 4 aandelen: 4 350 = 1.400 In te leveren: 2 oligaties à 610 plus 200 = 1.420 Verlies ij onversie 20 Een elegger gaat met ander woorden ij onversie niet 1.420 etalen voor 4 aandelen die hij op de eurs voor 1.400 kan kopen. 13.25 a Intrinsieke waarde van de warrant: ( 122 120) 4 = 8 Verwahtingswaarde van de warrant: 20 8 = 12 De verwahtingswaarde van de warrant estaat omdat eleggers verwahten dat de koers van het aandeel verder zal stijgen. In dit geval estaat ij eleggers de verwahting dat de koers van het aandeel oven de 125 zal stijgen. 13.26 Krediettermijn 30 dagen. Contante termijn is 10 dagen en totale termijn is 40 dagen. Dit geeft 30 dagen krediet. Kredietkosten 1 per 100 fatuuredrag. Krediet 99 per 100 fatuuredrag. 360 Kosten krediet op jaarasis: 1 = 12 30 12 Kredietkosten in proenten per jaar: 100% = 12,12% 99 Aangezien het ankkrediet 7,5% op jaarasis kost, is het voordeliger om de leveraniers ontant (innen 10 dagen) te etalen en de dan ontstane vermogensehoefte met ankkrediet te finanieren. 13.27 a Leveranierskrediet 360 100 Kredietkosten 1 = 16,53% 30 8 99 5

edrijfseonomie theorie en praktijk uitwerkingen 13.28 a Krediettermijn: 40 dagen 12 dagen = 28 dagen Bij een korting voor ontant van 2%, is de ontante prijs van een fatuuredrag van 100 gelijk aan 98. Deze 98 vormen het krediet dat de afnemer ontvangt. De kosten van het krediet voor 28 dagen edragen dus 2. 360 Kosten krediet op jaarasis: 2 = 25,71 28 25,71 Kredietkosten in proenten per jaar: 100% = 26,24% 98 Krediettermijn 22 dagen. Kredietkosten per 100 fatuuredrag 1,50. Krediet 98,50 per 100 fatuuredrag. 360 Kosten krediet op jaarasis: 1,50 = 24,55 22 24,55 Kredietkosten in proenten per jaar: 100% = 24,92% 98,50 Door het vershil tussen de duur van het genoten en het verstrekte leveranierskrediet, neemt de vermogensehoefte van de onderneming toe. De onderneming zal voor het deel van de vorderingen op afnemers dat niet gedekt wordt door het genoten leveranierskrediet, zelf finanieringsmiddelen moeten vinden. 13.29 a Een onverteerare oligatielening is een lening waarvan de oligaties, tegen vooraf vastgestelde voorwaarden, kunnen worden omgewisseld tegen aandelen van de NV die de oligaties uitgaf. d Er is sprake van een tussenvorm van finaniering omdat het in de edoeling ligt dat er daadwerkelijk onversie van de oligaties plaats vindt en zo het vreemde vermogen in eigen vermogen wordt omgezet. Er zal gekozen worden voor een emissie van onverteerare oligaties in situaties waarin de vermogensmarkt niet ereid is om een aandelenemissie tegen de koers die de NV verlangt op te nemen. Indiret kan een hogere koers voor de aandelen worden ereikt omdat de onversiekoers hoger is dan de eurskoers van de ewuste aandelen op het moment van de uitgifte van de lening (onversie zou anders onmiddellijk plaats vinden). Bij onversie zal dus een hogere koers voor de aandelen worden gerealiseerd dan op het moment van de uitgifte van de onverteerare oligatielening mogelijk zou zijn geweest. 6

hoofdstuk 13 het vreemd vermogen 2 500 + 350 e onversiekoers: = 45 30 f Er worden 1.000 oligaties geonverteerd; per onversie zijn twee oligaties nodig; er vinden dus 500 onversies plaats. Per onversie worden 30 aandelen uitgereikt tegen een koers van 45 per stuk. Het eigen vermogen van de NV neemt toe met 500 30 45 = 675.000 De toename van het eigen vermogen estaat uit: toename geplaatst aandelenvermogen 500 30 20 = 300.000 toename agio reserve 500 30 25 = 375.000 13.30 a Omdat de nominale rente gelijk is aan de marktrente noteert de oligatie pari. Koers dus 100 % ( 250). De lagere emissiekoers is gekozen om de lening aantrekkelijker te maken voor eleggers waardoor de kans van slagen van de emissie groter wordt. 250 + 50 onversiekoers: = 100 3 1,3 250 + 50 d minimale aandelenkoers: = 125 3 e onverteerare oligatielening neemt af met 2.500.000 liquide middelen nemen toe met 10.000 50 = 500.000 geplaatst aandelenvermogen neemt toe met 10.000 3 50 = 1.500.000 agio reserve neemt toe met 10.000 3 50 = 1.500.000 f Aflossing tegen een koers van 102% terwijl de oligaties 130% noteren, is voor de houders van de onverteerare oligaties zeer onvoordelig. Om het verlies ij aflossing te vermijden, gaan ze over tot onversie. 7