13 Het vreemd vermogen hoofdstuk 13.1 C 13.2 A 13.3 D 13.4 C 13.5 C 13.6 C 13.7 A 13.8 B 13.9 B 50 50 1.050 + + = 1.013,74 1,045 1,045² 1,045³ 13.10 C 13.11 B De oligaties heen een rentenadeel ten opzihte van de marktrente (4% ouponrente, 5% marktrente). Dit rentenadeel is ij A twee jaar langer dan ij B. Daarom is de koers van A lager. 13.12 D 60 60 60 1.080 + + + = 1.033,67 1,055 1,055² 1,055³ 1,0554 13.13 B 1.200 1.160 1.120 1.080 1.040 + + + + 1.000 = 4.865.895 1,05 1,05² 1,05³ 1,054 1,055 13.14 C (1.000 + 200) / 50 = 24 1
edrijfseonomie theorie en praktijk uitwerkingen 13.15 A (500 100) / 10 = 40 13.16 D 1.000 1.000 / 40.000 = 25 13.17 B 1.000 1.000 = 1.000.000 13.18 C Ingeleverde oligaties: 1.000 1.000 = 1.000.000 Uitgereikte aandelen: 40.000 10 = 400.000 Agio 600.000 13.19 Elk jaar wordt er 500.000 afgelost. Verder wordt elk jaar rente etaald (ahteraf) over het uitstaande edrag, dat elk jaar vanwege de aflossing met 500.000 afneemt. Dat wil zeggen over jaar 1: 2.000.000 x 5% = 100.000. Over jaar 2: (2.000.000 -/- 500.000) 1.500.000 x 5% = 75.000. Jaar 3: 2.000.000 -/- 1.000.000) 1.000.000 x 5% = 50.000 en in het vierde en laatste jaar 500.000 x 5% = 25.000. Oligatiehouders ontvangen dus in jaar 1: 500.000 + 100.000 = 600.000; jr 2: 500.000 + 75.000 = 575.000; jr 3: 500.000 + 50.000 = 550.000 en in jr 4 500.000 + 25.000 = 525.000. Van deze edragen moet de ontante waarde worden erekend volgens de volgende formule: 600.000 575.000 550.000 525.000 a + + + = 1.955.425,47 1,06 1,06² 1,06³ 1,064 Dit edrag moet worden gedeeld door de nominale waarde van de oligatielening, zijnde 2.000.000, en vermenigvuldigd met 100% om het perentage te krijgen. Dus: 1.955.425,47 / 2.000.000 = 0,9777 x 100% = 97,77% De rente wordt ahteraf etaald en moet etaald worden over 2.000.000. Rente: 5% van 2.000.000 = 100.000. 13.20 Aan het egin van het ahtste jaar van de looptijd van de lening edraagt het nog uitstaande edrag 3.000.000. 2
hoofdstuk 13 het vreemd vermogen Om de oligatielening tegen 102% te kunnen aflossen, moet er onderhands worden geleend 3.060.000 (102% van 3.000.000). Rentelasten van de oligatielening gedurende de resterende drie jaren van de looptijd. 7% van 3.000.000 = 210.000 7% van 2.000.000 = 140.000 7% van 1.000.000 = 70.000 420.000 Rentelasten van de onderhandse lening. 5% van 3.060.000 = 153.000 5% van 2.040.000 = 102.000 5% van 1.020.000 = 51.000 306.000 Rentelasten oligatielening 420.000 Rentelasten onderhandse lening 306.000 114.000 Premie op vervroegde aflossing 60.000 Besparing ij vervroegde aflossing 54.000 Vervroegde aflossing moet plaats vinden omdat dit tot een esparing van 54.000 op de rentekosten leidt. 13.21 a Conversiekoers = ( 2 250 + 100 ) / 3 = 200 Er wordt 5.000 keer geonverteerd. Per onversie worden drie aandelen uitgegeven tegen een koers van 200 per aandeel (agio 100 per aandeel. Totale agio = 15.000 100 = 1.500.000 Toename geplaatst aandelenvermogen: 15.000 100 = 1.500.000 Toename agio reserve 1.500.000 Afname vreemd vermogen (onverteerare lening) 2.500.000 Toename totaal vermogen 500.000 3
edrijfseonomie theorie en praktijk uitwerkingen 1.000 + 250 13.22 a onversiekoers: = 25 50 Er zijn 10.000 oligaties in omloop. Per onversie wordt één oligatie ingeleverd. Er vinden dus 10.000 onversies plaats. Toename liquide middelen (ank): 10.000 250 = 2.500.000 Afname onverteerare oligatielening: 10.000 1.000 = 10.000.000 Toename geplaatst aandelenvermogen: 10.000 50 5 = 2.500.000 Toename agio reserve: 10.000 (1.000 + 250 50 5) = 10.000.000 1.000 + 200 12.23 a Conversiekoers: = 30 40 Conversie kan een aardig voordeel opleveren als de koers van het aandeel stijgt dat ij de onversie wordt verkregen. Dit eventueel te ehalen voordeel wordt in de prijs (koers) van de onverteerare oligatie verwerkt. Bij onversie levert men een oligatie in met een koers van 1.150 en etaalt men nog 200 in ontanten ij. Hiervoor verkrijgt men 40 aandelen met een eurskoers van 40 32,50 = 1.300. Men etaalt dus 1.350 voor aandelen met een koers van 1.300. De onversie is dus onvoordelig. 2 500 + 200 13.24 a Conversiekoers: = 300 4 De lagere rentevergoeding is de prijs die etaald wordt door de houder van de onverteerare oligatie voor het onversiereht dat hij heeft verkregen. 1 Vervroegde aflossing à pari etekent voor de houder van de onverteerare oligatie een verlies omdat de koers van de onverteerare oligatie, ij een onversiereht dat reële etekenis heeft, oven pari zal liggen. Om het verlies te voorkomen gaat de houder over tot onversie of verkoopt hij zijn oligatie aan een andere elegger die wel ereid is om te onverteren. 2 Dreigen met vervroegde aflossing heeft geen enkele zin wanneer de onversie voor de elegger zeer onvoordelig uitpakt. De waarde van de ij de onversie verkregen aandelen is dan aanmerkelijk lager dan de waarde van de oligaties en de eventuele ijetaling die ij de onversie moeten worden opgeofferd. 4
hoofdstuk 13 het vreemd vermogen d Een oligatiehouder moet ij onversie twee oligaties inleveren met een eurskoers van 610 elk en nog 200 in ontanten ijetalen. Hij krijgt hiervoor vier aandelen met een eurskoers van 350 per stuk. Waarde 4 aandelen: 4 350 = 1.400 In te leveren: 2 oligaties à 610 plus 200 = 1.420 Verlies ij onversie 20 Een elegger gaat met ander woorden ij onversie niet 1.420 etalen voor 4 aandelen die hij op de eurs voor 1.400 kan kopen. 13.25 a Intrinsieke waarde van de warrant: ( 122 120) 4 = 8 Verwahtingswaarde van de warrant: 20 8 = 12 De verwahtingswaarde van de warrant estaat omdat eleggers verwahten dat de koers van het aandeel verder zal stijgen. In dit geval estaat ij eleggers de verwahting dat de koers van het aandeel oven de 125 zal stijgen. 13.26 Krediettermijn 30 dagen. Contante termijn is 10 dagen en totale termijn is 40 dagen. Dit geeft 30 dagen krediet. Kredietkosten 1 per 100 fatuuredrag. Krediet 99 per 100 fatuuredrag. 360 Kosten krediet op jaarasis: 1 = 12 30 12 Kredietkosten in proenten per jaar: 100% = 12,12% 99 Aangezien het ankkrediet 7,5% op jaarasis kost, is het voordeliger om de leveraniers ontant (innen 10 dagen) te etalen en de dan ontstane vermogensehoefte met ankkrediet te finanieren. 13.27 a Leveranierskrediet 360 100 Kredietkosten 1 = 16,53% 30 8 99 5
edrijfseonomie theorie en praktijk uitwerkingen 13.28 a Krediettermijn: 40 dagen 12 dagen = 28 dagen Bij een korting voor ontant van 2%, is de ontante prijs van een fatuuredrag van 100 gelijk aan 98. Deze 98 vormen het krediet dat de afnemer ontvangt. De kosten van het krediet voor 28 dagen edragen dus 2. 360 Kosten krediet op jaarasis: 2 = 25,71 28 25,71 Kredietkosten in proenten per jaar: 100% = 26,24% 98 Krediettermijn 22 dagen. Kredietkosten per 100 fatuuredrag 1,50. Krediet 98,50 per 100 fatuuredrag. 360 Kosten krediet op jaarasis: 1,50 = 24,55 22 24,55 Kredietkosten in proenten per jaar: 100% = 24,92% 98,50 Door het vershil tussen de duur van het genoten en het verstrekte leveranierskrediet, neemt de vermogensehoefte van de onderneming toe. De onderneming zal voor het deel van de vorderingen op afnemers dat niet gedekt wordt door het genoten leveranierskrediet, zelf finanieringsmiddelen moeten vinden. 13.29 a Een onverteerare oligatielening is een lening waarvan de oligaties, tegen vooraf vastgestelde voorwaarden, kunnen worden omgewisseld tegen aandelen van de NV die de oligaties uitgaf. d Er is sprake van een tussenvorm van finaniering omdat het in de edoeling ligt dat er daadwerkelijk onversie van de oligaties plaats vindt en zo het vreemde vermogen in eigen vermogen wordt omgezet. Er zal gekozen worden voor een emissie van onverteerare oligaties in situaties waarin de vermogensmarkt niet ereid is om een aandelenemissie tegen de koers die de NV verlangt op te nemen. Indiret kan een hogere koers voor de aandelen worden ereikt omdat de onversiekoers hoger is dan de eurskoers van de ewuste aandelen op het moment van de uitgifte van de lening (onversie zou anders onmiddellijk plaats vinden). Bij onversie zal dus een hogere koers voor de aandelen worden gerealiseerd dan op het moment van de uitgifte van de onverteerare oligatielening mogelijk zou zijn geweest. 6
hoofdstuk 13 het vreemd vermogen 2 500 + 350 e onversiekoers: = 45 30 f Er worden 1.000 oligaties geonverteerd; per onversie zijn twee oligaties nodig; er vinden dus 500 onversies plaats. Per onversie worden 30 aandelen uitgereikt tegen een koers van 45 per stuk. Het eigen vermogen van de NV neemt toe met 500 30 45 = 675.000 De toename van het eigen vermogen estaat uit: toename geplaatst aandelenvermogen 500 30 20 = 300.000 toename agio reserve 500 30 25 = 375.000 13.30 a Omdat de nominale rente gelijk is aan de marktrente noteert de oligatie pari. Koers dus 100 % ( 250). De lagere emissiekoers is gekozen om de lening aantrekkelijker te maken voor eleggers waardoor de kans van slagen van de emissie groter wordt. 250 + 50 onversiekoers: = 100 3 1,3 250 + 50 d minimale aandelenkoers: = 125 3 e onverteerare oligatielening neemt af met 2.500.000 liquide middelen nemen toe met 10.000 50 = 500.000 geplaatst aandelenvermogen neemt toe met 10.000 3 50 = 1.500.000 agio reserve neemt toe met 10.000 3 50 = 1.500.000 f Aflossing tegen een koers van 102% terwijl de oligaties 130% noteren, is voor de houders van de onverteerare oligaties zeer onvoordelig. Om het verlies ij aflossing te vermijden, gaan ze over tot onversie. 7