Leven in jouw woonplaats

Vergelijkbare documenten
neerslag: regen, hagel en sneeuw ringen in het weer waarnemen regen meten

aan het water koeler is dan op het land langzamer afkoelt dan aarde

Vormen van een raket Raketten

Vormen van een raket Raketten

Regen en het weer voorspellen

De planeten Reis door het zonnestelsel

Licht en donker Licht

lesdoelen De leerling: oefent zijn motoriek kan iets nabouwen kan activiteiten benoemen die hij dagelijks doet weet waaruit een dorp is opgebouwd

dampkring voorstelt en een fles die een planeet zonder dampkring voorstelt

De leerling: weet wat luchtdruk is weet dat je met een barometer de luchtdruk kunt meten

Grote en kleine planeten Reis door het zonnestelsel

Tijd. 10 min. 55 minuten

AVONTURENPAKKET DE UITVINDERS

Het klimaat. Tip. Gebruik kleine bekers, dan heb je minder klei nodig.

Reis naar andere hemellichamen

lende hemellichamen verschillende zijn qua temperatuur, zwaartekracht, atmosfeer en zuurstof andere hemellichamen anders uit zouden zien

Van de regen in de drup

lesbrieven water verzamelen avonturenpakket de uitvinders en de verdronken rivier leerlingen werkblad Lesbrief 1:

Lichtweerkaatsing Licht

Uit welk land komt deze raket?

Snel, sneller, snelst Raketten

Klimaat is een beschrijving van het weer zoals het zich meestal ergens voordoet, maar ben je bijvoorbeeld in Spanje kan het ook best regenen.

Thema 5 Weer en klimaat

Leren voor de biologietoets. Groep 8 Hoofdstuk 5

Zoek je weg op de wereld Wonen

Tip. In de herfst en winter is de maan vroeg in de ochtend goed te zien.

S C I E N C E C E N T E R

Thema: Noordpool, natuur, dieren, reizen, klimaat

Meander. Aardrijkskunde BAKKAARTEN THEMA 4

gesproken tekst dat de zon warmte geeft van het doeblad Maak voor de activiteit De zon geeft warmte twee ijsklontjes.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Werkblad Naut Thema 5: Weer en klimaat

Hier en daar een bui

Heel veel sterren! Kijken naar de sterren

Kijken naar sterrenbeelden

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

Het weer. Expertgroep 4: Wind. Naam leerling:... Leden expertgroep:..

Inhoud 1. Wat voor weer wordt het? 3 2. Het weerbericht 4 3. Temperatuur 5 4. Wind 5. Neerslag 6. Bewolking Filmpje Pluskaarten Bronnen 17

Kleuren in licht? Licht

LESBLAD WATERKRINGLOOP GROEP 5-6

DOCENT. Thema: architectuur WONEN: TERUG IN DE TIJD! groep 5 en 6. Tip. Stadshagen

Grafieken jaar. Rekenles over het maken van grafieken. Rekenen. 60 minuten. Weerstation, data, grafieken

Bij wind: Wanneer waait het t hardst? Najaarsstorm, koel zomerbriesje. Wat wil zeggen: windkracht 4? Wanneer spreekt men van een orkaan?

7,5. Samenvatting door Anne 867 woorden 12 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. paragraaf 2. klimaten wereldwijd.

Team 2: Wolken Onderzoek naar de invloed van wolken op zonnepanelen

S C I E N C E C E N T E R

lend uit kunnen zien kunt maken met een tuinslang een regenboog zitten

Werkboekje Grote Wetenschapsdag

Waar is de schaduw? Licht

Licht en donker Licht

Kernvraag: Hoe laat ik iets sneller afkoelen?

Neerslag vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

van Mars is nagemaakt

Reis door het zonnestelsel

Kernvraag: Hoe ziet een afkoelingsgrafiek eruit?

BELAND JIJ OP EEN VULKANISCH EILAND?

De leerling: weet dat de aarde groter is dan de maan ontdekt dat iets kleiner lijkt als het verder weg staat. aarde en de maan

Plant in de klas Instructieblad leerkracht Groep 6/7/8

weer: regen, wind, onweer en zon ander soort kleding aantrekt dat je het niet koud krijgt weer vaker voorkomen in bepaalde seizoenen

Het weer. Expertgroep 1 : Temperatuur. Naam leerling:... Leden expertgroep:..

Oost, west, thuis best Wonen

Maak je eigen weerstation

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

Afstanden in het zonnestelsel Reis door het zonnestelsel

Zorg voor de activiteit Licht door wrijving voor vuursteentjes.

Kijken naar de sterren

thermometer, luchtvochtigheidsmeter met internet

natuur wonderlijke wolken Tip! Deze les kan het best gegeven

Reis naar andere hemellichamen

Kernvraag: Hoe maken we dingen warmer?

Landengids voor: Landengids

4 Vind me dan. Achtergrondinfo Planten en dieren hebben allerlei manieren om niet op te vallen. Deze kunnen onderverdeeld worden in:

Aardrijkskunde samenvatting H2: Klimaat: is een beschrijving van het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.

Maak voor de activiteit Warm of koud? een voorbeeldaarde van een sinaasappel. Zorg dat het klaslokaal verduisterd kan worden. 10 min.

S C I E N C E C E N T E R

Opdrachtkaarten Herfst

Zon, aarde en maan. Expertgroep 3: De seizoenen. Naam leerling:... Leden expertgroep:...

LESBRIEF GROEP THEMA: CHINA

WOW-NL in de klas. Les 1 Het weerstation. Primair Onderwijs. bovenbouw. WOW-NL Les 1 1

1. Je krijgt van je juf of meester een plaatje. Bekijk het plaatje goed.

1. Wat is de temperatuur vandaag? Deze les levert een bijdrage aan kerndoel 1: de leerlingen leren hoeveelheidsbegrippen gebruiken en herkennen.

Bron afbeelding: [1] Voorbeeldles Onderzoekend leren Natuur rondom de school. Groep 3 & 4. Lerarenhandleiding

Heel veel sterren! Kijken naar de sterren

Mr Finney. Lesbrief Een tuin onder water. Deze lesbrief is een uitgave van Hogeschool Utrecht 1

Natuur Wonderlijke wolken

Buitenlessen Themareeks Mens & Natuur

of... meten is KETEN!

Ik kies: c Opdracht: Berg in beeld c Opdracht: Vulkaan in actie c Opdracht: Wat brengt de toekomst? Blink Wereld - Aardrijkskunde Pagina 1

lesbrieven vervuild water avonturenpakket de uitvinders en het werkbladen Lesbrief 2:

* Hoe werkt de tijd? Zonnewijzer maken *

WATER. station 1. com. N Werkblad

Regen. ( 20 oktober 14 november)

Een vreemde planeet groep 5-8

bedoeld wordt met hoeveelheidbegrippen als: alle, geen, niets, veel, weinig, meer, minder, evenveel. Ordent hoeveelheden om ze te Groep 1 Groep 2

ONTDEK HET ZELF...EN LAAT JE NIETS WIJSMAKEN!

DOCENT. Thema: natuur BOMEN BIJ MIJN SCHOOL. groep 3 en 4. Stadshagen

Hoe werk je met het projectenboek?

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

van een plant en zonlicht nodig heeft om te leven voor zuurstof die mensen nodig hebben om te leven bakjes met tuinkers 10 min.

Transcriptie:

Q Leven in jouw woonplaats Wonen groep 3-4 25 tijdsduur 90 minuten (alleen haalbaar met vijf extra begeleiders) kerndoelen 1, 8, 54 en 55 lesdoelen De leerling: ontdekt de bijzonderheden van zijn woonplaats weet dat de aarde (tot nu toe) de enige planeet is waar leven mogelijk is oefent met presentatietechnieken leert werken met een digitale fotocamera eindproduct een poster over de eigen woonplaats benodigdheden 6 digitale fotocamera s 1 computer met (foto)printer A3-papier scharen lijm viltstiften Voorbereiding Regel voor de activiteit Hoe ziet jouw buurt eruit? tenminste vijf begeleiders en zes digitale fotocamera s. Zet voor de activiteit Poster maken lijm, scharen en A3-papier klaar. Zorg dat de computer aangesloten is op de printer, zodat de foto s direct uitgeprint kunnen worden. Jouw buurt 10 min. Vertel dat er nog geen leven is gevonden op andere planeten. De experts zijn hier al heel lang naar op zoek. Maar misschien wordt er in de toekomst wel leven op andere planeten gevonden! Stel dat er een alien naar onze woonplaats komt, deze alien komt hier wonen. Hij moet dan van alles leren. Waar wonen wij? Wat hebben wij allemaal in de buurt? Waarom staan er bomen? Waarom zijn er winkels? Wat zijn speelplaatsen en stoplichten? Vertel dat ze materiaal gaan verzamelen over hun woonplaats om aan de alien de meest bijzondere dingen te laten zien. De leerlingen onderzoeken wat er nodig is om in hun buurt te leven. pagina 135 Wonen LES 25 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Hoe ziet jouw buurt eruit? 45 min. Vertel dat ze nu buiten zo veel mogelijk materiaal gaan verzamelen over de belangrijkste dingen uit de buurt. Verdeel de klas in groepjes van vier leerlingen. De leerlingen gaan per groepje één onderdeel onderzoeken. Ze kunnen kiezen uit: gebouwen voedsel dieren voertuigen speelgoed bomen en planten eigen keuze Elk groepje vult eerst op school opdracht 1 van het doeblad in. Als ze bij vraag c nog geen tien dingen kunnen opschrijven, mogen ze de lijst buiten natuurlijk aanvullen. Daarna gaan de groepjes met een begeleider de buurt in om foto s van de dingen op de lijst te maken. Elk groepje richt zich alleen op het eigen thema. Per groepje mogen er tien foto s worden gemaakt. Als het groepje klaar is, kiezen ze welke foto s worden uitgeprint. Poster maken 15 min. Van de uitgeprinte foto s maken de leerlingen aan de hand van opdracht 2 op het doeblad per groepje een poster. Geef ieder groepje hiervoor A3-papier, een schaar, lijm en viltstiften. Presenteren 15 min. Als iedereen de posters af heeft, vertelt elk groepje welke foto s zij gekozen hebben voor hun poster en waarom zij deze gekozen hebben. Vraag elk groepje waarom het voor de alien belangrijk is om deze informatie te krijgen. Vat met de leerlingen samen wat er nodig is om in hun buurt te leven. Hoe was het vroeger? 5 min. Praat na met de leerlingen. Stonden er altijd al huizen op aarde? Hoe zijn deze huizen op aarde gekomen? Waar zijn de huizen van gemaakt? En hoe komt het dat wij in Nederland elke dag te eten hebben? Wat is daarvoor nodig? pagina 136 Wonen LES 25 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Leven in jouw woonplaats 1 Hoe ziet jouw buurt eruit? Qgroep 3-4 25 doeblad a In mijn groepje zitten: schrijf HIER de namen van de maatjes op met wie jij deze opdracht gaat maken b Het onderwerp dat we hebben gekozen is: c Stel je voor: een alien (zeg: eelijun) komt hier wonen. Wat moet hij weten over jullie onderwerp? Bedenk 10 dingen. 1 6 2 7 3 8 4 9 5 10 Ga nu naar buiten. Maak van deze tien dingen een foto. 2 Poster maken Wat heb je nodig? A3-papier schaar lijm viltstiften pagina 137 Wonen LES 25 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Wat ga je doen? 1 Print de foto s uit. 2 Maak er met je groepje een poster voor de alien van. Plak de foto s op. 3 Teken er nog dingen bij. Je kunt er ook nog wat bijschrijven voor de alien. pagina 138 Wonen LES 25 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Q Waar blijft de regen? Het weer groep 3-4 26 tijdsduur 45 minuten (dag 1) & 5 minuten (dag 2 t/m 4) & 20 minuten (dag 5) kerndoelen 1, 23, 43, 44 en 45 lesdoelen De leerling: kent verschillende soorten neerslag: regen, hagel en sneeuw kan de dagelijkse veranderingen in het weer waarnemen kan de hoeveelheid gevallen regen meten kent de waterkringloop eindproduct een regenmeter benodigdheden 12 potjes met rechte randen 12 bakjes 12 strookjes papier van 10 x 2 centimeter liniaal A4-papier kleurpotloden weerbericht van vandaag lijm scharen Voorbereiding Print voor de activiteit Neerslag voor iedere leerling een weersvoorspelling van vandaag en de verwachting van de komende dagen. Deze voorspelling kan bij de website van het KNMI opgevraagd worden. Zorg dat de voorspellingen zowel tekst als beeld bevatten. Maak voor de activiteit Regenmeter maken 12 strookjes papier van 10 bij 2 centimeter. Geef hierop de centimeters en millimeters aan. Waar blijft het water? 5 min. Maak tweetallen. Geef elk groepje een bakje en een watervaste stift. De leerlingen vullen de bak met water. Ze zetten met watervaste stift een streep op de plek tot waar het water staat. Hierna zetten ze de bakjes op de verwarming of in de zon. De bakjes komen terug in de activiteit Waar blijft het water? (2) Neerslag 15 min. Vertel dat regen een vorm van neerslag is. Geef elke leerling een vel A4-papier. Leg kleurpotloden neer. Vraag: Welke vormen van neerslag kennen jullie nog meer? Laat ze op het papier zo veel mogelijk verschillende soorten neerslag tekenen. Bespreek na vijf minuten wat ze hebben getekend. Kom met elkaar tot de conclusie dat onder andere de volgende soorten neerslag bestaan: regen, sneeuw en hagel. Geef hierna iedere leerling de weersvoorspelling van vandaag en de weersverwachting voor de komende dagen. Bekijk samen de voorspellingen. Gaat het regenen vandaag? Klopt de voorspelling met hoe het weer er buiten uitziet? Bekijk ook de voorspelling voor de komende dagen. pagina 139 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

De leerlingen maken een regenmeter. Regenmeter maken 25 min. Vraag wat de functie van een regenmeter is. Vertel dat je met een regenmeter regen kan opvangen. Zo kun je bekijken hoeveel regen er is gevallen. Leg de benodigdheden voor de regenmeter (12 potjes met rechte randen en de voorgemaakte stroken papier om de regen te meten) voor in de klas. Laat ze aan de leerlingen zien. Maak tweetallen. Bekijk met de leerlingen opdracht 1 van het doeblad. Bedenk samen waar een regenmeter aan moet voldoen. De leerlingen tekenen de regenmeter. Geef de benodigdheden en let op dat de stroken verticaal op de regenmeter worden geplakt. Een voorbeeld van een regenmeter is op de tekening te zien. Op dit potje met rechte randen staan centimeters en millimeters met watervaste viltstift geschreven. Bekijk de ideeën van de leerlingen en bepaal of zij hun regenmeter op die manier kunnen maken. Geef de leerlingen de benodigdheden als het voorstel goed is. pagina 140 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Lees als alle regenmeters af zijn samen met de leerlingen de checklist op het doeblad door. Eventuele veranderingen worden aangebracht. Zorg dat de namen van de leerlingen op de regenmeter staan. De leerlingen zetten de regenmeters buiten op verschillende plekken neer. Zo kunnen ze bekijken of het uitmaakt waar de regenmeter staat voor het opvangen van de regen. Laat de regenmeters tot het einde van de week op dezelfde plek staan. De leerlingen houden hiermee elke dag bij hoeveel neerslag er gevallen is. Ze vergelijken de gemeten waarden met de weersvoorspelling van deze week. Meet de regen 5 min. (dagelijks op dag 2-4) Kijk de komende dagen met de leerlingen naar het weerbericht. Laat ze ook elke dag naar de hoeveelheid regen in hun regenmeter kijken. Hoeveel regen is er gevallen? Ze schrijven dit bij opdracht 2 op het doeblad. Na elke meting moet de regenmeter geleegd worden. Kunnen de leerlingen goed aflezen hoeveel regen er is gevallen? Klopt dit met het weerbericht? Bespreek met de leerlingen of ze naast regen ook de andere vormen van neerslag op kunnen vangen met hun regenmeter. De regenmeter kan ook hagel of sneeuw opvangen. Waar blijft het water? (2) 20 min. Bekijk aan het einde van de week met de leerlingen het bakje dat op de verwarming of in de zon is gezet. Hoeveel water zit er nog in? Vraag de leerlingen waarom er nu minder water in zit. De leerlingen hebben gezien dat je regen kunt opvangen met een bakje. Vraag waarom de regen niet op de grond blijft liggen. Waar gaat de regen naar toe? Leg uit dat het water in de grond zakt (geef het voorbeeld van een plant die je water geeft). Daarnaast verdampt water als het warm wordt. De warme damp stijgt op. Als de damp stijgt, koelt die in de lucht weer af. Hierdoor ontstaan wolken. Laat de leerlingen tegen het raam blazen. De (warme) lucht met waterdamp uit hun mond koelt af tegen het koude glas. Er ontstaan kleine waterdruppels. Een wolk bestaat uit allemaal van die kleine waterdruppeltjes. De waterdamp in de wolk wordt regen als de wolk in een nog koudere luchtlaag komt en daardoor nog meer afkoelt. Dit kan gebeuren wanneer een wolk bijvoorbeeld door een berg omhoog wordt gestuwd. Het gaat dan regenen. Hierdoor komt het water weer terug op aarde, en stroomt het via de rivieren weer terug naar zee. Vertel dat dit proces de waterkringloop genoemd wordt. De leerlingen maken opdracht 3 van het doeblad. Bespreek aan het einde van de week wat de leerlingen hebben ontdekt. Hoeveel regen is er in totaal gevallen? Kan iemand aan de hand van het opgevangen regenwater uitleggen hoe de waterkringloop werkt? Laat ze eventueel nog een keer opdracht 3 van het doeblad erbij pakken. pagina 141 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

pagina 142 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Waar blijft de regen? 1 Regenmeter maken Je gaat een regenmeter maken. Qgroep 3-4 26 doeblad Met een regenmeter meet je hoeveel regen er valt. a Teken hoe je regenmeter er uit moet komen te zien. 1 Pak het glas. 2 Plak het papier van de leerkracht rechtop op het glas. Je regenmeter is klaar! pagina 143 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

b Test je regenmeter. Geef antwoord op de vragen. De regenmeter lekt. ja / nee Je kunt zien hoeveel regen er is gevallen. ja / nee De regen kan in de regenmeter komen. De regenmeter is doorzichtig. ja / nee ja / nee 2 Meet de regen Hoeveel regen is er gevallen? Vul in. dag 1 dag 2 voorspelling mm voorspelling mm regen mm regen mm dag 3 dag 4 voorspelling mm voorspelling mm regen mm regen mm dag 5 voorspelling mm regen mm 3 Waar blijft het water? Je regenmeter zit vol met water. De stoep is niet nat. a Waar is dat water naartoe gegaan? schrijf HIER jouw antwoord op pagina 144 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

b Hieronder zie je de waterkringloop. Knip de tekeningen eronder uit. Plak ze op de juiste plek in de kringloop. Qgroep 3-4 26 knipblad plak HIER plak HIER plak HIER KNIP deze plaatjes uit en PLAK ze op de juiste plek in de tekening hierboven pagina 145 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

pagina 146 Het weer LES 26 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Q Landklimaat en zeeklimaat Het klimaat groep 3-4 27 tijdsduur 45 minuten kerndoelen 1, 42 en 43 lesdoelen De leerling: weet dat het in de zomer aan het water koeler is dan op het land ontdekt dat water langzamer afkoelt dan aarde eindproduct een experiment over landklimaat en zeeklimaat benodigdheden 2 doorzichtige plastic bekers water aarde zon of lamp rode, gele, groene en blauwe kleurpotloden Voorbereiding Zorg voor de activiteit De zee en het land dat het water en de aarde op dezelfde temperatuur zijn. Dit kan door vooraf de temperatuur van de aarde te meten en hierna het water op dezelfde temperatuur te brengen. Teken voor deze activiteit ook een tabel op het bord. Deze moet er ongeveer zo uitzien. meting 1 meting 2 meting 3 (vóór de zon) (na de zon) (15 min. na de zon) beker met aarde (land) beker met water (zee) Zomer en winter 10 min. Lees samen met de leerlingen het verhaal bij opdracht 1 van het doeblad of laat ze dit zelf lezen. Vraag de leerlingen waar het verhaal over ging. Waar gingen Elin, Otto en Frank naartoe? Hoe voelde het zand aan? En het water? Vertel de leerlingen dat het in de zomer midden in Nederland warmer is dan wanneer je aan zee bent. In de winter is het aan zee juist warmer. De leerlingen onderzoeken waarom het in de zomer op het land warmer is dan aan zee. Vraag de leerlingen waarom zij denken dat het in de zomer op het land warmer is dan aan zee. pagina 147 Het klimaat LES 27 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

De zee en het land 25 min. Vertel dat jullie een experiment gaan doen. Vraag een leerling om te helpen. Geef die leerling twee bekers. De leerling vult de ene beker voor de helft met aarde en de andere voor de helft met water. Vertel dat de beker met aarde het klimaat in het binnenland voorstelt en de beker met water het klimaat aan zee. Zet in beide bekers een thermometer (steek de thermometer niet te diep in de aarde). Haal de thermometers er na een minuut uit en bekijk samen welke temperatuur ze aangeven. Weten ze al hoe je een thermometer moet aflezen? Leg het zo nodig uit. Schrijf de gemeten temperaturen in de tabel op het bord. De leerlingen omcirkelen bij opdracht 2a met rood potlood welke beker zij denken dat warmer wordt als de bekers in de zon staan. Zet de bekers nu 5 minuten in de zon of onder een lamp. Zet in de beide bekers een thermometer. Na een minuut lezen jullie samen af welke temperatuur de bekers met aarde en water hebben. Haal de bekers uit de zon. Meet na een kwartier nogmaals. Noteer de temperaturen van de aarde en het water in de tabel. Bekijk de antwoorden. Welke beker is warmer geworden in de zon? De leerlingen vullen met een geel potlood opdracht 2b van het doeblad in. Na een kwartier vullen de leerlingen opdracht 2c in. Hebben de leerlingen dezelfde beker omcirkeld bij opdracht 2a, 2b en 2c? Laat ze hun voorspellingen toelichten. Warme aarde, koude aarde 10 min. Bespreek waarom de beker met de aarde warmer is geworden dan die met het water. Waar denken de leerlingen dat dit door komt? Vertel dat dit komt doordat de warmte van de zon in het water veel dieper komt dan op het land. Ze verwarmen bij het water dus een veel groter volume. De zonnestralen op het land komen niet verder dan de oppervlakte. Hierdoor is het land alleen aan de oppervlakte warm. Deze oppervlakte is daardoor wel warmer dan het gehele water. Het land koelt ook sneller af, doordat een kleiner volume verwarmd is. Maak de resultaten van het experiment nogmaals aan de leerlingen duidelijk door het volgende: vraag of ze wel eens een kuil hebben gegraven toen ze op het strand waren. Wat merkten ze? Kom tot de conclusie dat hoe dieper je graaft, des te koeler het zand is. Dit komt doordat het zonlicht niet door de eerste laag zand kan komen. Het oppervlak wordt daarom erg heet, maar daaronder blijft het koel. Vertel dat de aarde (het land) dus snel opwarmt, maar ook snel afkoelt. Het water (de zee) warmt langzaam op, en koelt weer langzaam af. Daarom is het in de zomer aan zee koeler dan op het land, en in de winter aan zee juist warmer dan op het land. De leerlingen kleuren bij opdracht 3 van het doeblad het gedeelte van de tekening waar het het warmst en het koudst is. pagina 148 Het klimaat LES 27 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Landklimaat en zeeklimaat 1 Zomer en winter Elin heeft er zin in. Qgroep 3-4 27 doeblad De zon schijnt. Wat een mooi weer! Het is zomer. Vandaag gaan papa Frank, broer Otto en Elin naar het strand. Elin pakt haar badpak en schep. Op het strand trekken ze snel hun schoenen uit. Ze rennen het strand op. Au! Het zand is warm! Gelukkig, daar komt papa al. Elin en Otto gaan snel op hun handdoek staan. Papa leest een tijdschrift. Elin en Otto maken een groot kasteel. Ze vullen de emmer met zand vlak bij het water. Het wordt een heel mooi kasteel. Poe, ze hebben het wel warm! Samen met papa gaan ze naar het water. Lekker afkoelen. Wat is het water koud! Brrrr, ze rennen het water uit. Ze gaan weer naar huis. Na het fietsen zijn ze weer helemaal warm. Nu zou het koude water wel fijn zijn! pagina 149 Het klimaat LES 27 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

2 De zee en het land a Wat denk jij? Welke beker wordt in de zon warmer? Zet er een rode kring om. b Meet de temperatuur. Welke beker is warmer? Zet er een gele kring om. omcirkel de bekers met de juiste kleuren c Meet na een kwartier nog een keer. Welke beker is nu warmer? Zet er een groene kring om. pagina 150 Het klimaat LES 27 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

3 Warme zee, koude lucht 1 Kleur het water en het zand van de tekening hieronder. a b Waar is het warm? Kleur dit rood. Waar is het koud? Kleur dit blauw. pagina 151 Het klimaat LES 27 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

pagina 152 Het klimaat LES 27 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Q Voel de zwaartekracht Zwaartekracht groep 3-4 28 tijdsduur 45 minuten kerndoelen 1 en 6 lesdoelen De leerling: weet wat zwaartekracht is leert dat zwaartekracht ervoor zorgt dat alles naar (het centrum van) de aarde wordt getrokken leert dat je zwaartekracht zelf kan voelen benodigdheden plastic bekertje prikpen water teil Voorbereiding Zet voor de activiteit Vallend water een plastic bekertje, een prikpen en een teiltje klaar. Vallend water 10 min. Ga met de leerlingen in een halve kring zitten. Pak het plastic bekertje. Laat deze vallen. Vraag de leerlingen wat er gebeurt. Waarom valt het bekertje? Vertel dat dit komt door de zwaartekracht. Dit is een onzichtbare kracht die ervoor zorgt dat mensen, dieren, planten en voorwerpen richting het centrum van de aarde worden getrokken. Maak aan de onderkant van het bekertje met een prikpen een gaatje. Zorg dat de leerlingen dit ook kunnen zien. Vraag wat er gebeurt als je het bekertje vult met water. Houd het bekertje boven de teil en vul het met water. Wat gebeurt er? Het water loopt er via het gaatje uit. Houd uw vinger op het gaatje. Nu loopt het bekertje niet meer leeg. Vraag de leerlingen of het water er nog steeds uitloopt als je het bekertje laat vallen. Geef de leerlingen ruimte voor discussie. Laat hierna het bekertje vallen. De leerlingen zien dat het water in het bekertje blijft. Waarom loopt het bekertje niet leeg? Dat komt doordat het water even hard naar beneden valt als het bekertje. De leerlingen onderzoeken wat zwaartekracht is. pagina 153 Zwaartekracht LES 28 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Hangend hoofd 10 min. Laat de leerlingen nu zelf de zwaartekracht voelen. Ze gaan met hun hoofd naar beneden hangen en kijken onder hun benen door naar de achterbuurman. Vraag of ze hierna hun armen omhoog willen doen, zoals op de tekening hieronder. illustratie is nog niet aangeleverd Hoe vinden ze het om zo te hangen? Waar voelen ze hun bloed stromen? Vinden ze het moeilijk om de armen omhoog te houden? Door welke kracht komt dit? Vertel de leerlingen dat er meer bloed naar hun hoofd stroomt als zij het hoofd omlaag houden. Dit komt door de zwaartekracht, die trekt het bloed als het ware naar beneden. Hetzelfde geldt voor het omhoog houden van de armen. Er is kracht voor nodig om de armen omhoog te houden, maar uiteindelijk zorgt de zwaartekracht ervoor dat de armen weer naar beneden gaan. pagina 154 Zwaartekracht LES 28 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Op zijn kop? 15 min. Geef iedere leerling een potlood en kijk samen naar de aarde bij opdracht 1 van het doeblad. Lees met zijn allen de opdracht door. De leerlingen draaien de bladzijde om en tekenen wat ze gelezen hebben. Als ze het eerste mannetje met de wolk en de regen hebben getekend, draaien ze het doeblad 180 graden. Als ook het vrouwtje is getekend, kijken ze goed naar hun tekening. Wat valt hen op? Wat gebeurt er met de regen? Welke kant vallen de druppels op? Vallen de regendruppels naar de aarde toe of van de aarde af? Kom tot de conclusie dat druppels in de ene tekening naar beneden vallen en in de andere tekening naar boven, maar in beide tekeningen gaan de druppels richting de aarde. Vraag de leerlingen hoe dit komt. Maak duidelijk dat de zwaartekracht ervoor zorgt dat alles naar het midden van de aarde toe wordt getrokken. Daardoor kun je nooit van de aarde af vallen, ook al sta je aan de onderkant van de aarde! Wat weet je over zwaartekracht? 10 min. Vraag de leerlingen wat zij geleerd hebben in de verschillende activiteiten. Wat kwamen ze te weten door het vallende bakje water? Wat voelden ze toen ze op hun kop hingen? En toen ze hun armen omhoog hadden? Wat kwamen ze te weten door de tekening op het doeblad? Merk op dat zwaartekracht altijd aanwezig is, maar niet altijd merkbaar is. De leerlingen maken opdracht 2 van het doeblad. Kom tot de conclusie dat de zwaartekracht van de aarde ervoor zorgt dat alles richting de aarde wordt getrokken. pagina 155 Zwaartekracht LES 28 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

pagina 156 Zwaartekracht LES 28 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

Voel de zwaartekracht 1 Op zijn kop? Lees de opdracht. Qgroep 3-4 28 doeblad Maak de tekening op de achterkant. 1 Teken bovenop de aarde een jongetje. 2 Geef dat jongetje een paraplu in zijn hand. 3 Teken boven de paraplu een wolk. 4 Teken regen die uit de wolk komt. 5 Draai het papier. 6 Teken bovenop de aarde een meisje. 7 Geef dat meisje een paraplu in haar hand. 8 Teken boven de paraplu een wolk. 9 Teken regen die uit de wolk komt. 2 Wat weet je over zwaartekracht? Kruis aan. Er zijn meerdere antwoorden goed. Door de zwaartekracht: valt de regen altijd naar de aarde toe. hangt je haar naar beneden. kun je je armen omhoog doen. blijven we op de grond staan. pagina 157 Zwaartekracht LES 28 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen

pagina 158 Zwaartekracht LES 28 Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen