STROOMLIJN FASE 3 PERCELEN 1 EN 2 DUURZAAM BEHEER

Vergelijkbare documenten
STROOMLIJN FASE 3, PERCEEL 1 EN 2 HUISSENSCHE WAARDEN NOORD EN ZUID EN DOORNEBURGSCHE BUITENWAARD

Overwegingen definitief besluit Wet natuurbescherming project Stroomlijn Nederrijn en Lek, spoor 6

Vergunning Nb-wet 1998; Project Stroomlijn; Cortenoever

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

Verwijdering van houtopstanden; uiterwaarden langs de Waal, IJssel en Nederrijn in het kader van het project Inhaalslag Stroomlijn.

Ontwerp-besluit vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Project Stroomlijn, fase 3, duurzaam beheer, tranche 5, gebieden 1 en 2

ONTWERP - OMGEVINGSVERGUNNING

* * Omgevingsvergunning * * Aanvraagnummer (OLO) :

OV Datum: 29 januari 2016

Rivierkundige beoordeling Duurzaam Beheer Project Stroomlijn

Vergunning Nb-wet 1998; project Stroomlijn; Beuningse Waarden in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning

Vergunning Nb-wet 1998; project Stroomlijn; IJssel Hagen en singels

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Ons kenmerk OMGM-BRIF BEA-Vergunningaanvraag Tranche 3 Stroomlijn Voorst Datum 29 februari 2016

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Ontwerp omgevingsvergunning

Ontwerp Omgevingsvergunning. Geachte heer Korfage, Omgevingsvergunning

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Ontwerp omgevingsvergunning

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht

LET OP: Op deze aanvraag is de rijkscoördinatieregeling van toepassing, contactpersoon in uw waterschap is mevrouw V. De Jager.

p- iiiiiiniiii uil ii nu ii

Notitie. 1 Aanleiding

Bijlage 1. Toelichting Aanvraag Omgevingsvergunning Stroomlijn Nederrijn en Lek spoor 1 Molenwaard

Gezien voor akkoord: Datum: 30 augustus 2017

Ministerie van Economische Zaken Dienst Regelingen T.a.v. De heer T. van Hattum Postbus EK 'S-GRAVENHAGE

RWSZ Beslissing m.e.r.-beoordelingsnotitie Programma Stroomlijn in de uiterwaarden van de IJssel (deelgebied 5) tranche 4.

Behoort bij besluit namens burgemeester en wethouders. Floor van Beek Omgevingsvergunningverlener

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Let op: wij maken u er op attent dat u geen gebruik mag maken van de verleende vergunning voordat deze onherroepelijk is.

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Ecologisch werkprotocol

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR PROGRAMMA STROOMLIJN

Notitie Quickscan flora en fauna

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Beschrijving plangebied bron: Koopman & Ingberg (2009)

M.e.r.-beoordelingsnotitie Project Stroomlijn Nederrijn en Lek Spoor Versie 3.0

OMGEVINGSVERGUNNING VOORBLAD

Quickscan flora en fauna Vijfheerenlanden Vianen 12 december 2013

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Stappenplan vergunningaanvraag

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam

E c o l o g ische inventa r isatie W o n i n g b o u w v o o r m a l i g e T r ia n g e l s c h o o l te R o uveen

Nieuwe bedrijfslocaties

Combinatie Krinkels-Cso Adviesbureau Voor Milieuonderzoeken t.a.v. mevrouw D. van Zandvoort Postbus BH MAASTRICHT

Busbaan langs de Kruisvaart

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Activiteitenplan voor aanvraag ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet

Vergunning Nb-wet 1998; project Stroomlijn; Duursche waarden; Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Combinatie Krinkels-Cso Adviesbureau Voor Milieuonderzoeken t.a.v. mevrouw D. van Zandvoort Postbus BH MAASTRICHT

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MOOK EN MIDDELAAR

Notitie flora en fauna

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Figuur 1: Links: Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps, maart 2016). Rechts: foto plangebied (juni 2014).

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aanleiding van het onderzoek Wat is een quickscan

adviesbureau voor natuur & landschap NOTITIE

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

**BD BD

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Verkennend Ecologisch Onderzoek

Bijlage 1 Activiteitenplan afronding aanleg rondweg Aduard

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

N.V. Nederlandse Gasunie T.a.v. de heer A. van der Beek Postbus AK WADDINXVEEN. 4 juli 2017

Boomcontrole vleermuizen boom 61145, Nieuwegracht te Utrecht

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Definitief ontwerp. Rapportage. Stroomlijn perceel 5 - IJssel Zaaknummer:

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Transcriptie:

STROOMLIJN FASE 3 PERCELEN 1 EN 2 DUURZAAM BEHEER Passende Beoordeling t.b.v. Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 In opdracht van: Rijkswaterstaat

STROOMLIJN FASE 3 PERCELEN 1 EN 2 DUURZAAM BEHEER Passende Beoordeling t.b.v. vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 In opdracht van: Rijkswaterstaat 1 december 2015 Radboud Universiteit, Toernooiveld 1 info@natuurbalans.nl Postbus 6508, 6503 GA Nijmegen T (024) 352 88 01 www.natuurbalans.nl

Colofon 2015 Natuurbalans - Limes Divergens BV / Rijkswaterstaat Tekst en samenstelling: S. van de Koppel MSc, ing. D. Heijkers, drs. R. Krekels Eindverantwoordelijk: drs. R. Krekels Met medewerking van: V. de Jong MSc, drs. N. van Kessel, P. Kroon MSc, ing. B. Niemeijer Projectnummer: 14-053 In opdracht van: Foto s omslag: Rijkswaterstaat Impressie ingreeplocaties Stroomlijn Fase 3 (S. van de Koppel) Wijze van citeren: Koppel, S. van de, D. Heijkers & R. Krekels, 2015. Stroomlijn Fase 3, Percelen 1 en 2, Duurzaam Beheer. Passende Beoordeling t.b.v. vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998, Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van scanning, internet, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Natuurbalans-Limes Divergens BV noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Natuurbalans-Limes Divergens BV is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Natuurbalans-Limes Divergens BV. De opdrachtgever vrijwaart Natuurbalans-Limes Divergens BV voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Natuurbalans-Limes Divergens BV is lid van het Netwerk Groene Bureaus, brancheorganisatie voor kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging.

INHOUD 1 INLEIDING... 5 1.1 Aanleiding en doelstelling... 5 1.2 Indeling in tranches... 6 1.3 Leeswijzer... 8 2 VOORGENOMEN INGREPEN... 9 2.1 Plangebied... 9 2.1.1 Dreumelsche waard... 9 2.1.2 Drutensche waarden oost... 9 2.1.3 Gendtsche waarden... 10 2.1.4 Gouverneursche polder... 10 2.1.5 Willemspolder... 10 2.2 Ingrepen... 11 3 WETTELIJK KADER... 15 3.1 Natura 2000-gebieden... 15 3.2 Beschermde natuurmonumenten... 16 3.3 Bevoegd gezag... 16 4 TOETSING NATURA 2000... 17 4.1 Methode... 17 4.2 Effectbeoordeling Nbwet algemeen... 18 4.3 Effectbeoordeling Habitatrichtlijn... 19 4.3.1 H6120 Stroomdalgraslanden... 20 4.3.2 H6430 Ruigten en zomen... 20 4.3.3 H6510 Glanshaver- en vossenstaarthooilanden... 20 4.3.4 H91E0A Zachthoutooibossen... 21 4.3.5 H91E0B Essen-iepenbossen... 21 4.3.6 H91F0 Droge hardhoutooibossen... 22 4.3.7 Bittervoorn... 23 4.3.8 Kleine modderkruiper... 24 4.3.9 Bever... 26 4.3.10 Meervleermuis... 27 4.3.11 Kamsalamander... 28 4.4 Effectbeoordeling Vogelrichtlijn... 28 4.4.1 Dodaars... 29 4.4.2 Aalscholver... 30 4.4.3 Roerdomp... 31 4.4.4 Woudaap... 31 4.4.5 Porseleinhoen... 32 4.4.6 Kwartelkoning... 33 4.4.7 Watersnip... 33 4.4.8 IJsvogel... 34 4.4.9 Blauwborst... 35 4.4.10 Grote karekiet... 36 4.4.11 Niet-broedvogels... 36

5 MITIGATIE... 39 5.1 Te treffen mitigerende maatregelen... 39 5.2 Borging mitigatie... 41 6 CUMULATIE... 43 7 CONCLUSIE... 45 8 LITERATUUR... 47 9 BIJLAGEN... 49 BIJLAGE A DEFINITIEF ONTWERP... 51 BIJLAGE B EINDRAPPORT INVENTARISATIE 2012/2013... 53 BIJLAGE C ACHTERGRONDDOCUMENT NATUURVERGUNNINGEN STROOMLIJN... 55 BIJLAGE D MONITORINGPLAN... 57 BIJLAGE E AANVULLENDE RICHTLIJNEN BEVER... 59 BIJLAGE F VERSPREIDINGSKAARTEN... 61 4 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

1 INLEIDING Voorliggende passende beoordeling betreft het door Natuurbalans-Limes Divergens BV voor Stroomlijn percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer ingevulde Model passende beoordeling t.b.v. fase 3 Stroomlijn van Rijkswaterstaat (2013a). 1.1 AANLEIDING EN DOELSTELLING De afgelopen jaren is in het winterbed van de grote rivieren de hydraulische weerstand toegenomen door de ontwikkeling van bos, struweel en riet/ruigte. Door deze verruwing wordt het water minder gemakkelijk afgevoerd, wat leidt tot hogere waterstanden. In het Nationaal Waterplan voor de periode 2009 2015 is aangekondigd dat het Rijk het initiatief zal nemen tot het ontwikkelen van een visie op het vegetatiebeheer van het rivierbed in relatie tot riviernatuur en hoogwaterveiligheid. In de Beleidsbrief vegetatiebeheer rivierbed van de grote rivieren is hier gevolg aan gegeven. In deze Beleidsbrief is het programma Stroomlijn opgenomen. Binnen het programma Stroomlijn wordt ruwe vegetatie verwijderd op plaatsen waar dit het meeste effect sorteert, in de zogenaamde stroombanen. Er wordt gewerkt conform het principe Stroombaan glad, tenzij. Beschermde natuur kan een tenzij -reden zijn om ruwe vegetatie te laten staan. 1 Het programma Stroomlijn wordt uitgevoerd in drie fasen. In fase 1 en 2 zijn vanaf 2011 projecten op terreinen van natuurbeherende organisaties en terreinen in eigendom van de Staat uitgevoerd. Fase 3 omvat de overige terreinen in de uiterwaarden van de grote rivieren. Het betreft terreinen van particulieren, bedrijven en overheden. Voor de derde fase van Stroomlijn is het rivierengebied opgedeeld in vijf deelgebieden. De voorliggende passende beoordeling vormt de onderbouwing voor de aanvraag van een Natuurbeschermingswetvergunning (hierna: Nbwetvergunning) voor twee deelgebieden: 1. perceel 1 fase 3, Waal/Merwede (Zaltbommel-Werkendam) en Maas (Mook- Raamsdonksveer), Duurzaam Beheer. 2. perceel 2 fase 3, Boven-Rijn, Waal (Lobith tot Zaltbommel) en Pannerdensch Kanaal, Duurzaam Beheer. Voor deze gebieden zijn de Duurzaam Beheer-ingrepen beschreven in een Definitief Ontwerp. Dit is als bijlage bijgevoegd (zie bijlage A). Er is een passende beoordeling conform art. 19f Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbwet) opgesteld, omdat significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebied Rijntakken op voorhand niet konden worden uitgesloten. In deze passende beoordeling is onderzocht of met het nemen van mitigerende maatregelen sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebied Rijntakken. Percelen 1 en 2 zijn niet gelegen in of in de nabijheid van een beschermd natuurmonument. Daarom zijn effecten op beschermde natuurmonumenten niet onderzocht. 1 Zie voor meer informatie over het programma Stroomlijn de Beleidsbrief vegetatiebeheer rivierbed van de grote rivieren (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012 2013, 31 710, nr. 27) en de website www.rws.nl/stroomlijn. Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 5

De passende beoordeling beschrijft de activiteiten die worden ondernomen (de Duurzaam Beheer-ingrepen), de effecten van deze activiteiten op beschermde habitattypen en soorten en de maatregelen om deze negatieve effecten te voorkomen of te mitigeren. Vervolgens wordt geconcludeerd of sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000- gebied of van schadelijke effecten op het beschermde natuurmonument en of de Nbwetvergunning volgens de aanvrager te verlenen is. Het plangebied is (deels) gelegen in (of nabij) Natura 2000-gebieden Rijntakken en niet bij een beschermd natuurmonument. Voor een beschrijving van dit gebied wordt verwezen naar het (ontwerp)aanwijzingsbesluit, dat te vinden is op de website van het Ministerie van EZ: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura 2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&groep=0. In tabel 1 is weergegeven in welke provincies en gemeenten de werkzaamheden zijn gelegen. Voor de maatregelen Duurzaam Beheer wordt gestreefd naar uitvoering uiterlijk december 2016. Het is wenselijk de maatregelen zo veel mogelijk in één aaneengesloten periode uit te voeren, zodat de verstoring in het gebied wordt beperkt. Als vanwege onvoorziene omstandigheden (bijvoorbeeld een beroepsprocedure of slechte weersomstandigheden) de specifieke uitvoeringsperiode in 2016 niet wordt gehaald, worden de maatregelen uiterlijk december 2017 gerealiseerd. De vergunning wordt dan ook aangevraagd met een looptijd tot en met 2017. 1.2 INDELING IN TRANCHES De uitvoering van het programma Stroomlijn fase 3 percelen 1 en 2 is opgedeeld in vier tranches voor vegetatieverwijdering en één tranche voor maatregelen in het kader van Duurzaam Beheer (zie hoofdstuk 2 voor een nadere uitleg van het Duurzaam Beheer). Daarmee zijn ook de diverse ontheffings- en vergunningaanvragen opgedeeld in vijf tranches. Voorliggende passende beoordeling heeft alleen betrekking op de maatregelen voor Duurzaam Beheer van genoemd project. In de periode december 2014 t/m juli 2015 zijn de vergunningaanvragen voor de vier tranches voor vegetatieverwijdering reeds ingediend. Figuur 1 geeft de ligging van de uiterwaarden waar Duurzaam Beheer-maatregelen plaats zullen vinden op kaart weer. Tabel 1. Overzicht uiterwaarden Duurzaam Beheer inclusief gemeente, provincie en aanwezigheid Natura 2000-gebied binnen invloedssfeer. Code Uiterwaard Gemeente Provincie Natura 2000 gebied binnen invloedssfeer HR en/ of VR DR Dreumelsche waard West Maas en Waal Gelderland Rijntakken VR DO Drutensche waarden oost Druten Gelderland Rijntakken VR GW Gendtsche waarden Lingewaard Gelderland Rijntakken HR+VR GP Gouverneursche polder Neder-Betuwe Gelderland Rijntakken VR GB Grobsche waard Neerijnen Gelderland Nee HO Herwijnensche bovenwaard Lingewaal Gelderland Nee RY Ruyterwaard Zaltbommel Gelderland Nee WP Willemspolder Neder-Betuwe Gelderland Rijntakken VR 6 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

Figuur 1. Ligging van het plangebied Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer inclusief de Natura 2000-gebieden. Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 7

1.3 LEESWIJZER In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de werkzaamheden die uitgevoerd worden en het gebied waar deze plaatsvinden. In het document Definitief Ontwerp, dat als bijlage bij deze passende beoordeling is gevoegd (bijlage A), wordt hier uitgebreider op ingegaan. Hoofdstuk 3 beschrijft het wettelijk kader. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe de toetsing aan de Nbwet plaatsvindt en staan de resultaten van de toetsing aan de instandhoudingsdoelstellingen beschreven. Hoofdstuk 5 geeft een totaaloverzicht van de omvang van de mitigatie en hoe deze geborgd wordt. Hoofdstuk 6 is gewijd aan de cumulatie met andere ingrepen in en rond de Natura 2000- gebieden. In hoofdstuk 7 staat de uiteindelijke conclusie van de Passende Beoordeling. 8 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

2 VOORGENOMEN INGREPEN 2.1 PLANGEBIED Tabel 1 geeft een overzicht van de uiterwaarden waarbinnen Duurzaam Beheer-maatregelen nodig zijn. Daarbij is per uiterwaard aangegeven of en zo ja welk Natura 2000-gebied gelegen is binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingreep en of het hier een Habitatrichtlijn (HR)- en/of Vogelrichtlijn(VR)-gebied betreft. Daaruit blijkt dat voorliggende passende beoordeling betrekking heeft op een selectie van vijf uiterwaarden (zie tabel 1), waarvan vier alleen gelegen zijn in VR-gebied en één in zowel VR- als HR-gebied. Het Definitief Ontwerp van deze uiterwaarden is opgenomen in bijlage A bij deze passende beoordeling. In het Definitief Ontwerp zijn de werkzaamheden en werklocaties weergegeven. Verwijdering van vegetatie in deze uiterwaarden is reeds in de vergunningaanvraag tranche 4 aangevraagd. Voorliggende Passende Beoordeling heeft zodoende alleen betrekking op de aanvullende ingrepen die in het kader van Duurzaam Beheer nodig zijn. In het vervolg van deze paragraaf zijn beknopte gebiedsbeschrijvingen opgenomen. 2.1.1 Dreumelsche waard De Dreumelsche Waard ligt in de gemeente West Maas en Waal, ten westen van Dreumel. De langgerekte uiterwaard ligt tussen rivierkilometer 915 en 919,8, aan de linkeroever van de Waal. Tegenover de uiterwaard lig het natuurgebied Wetlands Passewaay. De Dreumelsche Waard is een restant van een oude riviermeander. In de uiterwaard ligt een aantal kolken die ontstaan zijn bij dijkdoorbraken in de 18 e en 19 e eeuw. De hoogte van het gebied varieert tussen de 5 tot ruim 6 m + NAP. Op een enkele locatie wordt een hoogte van 7 tot 8 m bereikt. De uiterwaard is met een oppervlak van 447,37 ha relatief groot. De terreinen zijn in eigendom van Staatsbosbeheer, Bureau Beheer Landbouwgronden, De Staat (Financiën), Waterschap Rivierenland, Friendschip B.V., Dekker B.V. en drie particulieren. Staatsbosbeheer voert beheer uit met onder andere grote grazers. Door het gebied loopt een struinroute. De Dreumelsche Waard is bereikbaar vanaf de N332, via de Waaldijk. 2.1.2 Drutensche waarden oost De Drutensche Waarden oost ligt in de gemeente Druten, ten westen van de kern Druten. Het gebied ligt op de linkeroever van de rivier de Waal, tussen rivierkilometer 903 en 906. Het gebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Veerdam en aan de westzijde door de Noord- Zuid. Het gebied wordt in het zuiden begrensd door de Waalbandijk. In het gebied ligt de voormalige steenfabriek Druten. De haven van deze steenfabriek is dichtgeslibd. In het gebied liggen tevens de bedrijfsterreinen van Excluton BV en Conpax verpakkingen BV. Er zijn nog enkele kolken in het gebied aanwezig. De hoogte varieert tussen de 6 en 8 m +NAP. De bedrijventerreinen liggen met een hoogte van meer dan 10 m +NAP hoger dan het overige deel van het gebied. Het gebied heeft een oppervlak van 220,93 ha. Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 9

De terreinen zijn eigendom van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL), De Staat (Financiën), Excluton (Excluton Druten B.V., Excluton Druten N.V., Azur Registergoederen B.V., Dhr. F. Van Haren), Castra B.V. (Steenfabriek Druten B.V., Steenfabriek Druten N.V.) en Waterschap Rivierenland. De Drutensche Waarden oost is bereikbaar vanaf de N322, via de Noord-Zuid en de Waalbandijk. 2.1.3 Gendtsche waarden De Gendtsche Waarden ligt in de gemeente Lingewaard, ten zuiden van de kern Gendt en ten zuiden en westen van de kern Kommerdijk. Het gebied ligt in de bocht ter hoogte van Gendt aan de linkeroever van de rivier de Waal, tussen rivierkilometer 871 en 878,5. In het gebied liggen onder andere voormalige steenfabriekterreinen, de werkende steenfabriek De Zandberg, voormalige (afgegraven) droogvelden en een bedrijfsterrein op de oeverwal. In het oostelijk deel, langs de oever van de Waal zijn een camping en manege aanwezig. Het gebied varieert in hoogte tussen de 9 en 11 m +NAP. De (voormalige) bedrijfsterreinen langs de oever liggen hoger tot ruim 15 m +NAP. De Gendtsche Waarden is met een oppervlak van 531,44 ha een relatief grote uiterwaard. De terreinen in de Gendtsche Waarden die voor het huidige project Stroomlijn relevant zijn, zijn in eigendom van Castra B.V., Staatsbosbeheer (SBB), De Staat (Infrastructuur en Milieu), De Staat (Financiën), Waterschap Rivierenland en drie particuliere eigenaren. Uiterwaard de Gendtsche Waarden is bereikbaar vanaf de N389, via de Kruisstraat, Kommerdijk en Waaldijk. 2.1.4 Gouverneursche polder De Gouverneursche polder ligt in de gemeente Neder-Betuwe, ten zuiden en westen van Ochten. Het gebied ligt aan de rechteroever van de Waal tussen rivierkilometer 902 en 906. De uiterwaard wordt bijna geheel begrensd door de Waalbanddijk. In het gebied liggen enkele oude strangen. In het verleden is in dit gebied veel klei gewonnen, hierdoor zijn diverse kleiputtencomplexen (plassen) terug te vinden in de uiterwaard. Het betreft een relatief grote uiterwaard met een oppervlak van 435,43 ha. Het gebied varieert in hoogte tussen de 6 en 8 m +NAP. In de zuidoostelijke punt is een terrein dat met 10-11 m +NAP aanzienlijk hoger ligt dan het overige deel van de uiterwaard. De terreinen zijn in eigendom van verschillende particulieren. Dekker Groep, een bedrijf dat zich bezig houdt met de winning en verwerking van zand en grind, heeft verreweg de meeste terreinen in eigendom. Door de uiterwaard loopt een struinroute voor wandelaars. Daarnaast is een deel van de terreinen in agrarisch gebruik. De begroeiing die voor dit project van belang is betreft voornamelijk bos, veelal wilgen, en riet en ruigte in de nattere delen (onder andere de oude strangen). De terreinen bestaan uit drassige gronden en zijn daardoor moeilijk te beheren. 2.1.5 Willemspolder De Willemspolder ligt in de gemeente Neder-Betuwe, tussen IJzendoorn en het Amsterdam- Rijnkanaal. Het gebied ligt aan de rechteroever van de Waal, tussen rivierkilometer 908 en 913. De Willemspolder wordt aan de noordzijde begrensd door de Waalbandijk. Door klei- en zandwinning in het verleden zijn in het oostelijk deel van de Willemspolder enkele plassen 10 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

gevormd. Een derde plas in het oosten ligt net buiten de polder bij IJzendoorn en is in gebruik als overnachtingshaven. De hoogte van het gebied varieert tussen 5 en 8 m +NAP. De twee bedrijventerreinen in het gebied liggen enkele meters hoger. De Willemspolder is met een oppervlak van 575,97 ha een relatief grote uiterwaard. De terreinen in de Willemspolder zijn eigendom van Dekker Groep, Wienerberger B.V., Gemeente Neder-Betuwe, Waterschap Rivierenland, De Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht en vijf particulieren. De Willemspolder is bereikbaar door vanaf de N232 de afslag naar de Waalbandijk te nemen. 2.2 INGREPEN Doel en belang Rijkswaterstaat werkt vanuit het Programma Stroomlijn aan het onderhoud van de begroeiing in de uiterwaarden. Bij hoogwater, als het water ook door de uiterwaarden stroomt, kunnen begroeiing en ophopend vuil daarin de doorstroming van het water belemmeren. Dit veroorzaakt een nog hoger waterpeil en vergroot het risico op overstromingen. Goed beheer en onderhoud van de begroeiing in de uiterwaarden is daarom erg belangrijk voor de hoogwaterveiligheid. Zo zorgt het Programma Stroomlijn voor betere doorstroming van de rivieren bij hoogwater. Hierdoor wordt het risico op overstromingen verkleind. Rijkswaterstaat heeft de afgelopen jaren onderzocht op welke plekken het water bij hoogwater het hardst door de uiterwaarden stroomt (de zogenoemde stroombaan ) en vastgesteld welke begroeiing de doorstroming het meest belemmert. Het voornemen van Rijkswaterstaat is om na een zorgvuldige afweging van belangen zoveel mogelijk bomen en struiken uit de stroombaan van de rivier te verwijderen. Zo kan het vele rivierwater ook via de uiterwaarden ongehinderd naar zee stromen. Duurzaam Beheer Na de eenmalige verwijdering van ruwe vegetatie moet op regelmatige basis beheer plaatsvinden, om te voorkomen dat er opnieuw belemmeringen voor de doorstroming ontstaan. Hiervoor zijn normkosten veiligheidsbeheer vastgesteld. Sommige terreinen kunnen door fysieke belemmeringen niet voor de normkosten veiligheidsbeheer worden onderhouden. Het gaat bijvoorbeeld om terreinen met stenige ondergrond of terreinen met te veel oneffenheden voor machinaal onderhoud. Waar mogelijk worden op deze terreinen aanvullende maatregelen uitgevoerd, de zogenoemde Duurzaam Beheer-maatregelen. Hiermee worden de fysieke belemmeringen weggenomen, zodat deze terreinen blijvend voor normkosten veiligheidsbeheer kunnen worden onderhouden. Uitvoering In het Definitief Ontwerp (bijlage A) is te zien welke werkzaamheden op welke locaties uitgevoerd worden. Elke Duurzaam Beheer-maatregel heeft een eigen objectnaam. De eerste twee letters geven de afkorting van de naam van de uiterwaard. Het aansluitende nummer geeft het type Duurzaam Beheer aan. Bijvoorbeeld: DZ_3 staat voor uiterwaard De Zandmeren met Duurzaam Beheer-type 3 Oneffen terrein. Elk terreintype is gekoppeld aan een eigen type Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 11

Duurzaam Beheer (DB)-maatregel. De volgende vier typen Duurzaam Beheer-maatregelen zijn onderscheiden: - DB Type 2 en 6: omvormen naar gras en akker (samengevoegd tot één gezamenlijk terreintype). - DB Type 3: oneffen terrein. - DB Type 4: onbegaanbaar terrein. - DB Type 5: randen langs waterpartijen. De manier van uitvoering van deze maatregelen wordt in het vervolg beschreven. Type 2 en 6: omvormen naar gras en akker Deze ruige gebieden hebben een wild karakter. Het wilde karakter zorgt voor geen landgebruik en slecht beheer van de aanwezige vegetatie. Duurzaam Beheer-maatregel type 2 is hier als oplossing ontworpen. De uitvoering van Duurzaam Beheer-maatregel type 2 en 6 bestaat uit: diep frezen van aanwezige stobben, geheel verwijderen grote stobben, fijn grondverzet plegen, egaliseren en inzaaien. Het gebied wordt opgeleverd als gras- en akkerland. Bij het egaliseren geldt dat het terrein nooit verder wordt opgehoogd dan het direct omliggende terrein buiten de Duurzaam Beheer-opgave. Type 3: oneffen terrein Deze ruige gebieden hebben een wild nat karakter. Dit zorgt voor geen landgebruik en een slecht beheer van de aanwezige vegetatie. Het verschil tussen terrein type 2 en 3 is de hoogteligging ten opzichte van een gemiddelde waterstand. Het type 3 terrein ligt gemiddeld gezien lager. Duurzaam Beheer-maatregel type 3 is hier als oplossing ontworpen. De uitvoering van Duurzaam Beheer-maatregel type 3 bestaat uit: diep frezen aanwezige stobben, ev. geheel verwijderen grote stobben, grof grondverzet plegen, egaliseren en inzaaien. Het gebied wordt opgeleverd als grasland. Bij egaliseren geldt dat het terrein nooit verder wordt opgehoogd dan het direct omliggende terrein buiten de Duurzaam Beheer-opgave. Type 4: onbegaanbaar terrein Deze vaak natte gebieden hebben lange kiemzones en zijn onbegaanbaar. Door een lange oeverhelling is er een grote kiemzone met veel wilgenopslag. Duurzaam Beheer-maatregel type 4 is hier als oplossing ontworpen. Kiemzones worden verkleind door middel van de waterpartij te verdiepen en te vergroten. Dit beperkt de wilgenopslag. De oeverzijde wordt opgehoogd met de vrijkomende grond, afgewerkt op 1:3 en sluit aan op het omringende maaiveld. Het totale gebied wordt geëgaliseerd. 50 % van de totale oppervlakte van het onbegaanbaar terrein zal worden verlaagd tot onder kiemzone. Met de vrijkomende grond wordt de overige 50% verhoogd. De uitvoering van Duurzaam Beheer-maatregel type 4 bestaat uit: diep frezen aanwezige stobben, eventueel geheel verwijderen van grote stobben, grof grondverzet inclusief aanpassing oever, egaliseren en inzaaien. Het gebied wordt opgeleverd als grasland. Bij egaliseren geldt dat het terrein nooit verder wordt opgehoogd dan het direct omliggende terrein buiten de Duurzaam Beheer-opgave. Type 5: randen langs waterpartijen Deze vaak nattere gebieden bestaan uit onbegaanbare kiemzones met veel wilgenopslag. Het verschil tussen type 4 en 5 zit in de lengte van de kiemzone. Randen langs waterpartijen hebben een kortere kiemzone. Duurzaam Beheer-maatregel type 5 is hier als oplossing ontworpen. De oeverzijde wordt geëgaliseerd en het talud wordt afgewerkt op 1:3 en sluit aan op het omringende maaiveld. De uitvoering Duurzaam Beheer-maatregel type 5 bestaat uit: 12 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

diep frezen aanwezige stobben, eventueel geheel verwijderen grote stobben, grof grondverzet inclusief aanpassing oever, egaliseren en inzaaien. Het gebied wordt opgeleverd als grasland. Bij egaliseren geldt dat het terrein nooit verder wordt opgehoogd dan het direct omliggende terrein buiten de Duurzaam Beheer-opgave. Aan- en afvoer De werkzaamheden worden aaneengesloten ingepland zodat op het moment dat materieel afgevoerd wordt werkzaamheden zoals boven beschreven geheel afgerond zijn. Af te voeren materialen worden zoveel als mogelijk direct van het werk afgevoerd. Afhankelijk van de lokale situatie vindt aan- en afvoer plaats middels as-transport over de weg of per schip over het water. De ligging van aan- en afvoerroutes wordt voorafgaand aan de werkzaamheden afgestemd op onder andere aanwezige beschermde natuurwaarden. Dit vormt onderdeel van de ecologische begeleiding van de werkzaamheden. Planning De werkzaamheden voor Duurzaam Beheer starten op zijn vroegst in augustus 2016. Oplevering van het totale werk is uiterlijk december 2017. De werkbare periode wordt afgestemd op onder andere het broedseizoen, kwetsbare periodes van beschermde soorten en perioden met hoogwater. Rechthebbenden worden uiterlijk drie weken voor de start van uitvoering geïnformeerd over de definitieve start op hun perce(e)l(en). Voor, tijdens en na de uitvoering zal op passende wijze ingespeeld worden op de op dat moment geldende weers- en terreinomstandigheden. Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 13

14 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

3 WETTELIJK KADER Op grond van de Nbwet worden Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten beschermd. Deze gebieden zijn of worden door de Minister van Economische Zaken aangewezen. Voor aangewezen Natura 2000-gebieden wordt een beheerplan vastgesteld. Beschermde natuurmonumenten, die (gedeeltelijk) binnen een Natura 2000-gebied liggen kunnen (optioneel) in dit beheerplan meegenomen worden. 3.1 NATURA 2000-GEBIEDEN Het gebiedsbeschermingsregime uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Nbwet. In verband met deze richtlijnen worden op grond van art. 10a van de Nbwet Natura 2000-gebieden aangewezen, eerst in ontwerp en vervolgens definitief. In het aanwijzingsbesluit van het gebied is opgenomen welke instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied gelden. Dit kunnen doelstellingen zijn voor habitattypen en/of plant- of diersoorten. Er kan sprake zijn van een behoudsdoelstelling of van een verbeter- of uitbreidingsdoelstelling voor een habitattype of (leefgebied van) een soort. Veel uiterwaarden langs de grote rivieren zijn of worden aangewezen als Natura 2000-gebied. Als een gebied (in ontwerp) is aangewezen als Natura 2000-gebied, dan geldt de bescherming op grond van art. 19a en verder uit de wet. Dit houdt onder andere in dat voor een nieuw plan of project in of in de nabijheid van een dergelijk gebied moet worden beoordeeld of dit doorgang kan vinden gezien de instandhoudingsdoelstellingen die voor het Natura 2000-gebied gelden. Het is op grond van art. 19d, lid 1, Nbwet namelijk verboden om zonder vergunning een project of andere handeling te realiseren of te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Als het project op zichzelf beschouwd of in cumulatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kan hebben voor het betreffende Natura 2000-gebied, dan moet de initiatiefnemer een passende beoordeling maken van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen (art. 19f, lid 1). Het project kan alleen vergund worden als het bevoegd gezag zich er op grond van de passende beoordeling van heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast (art. 19g, lid 1). Hierop bestaat een uitzondering. Als het project kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken, dan kan het project namelijk toch doorgang vinden als de zogenaamde ADC-toets succesvol kan worden doorlopen (art. 19g, lid 2, en 19h, lid 1): - (A) bij ontstentenis van alternatieve oplossingen voor het project, - (D) om dwingende redenen van groot openbaar belang, en - (C) onder de voorwaarde dat de initiatiefnemer compenserende maatregelen treft. Het is vaste jurisprudentie dat bij het bepalen of een passende beoordeling gemaakt moet worden, geen rekening gehouden mag worden met mitigerende maatregelen die getroffen zullen worden. Deze maatregelen mogen wel betrokken worden in de passende beoordeling. Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 15

Bij het programma Stroomlijn is het op voorhand (zonder het treffen van mitigerende maatregelen) niet uitgesloten dat de verschillende projecten op zichzelf beschouwd en/of in cumulatie met andere plannen of projecten bekeken, significante gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied. Daarom wordt voor elk deelproject afzonderlijk een passende beoordeling uitgevoerd. In onderliggende passende beoordeling wordt onderzocht of het deelproject Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer van het programma Stroomlijn, inclusief het treffen van mitigerende maatregelen en inclusief cumulatieve effecten van andere relevante plannen of projecten, kan leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken. 3.2 BESCHERMDE NATUURMONUMENTEN Beschermde natuurmonumenten zijn natuurgebieden die in het verleden zijn aangewezen vanwege de bijzondere natuurwaarden, landschappelijke schoonheid, rust en wetenschappelijke waarde. De aanwijzing geschiedt op grond van art. 10 Nbwet. De bescherming ervan is geregeld in art. 16 tot en met 19 Nbwet. Het is verboden om zonder een vergunning handelingen in een beschermd natuurmonument te verrichten die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren. Alle beschermde natuurmonumenten waar programma Stroomlijn mee te maken heeft vallen qua ligging samen met gebieden die (in ontwerp) zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. In dergelijke gevallen volgt uit art. 19ia Nbwet dat één vergunning wordt verleend, waarin zowel een toets plaatsvindt aan de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen conform art. 19d e.v. als aan de beschermde waarden van het beschermde natuurmonument conform art. 16 e.v. Percelen 1 en 2 zijn niet gelegen in of in de nabijheid van een beschermd natuurmonument. In dit rapport wordt daarom verder niet ingegaan op beschermde natuurmonumenten. 3.3 BEVOEGD GEZAG Uit art. 2a Nbwet volgt dat Gedeputeerde Staten van de provincie waar het Natura 2000-gebied en/of het beschermde natuurmonument is gelegen waar effecten optreden in principe bevoegd zijn om de Nbwetvergunning te verlenen. Hierop bestaat een uitzondering voor de activiteiten die in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 zijn genoemd. Voor die activiteiten is de Minister van Economische Zaken bevoegd om de Nbwetvergunning te verlenen (art. 16, lid 6 en art. 19d, lid 5). Het gaat onder andere om het treffen van maatregelen en voorzieningen die nodig zijn met het oog op de ontwikkeling, werking en bescherming van de hoofdwateren in de zin van het Waterbesluit (art. 2, sub e van het Besluit). Dit betekent dat de Minister bevoegd is voor de Nbwetvergunningverlening voor Stroomlijn. 16 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

4 TOETSING NATURA 2000 4.1 METHODE Stroomlijn omvat het verwijderen van ruwe vegetatie, al dan niet in combinatie met Duurzaam Beheer-maatregelen, uit de uiterwaarden van de grote rivieren. Habitattypen die beschermd worden door de Nbwet die mogelijk effecten ondervinden van de Duurzaam Beheerwerkzaamheden zijn over het algemeen: H6120 stroomdalgraslanden, H6430A ruigten en zomen (moerasspirea en grote valeriaan), H6430B ruigten en zomen (wilgenroosje en moerasmelkdistel), H6510 glanshaver- en vossenstaarthooilanden, H91E0A zachthoutooibossen, H91E0B - essen-iepenbossen, H91F0 droog hardhoutooibos. Soorten die beschermd worden door de Nbwet die mogelijk effecten ondervinden van de werkzaamheden zijn over het algemeen: bittervoorn, kleine modderkruiper, bever, meervleermuis, kamsalamander, roerdomp, woudaap, grote karekiet, porseleinhoen, kwartelkoning, blauwborst, aalscholver, dodaars, watersnip en ijsvogel. Daarnaast ondervinden watervogels mogelijk nadelige effecten. In het document Achtergronddocument bij de passende beoordeling en het activiteitenplan voor het programma Stroomlijn (Rijkswaterstaat, 2013b, bijlage C) is onderbouwd waarom andere habitattypen en soorten dan de hierboven genoemde, maar die wel voorkomen in de uiterwaarden, in principe geen effecten ondervinden en dus niet zijn onderzocht. In het plangebied is in 2012 door Royal Haskoning/Waardenburg een flora- en faunainventarisatie uitgevoerd naar de voor Stroomlijn relevante soorten. In 2013 heeft aanvullend nog in 18 uiterwaarden een inventarisatie naar vleermuizen plaatsgevonden. Deze inventarisatie vormt de basis voor de effectbeoordeling en staat beschreven in de eindrapportage Flora en Fauna inventarisaties Stroomlijn (Royal Haskoning/Bureau Waardenburg, 2013, bijlage B). De onderzoeksstrategie voor dit onderzoek is in 2012 afgestemd en op 31 juli 2012 goedgekeurd door het Bevoegd Gezag (minister van Economische Zaken). In sommige gevallen is hiervan tijdens de inventarisatie afgeweken. Deze afwijkingen zijn besproken met Bevoegd Gezag op 26 februari 2013. De door de provincie Gelderland gemaakte meest recente kaarten van de beschermde habitattypen binnen de Rijntakken gelden als basis voor de effectbeoordeling in deze passende beoordeling. Voor het maken van deze kaarten is gebruik gemaakt van de ecotoopkarteringen, de oude habitattypekaarten van de provincie, de inventarisatie van Royal Haskoning/Bureau Waardenburg en luchtfoto s. Daarnaast hebben ecologen van Natuurbalans-Limes Divergens in de maanden mei en juni 2014 aan alle ingreeplocaties een eenmalig verkennend veldbezoek gebracht. Deze bezoeken hadden ten doel om de huidige situatie in het veld te beoordelen en de onderzoeksgegevens uit 2012 te actualiseren. Daarbij is specifiek gezocht naar (sporen van) de hierboven genoemde soorten. Tevens zijn in januari-februari 2015 veldonderzoeken uitgevoerd naar het voorkomen van vogels met jaarrond beschermde nesten (Flora- en faunawet) en bevers op locaties waar Stroomlijningrepen plaatsvinden. Op een aantal locaties bleek in het kader van Duurzaam Beheer-maatregelen voor vissen aanvullend onderzoek nodig. Specifiek ging het om wateren Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 17

die grenzen aan locaties met Duurzaam Beheer-maatregelen en waar mogelijk grondverzet plaatsvindt aan de oevers. Deze wateren zijn in juni en augustus 2015 met behulp van handelektro-apparatuur onderzocht op aanwezigheid van beschermde vissen. Tevens heeft Natuurbalans-Limes Divergens aanvullend bronnenonderzoek uitgevoerd waarin de volgende recente gegevens zijn betrokken: Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF): gegevens uit 2013-2014, als toevoeging op de reeds door Royal Haskoning/Waardenburg verzamelde NDFF-gegevens tot en met 2012. Interne databank Natuurbalans-Limes Divergens met daarin o.a. diverse projecten in uiterwaarden binnen het ingreepgebied Stroomlijn fase 3 percelen 1 en 2 (Felix, 2010, 2011, 2012; de Goeij en Hoogerwerf, 2010). Databestand onderzoek (zowel literatuur als aanvullende inventarisaties) beschermde natuurwaarden van EcoGroen Advies in projectgebied Waalweelde Beuningen (klimaatbuffer en Stroomlijn fase 2). Input beverdeskundige Gijs Kurstjens en beverwerkgroep CaLutra met betrekking tot de actuele verspreiding van bever in het ingreepgebied Stroomlijn fase 3 percelen 1 en 2. Eveneens is een notitie opgesteld met aanvullende richtlijnen t.b.v. omgang met bevers voor het project inhaalslag Stroomlijn (Natuurbalans, 2014; bijlage E). Deze notitie dient als aanvulling op het Model Passende Beoordeling (Rijkswaterstaat, 2013a). Aanvullende informatie vanuit gesprekken met rechthebbenden (omgevingsmanagement) met betrekking tot waarnemingen van beschermde natuurwaarden. De combinatie van alle bovengenoemde onderzoeken vormt het vertrekpunt van de toetsing aan de Nbwet. De toetsing aan de Nbwet is uitgevoerd door de volgende stappen te doorlopen: Welke instandhoudingsdoelstellingen kunnen effecten ondervinden gezien de ingrepen die uitgevoerd gaan worden op basis van het Definitief Ontwerp? Zijn de effecten te mitigeren? Is er sprake van aantasting van de natuurlijke kenmerken gezien de effecten van de ingrepen, de mitigerende maatregelen die getroffen worden en de cumulatieve effecten die kunnen optreden? 4.2 EFFECTBEOORDELING NBWET ALGEMEEN Voor de relevante instandhoudingsdoelstellingen wordt in het vervolg van dit hoofdstuk per habitattype, habitatsoort en vogelsoort en per doelstelling een nadere effectanalyse gegeven. Deze analyse heeft alleen betrekking op effecten van de Duurzaam Beheer-maatregelen (grondverzet). Effecten als gevolg van het verwijderen van vegetatie komen hier niet meer aan de orde. Deze zijn namelijk reeds getoetst in de passende beoordeling voor tranche 4 (van de Koppel et al, 2015). Bij de effectanalyse is uitgegaan van de volgende uitvoeringsvoorwaarden die binnen het programma Stroomlijn worden gehanteerd. Indien van deze uitvoeringsvoorwaarden moet worden afgeweken, dan is dat in de effectenanalyse aangegeven. 18 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

Algemene uitvoeringsvoorwaarden: De werkzaamheden worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de betreffende soorten. Deze ecologische begeleiding wordt gedocumenteerd. Er wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin alle ten behoeve van de betreffende soorten te nemen maatregelen worden vastgelegd. Dit ecologisch werkprotocol is op de locatie aanwezig en bekend onder betrokken werknemers. De werkzaamheden worden conform dit protocol uitgevoerd. Uitvoeringsvoorwaarden habitattypen: In de nabijheid van de volgende habitattypen vinden geen Duurzaam Beheerwerkzaamheden plaats, waardoor effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten: o H3150 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden; o H3260B Beken en rivieren met waterplanten (grote fonteinkruiden); o H3270 Slikkige rivieroevers. Aan- en afvoerroutes worden zo kort mogelijk gehouden, maar zijn niet gelegen op de locatie van (potentiële) kwalificerende habitattypen. Daartoe wordt de ligging van aan- en afvoerroutes vastgesteld in overleg met een deskundige. Indien nodig worden kwalificerende delen afgezet door een deskundige, opdat er geen rijbewegingen of werkzaamheden in het habitattype plaatsvinden. Uitvoeringsvoorwaarden soorten: Met de aanleg van aan- en afvoerwegen wordt rekening gehouden met de verstoringsafstand van de betreffende soorten. Daartoe wordt de ligging van aan- en afvoerroutes vastgesteld in overleg met een deskundige. De werkzaamheden worden uitgevoerd vanaf een half uur na zonsopkomst tot een half uur voor zonsondergang. Maatregelen die specifiek per habitat of soort worden getroffen, worden in het vervolg van dit hoofdstuk beschreven. In de gebieden waarvoor een uitbreidingsdoelstelling geldt voor een bepaald habitattype, is bij de effectbeoordeling niet alleen gekeken naar het aanwezige kwalificerende habitattype, maar ook naar habitattype dat nog niet kwalificeert, maar zich al wel ontwikkelt in de richting van dit habitattype. In deze rapportage wordt dit potentieel habitattype genoemd. In de gebieden waarvoor een uitbreidingsdoelstelling geldt voor een bepaalde soort, wordt niet alleen naar de eventuele aanwezigheid van soorten gekeken, maar ook naar (nog niet bezet) leefgebied van een bepaalde soort. In deze rapportage wordt dit potentieel leefgebied genoemd. 4.3 EFFECTBEOORDELING HABITATRICHTLIJN De Gendtsche Waarden is de enige uiterwaard binnen het Habitatrichtlijngebied waar Duurzaam Beheer-maatregelen plaatsvinden. Zodoende wordt voor onderstaande beoordeling alleen deze uiterwaard betrokken. Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 19

4.3.1 H6120 Stroomdalgraslanden Voor algemene informatie over stroomdalgraslanden, zoals een kenschets, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken. De instandhoudingsdoelstelling voor stroomdalgraslanden is: Natura 2000-gebied Instandhoudingsdoelstellingen Oppervlakte Kwaliteit Rijntakken uitbreiding verbetering Aanwezigheid en effectbeoordeling In de Gendtsche Waarden is het kwalificerende habitattype stroomdalgrasland niet aanwezig. Daarmee zijn negatieve effecten op aanwezige stroomdalgraslanden door de voorgenomen werkzaamheden uitgesloten. Ook de uitbreidingsdoelstelling komt niet in het geding door de voorgenomen werkzaamheden, omdat enerzijds de werklocatie geen potentieel habitattype vormt en anderzijds ontwikkelingskansen voor dit habitattype binnen de grenzen van het Natura2000-gebied blijven bestaan. 4.3.2 H6430 Ruigten en zomen Voor algemene informatie over ruigten en zomen, zoals een kenschets, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken. Van het habitattype Ruigten en zomen worden drie subtypen onderscheiden: subtype A met moerasspirea, subtype B met harig wilgenroosje (geen instandhoudingsdoelstelling voor betreffende Natura 2000-gebied) en subtype C van droge bosranden. Alleen voor subtype A zijn mogelijk effecten te verwachten. De instandhoudingsdoelstelling voor ruigten en zomen is: Natura 2000-gebied Instandhoudingsdoelstellingen Oppervlakte Kwaliteit Rijntakken A behoud A behoud Aanwezigheid en effectbeoordeling In de Gendtsche Waarden is het kwalificerende habitattype ruigten en zomen niet aanwezig. Daarmee zijn negatieve effecten op dit habitattype door de voorgenomen werkzaamheden uitgesloten. 4.3.3 H6510 Glanshaver- en vossenstaarthooilanden Voor algemene informatie over glanshaver- en vossenstaarthooilanden, zoals een kenschets, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken. 20 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

De instandhoudingsdoelstelling voor glanshaver- en vossenstaarthooilanden is: Natura 2000-gebied Instandhoudingsdoelstellingen Oppervlakte Kwaliteit Rijntakken uitbreiding verbetering Aanwezigheid en effectbeoordeling In de Gendtsche waarden bevinden zich twee zeer kleine snippers van het kwalificerende habitattype (verspreidingskaart in bijlage F). Beide locaties liggen op circa een kilometer afstand van de ingreeplocatie voor Duurzaam Beheer. Zodoende worden de aanwezige glanshaver- en vossenstaarthooilanden volledig ontzien bij de werkzaamheden en blijft het habitattype behouden. Ook de uitbreidingsdoelstelling komt niet in het geding door de voorgenomen werkzaamheden, omdat enerzijds de werklocatie geen potentieel habitattype vormt en anderzijds ontwikkelingskansen voor dit habitattype binnen het Natura2000-gebied blijven bestaan. 4.3.4 H91E0A Zachthoutooibossen Voor algemene informatie over zachthoutooibos, zoals een kenschets, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken. De instandhoudingsdoelstelling voor zachthoutooibos is: Natura 2000-gebied Instandhoudingsdoelstellingen Oppervlakte Kwaliteit Rijntakken behoud verbetering Aanwezigheid en effectbeoordeling In de Gendtsche Waarden is volop zachthoutooibos aanwezig, ook direct grenzend aan de ingreeplocatie (verspreidingskaart in bijlage F). Er vinden geen ingrepen plaats op locaties met zachthoutooibos, zoals te zien is in het definitief ontwerp (bijlage A). Al het aanwezige zachthoutooibos blijft gespaard. Daarmee zijn negatieve effecten op dit habitattype, zowel voor behoud als voor kwaliteitsverbetering, uitgesloten en komen de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar door de voorgenomen ingreep. 4.3.5 H91E0B Essen-iepenbossen Voor algemene informatie over essen-iepenbos, zoals een kenschets, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken. Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 21

De instandhoudingsdoelstelling voor essen-iepenbos is: Natura 2000-gebied Instandhoudingsdoelstellingen Oppervlakte Kwaliteit Rijntakken uitbreiding verbetering Aanwezigheid en effectbeoordeling In de Gendtsche Waarden is het kwalificerende habitattype essen-iepenbossen niet aanwezig. Daarmee zijn negatieve effecten op aanwezige essen-iepenbossen door de voorgenomen werkzaamheden uitgesloten. Ook de uitbreidingsdoelstelling komt niet in het geding door de voorgenomen werkzaamheden, omdat enerzijds de werklocaties geen potentieel habitattype vormen en anderzijds ontwikkelingskansen voor dit habitattype binnen de grenzen van het Natura2000-gebied, buiten de stroombaan, blijven bestaan. 4.3.6 H91F0 Droge hardhoutooibossen Voor algemene informatie over hardhoutooibos, zoals een kenschets, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken. De instandhoudingsdoelstelling voor hardhoutooibos is: Natura 2000-gebied Instandhoudingsdoelstellingen Oppervlakte Kwaliteit Rijntakken uitbreiding verbetering Aanwezigheid en effectbeoordeling In de Gendtsche Waarden is het kwalificerende habitattype droog hardhoutooibos niet aanwezig. Daarmee zijn negatieve effecten op aanwezige droge hardhoutooibossen door de voorgenomen werkzaamheden uitgesloten. Er is echter wel bos aanwezig dat potentie heeft om zich te ontwikkelen tot droog hardhoutooibos. Hier is reeds de aanzet naar dit habitattype zichtbaar. Er bevinden zich kenmerkende soorten als boskortsteel, bosrank, gevlekte dovenetel en gewone vogelmelk. Het betreffende bos bevindt zich op de hogere oeverwal direct ten westen van de steenfabriek met een, voor droge hardhoutooibossen, geschikte bodem van zand/zavel. Het overlapt deels met het aanwezige zachthoutooibos. Deze locatie is ruim verwijderd (ca. 1 kilometer) van de ingreeplocatie voor Duurzaam Beheer. Het potentiële droge hardhoutooibos blijft zodoende volledig gespaard. Ook blijven ontwikkelingskansen voor dit habitattype binnen de grenzen van het Natura2000-gebied, buiten de stroombaan, bestaan. Daardoor komt de uitbreidingsdoelstelling niet in het geding door de voorgenomen werkzaamheden. 22 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling

4.3.7 Bittervoorn Voor algemene informatie over de bittervoorn, zoals leefgebied, leefwijze, populatieontwikkeling en verspreiding, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken en naar de soortenstandaard over de bittervoorn (Rijkdienst voor Ondernemend Nederland, 2014). De instandhoudingsdoelstelling voor de bittervoorn is: Natura 2000 gebied Instandhoudingsdoel Omvang leefgebied Kwaliteit leefgebied Omvang populatie Rijntakken behoud behoud behoud Aanwezigheid Direct ten noorden van de ingreeplocatie Duurzaam Beheer in de Gendtsche Waarden is een geïsoleerde waterpartij aanwezig. Aangezien een deel van de zuidoever van deze waterpartij vergraven zal worden bij de werkzaamheden, heeft op 8 juli 2015 onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van beschermde vissoorten. Hierbij is de aanwezigheid van zowel bittervoorn als kleine modderkruiper vastgesteld. Overige krachtens de NB-wet beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen en worden hier ook niet verwacht. Bittervoorn komt vooral voor in delen van het water met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie of oevervegetatie en een diepte van minimaal 45 centimeter. De soort is aangetroffen in dichter begroeide delen van het water, zowel langs de oever als verder in het water. Op basis van de resultaten van het visonderzoek is de geïsoleerde waterpartij in de Gendtsche Waarden te beoordelen als voortplantingswater en vaste rust- en verblijfplaats van bittervoorn. Effectbeoordeling De Duurzaam Beheer-maatregelen hebben betrekking op werkzaamheden aan water- of moeraszones. Dit betekent dat riet/ruigte en struweel aan de oever wordt verwijderd en dat aan de oever graafwerkzaamheden plaatsvinden. Tevens kan grond worden aangebracht. Deze werkzaamheden duren enkele dagen en vinden alleen plaats aan de oevers; verder blijft het open water onaangetast. Effecten beperken zich tot een lokale en tijdelijke verstoring van de oeverzone. Voor bittervoorn geldt dat het potentieel geschikt leefgebied grotendeels gespaard blijft (behoud kwantiteit). Ook leiden de Duurzaam Beheer-maatregelen niet tot verslechtering van de kwaliteit van het leefgebied. Aantasting van de functionaliteit van het leefgebied is daarmee niet aan de orde voor bittervoorn. Wel leiden de Duurzaam Beheer-maatregelen tijdens de uitvoering in delen van het water tot verstoring van voortplantings- en vaste rust- of verblijfplaatsen van bittervoorn. Negatieve effecten als gevolg hiervan worden zoveel mogelijk beperkt door onderstaande uitvoeringsvoorwaarden in acht te nemen. In het kader van de zorgplicht FF-wet dient bovendien zoveel mogelijk voorkomen te worden dat vissen gedood of verwond worden. Ook daarvoor zijn uitvoeringsvoorwaarden opgenomen. Uitvoeringsvoorwaarden Voor de uitvoering van de werkzaamheden gelden de volgende uitvoeringsvoorwaarden (naast de al in par. 4.2 genoemde): Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling 23

Werkzaamheden in het water vinden plaats buiten de kwetsbare periode van voortplanting (april - augustus). Aangezien de werkzaamheden alleen betrekking hebben op de ondiepere oeverzone kan wel gewerkt worden in de periode van winterrust (november - maart), omdat de vissen zich dan vooral in de diepere delen van het water bevinden; In de maanden november-maart kan alleen gewerkt worden wanneer: o Het water ijsvrij is en de luchttemperatuur boven de 0 C is; o Een deskundige aangeeft dat de betreffende populaties zich niet ter plaatse van de werkzaamheden bevinden, of wanneer deze zo nodig effectief kunnen worden weggevangen en verplaatst; o Onder begeleiding van een deskundige. In de maanden juli en augustus kunnen werkzaamheden alleen plaatsvinden wanneer door een deskundige beoordeeld is dat dit verantwoord is. Werkzaamheden in het water worden in één richting uitgevoerd, zodat de vissen kunnen wegvluchten. Er wordt nooit meer dan 75% van het leefgebied aangetast door de werkzaamheden. Direct voorafgaand aan graafwerkzaamheden in open water (oeverzone) worden aanwezige vissen weggevangen en verplaatst naar een ander deel van het water, buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Het wegvangen van vissen is in dit geval een zinvolle maatregel, aangezien er geen sprake is van een permanente afname van habitat; na afloop van de werkzaamheden kunnen de vissen zelfstandig weer terugkeren naar de ingreeplocatie. Het wegvangen vindt alleen plaats op dagen waarop het water ijsvrij is en de temperatuur boven nul is. 4.3.8 Kleine modderkruiper Voor algemene informatie over de kleine modderkruiper, zoals leefgebied, leefwijze, populatieontwikkeling en verspreiding, wordt verwezen naar het profielendocument van het ministerie van Economische Zaken en naar de soortenstandaard over de kleine modderkruiper (Rijkdienst voor Ondernemend Nederland, 2014). De instandhoudingsdoelstelling voor de kleine modderkruiper is: Natura 2000 gebied Instandhoudingsdoel Omvang leefgebied Kwaliteit leefgebied Omvang populatie Rijntakken behoud behoud behoud Aanwezigheid Direct ten noorden van de ingreeplocatie Duurzaam Beheer in de Gendtsche Waarden is een geïsoleerde waterpartij aanwezig. Aangezien een deel van de zuidoever van deze waterpartij vergraven zal worden bij de werkzaamheden, heeft op 8 juli 2015 onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van beschermde vissoorten. Hierbij is de aanwezigheid van zowel bittervoorn als kleine modderkruiper vastgesteld. Overige krachtens de NB-wet beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen en worden hier ook niet verwacht. Kleine modderkruiper bevindt zich met name op flauwere oevers met kale plekken. Vooral jonge dieren hebben een voorkeur voor deze ondiepe oeverzones, maar verder is de soort niet kieskeurig. Alleen dichtgegroeide of verlande delen zijn ongeschikt. Op basis van de resultaten van het 24 Stroomlijn Fase 3 Percelen 1 en 2 Duurzaam Beheer - Passende Beoordeling