pag.: 1 van 5 Zelftest leerstijlen van Kolb Met deze test kunt u uw eigen leerstijlprofiel in beeld brengen, en uw voorkeursleerstijl bepalen. Werkwijze Hieronder ziet u negen horizontale rijen van elk vier woorden. Bekijk één rij woorden tegelijk. Geef van deze vier woorden als volgt uw voorkeur aan: Het woord dat het beste uw stijl karakteriseert, geeft u een 4. Het woord dat daarna het beste uw stijl weergeeft, geeft u een 3. Het woord dat u daarna weer het meest aanspreekt, geeft u een 2. Het woord dat het minste bij u past, geeft u een 1. Geef elk van de vier woorden een verschillende waardering. Maak geen dubbele keuzes. Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 Kolom 4 1 onderscheidend zoekend betrokken praktisch 2 receptief relevant analytisch onpartijdig 3 gevoelsmatig toekijkend denkend al doende 4 accepterend risico nemend evaluatief bewust 5 intuïtief productief logisch bevragend 6 abstract observerend concreet actief 7 georiënteerd op het heden 8 ervaring observatie reflecterend toekomstgericht pragmatisch conceptualiseren experimenteren 9 intens gereserveerd rationeel verantwoordelijk Score Tel van de eerste kolom de cijfers op van de woorden van rij 2, 3, 4, 5, 7 en 8. Kruis uw score aan op de dimensie concrete ervaringen. Tel van de tweede kolom de cijfers op van de woorden van rij 1, 3, 6, 7, 8 en 9. Kruis uw score aan op de dimensie observaties en reflectie. Tel van de derde kolom de cijfers op van de woorden van rij 2, 3, 4, 5, 8 en 9. Kruis uw score aan op de dimensie vorming van abstract begrippen en generalisaties. Tel van de vierde kolom de cijfers op van de woorden van rij 1, 3, 6, 7, 8 en 9. Kruis uw score aan op de dimensie experimenteren/toetsing van nieuwe begrippen in nieuwe situaties. Trek lijnen tussen de vier punten. Het kwadrant dat de meeste ruimte inneemt, staat voor uw voorkeurstijl van leren.
pag.: 2 van 5 concrete ervaringen 20 18 17 afbeelding: leerstijlprofiel volgens Kolb experimenteren/ toetsing van nieuwe begrippen in nieuwe situaties doen 20 19 18 17 16 15 14 13 11 16 15 14 13 12 11 10 9 13 20% 40% 60% 80% 100% bezinnen 9 10 11 12 13 14 15 17 19 observaties en reflectie 15 17 18 beslissen 19 20 21 22 23 vorming van abstracte begrippen en generalisaties denken Iemand die in het kwadrant tussen concrete ervaringen en observaties en reflectie uitkomt met zijn hoogste score voor de test, heeft daar het zwaartepunt van zijn leerstijl. Zo iemand wordt een bezinner genoemd. De andere leerstijlen typeert Kolb met denker, beslisser en doener. Op basis van zijn onderzoek is hij tot de volgende eigenschappen per leerstijl gekomen. De doener Kwadrant tussen experimenteren/toetsing van nieuwe begrippen in nieuwe situaties en concrete ervaringen. Doeners zijn accommodatoren. Zij blinken uit in het zich onmiddellijk aanpassen aan nieuwe situaties. Zij hebben de volgende kenmerken: Ze zijn sterk in het uitvoeren van plannen en experimenten. Ze experimenteren met nieuwe dingen. Ze nemen risico s. Ze excelleren in nieuwe situaties. Ze gaan gemakkelijk om met mensen. Ze zijn soms ongeduldig en dwingerig. Ze negeren plannen en feiten.
pag.: 3 van 5 De bezinner Kwadrant tussen concrete ervaringen en observaties en reflectie. Kolb noemt deze stijl de stijl van de divergers omdat deze mensen uitblinken in het genereren van ideeën. Zij hebben de volgende kenmerken: Ze hebben verbeeldingskracht. Ze ontwikkelen verscheidene perspectieven in concrete situaties. Ze genereren ideeën, bijvoorbeeld door middel van brainstorming. Ze zijn geïnteresseerd in mensen. Ze zijn emotioneel van aard. Ze zijn cultureel geïnteresseerd. De denker Kwadrant tussen observaties en reflectie en vorming van abstract begrippen en generalisaties. Denkers zijn assimilatoren. Zij blinken uit in het integreren van uiteenlopende observaties. Zij hebben de volgende kenmerken: Ze redeneren logisch. Ze vinden het belangrijk dat theorie logisch is en nauwkeurig. Ze verwerken verschillende observaties in een geïntegreerde uitleg. Ze zijn gericht op abstracte begrippen en concepten. Ze zijn minder gericht op praktisch gebruik van de theorie. Ze zijn minder gericht op mensen. De beslisser Kwadrant tussen vorming van abstract begrippen en generalisaties en experimenteren/toetsing van nieuwe begrippen in nieuwe situaties. Dit zijn convergers. Ze blinken uit in situaties waar één antwoord nodig is om een kwestie op te lossen. Zij hebben de volgende kenmerken: Ze vertalen ideeën praktisch. Ze zijn gericht op eenduidige, enkelvoudige antwoorden. Ze zijn gericht op één oplossing voor één probleem. Ze richten door redeneren hun kennis op een specifiek probleem Ze zijn relatief weinig geëmotioneerd. Ze regelen zaken liever zonder mensen dan met mensen.
pag.: 4 van 5 Verwerking testuitslag Als u de test heeft gemaakt, dan kunt u hem op de volgende manier lezen: Kijk naar de tekening die is ontstaan doordat u uw vier scores met elkaar hebt verbonden. Er is daardoor een vliegerachtige figuur ontstaan. Als u met uw scores buiten de cirkel terechtkomt, dan heeft u waarschijnlijk een telfout gemaakt. In het kwadrant of de kwadranten waarin de vlieger de meeste ruimte inneemt, ligt uw voorkeurleerstijl. Het kan zijn dat twee stijlen dicht bij elkaar liggen. De tekening kan ook een vrijwel gelijkzijdige ruit zijn, met in ieder kwadrant een ongeveer even hoge score. U kunt dan met alle leerstijlen goed meekomen en heeft geen uitgesproken leerstijl. Zo n ruitvorm wordt ook wel eens (onterecht) geïnterpreteerd als de optimaal geïntegreerde leerstijl. Er is echter geen enkele aanwijzing dat dit de beste uitslag van de test of de beste leerstijl zou zijn. Vergelijk uw voorkeurstijl met de kenmerken die per stijl zijn beschreven. Hoe uw score ook uitvalt: er is nooit sprake van goed of fout. De test geeft slechts een indicatie van uw leerstijl, niet meer en niet minder. Als u nadenkt over uw manier van leren, dan kunt u wel valkuilen en uitdagingen identificeren. Als u het idee heeft dat de uitslag van deze zelftest niet klopt, maak dan een eigen analyse van uw stijl van leren, en bespreek deze. Het is de moeite waard om te analyseren waar uw weerstand zit tegen de uitslag. Als u de test een aantal jaar geleden ook heeft gemaakt, en de uitslag van nu verschilt met die van destijds, dan is het interessant om te analyseren wat er in de loop der tijd is veranderd in uw leven. Heeft u ander werk gekregen, meer verantwoordelijkheden, een managementpositie? Heeft u in de tussentijd een opleiding gevolgd? Uw leerstijl volgt dit soort veranderingen. Wat bij deze zelftest van belang is, is welke conclusies u zelf uit de test trekt. Bent u een doener die graag meer wil leren denken? Hoe gaat u dat aanpakken? Bent u een manager die weinig heeft met beslissen en plannen? Kunt u dan wel een goede manager zijn? Kortom: wat is de kracht en wat is de valkuil van uw leerstijl? U kunt ook kijken naar het team waarin u werkt: wat is binnen dat team de overheersende stijl? En wat is de overheersende stijl in uw cursusgroep? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de vormgeving van het leerprogramma? Doeners willen graag nog meer doen en bezinners willen graag nog meer praten over hun ervaringen. Wat kan de rol zijn van reflectie, theorieën en strategieën? Negeren of juist met opzet aanbieden (als de groep er al niet zelf opkomt) om de leercirkel rond te maken? Wat kunnen we doen om het leren leuk én zinvol te maken?
pag.: 5 van 5 Doen: accommoderende leerstijl acties, doen nemen van risico s stellen van (eigen) doelen maken van eigen programma past zich goed aan aan nieuwe situaties vooral op mensen gericht brede praktische interesse intuïtief, leert door te proberen krijgt veel gedaan ontwikkelingsleren door experimenteren (toetsen) ongestructureerde trainingsvormen experimenteren simulaties praktijkopdrachten Beslissen: convergerende leerstijl ideeën, begrippen, modellen, structuren denken, logisch handelen en beredeneren vraagt situaties die zekerheid bieden gericht op één oplossing voor één probleem past ideeën goed toe in de praktijk vooral op dingen gericht gericht op resultaten regelen van zaken zonder betrokkenen belevingsleren via denkprocessen (inzicht) gestructureerde oefeningen geprogrammeerde instructie excursie, demonstratie afbeelding: kenmerken van de vier leerstijlen Bezinnen: divergerende leerstijl mensen en menselijke processen beschouwingen en verbeelding hier-en-nu ervaring bekijkt problemen van alle kanten heeft vaak nieuwe ideeën verbeeldingskracht komt soms moeilijk tot beslissen sociaal en cultureel geïnteresseerd behoefte aan klimaat waarin menselijke uitingen mogelijk zijn belevingsleren (gevoelsmatig) rollenspel groepsdiscussie videobespreking Denken: assimilerende leerstijl waarnemen, beredeneren, (over)denken opstellen van theorieën doel waarnemen en in begrippen en modellen verwoorden houdt van logische en exacte theorieën niet emotioneel brede wetenschappelijke interesse neemt goed leerstof op, brengt verscheidenheid aan gegevens in een verklaring samen belevingsleren via waarnemen, beschouwen, verwerken en analyseren cognitief leren hoorcollege, lezing case study literatuurstudie schrijfopdrachten