Meervoudig intelligent werken in het secundair onderwijs? Leerlingen zijn knap op verschillende manieren. Natuurlijk! Dat is iets wat leraren in de praktijk dagelijks meemaken. We kennen de leerlingen die teruggetrokken zijn bij de lessen Nederlands, maar heel enthousiast zijn bij de lessen wiskunde. We kennen de leerlingen die niet zo goed zijn in wiskunde maar uitstekend in tekenen. We kennen ook de leerlingen die moeite hebben om in de klas mee te kunnen maar in sport het haantje de voorste zijn. En daarnaast verbazen we ons over sommige leerlingen die uitblinken in bijna alles. Inderdaad, elke leerling is verschillend. Elk kind is uniek. Het model van de meervoudige intelligentie (MI) maakt het omgaan met verschillen hanteerbaar. De theorie is al in 1983 door de Amerikaanse hoogleraar Howard Gardner gepubliceerd, maar pas sinds het begin van de jaren negentig in onderwijsland doorgedrongen. Je kan fervent voor deze theorie zijn ofwel fervent tegen. Toch is het goed, als je met onderwijs bezig bent, om het begrip meervoudige intelligentie te kennen. Dit artikel gaat over de omschrijvingen en kenmerken van deze verschillende intelligenties. Wat is een intelligentie? Wat zijn de acht intelligenties die tot nu toe ontdekt zijn in de MI research? Kunnen we ook meervoudig intelligent werken in het secundair onderwijs? Meervoudige intelligentie Het onderzoekswerk en de theorie van Prof. Dr. Howard Gardner geeft ons een denkkader waarmee we meer greep krijgen op het ontwikkelingspotentieel van kinderen. Professor Gardner is pedagoog aan de befaamde Harvard Universiteit (VS). Hij werd bekend in 1983 door zijn baanbrekend boek Frames of Mind. The theory of Multiple Intelligences. Daarin beschrijft hij de meervoudige intelligentie. Hij onderkent dat er grote verschillen tussen leerlingen zijn, maar je kan niet zeggen dat de ene leerling knapper of dommer, minder of meer intelligent is dan een andere leerling. Een kind is niet op één maar op verschillende manieren intelligent. Volgens de theorie van de meervoudige intelligentie vertoont elk kind acht intelligenties: de verbale, de logische, de ruimtelijke, de muzische, de fysieke, de natuurgebonden, de persoonlijke en de sociale intelligentie. Iedere persoon ontwikkelt zich in een aantal van deze intelligenties sterker dan in de andere. Verschillen van kind tot kind schuilen in de manier waarop de intelligenties zijn ontwikkeld. Omgevingsfactoren (de invloed van ouders en leraren) spelen bij de aard van die ontwikkeling een rol. Gardner definieert menselijke intelligenties als vaardigheden om problemen op te lossen; om nieuwe problemen te onderkennen of te creëren; om iets bestaands aan te passen aan veranderende omstandigheden en (waar mogelijk) een product te maken dat een zekere waarde heeft binnen een om meer culturele omgevingen. Mensen blijken dat op verschillende manieren te doen. Dat komt door de wijze waar op zij gebruik maken van een reeks verschillende intelligenties. Die zijn voor iedere persoon even uniek, als een vingerafdruk. De mate waarin ze onderling in sterkte, mogelijkheden en samenwerking variëren, verschilt van mens tot mens. Anders gezegd, ieder mens heeft zijn eigen profiel van onderling op elkaar inwerkende intelligenties. Elke intelligentie kan aan sterkte winnen, zij het niet ongelimiteerd. Intelligentie is méér dan vaardig zijn in het oplossen van problemen en het leveren van binnen de school op een bepaald moment gevraagde leerprestaties. In de echte wereld werken onze intelligenties op harmonieuze wijze samen. Ze laten ons functioneren op vele verschillende manieren. Onze intelligenties helpen ons om te overleven, vaardigheden te ontwikkelen, te communiceren, creatief te zijn, waar te nemen, problemen op te lossen, de wereld te leren
kennen en wijze beslissingen te nemen. De reikwijdte van de functies van de intelligenties is breed. Intelligenties zijn multidimensionaal en onderling afhankelijk Voordat we een overzicht geven bij iedere intelligentie moet ik waarschuwen voor twee misvattingen die kunnen ontstaan. Bij het beschouwen van een intelligentie op zich moeten we voorzichtig zijn niet de indruk te wekken dat de intelligenties zelfstandig en afzonderlijk werken. Dat doen ze niet! We maken de hele tijd gebruik van alle intelligenties. Intelligent gedrag kenmerkt zich vooral doordat meerdere intelligentiegebieden geïntegreerd samenwerken. We moeten ook oppassen niet de indruk te wekken dat de intelligenties alleen bestaan uit de enkele vaardigheden die naar voren komen. Alle intelligenties zijn van elkaar afhankelijk en het is heel normaal dat iemand in sommige aspecten van een intelligentie sterk ontwikkeld is en in andere niet. De gegeven voorbeelden van de intelligenties zijn slechts illustratief. Ze kunnen de reeks vaardigheden die geassocieerd worden met elke intelligentie niet omvatten en ook niet de relatie tussen vaardigheden binnen intelligenties. Laten we eens kijken naar de acht intelligenties die tot nu toe in de MI theorie benoemd zijn. In wat volgt geef ik een overzicht van elke intelligentie. Het overzicht begint met hoe een leerling denkt en geeft dan de verschillende vaardigheden en voorkeuren aan die met de intelligentie geassocieerd worden. Bedenk daarbij dat het overzicht altijd uit te breiden is met uw eigen ervaringen op dit gebied. De acht intelligenties 1. Verbale intelligentie (VL) of Verbaal linguïstische intelligentie (NL) of Woord Knap De leerling denkt. De leerling denkt vooral in woorden en begrippen. mondelinge (praten, luisteren) en geschreven communicatie (lezen, schrijven); verhalen bedenken; debatteren en discussiëren; vreemde talen leren; woordspelletjes doen; begrijpend lezen; citaten en spreekwoorden onthouden; goed zijn in spelling; grappige verhaaltjes vertellen; woordspelingen maken en rijmen; gebruik van correcte grammatica; gebruik van een rijke woordenschat; coderen en decoderen van taal; voordrachten houden; uitleg vragen; argumenteren; als het ware een radar hebben om nuances en niveaus in taaluitingen snel aan te voelen; 2. Logische intelligentie (VL) of Logisch mathematische intelligentie (NL) of Reken / Redeneer Knap De leerling denkt in systemen, redeneert altijd en analyseert graag.
analyseren; berekeningen maken; deduceren; ontdekken van functies en verbanden; schatten; voorspellen; experimenteren; dingen uitdenken; patronen ontdekken en ontwerpen; induceren; organiseren en samenvatten; strategische spelletjes spelen; vragen stellen; abstract redeneren; selecteren; volgorde bepalen; denken over en het oplossen van problemen; bepalen van relaties zoals oorzaak - gevolg en als dan ; creëren van; analyseren van de samenstelling van objecten en situaties; het gebruik van abstracte symbolen; het ontdekken en gebruiken van algoritmen en logische reeksen; ordenen; kritisch denken; begroten; 3. Ruimtelijke intelligentie (VL) of Visueel ruimtelijke intelligentie (NL) of Beeld / Ruimte Knap De leerling denkt in beelden en voorstellingen. waarderen en creëren van architectuur; waarderen en creëren van pagina - lay-out; arrangeren en decoreren; bouwen van modellen; tabellen en grafieken; kleuren combineren; interieur ontwerpen; tekentjes krabbelen; iets voorstellen in detail; visualiseren; navigatie en goed richtinggevoel; spelen van visuele spelletjes; plattegronden en kaarten lezen en maken; visuele details herinneren; in het hoofd figuren roteren; perspectief van de ander zien; oplossingen voor problemen zien ; puzzels leggen; denken in plaatjes en beelden; inrichten; maken van collages; beeldend bezig zijn; ontwerpen; schetsen; fantaseren; beeldhouwen; gips gieten; fotografisch geheugen; voordoen; creatieve verbeeldingskracht; 4. Muzische intelligentie (VL) of Muzikaal ritmische intelligentie (NL) of Muziek Knap De leerling denkt in muziek, in ritmes, in maat en patronen. componeren van melodieën en teksten schrijven; neuriën en fluiten; herkennen van instrumenten; maat houden en ritme herkennen; leren met behulp van liedjes; spelen op gehoor; herinneren van melodieën, liedjes en componisten; zingen en rappen; op zuivere toon zingen; zachtjes stampen en klappen; het begrijpen van de structuur van muziek; optreden; muziek beluisteren, op vele manieren zelf muziek maken; waarderen van muziek; bewust van geluid om zich heen; heeft zelf vaak geluid om zich heen; maat en ritmegevoelig; ritmes trommelen met de vingers; drummen op en met alles wat los en vast zit; met ezelsbruggetjes en rijmpjes werken om iets te onthouden; boeiend vertellen; gevoel voor ritmische aspecten van rekenen zoals de tafel van drie als ritme bij het opzeggen van de getallenrij: een, twee, drie, vier, vijf, zes, ; muziek gebruiken bij het aanleren van de tafels; 5. Fysieke intelligentie (VL) of Lichamelijk kinesthetische intelligentie (NL) of Beweging Knap
De leerling denkt in bewegingen, door te voelen. acteren en mime; atletiek; choreografie; fitness; allerlei lichamelijke oefeningen; kleine motoriek; oog hand coördinatie; grote motoriek; uithoudingsvermogen; kracht; jongleren; manipuleren van objecten; bewegen met gratie, coördinatie en precisie; sporten in het algemeen; trefzekere bewegingen (vangen; gooien; springen, ); gemakkelijk leren door iets te doen; van het leren met hoofd, hart en handen vinden zij het leren met handen heel belangrijk; 6. Natuurlijke intelligentie (VL) of Naturalistische intelligentie (NL) of Natuur Knap De leerling denkt in samenhangen, vooral met de omgeving. groene vingers ; analyseren van overeenkomsten en verschillen; genieten van planten, bloemen en bomen; bestuderen en zorgen voor planten, tuinen, huisdieren en wilde dieren; benoemen van flora, fauna en natuurverschijnselen; verzamelen van planten, insecten, stenen; ontdekken van patronen in de natuur; genieten van de capriolen van dieren; observeren van details; het weer voorspellen; het milieu beschermen; herkennen van dieren en plantensoorten, stenen, sterren en wolken; temmen en trainen van dieren; gevoelig voor de onderlinge afhankelijkheid tussen planten en dieren, voor ecologie en voor milieubeheer; ontdekkende observerende houding; mag graag vergelijken; kan goed zaken onthullen en de betekenis verklaren; onderscheiden; herkennen; categoriseren; analyseren; verzamelen (ook van dingen die niet direct uit de natuur voortkomen zoals postzegels); classificeren; gemakkelijk leren door waarnemingen buiten; 7. Sociale intelligentie (VL) of Interpersoonlijke intelligentie (NL) of Mensen/ Samen Knap De leerling denkt, door na te gaan wat de ander ervan vindt, als het ware rekening houdend met de ander. communiceren met anderen; interactie met anderen; meeleven met anderen; leiden en organiseren van groepen en evenementen; maken en behouden van vrienden; oplossen van conflicten en bemiddelen; respecteren van de rechten en meningen van anderen; het talent om het perspectief van een ander in te nemen; gevoelig zijn voor de stemmingen en motieven van anderen; begrijpen van gevoelens, waarden en behoeften van anderen zonder zichzelf weg te cijferen; werken als lid van een team; initiatief nemen, genieten van werken met, zorgen voor en leren met anderen; bereiken van overeenstemming; letten op non verbaal gedrag van wat
mensen uitstralen; bereidheid om anderen te helpen; samen dingen uitwisselen en ervaren; door gezamenlijke activiteiten leren; leren door feedback; 8. Persoonlijke intelligentie (VL) of Intrapersoonlijke intelligentie (NL) of Zelf Knap De leerling denkt door bij zichzelf te rade te gaan. aandacht schenken aan herinneringen, fantasieën, dromen; verhelderen van eigen waarden en overtuigingen; controle hebben over impulsen; ontwikkelen van gedifferentieerde meningen en overtuigingen; genieten van denktijd, tijd alleen, stille momenten; zelfbeschouwing en intuïtie; kennen van en omgaan met stemmingen en gevoelens; kennen van de eigen zwakke en sterke kanten; zichzelf motiveren; het stellen van realistische doelen; nadenken over het eigen denken; het begrijpen van innerlijk conflicten en motivaties; zelfsturend; vastberaden en doelgericht; neemt verantwoordelijkheid,; wat filosofisch ingesteld; leren interpreteren; leeft in eigen wereld; zichzelf op de achtergrond plaatsen; Meervoudige intelligentie in het secundair onderwijs Leerlingen die voor het eerst hun stappen in het secundair onderwijs zetten, hebben al heel wat ervaringen achter de rug en hebben dus al een eigen intelligentieprofiel opgebouwd. Sommige leerlingen hebben een profiel dat goed aansluit bij de traditionele manier van lesgeven. Dat geldt bijvoorbeeld voor leerlingen bij wie de verbale intelligentie goed is ontwikkeld. Zij zullen weinig problemen ondervinden, omdat bijna alle lesstof wordt aangeboden via de taal: de leraar maakt gebruik van boeken, geeft een mondelinge uitleg en vult deze schriftelijk aan op het bord. De leerlingen beantwoorden vragen uit de methode of vullen werkbladen in en ten slotte wordt een onderwerp meestal afgesloten met een schriftelijke toets. Voor verbaal intelligente leerlingen zal het niet zo moeilijk zijn om voldoende resultaten te behalen. Zij waren al goed en worden steeds beter. Ook leerlingen met een sterk ontwikkelde logische intelligentie zijn in het voordeel. Zij hebben een behoorlijk abstractieniveau en zijn zodoende in staat om logische lijnen te zien in de lesstof, in de vragen en in de toetsen. Daardoor is het voor hen gemakkelijker om de stof echt te begrijpen. Zowel verbaal intelligente leerlingen als leerlingen met een goed ontwikkelde logische intelligentie krijgen in het onderwijs veel waardering. Ze doen voldoende succeservaringen op om hun motivatie vast te kunnen houden. Zij krijgen regelmatig gelegenheid om te ervaren dat leren leuk is en om te voelen dat ze intelligent zijn. Dat geldt niet voor leerlingen die één of meer andere intelligenties sterk hebben ontwikkeld. In het onderwijs wordt (nog) niet erkend dat deze leerlingen weliswaar op een andere manier ook intelligent zijn. Er wordt bijvoorbeeld nauwelijks gebruik gemaakt van hun sterk ontwikkelde intelligenties om aan de minder sterke intelligenties te werken.
Het leren van de leerlingen bevorderen De theorie van de meervoudige intelligentie geeft leraren meer mogelijkheden om leerlingen te bereiken. Dat bevordert niet alleen een goed klimaat, maar vooral een goed leerklimaat. 1. Leraren die de theorie van de meervoudige intelligentie toepassen, kijken op een andere manier naar leerlingen. Van oudsher letten leraren vooral op wat leerlingen niet weten en niet kunnen. Maar wanneer zij leerlingen zien als meervoudige intelligentie personen met een uniek, eigen intelligentieprofiel, ligt de nadruk allereerst op wat de leerlingen wel weten en waar zij goed in zijn. De leraar die dat weet, kan de leerling begeleiden en helpen om andere intelligenties verder te ontwikkelen. Leerlingen, die in het traditioneel onderwijs weinig succeservaringen opdoen, krijgen hierdoor meer zelfvertrouwen en gaan daardoor met meer motivatie aan de slag. Daarnaast gaan leerlingen inzien dat iedereen op zijn eigen manier leert en op zijn eigen manier intelligent is. Dat bevordert onderling respect. 2. The more ways we teach, the more students we reach. Leraren die uitgaan van meervoudige intelligentie geven op uiteenlopende manieren les en bieden de leerlingen gevarieerde leerervaringen aan.. Zo bereiken zij dat er zoveel mogelijk leerlingen nieuwsgierig worden naar het onderwerp en begrip krijgen voor de essentiële onderdelen ervan. Hoe meer we in ons aanbod variëren, op hoe meer manieren we leerlingen begeleiden, hoe meer leerlingen we bereiken. De kracht van de variatie, weet je wel. Daarom geloven we heel sterk in de interactieve en coöperatieve werkvormen waarbij veel intellectuele bekwaamheden bij leerlingen worden aangesproken. 3. Als leraren uitgaan van de theorie van de meervoudige intelligentie, zien zij onderwijs in het licht van de totale ontplooiing van de leerlingen. Zij stellen zich niet alleen tot doel om de voor hun vak relevante kennis en vaardigheden over te brengen, maar zijn erop gericht om bij de leerlingen alle intelligenties zoveel mogelijk te ontwikkelen en hen te helpen om de intelligenties geïntegreerd te gebruiken. Het kan een aanzet zijn tot vakoverstijgend onderwijs. Tot slot Niets nieuws, zult u zeggen. Dat weten wij al allemaal! Precies! En dat is ook de kracht van het model. Het brengt geen nieuwe elementen aan. Het vraagt geen nieuwe vaardigheden van de leraar die hij of zij zich eerst nog weer moet leren eigen maken. Het model vervangt niet een bestaande opvatting. Nee, het voegt iets toe aan (en het herordent) datgene waar een leraar over beschikt. Wat het vraagt van een leraar is: een andere manier van kijken naar leerlingen, kijken naar het leerproces en daarop het eigen handelen aanpassen. Laat ons niet langer kijken of een leerling knap is, maar hoe een leerling knap is. De vraag is dus niet Hoe slim ben jij?, maar Hoe ben je slim?! Een leraar die zich met deze vraag bezig houdt, leert de leerlingen op een andere manier te benaderen. Hij of zij leert rekening te houden met de sterkere en zwakkere kanten van de leerling. Als we alle intelligenties waarderen en eer betonen, voldoen we aan het meest fundamentele principe van opvoeding in een democratie: gelijke onderwijskansen voor alle leerlingen.
Bronnen KAGAN, S. & KAGAN, M., Meervoudige Intelligentie. Het complete MI boek. Deel 1. De intelligenties en hun toepassing in het onderwijs. Middelburg, RPCZ Educatieve uitgaven, 2004. WIELINGA, P., Meervoudige Intelligentie (I). Een werkbaar model voor het omgaan met verschillen. Praxis - bulletin I, september 1998, 25-29 WIELINGA, P., Meervoudige Intelligentie (2). Hoe krijgt u er zicht op en hoe organiseert u dat in de school? Praxis - bulletin 2, oktober 1998, 26-29 WIELINGA, P., Meervoudige Intelligentie (I). Iedereen slim! Praxis bulletin I, september 2002, 30 34 VAN GILS, D., Meervoudige intelligentie in het voortgezet onderwijs. Rekening houden met verschillende manieren van leren. Utrecht, APS, 2004, 47 blz. Henk De Reviere Pedagogisch Begeleider Basisonderwijs Bisdom Gent Bellemstraat 84 9880 Aalter