Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009 Faculteit van de Rechtsgeleerdheid Master in het Notariaat Masterproef Successierechten MASTERPROEF NOTARIAAT Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik en artikel 9 W.Succ. Geert Wullepit Stamnummer: 20024203 Promotor: Professor N. Geelhand
INHOUDSOPGAVE INLEIDING HOOFDSTUK I. DE GEMENGDE INSCHRIJVING AFDELING 1. RATIO LEGIS VAN ARTIKEL 9 W.SUCC. AFDELING 2. EFFECTEN AAN TOONDER OF OP NAAM. 1. Ruime interpretatie van de fiscale wet. 2. De gedematerialiseerde effecten. AFDELING 3. DE INSCHRIJVING. 1. Methodes van inschrijving. 2. De opening van een bankrekening. 3. Inschrijving als bevestiging van de onderliggende rechtshandeling. AFDELING 4. VOOR HET VRUCHTGEBRUIK OP NAAM VAN DE OVERLEDENE EN VOOR DE BLOTE EIGENDOM OP NAAM VAN EEN DERDE. 1. Ruime interpretatie van het begrip derde. 2. Enge interpretatie van het begrip vruchtgebruik. HOODSTUK II. HET VERMOEDEN VAN BEDEKTE BEVOORDELING. AFDELING 1. WEERLEGBAAR VERMOEDEN. AFDELING 2. DE SCHENKING MET VOORBEHOUD VAN VRUCHTGEBRUIK. 1. Kenmerken eigen aan alle schenkingen. 2. De notariële schenking. 3. De handgift. 1. Begrip. 2. De handgift met voorbehoud van vruchtgebruik: een contradictio in terminis. 3. Alternatieven voor een handgift met voorbehoud van vruchtgebruik. 4. Bewijs van de handgift. 4. De onrechtstreekse schenking. 1. De bankgift. 2. Schenking van aandelen op naam via het register van aandelen. 5. Voor buitenlandse notaris verleden schenkingsakte. 1. Rechtmatige vorm van belastingsontwijking. 2. De vlucht naar Nederland. 2
6. De onderhandse schenking. 7. De vermomde schenking. HOOFDSTUK III. DE HEFFING VAN DE SUCCESSIERECHTEN. BESLUIT BIBLIOGRAFIE 3
INLEIDING. 1. Steeds meer mensen doen aan vermogensplanning, en terecht zou ik zo zeggen. A. VERBEKE heeft overschot van gelijk wanneer hij zegt dat het erop aankomt zo arm mogelijk te sterven. 1 Een goeie successieplanning begint bij het doen van schenkingen, maar niet blindelings. Men moet eerst aan zichzelf denken. Ten eerste moet men ervoor zorgen voldoende geld achter de hand te hebben om een zorgeloze oude dag in te gaan. Voor een bedrijfsleider situeert het probleem zich meestal op een ander niveau dan het louter financiële. Het gebeurt niet zelden dat na de schenking van de aandelen aan de kinderen, het bedrijf tenonder gaat aan megalomane beslissingen of wanbeheer. Psychologisch is het vrij zwaar dragen voor de bedrijfsleider om z n bedrijf waarvoor hij z n hele leven lang gewerkt heeft, kapot te zien gaan. De angst daarvoor wordt het baronsyndroom 2 genoemd. De angst geen mooie oude dag te kunnen beleven, noemt men het naaktheidssyndroom. Deze angsten kunnen mijns inziens worden weggenomen door het schenken met voorbehoud van vruchtgebruik. 2. Het duivelse artikel 9 W.Succ. mag niet uit het oog worden verloren. Artikel 9 W.Succ. viseert de verkrijgingen door de erflater voor het vruchtgebruik en door een derde voor de blote eigendom. Artikel 9 W.Succ. onderscheidt twee fundamenteel verschillende hypotheses. Het eerste deel van artikel 9 W.Succ, de roerende of onroerende goederen, verkregen ten bezwarenden titel voor het vruchtgebruik door de overledene en voor de blote eigendom door een derde, wordt in de rechtsleer aangeduid als de gesplitste aankoop vruchtgebruik-blote eigendom. Essentieel hierbij is dat het om een verkrijging ten bezwarende titel gaat, wat betekent dat een schenking buiten het toepassingsgebied valt van de eerste zinsnede van artikel 9 W.Succ. Niettegenstaande de problematiek van de gesplitste aankoop een zeer boeiend en uitdagend juridisch vraagstuk is en de laatste jaren heel wat stof heeft doen opwaaien in de rechtsleer en notariële praktijk, ga ik hier niet verder op in aangezien ik hierna op zoek zal gaan naar het verband tussen artikel 9 W.Succ. en de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik. 1 A. VERBEKE, Combi-schenking, in H. CASMAN, Y-H. LELEU en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia-schenkingen 2, Gent, Larcier, 2005, (125) nr. 1, p. 127. 2 A. VERBEKE, Combi-schenking, in H. CASMAN, Y-H. LELEU en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia-schenkingen 2, Gent, Larcier, 2005, (125) nr. 3, p. 128. 4
De tweede situatie die artikel 9 W.Succ. in werking stelt is minder bekend. De wettekst spreekt van effecten aan toonder of op naam, ingeschreven voor het vruchtgebruik op naam van de overledene en voor de blote eigendom op naam van een derde worden, voor de heffing van het uit hoofde van de nalatenschap van de overledene eisbaar successierecht en recht van overgang bij overlijden, geacht in volle eigendom in dezes nalatenschap voorhanden te zijn en door de derde als legaat te zijn verkregen, tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is. De wetgever vermoedt dat de volle eigendom van de effecten toebehoorde aan de vruchtgebruiker en via deze gemengde inschrijving een bedekte bevoordeling wordt gerealiseerd. Daarom zal bij het overlijden van de vruchtgebruiker, de derde successierechten betalen op de volle eigendom, tenzij de blote eigenaar bewijst dat hij reeds vóór de inschrijving van effecten blote eigenaar was. Hoe hij die blote eigendom heeft verworven doet niet terzake. Met andere woorden, de verwerving mag zijn oorsprong vinden in een rechtshandeling ten bezwarende of ten kosteloze titel. Het is precies deze laatste hypothese die hierna verder wordt besproken. 3. Ruime aandacht zal hierna gaan naar de analyse van de verschillende begrippen uit artikel 9 W.Succ. Wat wordt precies bedoeld met effecten? Vallen daar de gedematerialiseerde aandelen onder? Is het effectief voldoende, zoals een vooraanstaand rechtsgeleerde bepleit, dat de opening van een bankrekening volstaat voor de inwerkingstelling van artikel 9 W.Succ? Er zal worden bekeken of een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik, voorafgaand aan de inschrijving, volstaat om het vermoeden van artikel 9 W.Succ. te weerleggen. Dit zal voor elke schenkingsvorm afzonderlijk gebeuren: de notariële schenking, de handgift, de bankgift, de voor een buitenlandse notaris verleden schenkingsakte en de vermomde schenking. Een kort woordje volgt over de formeel nietige onderhandse schenking. 5
HOOFDSTUK I. DE GEMENGDE INSCHRIJVING AFDELING 1. RATIO LEGIS VAN ARTIKEL 9 W.SUCC. 4. Het doel dat met artikel 9 W.Succ. wordt beoogd, bestaat erin te vermijden dat een persoon de blote eigendom van z n effecten laat inschrijven op naam van de persoon aan wie hij het goed na z n dood wil nalaten. Strikt genomen leidt het aanwassen van het vruchtgebruik bij de blote eigendom niet tot de heffing van successierechten. De wetgever zag in dat het voor de burgers zeer makkelijk zou worden zich aan de successierechten te ontrekken en daarom werd het fictief legaat van artikel 9 W.Succ. ingevoerd. De goederen worden geacht voor de volle eigendom deel uit te maken van de nalatenschap van de schenker. Zonder de vruchtgebruikconstructie zou het goed immers tot het actief van de nalatenschap behoren en successierechten opeisbaar maken. 3 Wanneer de derde er niet in slaagt het tegenbewijs te leveren, maar het wel vaststaat dat de vruchtgebruiker werkelijk het vruchtgebruik heeft uitgeoefend, is artikel 12 W.Succ. aan de orde. Artikel 12 W.Succ. houdt in dat de heffingsgrondslag van artikel 9 W.Succ., de volle eigendom, wordt verminderd met de waarde van het genoten vruchtgebruik in functie van het aantal volledige jaren genot. AFDELING 2. EFFECTEN AAN TOONDER OF OP NAAM. 1. Ruime interpretatie van de fiscale wet. 5. Niettegenstaande de Belgische rechtspraak 4 en rechtsleer 5 het principe van de strikte interpretatie van de fiscale wet huldigt, worden niet enkel de effecten aan toonder of op naam geviseerd door artikel 9 W.Succ. Aan de oorsprong van deze ruime interpretatie ligt de Memorie van Toelichting bij de Wet van 11 oktober 1919 die expliciet melding maakt van placements d argent en creances hypothécaires. 6 Algemeen wordt aangenomen dat artikel 9 W.Succ. ook van toepassing is op geldplaatsingen op bankrekeningen, schuldvorderingen en bewaargevingen, telkens gedaan op naam van de erflater voor het vruchtgebruik en op naam van de derde voor de blote eigendom. 7 3 M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 339, p. 235.. 4 Cass. 14 januari 1935, Pas. 1935, I, 105. 5 S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Kalmthout, Biblo, 2005, nr. 8, p. 19; 6 M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 357, p. 247. 7 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 125. 6
Artikel 9 W.Succ. is niet enkel van toepassing op de ingeschreven effecten, maar ook op de effecten die ter vervanging van de ingeschreven effecten door de vennootschap zouden worden uitgegeven. Wanneer men kosteloos of nagenoeg kosteloos aandelen ontvangt van de vennootschap bovenop de reeds ingeschreven aandelen, dan zal de ontvanger der successierechten ook daarop artikel 9 W.Succ. mogen toepassen. 8 6. Niettegenstaande een ruime meerderheid van de rechtspraak 9 en de rechtsleer 10 menen dat geldbeleggingen onder de noemer effecten valt, lijkt me dat flagrant in strijd te zijn met het beginsel van de strikte interpretatie van de fiscale wet. Artikel 9 W.Succ. is als fictiebepaling reeds een uitzonderingsbepaling, wat betekent dat een restrictieve interpretatie des te meer een noodzaak is. 11 Daarenboven wordt in de Memorie van Toelichting weliswaar melding gemaakt van geldbeleggingen in hypothecaire en andere schuldvorderingen, van een bankrekening vindt men niets terug in de voorbereidende werken. 12 H. DERYCKE sluit zich niet aan bij de meerderheidsstrekking binnen de rechtsleer 13 Hij verwerpt, mijns inziens terecht, de al te ruime interpretatie van het begrip effect uit artikel 9 W.Succ. Dat de fiscale administratie het begrip effect ruim interpreteert wekt geen verbazing, aangezien hun streefdoel er in feite op neerkomt zoveel mogelijk successierechten te innen, maar van de rechtsgeleerden mag een kritischer houding worden verwacht. De tijd lijkt me aangebroken dat er een moedige burger, geconfronteerd met de toepassing van artikel 9 W.Succ. op gelden, opstaat en de beschikbare rechtsmiddelen uitput zodanig dat het Hof van Cassatie zich kan uitspreken over het begrip effect in het kader van artikel 9 W.Succ. Op die manier zou de ontvanger van successierechten z n gedragspatroon 8 VAN ACOLEYEN, O, Successierecht, I, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, nr. 139, p. 178; L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 447, p. 363. 9 Brussel 22 maart 1949, Rec. Gen. Enr. Not. 1949, 150. 10 A. CULOT, Manuel des droits de succession, in Cahiers de fiscalité pratique., Brussel, Larcier, 2006, nr. 255, p. 232 ; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 319, p. 224; L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 446, p. 362. 11 COLSON, V., À propos du champ d application de l article 9 du Code des droits de succession, RGF 2003, afl. 3, nr. 13.6. 12 E. DE WILDE d ESTMAEL, Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié?, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 166. 13 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) 490, nr. 622. 7
waarschijnlijk aanpassen en als ook dat geen ommekeer teweegbrengt, lijkt het de hoogste tijd voor een wetgevend ingrijpen. A priori ben ik niet tegen de toepassing van de fictiebepaling op geldplaatsingen, mits de wetgever er expliciet melding van maakt in het Wetboek van Successierechten. De burger moet zich niet zomaar neerleggen bij dergelijke ongrondwettelijke interpretatie van de fiscale wet. Overeenkomstig artikel 170 GW kan geen belasting worden ingevoerd dan door een wet. De successierechten in België zijn al extreem hoog, dat de burger zich niet nog eens extra in de luren moet laten leggen. We moeten elke kans grijpen om de ontvanger der successierechten juridisch aan te vallen. Voor effecten die op een effectenrekening worden geplaatst, mag artikel 9 W.Succ., naar mijn mening wel doorgang vinden, 14 want uiteindelijk draait het daar om effecten en niet zomaar om gelden. 2. De gedematerialiseerde effecten. 7. Gedematerialiseerde effecten bestaan niet materieel. Hun bestaan blijkt uit de boeking op een rekening op naam van de eigenaar. Toch mag men ze niet beschouwen als een bijzondere circulatievorm van effecten op naam, maar werkelijk als een afzonderlijke vorm van effecten. 15 8. Niettegenstaande de gedematerialiseerde effecten niet expliciet in artikel 9 W.Succ. worden genoemd, lijken ze mij toch moeilijk aan de toepassing ervan te kunnen ontsnappen. 16 Strikt genomen gaat de opgebouwde redenering bij gelden hier evenzeer op, maar toch meen ik enige nuance te moeten aanbrengen. Ingevolge de wet op de afschaffing van de effecten aan toonder 17, moeten de effecten aan toonder uitgegeven vóór 1 januari 2008, ten laatste op 31 december 2013 worden omgezet in aandelen op naam of gedematerialiseerde effecten. De band die bestaat tussen effecten aan toonder die in artikel 9 W.Succ. uitdrukkelijk worden genoemd en gedematerialiseerde effecten, blijkt ondermeer uit het feit 14 Zie ook H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 622, p. 491. 15 MEULEMANS, D. en DE BRABANDER, A., De schenking van (genoteerde) effecten, T.Fin.R. 2001, nr. 45, p. 95. 16 CONTRA B. COLMANT, S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, La suppression des titres au porteur-70 questions et réponses, Louvain-la-Neuve, Anthémis, 2007, 129; M. DELBOO en D. HERBOSCH, Afschaffing van de effecten aan toonder: overzicht en eerste analyse, TFR 2006, afl. 310, (831) nr. 21, p. 837 ; H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 623, p. 491; J. RUYSSEVELDT, Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap, in L. MAES, H. DE CNIJF, H. en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek. Indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (77) 95. 17 Wet 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, B.S. 6 februari 2006, 6111. 8
dat effecten die op een effectenrekening zijn geboekt, van rechtswege worden omgezet in gedematerialiseerde effecten. Het lijkt mij verre van onrealistisch dat de rechters in de toekomst zullen oordelen dat artikel 9 W.Succ. eveneens op gedematerialiseerde effecten van toepassing is. Binnen de rechtsleer is P. DE PAGE alleszins overtuigd van de toepasbaarheid van artikel 9 W.Succ. op de in gedematerialiseerde vorm omgezette effecten aan toonder, zonder dat de wet daarvoor moet worden gewijzigd. 18 De Estate planners houden er alleszins best rekening mee dat de gedematerialiseerde effecten mogelijks onder artikel 9 W.Succ. vallen. De restrictieve interpretatie volgen, betekent dat vanaf 1 januari 2014, het moment van het volledig verdwijnen van de effecten aan toonder, artikel 9 W.Succ. quasi geen toepassing meer zal kennen. Niettegenstaande ik, wat betreft de gedematerialiseerde effecten, de ruime interpretatie verdedig, wens ik deze vaststelling in geen geval als argument aan te voeren. AFDELING 3. DE INSCHRIJVING. 1. Methodes van inschrijving. 9. De inschrijving van effecten kan op diverse wijzen gebeuren. De meest voor de hand liggende methode is de inschrijving in het obligatie-en aandelenregister naar aanleiding van de uitgifte of de overdracht van effecten. 19 De inschrijving die plaatsvindt op het moment van de vennootschapsoprichting of een kapitaalverhoging valt niet onder de gemengde inschrijving. Desalniettemin is artikel 9 W.Succ. erop van toepassing, zij het dan door dergelijke verwerving als gesplitste aankoop te kwalificeren. 20 10. Naast de inschrijving in een aandelenregister ontsnapt ook de inschrijving in een effectenrekening niet aan de toepassing van artikel 9 W.Succ. De handelingen die in dit verband aanleiding geven tot de toepassing van artikel 9 W.Succ. zijn de creditering van de effectenrekening met de effecten of het ontstaan van de door de wet geviseerde eigendomsverhouding over een effectenrekening waarin reeds effecten zijn opgenomen. 21 18 P. DE PAGE, La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale, Rev. not. b. 2008, (198) nr. 37, p. 219. 19 Luik 22 december 1971, Rec. Gén. Enr. Not. 1972, 208. 20 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 627, p. 492. 21 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 628, p. 493. 9
11. Naast de inschrijving in het aandelen-en obligatieregister loopt men ook bij de bewaargeving van effecten het risico successierechten te moeten betalen op grond van artikel 9 W.Succ. 22 Dit is geen uitbreiding van het begrip effecten, want achter de bewaargeving gaat een inschrijving bij de bewaarnemer schuil. 23 Het kan zowel over een open of gesloten bewaargeving gaan. 24 12. De inschrijving is aan geen enkele vormvereiste onderworpen. In geen geval moeten effecten aan toonder voorafgaandelijk in effecten op naam worden omgezet. 25 De termijn tussen het moment van de inschrijving en het overlijden van de vruchtgebruiker is volstrekt irrelevant. Het is bijgevolg niet analoog aan artikel 7 W.Succ., waar als vereiste wordt gesteld dat de verwerving zich moet hebben voorgedaan in de periode van drie jaar vóór het overlijden opdat het fictief legaat van artikel 7 W.Succ. van toepassing zou zijn. Ook het tijdstip waarop de inschrijving gebeurde is irrelevant. De inschrijving mag zelfs dateren van vóór de inwerkingtreding van de wet van 11 oktober 1919 waaruit artikel 9 W.Succ. is ontstaan. 26 De toepassing van artikel 9 W.Succ. vereist ex artikel 14, 1 W.Succ. wel dat de blote eigenaar langer leeft dan de vruchtgebruiker. 2. De opening van een bankrekening. 13. Voor P. DE PAGE betekent de opening van een bankrekening in de door de wet geviseerde eigendomsverhouding, zelfs zonder dat er geld of effecten op worden geplaatst, de in werking stelling van artikel 9 W.Succ. 27 Met dit standpunt staat hij vrij geïsoleerd. 22 Gent 15 december 1966, T.Not. 1967, 223. 23 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 629, p. 493 CONTRA E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 125. 24 P. DE BRUYNE, Schenking van delen en aandelen, V&F 1997, (99) 106. 25 A. CULOT, Cahiers de fiscalité pratique. Manuel des droits de succession, Brussel, Larcier, 2006, nr. 255, p. 233 ;E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en planning, Kapelle-opden-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 125. 26 L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 448, p. 363. 27 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 643, p. 499; P. DE PAGE, La supression des titres au porteur et la planification patrimoniale, Rev. not. b. 2008, (198) nr. 38, p. 220 CONTRA E. DE WILDE d ESTMAEL, Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié?, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 167 ; E. SPRUYT, De schenking: het paradepaard van de successieplanning, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 143, p. 71; E. SPRUYT, Schenking van een private effectenportefeuille met voorbehoud van vruchtgebruik: op welk tijdstip de nieuwe gemengde effectenrekening openen?, Notariaat 2008, afl. 12, (8) 10. 10
Het vermoeden van artikel 9 W.Succ. geldt ten vroegste vanaf het moment van de creditering van de rekening met effecten. 28 P. DE PAGE gaat in deze volledig door de bocht, aangezien zijn visie erop neerkomt dat een bankrekening wordt gelijkgesteld met een effect. Zelfs indien men nog zou aanvaarden dat geldplaatsingen op een bankrekening, artikel 9 W.Succ. toepasbaar maakt, dat betekent nog niet dat de rekening op zich kan worden gelijkgesteld met een effect. Pas op het moment dat er effecten op de rekening worden ingeschreven kan er sprake zijn van verarming van de vruchtgebruiker en verrijking van de blote eigenaar. 29 Ten eerste, wanneer er niets wordt op ingeschreven is er geen voorwerp om te belasten. 30 Bovendien houdt zoals gezegd artikel 9 W.Succ. een vermoeden van bedekte bevoordeling in. De opening van een bankrekening verbergt niets, het is een louter neutrale handeling. Het is slechts wanneer effecten worden ingeschreven dat er eventueel sprake kan zijn van een bevoordeling. Wat zou trouwens het nut zijn van het feit dat artikel 9 W.Succ. reeds van toepassing zou zijn vanaf het moment van de opening van de bankrekening? Ten tweede: als er nog niet werd overgeschreven en de vruchtgebruiker van de lege rekening overlijdt vóór de inschrijving, dan zal datgene wat men van plan is over te schrijven, belast worden op grond van de gewone regels van het Wetboek Successierechten en is daarvoor geen fictiebepaling nodig. 3. Inschrijving als bevestiging van de onderliggende rechtshandeling. 14. Algemeen wordt aangenomen dat het louter materiële feit van de inschrijving het vermoeden van een bedekte bevoordeling creëert. Het is voldoende dat de vruchtgebruiker vóór de inschrijving volle eigenaar was en dat een derde zich heeft verrijkt met de blote eigendom tengevolge de inschrijving. 31 De verarming en de verrijking moeten met andere woorden het gevolg zijn van de inschrijving. 32 28 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr 622, p. 491. 29 E. DE WILDE d ESTMAEL, Article 9 du Code des droits de succession : quand doit-on ouvrir le compte démembré en usufruit/nue propriété destiné à recevoir les valeurs données par acte notarié?, Rec. Gén. Enr. Not. 2008, (165) 167. 30 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 645, p. 500. 31 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 321, p. 224; E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3330, p. 124; L. WEYTS, Notarieel fiscaal recht, II, in Notarieel Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 447, p. 362; E. SPRUYT, De schenking: het paradepaard van de successieplanning, AFT 2008, afl. 8-9, (17) nr. 142, p. 70. 32 O. VAN ACOLEYEN, Successierecht, I, Brussel, Fiscale Hogeschool, 1976, nr. 139, p. 179. 11
De fiscale administratie en de rechtsleer steunen zich daarvoor in het bijzonder op de administratieve beslissing van 1 augustus 1962 waarin wordt gesteld La présomption de l article 9 du Code des droits de succession s attache ( ) aussi au fait matériel de l immatriculation des titres ( ). 15. Ook hier neemt H. DERYCKE een afwijkend standpunt in. Er wordt onterecht gesteund op deze administratieve beslissing. Aan de inschrijving ligt steeds een andere rechtshandeling ten grondslag. Via de inschrijving wordt de onderliggende rechtshandeling, die de oorzaak is van de splitsing vruchtgebruik-blote eigendom bevestigt of brengt de opdeling tot stand. Uit de administratieve beslissing mag enkel worden afgeleid dat het voor de ontvanger van successierechten irrelevant is of die onderliggende rechtshandeling een verrichting om niet dan wel ten bezwarende titel is. 33 16. Voor het feit dat de inschrijving geen louter materieel en feitelijk gegeven is, vindt men steun in artikel 9 W.Succ. zelf. De slotzin luidt als volgt: tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van een derde is. Een bevoordeling impliceert een rechtshandeling en geen louter feitelijk gegeven. Dit betekent dat de inschrijving zelf de uiting van een rechtshandeling is en dus niet zomaar een louter materieel gegeven. Bovendien zou dat betekenen dat wanneer een willekeurige derde onterecht een inschrijving doet, artikel 9 W.Succ. reeds van toepassing zou zijn, hetgeen absurd is. 34 De inschrijving in een register van aandelen op naam van de overdracht, is slechts een publiciteitsmaatregel, waarvan een andere rechtshandeling de grondslag vormt. 35 33 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nr. 632, p. 494. 34 H. DERYCKE, De toepassing van artikel 9 W. Succ. op effecten: pleidooi voor fiscale hygiene, TEP 2007, afl. 5, (487) nrs. 632-634, p. 494. 35 B. WAUTERS, Onrechtstreekse schenking/voorwerp/aandelen op naam, in A. VERBEKE, F. BURSSENS en H. DERYCKE, H. (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking., Gent, Larcier, 2009, nr. 351, p. 178. 12
AFDELING 4. VOOR HET VRUCHTGEBRUIK OP NAAM VAN DE OVERLEDENE EN VOOR DE BLOTE EIGENDOM OP NAAM VAN EEN DERDE. 1. Ruime interpretatie van het begrip derde. 17. Artikel 9 W.Succ. spreekt over de verkrijging van de blote eigendom op naam van een derde. Artikel 14, 2 W.Succ. stelt dat artikel 9 W.Succ. niet van toepassing is indien de derde niet behoort tot de soort van personen vermeld in de alinea s 1,2 en 3 van artikel 33 W.Succ. Anders gesteld: voor de toepasbaarheid van artikel 9 W.succ. moet de derde een erfgenaam, een legataris, een begiftigde of een tussenpersoon zijn. Het beoordelingstijdstip is het moment van het overlijden van de vruchtgebruiker. 36 Men hoeft de hoedanigheid met andere woorden nog niet te hebben op datum van de inschrijving. 37 Of men met een tussenpersoon te doen heeft, wordt beoordeeld op de dag van de inschrijving van de effecten én op de dag van het overlijden. 38 Met begiftigden worden de begunstigden van een contractuele erfstelling bedoeld. De begunstigden van een schenking onder de levenden vallen buiten het toepassingsgebied van artikel 9 W.Succ. 39 18. Deze begrippen dienen zeer ruim te worden geïnterpreteerd. Zo behouden de wettelijke erfgenamen hun statuut van erfgenaam, niettegenstaande men via uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling zou zijn onterfd. Onder het begrip legatarissen verstaat men alle legatarissen: algemene legatarissen, legatarissen ten algemene titel en bijzondere legatarissen, zelfs al zouden deze personen het legaat verwerpen. Belangrijke opmerking hierbij is dat de fictieve legatarissen ex artikel 4, 7 en 8 W.Succ. buiten het toepassingsgebied van artikel 9 W.Succ. vallen. 40 Burgerrechtelijk zijn dit immers geen legatarissen. 41 Ex artikel 911 lid 2 BW worden de ouders, de kinderen, de afstammelingen, de echtgenoot en de wettelijk samenwonende van de erfgenaam/legataris/begiftigde als tussenpersoon 36 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en planning, Kapelle-op-denbos, Toth, 2003, nr. II/3375, p. 126. 37 Gent 4 april 1968, Rec. Gén. Enr. Not. 1969, 30. 38 Adm. Besl. 23 januari 1959 nr. EE/77.054, Rep. RJ, nr. 14/01.01. 39 M. DONNAY, Commentaar op het wetboek der successierechten, Brussel, Van Buggenhoudt, 1948, nr. 342, p. 237. 40 D. DE GROOT en T. WUSTENBERGS, Handboek registratie- en successierechten, in Fiscale Handboeken, Antwerpen, Intersentia, 2008, 270. 41 Brussel 20 juni 1967, Rec. Gén. Enr. Not. 1968, nr. 21.105. 13
beschouwd. Ex artikel 1100 BW wordt daaraan iedere persoon van wie de erfgenaam vermoedelijk erfgenaam is, toegevoegd. 2. Enge interpretatie van het begrip vruchtgebruik. 19. Uit het antwoord van de Minister van Financiën op een parlementaire vraag, blijkt dat de vestiging van het vruchtgebruik en de blote eigendom op het zelfde moment moet gebeuren. 42 Daarin wordt ook bevestigd dat het over een werkelijk recht van vruchtgebruik moet gaan: Luidens de tekst zelf van artikel 9 wordt bovendien vereist dat de overledene een daadwerkelijk vruchtgebruik bezit. Dat artikel kan bijgevolg geen toepassing vinden indien de overledene enkel een recht van gebruik of bewoning heeft bekomen. 43 In tegenstelling tot wat het geval is in de registratierechten, is er geen algemene gelijkstelling tussen de rechten van gebruik en bewoning enerzijds en het recht van vruchtgebruik anderzijds in de successierechten. 44 20. Uit artikel 621 in fine BW kan worden afgeleid dat vruchtgebruik een einde kan nemen door de eenzijdige afstand door de vruchtgebruiker van z n rechten. Het vermoeden van artikel 9 W.Succ. kan niet worden weerlegd door afstand te doen van het vruchtgebruik. 45 Verzaken aan het vruchtgebruik versterkt alleen nog maar het vermoeden van een bedekte bevoordeling. De fiscale administratie eigent zich het recht toe om de ware aard van de afstand te bewijzen, zelfs via elementen vreemd aan de akte. 46 De blote eigenaar kan niet ontkomen aan artikel 9 W.Succ. door zijn rechten vóór het overlijden van de vruchtgebruiker te vervreemden. 47 Wanneer de toekomstige erfgenaam de blote eigendom overdraagt aan de erflater, dan zal de heffing van successierechten niet langer gebeuren op grond van artikel 9 W.Succ. 48 De volle eigendom zal de erfgenaam dan gewoon toekomen als 42 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 318, p. 224. 43 Vr. en Antw. Kamer 1984-1985, 7 mei 1985, 2733 (Vr. nr. 240 DETIEGE) 44 E. SPRUYT, De juridische aspecten, in BERQUIN, H. en SPRUYT, E. (eds.), Praktijkgids K.M.O.- Overdracht, Mechelen, Kluwer, 2002, 276; A. VERBEKE en A. NIJS, Voorbehoud van gebruik en bewoning: civiel en fiscaal, in A. VERBEKE, F. BUYSSENS, en H. DERYCKE, (eds.), Estate Planning. Boek 2: Vermogensplanning met effect bij leven: Schenking, Gent, Larcier, 2005, 385. 45 Rb. Ieper 2 april 1990, Rec. Gén. Enr. Not. 1991, 25; A. CULOT, Comment échapper au piège de l article 9 du code des droits de succession?, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, (281) 293. 46 Adm. Besl. 9 november 1993, Rep. RJ, R. 131/13.01 47 E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT en P. DONS, Praktijkgids successierecht en planning, Kapelle-op-den-bos, Toth, 2003, nr. II/3410, p. 132. 48 A. CULOT, Comment échapper au piège de l article 9 du code des droits de succession?, Rec. Gén. Enr. Not. 1995, (281) 294. 14