Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme. Versie

Vergelijkbare documenten
Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Dermatologie

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels KNO

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Maag-Darm-Leverartsen

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Heelkunde. v

Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme. Versie

Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme. Versie

Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme. Versie

Specialismespecifieke toelichting op de Registratieregels Cardiologie. Versie

Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme. Versie

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Oogheelkunde. v

Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme. Versie

Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme. Versie

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Gynaecologie

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Kindergeneeskunde. Versie

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Plastische Chirurgie

Instructie DBC-registratie KNO v ingangsdatum instructie 1 januari 2012

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Longgeneeskunde

Toelichting op de Typeringslijst per specialisme. Versie

Toelichting op de Typeringslijst per specialisme

Toelichting op de (papieren) typeringslijsten per specialisme Ingangsdatum: 1 januari 2011

Specialismespecifieke toelichting op de Registratieregels Klinische Geriatrie. Versie

Bijlage 9. Toelichting op tabel indeling DKG s

Toelichting op de Specialismespecifieke Toelichtingen. Versie

Registratieregels RZ15a

Toelichting op de Diagnose Combinatie Tabel. Versie

Tabel indeling DKG s (ten behoeve van risicovereveningsmodel 2011)

Verduidelijking registratie en declaratie bij overloop-dbc's. Versie 2.0

Algemene Toelichting Registratieregels. Versie

Tabel indeling DKG s (ten behoeve van risicovereveningsmodel 2009)

Erratum Addendum. Release RZ15a. Versie

Registratieaddendum RZ19b

Instructie DBC-registratie Dermatologie v

Algemene Toelichting Registratieregels. Versie

Toelichting op de Diagnose Combinatie Tabel. Versie

Elkerliek Ziekenhuis Standaard prijslijst DBC DOT / Overige Producten (OVP) 2014 Prijzen geldig voor zorgproducten geopend vanaf 1 januari 2014

Algemene Toelichting Registratieregels. Versie

Algemene Toelichting Registratieregels. Versie

Opgenomen aandoeningen per specialisme in ZorgInzicht april 2014

Registratieregels. Versie

Toelichting op de Elektronische Typeringslijst v Ingangsdatum tabel 1 januari 2012

Anesthesiologie. Anesthesiologie/ Pijnbestrijding. tarief honorarium. zorgproductcode met omschrijving. declaratiecode tarief kosten

Toelichting op de Diagnose Combinatie Tabel. Versie

Uw brief van Uw kenmerk Datum maart Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer PAK/ mw. drs. A.J. Link (020)

Registratieaddendum RZ16b

Algemene Toelichting Registratieregels. Versie

Registratieaddendum RZ19a

Release RZ15a + RZ15b Chirurgie

Bijlage 4: Rapportage uitvalreductie RZ18a

Instructie DBC-registratie Cardiologie v

Toelichting op REGELING CI/NR

Verwijs indicaties en diagnostiek cardiologie

Registratieaddendum RZ17b

Passantenprijslijst Martini Ziekenhuis

Elkerliek Ziekenhuis Standaard prijslijst DBC DOT 2013 Prijzen geldig voor zorgproducten geopend vanaf 1 juli 2013

Registratieaddendum RZ16a

Registratieaddendum. Ingangsdatum 1 januari v

TARIEVEN RUYSDAEL CLINICS decl. code Zorgproduct tarief 2016 en 2017

Registratieregels. Versie

Wijzigingen dbc-release

TARIEVEN RUYSDAEL CLINICS decl. code Zorgproduct tarief 2018

Passantenprijslijst Amphia Ziekenhuis voor zorgproducten uitgevoerd vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 mei 2014 Declaratie code.

ACUTE ZORG SIONSBERG 2.0 ACUTE ZORG SIONSBERG 2.0. Wie sturen de patiënten: ACUTE ZORG SIONSBERG 2.0. Opvang basis acute zorg: Ons Streven:

TRANSMURAAL PROTOCOL CHIRURGIE

Toelichting op de Elektronische Typeringslijst. Versie

Toelichting op het koppelalgoritme. Versie

Toelichting op de Afsluitreden tabel. Versie

0307 Gynaecologie Technische uitwerking F21 en toelichting blok B en D

Richtlijn voor diagnostiek en behandeling van een onbekende primaire tumor in het hoofd-halsgebied: Unknown Primary

Standaard prijslijst DBC-zorgproducten

Registratiehandleiding interne geneeskunde 2013

Registratieregels. Versie

Inhoudsopgave. Nadere Regel NR/CU-220. Regeling medisch specialistische zorg

VSV Achterhoek Oost Protocol Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties

Hoeveel kost mijn behandeling? De gemiddelde gedeclareerde prijzen van veel voorkomende aandoeningen

Instructie DBC-registratie Gynaecologie v

Nadere Regel NR/CU-266. Regeling medisch specialistische zorg

4 april 2011 Advies DBC-Onderhoud inzake uitbreiding B-segment 2012

DOT-handleiding SEH-artsen KNMG

Registratieregels. Versie

Instructie DBC-registratie Klinische genetica v ingangsdatum instructie 1 januari 2012

Toelichting op de Typeringslijst per specialisme. Versie

Veelgestelde vragen over DOT

Toelichting op de uitzondering op de Registratieregels voor Medicinale oncologische behandeling. Versie

Toelichting op de Diagnose Combinatie Tabel v Ingangsdatum tabel 1 januari 2012

Inhoudsopgave. Nadere Regel NR/CU-266. Regeling medisch specialistische zorg

Afsluitregels Tabel Toelichting. Versie

Registratieaddendum RZ17a

Handboek DBC registra2e op de SEH!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Versie

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Reumatologie. Versie

Toelichting op de Afsluitreden Tabel. Versie

Jaarcijfers 2016: Prevalentieonderzoek ziekenhuizen PREZIES versie: april 2017 Documentversie: 2.0

Addendum bij Handboek DOT Controleregels release 2

Tweeledige presentatie:

KLACHTEN AANDOENINGEN BLOK 1 (TOP ) Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

OLVG-Prijslijst 2014 voor Passanten m.i.v. 1 juni 2014

Met deze informatie is een beoordeling hiervan mogelijk.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Inhoudsopgave

Jaarcijfers 2016: Prevalentieonderzoek academische ziekenhuizen PREZIES versie: april 2017 Documentversie: 2.0

Ikazia Ziekenhuis Rotterdam Passantenprijslijst Behandeling van een abces rond de keelamandelen bij Een acute infectie van de bovenste

BIJLAGE 2: DEFINITIES Postoperatieve wondinfecties Module incidentie surveillance Postoperatieve wondinfecties PREZIES versie: 2019

Transcriptie:

Toelichting op de diagnose- en zorgvraagtypering per specialisme Versie 20130926 Ingangsdatum 1 januari 2014

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Oogheelkunde 0301... 5 2.1 Diagnosetypering... 5 3 KNO 0302... 7 3.1 Diagnosetypering... 7 4 Heelkunde 0303... 11 4.1 Diagnosetypering... 11 5 Plastische chirurgie 0304... 14 5.1 Zorgvraagtypering... 14 5.2 Diagnosetypering... 14 6 Orthopedie 0305... 15 6.1 Diagnosetypering... 15 7 Gynaecologie 0307... 16 7.1 Diagnosetypering... 16 8 Dermatologie 0310... 18 8.1 Diagnosetypering... 18 9 Inwendige geneeskunde... 20 9.1 Diagnosetypering... 20 10 Kindergeneeskunde 0316... 21 10.1 Zorgvraagtypering... 21 10.2 Diagnosetypering... 23 11 Maag-, darm- en leverartsen 0318... 24 11.1 Diagnosetypering... 24 12 Cardiologie 0320... 27 12.1 Diagnosetypering... 27 13 Longgeneeskunde 0322... 31 13.1 Diagnosetypering... 31 14 Revalidatiegeneeskunde 0327... 36 14.1 Zorgvraagtypering... 36 15 Consultatieve psychiatrie 0329... 38 15.1 Zorgvraagtypering... 38 15.2 Diagnosetypering... 39 16 Radiotherapie 0361... 40 16.1 Zorgvraagtypering... 40 16.2 Diagnosetypering... 40 17 Audiologie 1900... 48 17.1 Diagnosetypering... 48 18 Wijzigingen... 49 DBC-Onderhoud 2 50

18.1 Wijzigingen versie 20121120... 49 18.2 Wijzigingen versie 20130425... 49 18.3 Wijzigingen versie 20130926... 49 DBC-Onderhoud 3 50

1 Inleiding In deze toelichting vindt u de diagnose- en zorgvraaginformatie per specialisme. Deze informatie maakte in 2012 deel uit van de specialismespecifieke toelichtingen en in de DBC-systematiek tot 2012 was dit een onderdeel van de instructies per specialisme. Met ingang van 1 januari 2013 zijn de specialismespecifieke toelichtingen geïntegreerd in het document Algemene Toelichting Registratieregels. Om de diagnose- en zorgvraaginformatie niet verloren te laten gaan is het document Toelichting Diagnose- en Zorgvraagtypering ontwikkeld. De informatie in dit document is afkomstig van de diverse Wetenschappelijke verenigingen en uit de informatie die voortkomt uit wijzigingen op de typeringslijst. Per specialisme worden specifieke diagnosecodes en/of zorgvraagcodes toegelicht. Voor alle specialismen gelden dezelfde uitgangspunten bij het typeren van diagnosen en zorgvragen. Diagnose De typerende diagnose is die diagnose die zorgvraag bij het sluiten van het subtraject, het beste typeert. Dit is de eind- of definitieve diagnose binnen het subtraject. Indien bij het sluiten van het subtraject de eind- of definitieve diagnose nog niet bekend is, wordt de meest passende werkdiagnose getypeerd. De diagnose kan veranderen tijdens de looptijd van een subtraject. Als op basis van veranderd inzicht de diagnose voor de patiënt in de loop van de behandeling anders wordt, dan kan dit leiden tot een andere typerende diagnose. De diagnose kan per subtraject verschillen. Zorgvraag Zorgvraag heeft in het DBC-systeem twee betekenissen. Doorgaans wordt met de zorgvraag het probleem bedoeld waarvoor een patiënt zich meldt bij de specialist. Bij een aantal specialismen is de zorgvraag ook een DBC-component voor de DBC-registratie. Het betreft de specialismen plastische chirurgie, urologie, kindergeneeskunde/neonatologie, revalidatiegeneeskunde, radiotherapie (tot 1 januari 2014) en consultatieve psychiatrie. Bij deze specialismen maakt de zorgvraag deel uit van de DBC-typering (zorgtype, zorgvraag, diagnose). De typerende zorgvraag speelt een rol bij de afleiding van DBC-zorgproducten in een grouper en kan daarnaast een voorspellende waarde voor de inzet van de medisch specialist en de kosten van het ziekenhuis hebben. DBC-Onderhoud 4 50

2 Oogheelkunde 0301 2.1 Diagnosetypering Voor een beperkt aantal diagnosen heeft het NOG (Nederlands oogheelkundig gezelschap) aanvullende informatie opgesteld. 101 Geen oogheelkundige pathologie 102 Doorgemaakte pathologie Indien er geen oogheelkundige pathologie wordt geconstateerd, en geen sprake is van doorgemaakte pathologie, risico op oogaandoening of systemische aandoening zonder oogheelkundige pathologie (zie hieronder) Bij voorkeur wordt bij controletrajecten de oorspronkelijke aandoening getypeerd, ook als er gedurende langere tijd geen controle plaatsvindt. Alleen in die gevallen waarbij een nieuwe patiënt bij u op controle komt, nadat behandeling elders (ander ziekenhuis) voor oogpathologie heeft plaatsgevonden en er op moment van controle geen sprake meer is van actieve pathologie, zou diagnose 102 getypeerd kunnen worden. In alle andere gevallen wordt bij voorkeur de oorspronkelijke aandoening getypeerd. 103 Risico op oogaandoening De code is bedoeld voor gevallen waarbij het primaire doel van het consult is om bij een patiënt met een verhoogd risico op een oogheelkundige aandoening te screenen op afwijkingen, en er geen afwijkingen worden aangetroffen. Uitzondering Voor screening op glaucoom wordt code 901 glaucoom risico / oculaire hypertensie gecodeerd. Voorbeeld Een patiënt met hoge myopie komt voor oogheelkundig onderzoek van de retina. U vindt hierbij geen oogheelkundige pathologie: code 103. 107 Systemische aandoening zonder oogheelkundige pathologie De code is bedoeld voor gevallen waarbij een systemische aandoening (hypertensie, sarcoïdose, ROP, reuma) aanleiding is voor een oogheelkundige screening, en waarbij geen oogheelkundige afwijkingen worden gevonden. 404 Sicca syndroom Alle traanfilmproblematiek hieronder coderen. 452 Keratitis Alle vormen van keratitis, zowel infectieus als autoimmuun. Hieronder valt ook een ulcus cornea. 559 Overige pathologie lens Hieronder vallen ook problemen met implantlenzen of afakie. 704 Subretinale neovascularisatie Gebruik deze code voor alle vormen van subretinale neovascularisatie ongeacht de onderliggende oorzaak. Voorbeeld Een patiënt met hoge myopie komt met klachten van metamorphosie. U constateert een subretinale neovascularisatie. U codeert dan de diagnose 704. 707 Maculadegeneratie Hieronder vallen alle droge vormen van maculadegeneratie. Indien een subretinale neovascularisatie ontstaat, dient de diagnosecode omgezet te worden naar 704 subretinale neovascularisatie. Voorbeeld Een patiënt die u behandelt voor een leeftijdsgeboden maculadegeneratie DBC-Onderhoud 5 50

ontwikkelt een subretinale neovascularisatie. Verander de diagnose van 707 maculadegeneratie naar 704 subretinale neovascularisatie. DBC-Onderhoud 6 50

3 KNO 0302 3.1 Diagnosetypering De Wetenschappelijke Vereniging KNO heeft per diagnosecode een nadere toelichting gegeven. Deze is daar waar nodig in lijn gebracht met de wijzigingen in de typeringslijst. Otologie 11 Afwijkingen oorschelp 12 Cerumen, radikaalholte, otitis externa, corpus alienum 13 OMA, OME, tubadysfunctie 14 Chronische otitis media 15 Ossiculaire afwijkingen 16 Perceptieve slechthorendheid O.a. erysipelas, perichondritis, othematoom, standdeviaties, atheroomcyste, pre-auriculaire sinus, trauma, nodularis helicis, exostose, stenose meatus acusticus externus. O.a. maligne otitis externa en operatie hiervan, danwel opname met intraveneuze antibiotische behandeling, revisie radikaaloperatie. Myringitis, tubadysfunctie (ook bij schisis), trommelvliesbuisje, adenotomie bij OME. Cholesteatoom, chronische otitis media, atelectase, (traumatische) trommelvliesperforatie. Otosclerose, ketenluxatie. hereditair, ototoxisch, presbyacusis, tinnitus, zeer ernstige perceptieve slechthorendheid (indicatie cochleair implantaat). 17 Vertigo Ménière, BPPD, labyrintitis, perifeer vestibulair, centraal vestibulair,neuritis, vertigo e.c.i. 18 Afwijkingen van de nervus facialis 19 Tumor lateraal schedelbasis Bell, Zoster, Lyme, Melkersson-Rosenthal, sarcoïdose. Tumor os petrosum, glomustumor, cholesterolgranuloom of cholesteatoom in apex petrosum. 20 Brughoektumor Acusticus-, facialisneurinoom. 21 Maligne tumoren oor Maligne tumor meatus acusticus externus, maligne middenoor tumoren, uitgebreide carcinomen van de oorschelp. Rhinologie 31 Allergie / hyperreactiviteit Verder geen toelichting nodig. 32 Septumafwijkingen Deviatie, perforatie, hematoom, abces. 33 Vormafwijkingen Functioneel, cosmetisch. 34 Neustrauma, corpus alienum Contusie, fracturen. DBC-Onderhoud 7 50

35 Epistaxis Verder geen toelichting nodig. 36 Sinusitis Acuut: verder geen toelichting nodig. Chronisch: polyposis nasi, overige slijmvliespathologie. 38 Congenitale neusafwijkingen 39 Reuk- en smaakstoornissen Mediane neuscyste, neusafwijking bij schisis (te openen als de neusafwijking daadwerkelijk wordt behandeld. Deze kan dan naast OME 13 worden geopend), choanale atresie. Als zelfstandig ziektebeeld, geen geleidingsanosmie bij polyposis = diagnose 36. 40 Tumor neus Maligne tumoren vestibulum nasi, grotere tumoren van de uitwendige neus. 41 Tumor neusbijholten 42 Tumor voorste schedelbasis Lokalisatie in de bijholten c.q. orbita. Esthesioneuroblastoom, neusbijholten met tumordoorgroei voorste schedelbasis, hypofysetumoren. Mondholte, pharynx, larynx 06 Snurken Behandeling van niet medisch geïndiceerde slaapproblematiek (na 57) (zie ook de toelichting Diagnosetypering bij OSAS/slaapstoornissen/snurken) 51 Afwijkingen mondholte Slijmvliesafwijkingen, kleine speekselsteen, frenulum linguae, biopt 52 Ziekten van adenoïd en tonsillen Tonsillitis, peritonsillair abces, adenoïditis als zelfstandig ziektebeeld, de adenotomie bij de indicatie OME bij kinderen hoort in diagnose 13 (met buisjes = 13) 53 Dysfonie Functioneel, organisch (epiglottitis, laryngitis subglottica: bij 92) 55 Globus / slikklachten Globus, analyse; cricopharyngeuspathologie, neurologische slikklachten,zenker (niet slikklachten na ablatieve chirurgie: dan bijvoorbeeld diagnose 62). 56 Corpus alienum hypopharynx / oesophagus 57 Diagnostiek slaapstoornissen 58 Spraak / taalstoornissen Verder geen toelichting nodig. Diagnostisch traject waaruit geen medische indicatie blijkt (snurken). Zie ook de toelichting Diagnosetypering bij OSAS/slaapstoornissen/snurken Verder geen toelichting nodig. 59 OSAS Voor diagnostiek en behandeling: als na diagnostiek medische indicatie blijkt, wordt de diagnose omgecodeerd van 57 naar 59 (zie ook de toelichting Diagnosetypering bij OSAS/slaapstoornissen/snurken) 60 Maligne cavum oris tumor stadium I en II 61 Maligne cavum oris tumor stadium III en IV Verder geen toelichting nodig Verder geen toelichting nodig DBC-Onderhoud 8 50

62 Maligne oropharynx tumor stadium I en II 63 Maligne oropharynx tumor stadium III en IV 64 Maligne hypopharynx tumor stadium I en II 65 Maligne hypopharynx tumor stadium III en IV 66 Maligne larynxtumoren stadium I en II 67 Maligne larynxtumoren stadium III en IV 68 Maligne nasopharynxtumor stadium I en II 69 Maligne nasopharynxtumor stadium III en IV Verder geen toelichting nodig Verder geen toelichting nodig Verder geen toelichting nodig. Verder geen toelichting nodig Verder geen toelichting nodig Verder geen toelichting nodig Verder geen toelichting nodig Verder geen toelichting nodig Speekselklieren 71 Sialoadenosen, sialoadenitis 72 Maligne tumor speekselklieren 73 Benigne tumor speekselklieren Immunologische oorzaak, grote speekselstenen, etc. Maligniteiten van de grote speekselklieren. Warthin tumor, pleiomorf adenoom, etc. Hals 81 Congenitale afwijkingen hals 82 Zwelling in de hals diagnostiek Congenitale halscysten, vaatanomalieën, etc. Diagnostiek voor bijvoorbeeld hematologische tumoren, tuberculose, schildklier 83 Diepe hals abces Parapharyngeaal, retropharyngeaal, mediastinitis. 84 Maligne tumor hals Metastasen van buiten de regio, onbekende primaire. DBC-Onderhoud 9 50

Luchtweg 91 Aangeboren / trauma larynx / trachea afwijking 92 Acute luchtwegobstructie 93 Corpus alienum larynx/trachea Subglottische tracheastenose, uitgebreid larynxtrauma, laryngomalacie, tracheomalacie, post-intubatie sequelen. Epiglottitis, laryngitis subglottica, Quincke s oedeem, etc. Verder geen toelichting nodig. Restgroep 01 Infectie/ huidtumoren hoofd/hals 02 Trauma capitis/aangezicht Erysipelas, atheroomcyste, klein basalioom /plaveiselcelcarcinoom aangezicht, etc. Orbita-zygomacomplexfracturen, Le Fort fracturen, rotsbeenfractuur, fractuur sinus frontalis 03 Overige Bijvoorbeeld craniomandibulaire dysfunctie, clusterhoofdpijn. 04 Geen KNOafwijking Deze is niet leeg. Er kunnen diagnostische verrichtingen gedaan worden. 05 ICC Intercollegiaal consult. 07 Defect weke delen Voor het toedienen van injectabels bij defecten die ontstaan zijn na bijvoorbeeld een operatie of een trauma. 08 Congenitale afwijkingen aangezicht 09 Incongruentie genderidentiteit Voor de typering van congenitale afwijkingen aan het aangezicht, die niet onder één van de andere hoofdgroepen valt. Ten behoeve van de nieuw ontwikkelde zorgproducten voor genderproblematiek. Diagnosetypering bij OSAS/slaapstoornissen/snurken 57 Diagnostiek slaapstoornissen Voor typeren van diagnostisch traject indien blijkt dat het geen OSAS is. 59 OSAS Voor diagnostiek en behandeling: als na diagnostiek medische indicatie blijkt, wordt de diagnose omgecodeerd van 57 naar 59 06 Snurken Indien na het diagnostisch traject geen medische indicatie blijkt, maar wel tot behandeling wordt besloten, kan deze behandeling met diagnosecode 06 worden getypeerd. DBC-Onderhoud 10 50

4 Heelkunde 0303 4.1 Diagnosetypering Diagnosetypering bij trauma s 294 Traumascreening n.n.o Deze code wordt geregistreerd bij diagnostiek van niet nader te specificeren letsel, zonder aanvullende behandeling in de instelling waar de screening plaatsvindt. De ISS-score speelt bij deze diagnose geen rol. Deze diagnose wordt niet parallel geregistreerd aan diagnosen voor de eventuele letsels die geconstateerd worden bij de screening. In dat geval wordt het betreffende letsel getypeerd. Voorbeelden Patiënt wordt na een hoog energetisch trauma opgenomen ter observatie. Er wordt geen letsel geconstateerd. Het subtraject wordt getypeerd met diagnose 294. Patiënt wordt na een trauma op de SEH van een algemeen ziekenhuis gepresenteerd, het letsel is dusdanig dat overplaatsing naar een traumacentrum noodzakelijk is. Het subtraject wordt getypeerd met diagnosecode 294. Patiënt wordt na een trauma gescreend, er blijkt sprake te zijn van een wervelfractuur. Het subtraject wordt getypeerd met diagnose 203 Fractuur wervelkolom (indien in eerste instantie diagnose 294 was getypeerd, moet de typering worden omgezet in 203) 602 Multitrauma ISS 16 De diagnose 602 Multitrauma ISS 16 is opgenomen op verzoek van de sectie traumatologie van de Wetenschappelijke Vereniging Heelkunde, omdat de ISS-score in de traumatologie eenduidig wordt toegepast en bepalend is voor de ernst van de multipele trauma s. Het product Multitrauma ISS 16 is bedoeld voor de declaratie van alle door de chirurg behandelde letsels, indien de ISS-score van deze letsels hoger of gelijk is aan 16. Deze diagnose wordt daarom niet parallel geregistreerd aan diagnosen voor de letsels. Bij letsels of trauma s die niet voortkomen uit dezelfde zorgvraag kan wel een parallel traject geopend worden (indien voldaan wordt aan de parallelliteitregels). Bijvoorbeeld een nieuw letsel dat ontstaat tijdens de looptijd van een multitrauma subtraject. Divers Multitrauma ISS < 16 Trauma s met een ISS < 16 worden geregistreerd met de traumatologie codes van de typeringslijst. Bij meerdere letsels kunnen parallelle zorgtrajecten geopend worden indien aan de voorwaarden voor parallelliteit is voldaan: Het parallelle zorgtraject dient een zorgprofiel te hebben met eigen zorgactiviteiten waarvan er minimaal één uit zorgprofielklasse 1, 2 of 3 1 komt en/of minimaal één zorgactiviteit uit de groep operatieve verrichtingen 2. De combinatie van de (typerende) diagnosen van beide parallelle subtrajecten komt niet voor in de Diagnose Combinatie Tabel. Let op: bij parallelliteit tijdens een klinische periode moeten de verpleegdagen aan één subtraject worden gekoppeld (verdelen van verpleegdagen is hier niet 1 zorgprofielklasse 1= polikliniek- en eerste hulpbezoek, zorgprofielklasse 2=dagverpleging, zorgprofielklasse 3=kliniek 2 Deze zorgactiviteiten zijn opgenomen in het registratieaddendum op het tabblad 42-dagenregel zorgactiviteiten DBC-Onderhoud 11 50

toegestaan) 292 Verwijderen osteosynthesemateriaal Indien osteosynthesemateriaal wordt verwijderd tijdens de looptijd van het subtraject waarbinnen het materiaal is geplaatst, maakt het verwijderen onderdeel uit van hetzelfde subtraject. Er wordt hiervoor geen parallel zorgtraject geopend. Indien het osteosynthesemateriaal verwijderd wordt na sluiting van het subtraject waarbinnen het materiaal geplaatst is, valt het verwijderen binnen het vervolgtraject en wordt de diagnose van het vervolgsubtraject eventueel aangepast. Als het zorgtraject al gesloten is, wordt een nieuw zorgtraject geopend voor het verwijderen. Als het osteosynthesemateriaal verwijderd wordt in het kader van een andere zorgvraag (bijvoorbeeld bij dubbelzijdige fracturen) kan het subtraject voor het verwijderen van het osteosynthesemateriaal parallel geregistreerd worden. Toelichting op de registratie voor brandwondencentra Tot 1 januari 2011 was voor de brandwondencentra alleen diagnose 284 Brandwond ernstig beschikbaar. Deze diagnose werd als veel te algemeen ervaren. De brandwondencentra willen graag het percentage verbranding in de typering terugzien. Vanwege deze wens is de diagnosetypering van de ICD-10 overgenomen. Op deze manier wordt de medische herkenbaarheid vergroot en sluit de diagnosecodering aan op de ICD-10 diagnosetypering. 701 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met < 10% lichaamsoppervlak aangedaan 702 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 10-19 % lichaamsoppervlak aangedaan 703 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 20-29 % lichaamsoppervlak aangedaan 704 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 30-39 % lichaamsoppervlak aangedaan 705 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 40-49 % lichaamsoppervlak aangedaan 706 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 50-59 % lichaamsoppervlak aangedaan 707 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 60-69 % lichaamsoppervlak aangedaan 708 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 70-79 % lichaamsoppervlak aangedaan 709 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met 80-89 % lichaamsoppervlak aangedaan 710 Brandwonden in gespecialiseerd brandwondencentrum met > 90 % lichaamsoppervlak aangedaan Code-informatie vanuit de NVvH De NVvH heeft vragen ontvangen over het typeren bij sommige specifieke diagnosen. Het NVvH heeft hiervan een lijst met vragen en antwoorden samengesteld. Vraag Welke code voor hyperhidrosis (overmatig zweten) als de patiënten d.m.v. een thoracoscopie worden behandeld? Welke code registreer ik voor geïnfecteerde vaatprothese? Het aanleggen van een tracheostoma bij een primair niet chirurgische patiënt? Antwoord Diagnosecode 310 mediastinoscopie/- tomie of thoracoscopie Code 409 vaatafwijkingen abdominaal / bekken Diagnosecode 310 mediastinoscopie/- tomie of thoracoscopie DBC-Onderhoud 12 50

Vraag Stel: een huisarts stuurt een patiënt in met pijn in de benen. De chirurg kijkt of er sprake is van vaatproblematiek. Dat is niet het geval en stuurt de patiënt direct terug. Welke code moet worden gebruikt? Mastitis is dit te typeren als een abces van de weke delen? Een patiënt met een verhoogde kans op borstkanker komt regelmatig voor pre-controle. Hoe te typeren? Waar staat de afkorting P.A.O.D. voor? Welke diagnosetypering hoort bij een amputatie? Antwoord Afhankelijk van de situatie van de patiënt kiest u hier voor 442 uitsluiten PAOD of 441 uitsluiten CVI Ja, typeren met diagnose 163 abces weke delen Diagnose = benigne neoplasma mamma / mastopathie (317) Perifeer Arteriosclerotisch Obliterend Disease (perifeer vaatstelsel afwijking aanleiding tot ernstige vernauwing) Een amputatie is een zorgactiviteit, vaak gevolg van een diagnose met vaatlijden. In dat geval kiest u voor de P.A.O.D. 4 (420). In de andere gevallen is gekozen voor; 427 ulcus cruris voor onderste extremiteiten Welke diagnosecode krijgt: Sepsis Huidspierfasciebiopt op verzoek van internist Bursitis schouder Loge/compartiment syndroom Onderste extremiteiten Teenluxaties Sympathectomie lumbaal regio i.v.m. bijv. hyperhydrosis Hallux valgus operaties Morton's neuralgie Bijnieroperatie Jicht Bursitis calcanei Extirpatie os coccygis i.v.m. afw.stand Code 129 overige (buik)klachten algemeen 170 ganglion, groot lipoom, unguis incarnatus 159 klachten bewegingsapparaat n.n.o. (surmenage, PHS etc.) Is een complicatie bij een aandoening; 159 klachten bewegingsapparaat n.n.o. (surmenage, PHS etc.) 239 falangen van de voet 449 overige vaat-diagnosen 239 falangen van de voet 170 ganglion, groot lipoom, unguis incarnatus 349 overige maligne neoplasmata abdomen 160 lokale infecties van huid en subcutis, hidradenitis 141 bursitis prepatellaris 159 Klachten bewegingsapparaat n.n.o. (surmenage, PHS etc) DBC-Onderhoud 13 50

5 Plastische chirurgie 0304 5.1 Zorgvraagtypering Onder de component Zorgvraag wordt voor de plastische chirurgie de zogenaamde opwaardering vastgelegd. Zorgvraag heeft binnen dit specialisme daarom een dubbele betekenis. Doorgaans wordt het probleem waarmee een patiënt zich presenteert bij de specialist bedoeld, dat zich uit in een specifieke diagnose. In enkele gevallen wordt met zorgvraag de DBC-component bedoeld. De opwaardering wordt als volgt gehanteerd: Standaard wordt 0 ingevuld. Er wordt uitsluitend een opwaardering gehanteerd bij een niet-maagdelijk operatiegebied, waardoor de operatieve behandeling wordt bemoeilijkt, te weten: Code Omschrijving 1 Status na één of meerdere ingrepen in hetzelfde operatiegebied; 2 Uitgebreid crushletsel in operatiegebied; 3 Operatiegebied met congenitale afwijkingen, na bestraling of SRD 4 Noodzaak voor tweede operateur 5 Kinderen =< 10 jaar, behalve bij ingrepen die regulier bij =< 10 jaar uitgevoerd worden 6 Twee of meer van bovenstaande Deze opwaardering wordt niet vastgelegd bij operatieve behandelingen waarbij deze situaties standaard van toepassing zijn, zoals traumata, defecten, tumoren, schisis en vervangen protheses. 5.2 Diagnosetypering 001 Eenvoudig 1 malig consult zonder behandeling < 20' 002 Complex 1 malig consult zonder behandeling >20', second opinion Kunnen alleen getypeerd worden, indien er geen verdere behandeling zal plaatsvinden. DBC-Onderhoud 14 50

6 Orthopedie 0305 6.1 Diagnosetypering 4104 Te verwijderen osteosynthesemateriaal wervelkolom 4105 Te verwijderen overig osteosynthesemateriaal (exclusief wervelkolom) Indien osteosynthesemateriaal verwijderd wordt tijdens de looptijd van het subtraject waarbinnen het materiaal geplaatst is, maakt het verwijderen onderdeel uit van hetzelfde subtraject, en wordt hiervoor geen parallel zorgtraject geopend. Indien het osteosynthesemateriaal verwijderd wordt na sluiting van het subtraject waarbinnen het materiaal geplaatst is, valt het verwijderen binnen het vervolgtraject en wordt de diagnose van het vervolgsubtraject eventueel aangepast. Als het zorgtraject al gesloten is, wordt een nieuw zorgtraject geopend voor het verwijderen. Als het osteosynthesemateriaal verwijderd wordt in het kader van een andere zorgvraag (bijvoorbeeld bij dubbelzijdige fracturen) kan het subtraject voor het verwijderen van het osteosynthesemateriaal parallel geregistreerd worden. DBC-Onderhoud 15 50

7 Gynaecologie 0307 7.1 Diagnosetypering G14 G22 Buikpijn zonder gynaecologische oorzaak Psychosomatisch te behandelen gynaecologische klachten Deze code is geen diagnose maar een klacht. Omdat er vaak geen diagnose voorhanden is blijft dit item opgenomen in de typeringslijst onder de groep diagnosen. Deze code is geen zuivere diagnose maar werd op verzoek van de Werkgroep Psychosomatische Obstetrie en Gynaecologie toegevoegd. Het gaat hier om een behandeling waarbij de intensieve gesprekstherapie op de voorgrond staat en is voorbehouden voor gynaecologen met specifieke vaardigheden hiervoor. Op termijn zal de Werkgroep Psychosomatische Obstetrie en Gynaecologie hier verder invulling aan geven en zal een tijdsbeslag worden herbezien. Typering van de diagnosen obstetrie. In de registratie bij obstetrie zijn drie fasen te onderscheiden; diagnosen Z11 t/m Z40 voor zwangerschapsbegeleiding, diagnose B11 t/m B40 voor begeleiding partus inclusief complicaties, nazorg en nacontrole, diagnosen K11 t/m K25 voor complicaties na partus uit de 1e en 2e lijn met nazorg en nacontrole. Voor iedere fase wordt een eigen (zo nodig parallel) zorgtraject geopend. Om inzichtelijk te maken welke zorg wordt geleverd aan welke patiënten is de diagnosetypering voor de obstetrische zorg per 1 januari 2014 uitgebreid. Met deze uitbreiding is het mogelijk de diagnosen specifieker vast te leggen. In principe betreffen de diagnosen Z20 t/m Z29, B11 t/m B21 en K11, K12, K14 t/m K25 aandoeningen die in de derdelijn (Obstetrisch High Care (OHC)) behandeld worden, maar kunnen ook in de tweedelijn plaatsvinden. De diagnosen Z40, B40, K13 (en eventueel K14 en K25) zijn over het algemeen van toepassing op zorg geleverd in de tweede lijn. Vanwege de uitbreiding van de diagnosecodes voor verloskunde is de opbouw voor deze diagnosegroep gewijzigd. De codes voor verloskunde beginnen nu niet meer met een V, maar zijn ingedeeld naar Z (zwangerschap), B (bevalling), K (kraambed/postpartum). De nog bestaande V-codes zijn vanwege deze nieuwe indeling omgecodeerd. Nieuwe subgroepcodes Z Zwangerschap B Bevalling K Kraambed/postpartum Overgaan naar volgende fase tijdens klinische episode. Naar aanleiding van het niet mogen verdelen van verpleegdagen bij parallelle zorgtrajecten volgt hier het registratieadvies over hoe te handelen bij een klinische partus tijdens een opname voor zwangerschapsbegeleiding. Indien een patiënte klinisch behandeld wordt voor een probleem tijdens de zwangerschap en tijdens diezelfde opname bevalt, wordt op het moment dat de patiënte in partu komt een zorgtraject geopend voor de begeleiding bij de partus (B-codereeks). De uitgevoerde zorgactiviteiten tijdens de DBC-Onderhoud 16 50

zwangerschapsperiode worden gekoppeld aan het zorgtraject voor de zwangerschap (Z-codereeks). Op het moment dat de patiënte in partu komt worden de uitgevoerde zorgactiviteiten (behalve de verpleegdagen) gekoppeld aan het zorgtraject dat geopend wordt voor de bevalling. De verpleegdagen van de gehele opname worden gekoppeld aan het subtraject met een diagnose uit de Z-codereeks, bij parallelliteit tijdens een klinische periode moeten de verpleegdagen namelijk aan één subtraject worden gekoppeld (verdelen van verpleegdagen is niet toegestaan). Vindt de opname echter plaats voor begeleiding van de partus, ook al vindt deze pas na enkele dagen plaats, wordt er direct een zorgtraject met een diagnose uit de B-codereeks Begeleiding partus inclusief complicaties, nazorg en nacontrole geopend (en wordt de klinische opname aan het subtraject met een diagnose uit de B-codereeks gekoppeld). Voorbeelden a) Patiënte met ernstige pre-eclampsie wordt opgenomen om de bevalling in te laten leiden. Op de dag van opname wordt een zorgtraject geopend met een subtraject met diagnose B12. Indien hier een zorgtraject met een subtraject met een diagnose voor begeleiding van de zwangerschap aan vooraf ging, wordt dat subtraject afgesloten volgens de algemene sluitregels. Er worden aan dit subtraject geen zorgactiviteiten meer gekoppeld vanaf het moment dat het zorgtraject voor B12 is geopend. b) Patiënte wordt in de 35 e week van de zwangerschap opgenomen met een ernstige groeiachterstand van het ongeboren kind. Patiënte blijft tot aan de partus in de 39 e week opgenomen. De uitgevoerde zorgactiviteiten tijdens de zwangerschapsperiode vallen binnen het zorgtraject met een subtraject met diagnose Z22. Op het moment dat de patiënte in partu komt wordt een zorgtraject met een subtraject met diagnose B13 geopend. Vanaf dat moment worden alle zorgactiviteiten in het kader van de bevalling en eventuele complicaties en nazorg (behalve de verpleegdagen), gekoppeld aan het zorgtraject met subtraject B13. Omdat verpleegdagen niet verdeeld mogen worden over parallelle subtrajecten, worden de verpleegdagen gekoppeld aan het subtraject met diagnose Z22. Een nieuwe zwangerschap rechtvaardigt een nieuw zorgtraject. Dit nieuwe zorgtraject moet eventueel parallel kunnen lopen aan een zorgtraject van een vorige zwangerschap (een vervolgsubtraject kan immers 365 dagen lopen en er kan inmiddels sprake zijn van een nieuwe zwangerschap). Vandaar dat het mogelijk is diagnosen voor zwangerschap, bevalling en kraambed parallel aan elkaar te registreren. Deze regel geldt echter niet voor diagnose Z11 Verloskundig adviesconsult (max. 2 consulten). In het algemeen geldt dat parallelliteit voor een adviesconsult niet is toegestaan, ook voor situaties waarin het adviesconsult plaats vindt in het kader van een nieuwe zwangerschap. Let op: Tijdens eenzelfde zwangerschap mag geen sprake zijn van parallelle trajecten voor eenzelfde fase. Indien tijdens één fase meerdere problemen bestaan, bijvoorbeeld een groeivertraging en dreigende vroeggeboorte, wordt slechts één zorgtraject geopend waarbij de zwaarste diagnose getypeerd wordt. DBC-Onderhoud 17 50

8 Dermatologie 0310 8.1 Diagnosetypering Per diagnosecode is door de Wetenschappelijke Vereniging Dermatologie een nadere toelichting gegeven. 01 Acneïforme dermatosen Acne (alle vormen), rosacea (alle vormen), dermatitis perioralis, overige. 02 Allergologisch probleem Atopie, wespen - bijenallergie, atopische patiënt, etc. 03 Benigne tumoren Fibromata, verruca seborrhoica, benigne adnex tumoren, lipomata, cysten, keratoacanthoom, chondrodermatits nodularis helicis, overige benigne tumoren. 04 Dermatosen door micro-organismen Pyodermiën: folliculitis, impetigo, erysipelas, cellulitis, gistinfecties:pityrosporon, candida, mycosen (alle vormen), (ecto)parasitaire infestaties en import ziekten, virusinfecties: molluscum contagiosum, herpes, viraal exantheem, overige infecties. 05 Eczeem, constitutioneel Verder geen toelichting nodig. 06 Eczeem. contactallergisch Verder geen toelichting nodig. 07 Eczeem, seborrhoisch Verder geen toelichting nodig. 08 Eczeem, overig Acrovesiculeus, orthoergisch, hyperkeratotisch en rhagadiform, nummulair, overige. 09 Flebologie overig en lymfologie Thromboflebitis, thrombose, postthrombotisch syndroom, chronische veneuze insufficiëntie, lymfoedeem (alle vormen), oedeem nno, flebologische afwijkingen nno. 10 Geneesmiddeleneruptie Erythrodermie, fixed drug, medicamenteuze fotodermatosen en EEM, TEN. 11 Genodermatosen Ichtyosen, etc. 12 Haar- en nagelafwijkingen 13 Inflammatoire dermatosen Alopecia (alle vormen), hirsutisme, nageldystrofie, habit tic deformity, etc. Bulleus pemphigoïd, pemphigus (alle vormen), cutane LE (alle vormen), dermatits herpetiformis, overige. 14 Maligne dermatosen Basaalcelcarcinoom, spinocellulaircarcinoom, lentigo maligna melanoom, maligne melanoom, lymfomen, metastasis cutis, overige. 15 Naevi Alle vormen. 16 Pigmentstoornissen Hyperpigmentatie: melasma, lentigo, post inflammatoir, hypopigmentatie (alle vormen), vitiligo, overige. 17 Premaligne dermatosen Keratosis actinica, erythroplakie:morbus Bowen, Queyrat, lentigo maligna, klinisch atypische naevus, lichen sclerosus, leukoplakie, overige. 18 Proctologische dermatosen Haemorrhoïden, fissura ani, perianale fistel, mariske, perianaal thrombose, mucosa prolaps, overige. 19 Pruritus/Prurigo Prurigo parasitaria, prurigo nodularis, neurodermitis circumscripta, pruritus, overige. DBC-Onderhoud 18 50

20 Psoriatiforme dermatosen Psoriasis (alle vormen), lichen planus, PLEVA, pityriasis lichenoides chronica, niet hereditaire keratosen, overige. 21 SOA Viraal, condylomata, herpes, kaposi sarcoom, chlamydia trachomatis, gonorrhoe, lues (alle vormen), LGV, granuloma inguinale, HIV, niet specifieke urethritis, overige. 22 Ulcus cruris Verder geen toelichting nodig. 23 Urticaria Angio-oedeem. 24 Varices Alle vormen. 25 Vasculaire dermatosen Vasculaire naevi (alle vormen), vasculitiden, arteriële insufficiëntie, ulcus arteriosum, overige. 26 Verrucae Alle vormen, verruca seborrhoica is een benigne tumor! 27 Diagnose niet nader omschreven 28 Geen dermatologische diagnose Granulomateuze dermatosen, stapelings dermatosen, panniculitiden, sclerodermieën, decubitus, dermatitis artefacta, littekens, geen classificeerbare diagnose, CPD. Verder geen toelichting nodig. 29 ICC Verder geen toelichting nodig. DBC-Onderhoud 19 50

9 Inwendige geneeskunde 9.1 Diagnosetypering 090 t/m 095 Ouderengeneeskunde Met ingang van 1 januari 2014 worden diagnosen voor ouderengeneeskunde toegevoegd voor de registratie van geriatrische zorg geleverd door de internisten ouderengeneeskunde. Hiermee is het voor inwendige geneeskunde mogelijk geriatrische zorgproducten te declareren. Voor deze specifieke zorg sluit inwendige geneeskunde aan bij de regels die gelden voor het afsluiten van subtrajecten bij het opnieuw uitvoeren van een CGA (zie de Algemene Toelichting op de registratieregels). Daarnaast is het niet toegestaan, behalve bij een klinisch intercollegiaal consult en bij klinische medebehandeling, parallelle zorgtrajecten te openen met diagnosen uit de groep ouderengeneeskunde. DBC-Onderhoud 20 50

10 Kindergeneeskunde 0316 10.1 Zorgvraagtypering Het specialisme kindergeneeskunde is onderverdeeld in kindergeneeskunde algemeen en neonatologie. Deze hebben elk een eigen typeringslijst. De component Zorgvraag is binnen de kindergeneeskunde onderscheidend voor het gebruik van de typeringslijst algemene kindergeneeskunde of neonatologie. Dit hoofdstuk beschrijft waarmee u rekening dient te houden bij het typeren van de zorgvraag. De zorgvraag bij Neonatologie wordt bepaald door de zwangerschapsduur, omdat deze voor een groot gedeelte de tijd bepaalt die de kinderarts besteedt aan de zorg voor het kind tot aan het moment van ontslag. Omdat er een duidelijk verschil in tijdsinvestering is tussen de per sectio geborene en de vaginaal geborene (hieronder vallen ook forceps, vacuüm) wordt ook dit element bij een aantal zorgvragen onderscheiden. Zorgvraag neonatologie Code Omschrijving 505 Prematuur onder 28 weken 515 Prematuur 28 tot 30 weken 525 Prematuur 30 tot 32 weken 530 Prematuriteit (32 tot 34 weken) zonder sectio 540 Prematuriteit (32 tot 34 weken) met sectio 550 Prematuriteit (34 tot 37 weken) zonder sectio 560 Prematuriteit (34 tot 37 weken) met sectio 570 A terme (meer dan 37) weken zonder sectio 580 A terme (meer dan 37) weken met sectio Zorgvraag algemene kindergeneeskunde Code Omschrijving 061 Kind Het is niet in alle gevallen even duidelijk welke typeringslijst gehanteerd moet worden voor de zorg die verleend wordt bij pasgeboren kinderen. Bepalend bij de typering is de leeftijd van de pasgeborene in combinatie met de aandoening die aan de zorgvraag ten grondslag ligt. Kinderen die in het ziekenhuis geboren worden getypeerd vanaf de lijst Neonatologie. DBC-Onderhoud 21 50

Pasgeborenen die binnen 28 dagen na de à terme datum 3 vanuit de thuissituatie, of bij overplaatsing uit een andere instelling, worden gezien/opgenomen worden getypeerd vanaf de lijst Neonatologie indien het een aan de perinatale periode gerelateerde aandoening betreft In de andere gevallen wordt vanaf de lijst Kindergeneeskunde getypeerd. Dus kinderen die worden gezien/opgenomen na 28 dagen na de à terme datum worden altijd getypeerd vanaf de lijst Kindergeneeskunde. Situatie Typeren vanaf typeringslijst: a) Ziekenhuisgeboren Neonatologie (diagnose 9902) b) Thuisgeboren, binnen 28 dagen na de à terme datum gezien/opgenomen voor aandoening 4 die relatie heeft met de geboorte/perinatale periode c) Thuisgeboren, binnen 28 dagen na de à terme datum gezien/opgenomen voor aandoening die geen relatie heeft met de geboorte/perinatale periode d) In perifeer ziekenhuis geboren en overplaatsing naar tertiair ziekenhuis binnen 28 dagen na de à terme datum voor aandoening die relatie heeft met de geboorte/perinatale periode e) In perifeer ziekenhuis geboren en overplaatsing naar tertiair ziekenhuis binnen 28 dagen na de à terme datum voor aandoening die geen relatie heeft met de geboorte/perinatale periode f) Ziekenhuisgeboren, overplaatsing vanuit tertiair ziekenhuis naar perifeer ziekenhuis binnen 28 dagen na de à terme datum voor aandoening die relatie heeft met de geboorte/perinatale periode g) Ziekenhuisgeboren, overplaatsing vanuit tertiair ziekenhuis naar perifeer ziekenhuis binnen 28 dagen na de à terme datum voor aandoening die geen relatie heeft met de geboorte/perinatale periode h) Ziekenhuisgeboren, overplaatsing vanuit tertiair ziekenhuis naar perifeer ziekenhuis na 28 dagen na de à terme datum Neonatologie (diagnose 9902) Algemene kindergeneeskunde Neonatologie (diagnose 9902) Algemene kindergeneeskunde Neonatologie (diagnose 9902) Algemene kindergeneeskunde Algemene kindergeneeskunde i) Thuisgeboren, gezien/opgenomen na 28 dagen na de à Algemene kindergeneeskunde 3 Met 28 dagen na de à terme datum wordt de periode van 28 dagen na de uitgerekende datum bedoeld. De 28 e dag valt binnen deze periode. Bv. Bij een kindje geboren na exact 37 weken zwangerschap loopt de 28 dagen na de à terme datum tot en met de 49 e dag na de geboortedatum. 4 Perinatale aandoeningen zijn aandoeningen waarvan de oorsprong ligt in de perinatale periode, bijvoorbeeld een slechte start van de zuigeling of een vroeggeboorte. Deze periode is de periode voor en rond de geboorte waarbij voor de diagnosetypering een uiterste termijn van 28 dagen na de à terme datum gehanteerd wordt. De medisch specialist is verantwoordelijk voor de juiste diagnosetypering en dient aan te geven of er een relatie bestaat tussen de aandoening en de perinatale periode. DBC-Onderhoud 22 50

Situatie Typeren vanaf typeringslijst: terme datum 10.2 Diagnosetypering Diagnosetypering bij pasgeborene na ontslag uit het ziekenhuis. Bij ontslag naar huis wordt het eventuele volgende subtraject getypeerd met zorgvraag 061. De diagnosetypering is dan als volgt: voor éénmalige eenvoudige nacontrole van een neonaat is dit: diagnose 9902 Basiszorg pasgeborene/kind voor langdurige nacontrole van een neonaat: 8905 Follow-up neonatale problematiek (niet NICU) voor langdurige nacontrole van een neonaat met een NICU-voorgeschiedenis: 8906 Follow-up NICU populatie. Indien zuigelingen tijdens deze follow-up nieuwe zorgvragen blijken te hebben worden hiervoor nieuwe zorgtrajecten geopend. Deze zorgtrajecten kunnen, als aan de regels voor parallelliteit wordt voldaan, parallel lopen aan een zorgtraject voor de lopende follow-up. Als niet aan de regels van parallelliteit wordt voldaan, wordt het subtraject getypeerd met de diagnose die gedurende de looptijd van het subtraject het meest typerend is. 7608 Bedreigde ontwikkeling kind 9955 Chronische thuisbeademing Deze omschrijving is per 1 januari 2013 gewijzigd in de neutralere omschrijving Bedreigde ontwikkeling kind maar blijft de te typeren diagnosecode voor (verdenking op) kindermishandeling. Als een patiënt in een instelling begeleid wordt voor chronische thuisbeademing en daarnaast zorg ontvangt voor de aandoening waarvoor de chronische thuisbeademing plaatsvindt, wordt een parallel zorgtraject geopend. Door het aanmaken van de diagnose Chronische thuisbeademing, is het eenvoudiger de zorgactiviteiten voor de thuisbeademing aan het juiste zorgtraject te koppelen. Op deze wijze is er duidelijk in beeld welke zorg behoort tot de chronische thuisbeademing en de zorg die in het ziekenhuis is verricht voor de onderliggende ziekte. DBC-Onderhoud 23 50

11 Maag-, darm- en leverartsen 0318 11.1 Diagnosetypering Op een aantal diagnosecodes is door de Wetenschappelijke Vereniging MDL een nadere toelichting gegeven. 199 Diagnose n.n.o. Te gebruiken voor zorgtype ICC. 201 Functionele dyspepsie Post-cholecystectomiesyndroom, dumpingsyndroom. 204 Chronische buikpijn Adhesies, chronische buikpijn ± obstipatie/diarree. 205 Prikkelbaar darmsyndroom ± diverticulose 206 Chronische intestinale pseudoobstructiesyndroom 301 Gastro-oesofageale refluxziekte/oesofagitis Functionele diarree, flatulentie. Systemische sclerosis, diabetische enteropathie. m.u.v. stenose, Barrett 302 Benigne stenose Peptische stenose, stenoserende buismaaganastomose. 305 Overige oesofagus motiliteitsstoornissen Oesofagusspasmen etc. 308 Overige oesofaguspathologie Infectieuze oesofagitis, pilgeïnduceerde oesofagitis, para-oesofageale hernia, externe oesofaguscompressie, caustisch oesofagusletsel. 401 Gastritis diversen Ziekte van Ménétrier, benigne maagwandafwijkingen, vit B12-deficiëntie (pernicieuze anemie). 402 (benigne) Peptisch ulcus NSAID gastroduodenopathie, peptische pylorusstenose. 403 Oorzaken acuut bloedverlies (niet varices) Bloedend peptisch ulcus, Mallory-Weiss lesie, Dieulafoy lesie, acute hemorrhagische (stress) gastritis. 404 Oorzaken chronisch bloedverlies. Watermelon (GAVE), angiodysplasieën 405 Ischemie Mesenteriaal trombose. 407 Maagcarcinoom, exclusief cardiacarcinoom 410 Overige dunne darmaandoeningen Duodenummaligniteit, secundaire gastroduodenale maligniteit, Kaposi sarcoom. Malabsorptie, maldigestie, lactoseintolerantie, ziekte van Whipple, HIV enteropathie, Graft-versus-Host Disease, galzurendiarree, radiatieenteritits ± stenose. 602 Colitis ulcerosa (idiopathische) Proctitis, pouchitis. 605 Infectieuze (entero-)colitis Microscopische colitis, ischemische colitis, medicatie-geassocieerde colitis, niet classificeerbare colitis, parasitaire infestaties. 606 Adenomateuze poliepen Hyperplastische poliep. 608 Familiaire poliepsyndromen FAP, syndroom van Peutz-Jeghers. DBC-Onderhoud 24 50

610 Colorectale maligniteit Follow-up na coloncarcinoom. 611 Ileus Ileus ± adhesies, coprostase met (sub-) ileus, Ogilvie s syndroom, D.I.O.S. (cystic fibrosis), darmnaadstenose. 612 (acute)bloeding distale tractus digestivus Divertikelbloeding, angiodysplasieën, colonvarices, vasculitis, endometriose. 631 Proctologie Fissura ani, perianale fistel, hemorroïden, radiatie (procto-) sigmoïditis, proctalgia fugax. 632 Bekkenbodemproblematiek Incontinentia alvi, solitair rectum ulcus, anisme, prolaps, rectocèle, invaginatie, enterocèle. 701 Hepatitis algemeen (acute) Virale hepatitis, toxische hepatitis (alcohol), steato-hepatitis, granulomateuze leverziekten, cryptogene hepatitis. 708 Cirrose gecompenseerd Geen behandeling van oesofagusvarices, ascites, of spontane bacteriële peritonitis noodzakelijk. 709 Cirrose gedecompenseerd Leverinsufficiëntie, oesofagusvaricesbehandeling, ascites, spontane bacteriële peritonitis, encephalopathie. 711 Benigne levertumor Hemangioom, leveradenoom, focale nodulaire hyperplasie. 712 Maligniteit in lever Primaire en secundaire maligniteiten in lever. 713 Metabole leverziekten Hemochromatose, ziekte van Wilson, stapelingsziekten / porfyrieën, erfelijke leveraandoeningen (alfa-1-antitrypsinedeficiëntie). 714 Overige aand. van lever en (portale) circulatie 736 Overige extrahepatische galwegpathologie Cholestase, vena portae trombose, ziekte van Caroli, levercysten, parasitaire infestatie, leverabces, Budd-Chiari syndroom. Galwegobstructie, gallekkage/stenose na (lap.) cholecystectomie, sfincter van Oddi-dyskinesie. 753 Chronische pancreatitis (pijn) Pijn, insufficiëntie 755 Pancreasneoplasieën Papilcarcinoom, pancreascarcinoom, cystische tumoren, mucineuze ductale ectasieën. 800 Niet classificeerbare diversen Obesitas. 820 Negatieve analyse/geen G.E. Na analyse/screening verdenking op (GE) aandoening uitgesloten. diagnose Met betrekking tot het gebruik van een aantal specifieke diagnoses is het volgende nog van belang : De Beroepsbelangen Commissie ontraadt het overvloedig gebruik van diagnosecode 800 (Niet classificeerbare diversen). Er is een aparte code toegevoegd: code 820 (negatieve analyse/geen MDL diagnose). Daarnaast ontraadt de Beroepsbelangencommissie het overvloedig gebruik van de codes betreffende de Inwendige Geneeskunde (900-codes). Deze codes zijn alleen bedoeld voor de typering van zorgvragen die daadwerkelijke inzet en kosten met zich brengen en geheel door de MDL-arts worden behandeld. Nadrukkelijk zijn ze niet bedoeld om nevendiagnoses vast te leggen die ook door de internist nog worden behandeld dan wel geen behandeling behoeven. DBC-Onderhoud 25 50

Tenslotte: een preoperatief consult bij een eigen patiënt wordt niet apart geregistreerd en valt onder het lopende zorgtraject. DBC-Onderhoud 26 50

12 Cardiologie 0320 12.1 Diagnosetypering Follow-up (diagnosecode 802-810) De diagnoses 801 tot en met 810 betreffen situaties waarin nabehandeling plaatsvindt na een voorafgaande bijzondere situatie of ingreep die bijzondere inspanning of aandacht vraagt. 801 Follow-up na acuut coronair syndroom 802 Follow-up na PTCA en/of CABG en/of ablatie 803 Follow-up na PM implantatie 804 Follow-up na ICD implantatie 806 Follow-up na operatie hartklepafwijking 807 Follow-up na operatie congenitale hart(vaat)afwijking 808 Follow-up na vaatoperatie (arterieel / veneus) 810 Follow-up na overige hartoperatie Indien deze diagnose voor de eerste maal wordt gesteld, dient een zorgtraject met een subtraject ZT11 te worden geopend. Voorbeeld Voor een patiënt die aansluitend aan een CABG klinisch wordt teruggeplaatst naar het verwijzende centrum voor klinische nabehandeling, wordt een zorgtraject met een subtraject met zorgtype 11 en diagnose 802 geopend. Bij ontslag uit de kliniek wordt het subtraject afgesloten en als de patiënt nog niet is uitbehandeld wordt een vervolg subtraject geopend met zorgtype 21 en diagnose 802. Peri-operatieve zorg (diagnosecode 822) Een patiënt is opgenomen bij thoraxchirurgie. De cardioloog in het hartchirurgische centrum wordt intensief betrokken bij preoperatief onderzoek, peri-operatieve begeleiding en postoperatieve zorg. De inzet voor de peri-operatieve zorg kan beschouwd worden als een medebehandeling waarvoor een zorgtraject geopend kan worden. Een zorgtraject voor peri-operatieve zorg kan alleen geopend worden in combinatie met een hartoperatie in een hartchirurgisch centrum. Dit behandelingstraject vindt plaats in nauwe samenwerking met de thoraxchirurg. Er is een raakvlak met de thoraxchirurgie voor de klinische peri-operatieve zorg. Verder mag dit zorgtraject niet samen met een ICC zorgtraject voorkomen. Het zorgtraject wordt geopend als de patiënt is opgenomen en wordt gesloten bij ontslag. Na ontslag wordt een zorgtraject voor de follow-up geopend. Een vergelijkbare situatie kan zich ook voordoen als de patiënt is opgenomen bij Cardiologie en er een hartoperatie plaatsvindt bij de thoraxchirurg. Hartteambespreking (diagnosecode 911) Onder de hartteambespreking wordt verstaan een bespreking in een WBMV-instelling, waarbij de gegevens van een patiënt via tertiaire verwijzing worden aangeboden. Het betreft besprekingen in het kader van de cardiochirurgie, interventiecardiologie en electrofysiologie. In het algemeen geldt dat voor de hartteambespreking slechts een zorgtraject zou kunnen worden geopend als deze persoonlijk door de interventiecardioloog c.q. electrofsyioloog is bijgewoond. Bij het registreren van dit zorgtraject dient tevens een zorgactiviteit (hart)teambespreking te worden geregistreerd (039679 Teambespreking). Hartteambespreking door behandelend cardioloog DBC-Onderhoud 27 50

Vrijwel altijd valt de hartteambespreking onder het lopende zorgtraject van de behandelend cardioloog en wordt er geen apart zorgtraject voor geopend. Hartteambespreking door interventiecardioloog/ electrofysioloog Het betreft hier een bespreking door de cardioloog van het tertiaire centrum. Komt de patiënt uit het eigen centrum, dan geldt de situatie als hierboven bij de behandelend cardioloog. Hier kan als stelregel gelden dat bij alle patiënten uit een ander dan het eigen centrum, een zorgtraject voor de hartteambespreking mag worden geopend. Pacemaker en ICD-vervangingen Vanwege de onduidelijkheid bij de diagnosestelling voor het vervangen van een pacemaker of een ICD is besloten dat de diagnose 803 follow-up na pacemaker of 804 follow-up na ICD implantatie hiervoor niet gebruikt kunnen worden. Bij de indicatiestelling voor vervanging van een pacemaker of een ICD dient men een nieuw zorgtraject met subtraject ZT11 te openen en het openstaande follow-up zorgtraject af te sluiten. Als het een end-of-life-indicatie betreft dient men de diagnose voor de eerste implantatie opnieuw te coderen (bijvoorbeeld impuls- of geleidingsstoornissen). Richtlijnen voor het coderen van diagnosen Code Diagnose Commentaar 101 Geen aanwijzingen voor cardiale afwijkingen 2. Pijn op de borst 201 Thoracale klachten e.c.i. 202 Angina pectoris, stabiel 203 Angina pectoris, onstabiel 204 ST elevatie hartinfarct 205 Non ST elevatie hartinfarct 3. Kortademigheid / hartfalen 301 Acuut hartfalen 302 Chronisch hartfalen Cardiomyopathie zonder hartfalen moet worden gecodeerd als 509 overige structurele hartafwijkingen 4. Ritme 401 Atrium fibrilleren / flutter 402 Overige supraventriculaire hartritmestoornissen AVNRT, accessoire bundels, PAC s, sinus/atriale tachycardie, etc 403 Ventriculaire hartritmestoornissen Ventriculaire tachycardie, fibrilleren en ectopie 404 Impuls- en geleidingsstoornissen Sick sinus, AV block, Bundeltak block, sinoauriculair block, analyse syncope (collaps), DBC-Onderhoud 28 50

Code Diagnose Commentaar 409 Overige hartritmestoornissen Verlengd QT, Brugada, etc 5. Structurele hartafwijking 501 Hartklepafwijkingen Symptomatisch en asymptomatisch 502 Congenitale hart(vaat)afwijking 509 Overige structurele afwijkingen van het hart Cardiomyopathie, linker ventrikel hypertrofie, HOCM, ARVD 6. Vaten 601 Arteriele vaatafwijking / stenose Van niet coronaire vaten 602 Veneuze vaatafwijking (thrombose / thromboembolie / longembolie) 609 Overige vaataandoeningen / afwijkingen Arterioveneuze malformatie 7. Ontstekingen 701 Pericarditis Van elke origine 702 Endocarditis Van elke origine 709 Overige ontstekingen Myocarditiden, late PM/ICD gerelateerde infecties 8. Follow-up 801 Follow-up na acuut coronair syndroom Poliklinisch of klinisch 802 Follow-up na PTCA en/of CABG en/of ablatie Poliklinisch of klinisch NB ook voor follow-up na catheterablatie 803 Follow-up na PM implantatie Poliklinisch of klinisch 804 Follow-up na ICD implantatie Poliklinisch of klinisch 806 Follow-up na operatie hartklepafwijking Poliklinisch of klinisch 807 Follow-up na operatie congenitale hart(vaat)afwijking Poliklinisch of klinisch 808 Follow-up na vaatoperatie (arterieel / veneus) Poliklinisch of klinisch 810 Follow-up na overige hartoperatie Poliklinisch of klinisch 821 Hartrevalidatie Poliklinisch of klinisch 822 Peri-operatieve zorg Betreft pre-, per- en postoperatieve zorg van een hartoperatie uitgevoerd in een thoraxcentrum 9.. Overige 901 Vetstofwisselingsstoornissen DBC-Onderhoud 29 50