Blok 2 LB 16-17 LES 1 MAAK EEN TOETJE Lees de tekst in het leesboek nog niet. 1 Kijk naar de plaatjes. Nu weet je al heel veel. 1 Hier staat hoe je een toetje maakt. Hier staat hoe je een pop maakt. 2 Het is een toetje met peer. Het is een toetje met appel. 3 Het toetje ziet eruit als een hoofd. Het toetje ziet eruit als een bloem. 2 De tekst heet: Een toet van peer. Wat weet je nu? Vul in. Kies uit: peer toet toetje 1 Een toet van peer is een 2 Het toetje ziet eruit als een 3 Je maakt het toetje van 3 Straks lees je de tekst. Dan weet je hoe je het toetje maakt. Vul in. Kies uit: verhaal gedicht weettekst De tekst is een Lees nu de tekst in het leesboek. 4 In de tekst staat: Dit is een recept voor een toetje. Weet jij wat een recept is? Een recept is een boek. In een recept staat hoe je iets maakt. Een recept is een toetje. Dit is een recept voor een toetje. Dit is een recept voor een toetje. Een toetje van peer en slagroom. 12
5 De tekst heet: Een toet van peer. In de tekst staat ook: Met een toet van snoepjes! Een toet kan dus twee dingen zijn. Trek een lijn naar het goede woord. 1 Een toet van peer. de toeter het toetje het hoofd 2 Met een toet van snoepjes. de muts het boek 6 Bij een recept let je op twee dingen: Wat zet je klaar? Wat moet je doen? Wat hoort erbij? Trek een lijn. Maak van de snoepjes een toet. Doe er wat suiker op. 12 snoepjes 1 Dit zet je klaar: Snijd de peer in blokjes. Roer de peer door de slagroom. Schil 300 gram peer. 24 gram suiker Klop de slagroom stijf. 2 Dit moet je doen: 2 kopjes slagroom Schep alles in een schaal. 300 gram peer 13
Blok 2 LB 18-19 LES 2 MAAK EEN VIS Lees de tekst in het leesboek nog niet. 1 De tekst heet: Een vis van zand. Waar gaat de tekst over, denk je? Het strand. De zee. Een vis. 2 Kijk goed naar de plaatjes. Nu weet je al veel meer. De tekst gaat over een vis. Maar niet zo maar een vis Vul in. Kies uit: muur papier zand 1 Het gaat over een vis van 2 Je maakt de vis op 3 Je hangt de vis aan de 3 Straks lees je de tekst. Dan weet je hoe je de vis maakt. Wat voor tekst is het, denk je? De tekst is een weettekst. De tekst is een gedicht. De tekst is een verhaal. Lees nu de tekst in het leesboek. 4 In de tekst staat: Strooi het zand op het vel papier. Weet jij nu wat je met het zand moet doen? Gooi het zand op één plek. Gooi het zand op alle plekken. Leg het zand neer. 14
5 Hoe maak je de vis van zand? En wat leg je klaar? Vul in. 1 Dit leg je klaar: 2 Zo maak je de vis: Maak met potlood een Smeer op de lijn van de vis. Strooi zand op het Schud het zand op de Wacht tot de lijm is. 6 Jij wilt ook een vis aan je muur. 1 Wat zet je klaar? Kleur de vis rood. 2 Wat moet je doen? Kleur de vis blauw. schud zand potlood vel papier strooi smeer hang lijm krant 15
Blok 2 LB 20-21 LES 3 DROMEN Lees de tekst in het leesboek nog niet. 1 De jongen op de foto droomt. Misschien droomt hij over zijn nieuwe fiets. Of over een reis naar de maan. Waar droom jij over? Enge monsters. Dat ik kan vliegen. School. Iets anders: 2 Wat weet jij al over dromen? Kruis die zinnen aan. Je droom is uit als je wakker wordt. Wat je droomt gebeurt echt. Je hebt leuke en nare dromen. Dromen is altijd fijn. 3 De tekst heet: Jij droomt ook! Wat voor tekst is het, denk je? De tekst is een verhaal. De tekst is een weettekst. De tekst is een gedicht. Lees nu de tekst in het leesboek. 4 Tekst 1 gaat over dromen. Daar weet je nu van alles van. En je weet wat voor tekst het is. Vul in. De tekst is een 16
5 In de tekst staat wat een nachtmerrie is. Kijk maar in het laatste stukje. Vul in. Kies uit: fijne gekke enge leuke Een nachtmerrie is een droom. 6 Van een weettekst leer je iets. Een weettekst is waar. Een gedicht lees je voor je plezier. Een gedicht is niet waar. Tekst 2 heet: Maan. Kijk maar in het boek. Wat voor tekst is het, denk je? Zet bij 1 een kring om het goede woord. Kruis bij 2 de goede zinnen aan. 1 Ik denk dat de tekst een weettekst gedicht is. 2 Dat denk ik: omdat het meisje op de maan is. omdat ik iets leer over de maan. omdat woorden rijmen. omdat het echt is. 7 Lees nu tekst 2. Wat kun je over de tekst zeggen? Het is een weettekst over de maan. Het is een gedicht over een droom. Het is een verhaal over een beer. 8 Een gedicht heeft vaak korte zinnen. Soms rijmen de laatste woorden van de zinnen. Zie jij in de tekst twee woorden die rijmen? Schrijf ze op. Doe het zo: droom stroom. 17
Blok 2 LB 22-23 LES 4 GEEN VIS Lees de tekst in het leesboek nog niet. 1 Kijk naar het eerste plaatje in je boek. Welke kleur heeft de dolfijn? Kleur de dolfijn in het vak. slim glad grijs sterk lui dom de dolfijn eng lang snel Welke woorden passen goed bij de dolfijn? Kleur die vakjes. 2 Wat weet jij al over een dolfijn? Kruis die zinnen aan. Een dolfijn leeft in de zee. Een dolfijn is een vis. Een dolfijn eet haring met uitjes. Een dolfijn kan hoog springen. 3 De tekst heet: De dolfijn. Wat voor tekst is het, denk je? Het is een verhaal over de dolfijn. Het is een gedicht over de zee. Het is een weettekst over de dolfijn. 18
Lees nu de tekst in het leesboek. 4 Weet je nu wat meer over de dolfijn? En denk je dat het waar is wat er staat? Dan weet je wat voor tekst het is. Maak bij 1 de zin af. Zet bij 2 een kring om het goede woord. 1 De tekst is een 2 Ik dacht dat ook niet bij vraag 3. 5 Van een weettekst leer je iets. Wat weet je nu over een dolfijn? Kruis de goede zinnen aan. Een dolfijn haalt boven water adem. Een dolfijn legt eitjes in het water. Een dolfijn is geen vis. Een dolfijn eet planten uit de zee. Je kunt een dolfijn iets leren. 6 In de tekst staat: Je kunt een dolfijn tam maken. Kijk maar in het laatste stukje. Weet jij wat een tamme dolfijn is? Vul in. 1 Een tamme dolfijn is 2 Ik ken nog meer tamme dieren: 7 Wat vind jij van de tekst? Ik word er verdrietig van. Leuke tekst! Ik leer er wat van. Ik vind het een spannend verhaal. 19
Blok 2 LB 24-25 LES 5 DE TRUC VAN DOLLIE Lees de tekst in het leesboek nog niet. 1 De tekst heet: Dollie, de dolfijn. Wie heeft de naam van de dolfijn bedacht? Kleur het vakje. de moeder van de dolfijn de juf de schrijver 2 Kijk naar de plaatjes. Wat voor tekst is het, denk je? Vul in. Kies uit: weettekst verhaal gedicht 1 Het is een 2 Dat denk ik, omdat 3 Je ziet wat er op de plaatjes staat. En je weet wat de titel is. Waar zal de tekst over gaan, denk je? Dollie krijgt zwemles. Het publiek is dol op Dollie. Dollie laat haar kunstjes zien. Dollie wil terug naar de zee. Lees nu de tekst in het leesboek. 4 In de tekst staat wel zestien keer: ik. Wie is die ik? Zet een kruis bij het goede plaatje. de baas Dollie het meisje 20
5 Wat weet je nu zeker over de tekst? Zet bij 1 en 2 een kring om het goede woord. Kruis bij 3 de goede zinnen aan. 1 Dollie, de dolfijn is een: gedicht weettekst verhaal 2 Ik had dat ook niet bij vraag 2. 3 Ik weet het nu zeker: omdat de dolfijn een zwempak draagt. omdat een dolfijn niet kan lachen. omdat een dolfijn kan denken. omdat ik iets van de tekst heb geleerd. 6 In de tekst staat: Het publiek gilt. Waarom gillen de mensen? Ze vinden het maar eng. Ze vinden het juist leuk. Ze houden niet van water. Ze zijn boos op Dollie. 7 In de tekst staat: Straks komt mijn beste truc. Truc is een ander woord voor kunstje. En een kunstje is iets wat je heel goed kunt. En wat er moeilijk uit ziet. Dollie doet twee kunstjes. Vul in. 1 Ze laat ze zich plat 2 Ze doet net alsof 8 Wat vind jij van de tekst? Ik word er verdrietig van. Leuke tekst! Ik leer er wat van. Ik vind hem wel spannend. Noordhoff Uitgevers bv 21