Het dunne schoonheidsideaal in de media.



Vergelijkbare documenten
Het dunne schoonheidsideaal in televisiereclames en tijdschriftadvertenties:

Het ideale vrouwenlichaam

Literatuuronderzoek Bachelor Thesis naar de effecten van blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal op het lichaamsbeeld van vrouwen

Het schoonheidsideaal in de media

Het effect van media op het zelfbeeld van vrouwen

Het slanke schoonheidsideaal en verstoring van het lichaamsbeeld

LICHAAM EN ZELFBEELD. Ben je ook wat je ziet? Of zie je wat je wilt zijn?

Wil jij zijn wat je ziet? Een onderzoek naar de effecten van blootstelling aan aantrekkelijke modellen op het zelfbeeld van Nederlandse consumenten

De perfecte vrouw De effecten van ideaalbeelden in televisiereclames op het zelfbeeld van vrouwen tussen 30 en 65 jaar

Premasterthesis Communicatiewetenschappen Het effect van informatielabels bij afbeeldingen van dunne modellen

Expliciete en impliciete effecten van dunne en ronde advertentiemodellen op productevaluaties

Naam: Fieke Kuppens. Studentnummer: Datum: januari Studierichting: Communicatiewetenschap

Bachelor Thesis. Fat is bad, thin is in. Wat het ideaalbeeld in de media doet met het lichaamsbeeld van meisjes

Kleine meisjes, grote gevolgen: Het dunne ideaalbeeld in de media en de ontwikkeling van eetstoornissymptomen

Mag het een onsje meer zijn?

Modellen: ter inspiratie of zelfevaluatie?

Effecten van embedded advertising. Vandaag. Waarom Werkt Embedded Advertising? Bewijs van effectiviteit en 3 verklaringen. Effecten van regelgeving

Afvallen of aankomen?

Zelf-discrepanties na reclame-afbeeldingen 1. Running head: ZELFDISCREPANTIES EN RECLAME-AFBEELDINGEN

2. In functie van implementatie van onderzoekscompetenties in de lerarenopleiding

Mediacontext: thematische congruentie tussen context/advertentie en het effect op reclameverwerking in magazines

Master Thesis. Beauty is the Beast. The influence of beauty in advertisements. with regard to body satisfaction under women.

Lichaamsvergelijking en lichaamsontevredenheid bij adolescente meiden

De Invloed van de Media op de Lichaamstevredenheid en Zelfwaardering van Vrouwen.

Gedeelde Waarden in Confrontaties met Morele Weigeraars: Tegenovergestelde Effecten op Zelf- en Weigeraar Beoordelingen

Social Media and Online Self-Presentation: Effects on How We See Ourselves and Our Bodies D.A. de Vries

Een foto zegt meer dan 1000 woorden.

Dat is mooi meegenomen!

Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen

verder geïdealiseerd wanneer peers deze lichamen als ietwat ondergewicht beoordelen, wat resulteert in meer negatieve lichaamspercepties als er geen

Gespiegeld aan een ander

De Impact van Mediagebruik op Body Dissatisfaction en Appearance Anxiety bij Tween-meisjes (9 tot 12 jaar)

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Beauty and the Brain. De Effecten van Aantrekkelijke Modellen op Tevredenheid met de Partner en de Relatie.

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Visie: De glossy s mogen niet de schuld krijgen van het negatief zelfbeeld bij vrouwen, ook al promoten ze een onrealistisch schoonheidsideaal

Wat weten we over product placement?

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Samenvatting Dankwoord About the author

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

1 Conclusie en discussie 1

Onderzoek Dunne modellen?

De Japanse vrouw: Slachtoffer van het westers schoonheidsideaal

MANTELZORG, GOED GEVOEL

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Opstel Management & Organisatie Muziek in reclames

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Photoshop: top of flop? Over fotobewerking in reclames

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

How to present online information to older cancer patients N. Bol

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Werken dialoogbijeenkomsten tegen discriminatie?

Getting (th)inspired?! Inspiratie door het slankheidsideaal in de media en de invloed op lichaamsbeeld. Nèjet Aïssa. Universiteit van Amsterdam

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

Online reclame versus traditionele reclame

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

17 augustus Onderzoek: Dunne modellen?

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Zichtbaar reinigen en beleving

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting. De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd:

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Stichting OOPOEH Eindrapportage over de impactmetingen in september 2015 en juni 2016

Het toepassen van theorieën: een stappenplan

Summary in Dutch. Samenvatting

Prevention of cognitive decline

Seksualisering: beeldvorming en opvattingen

Werkmap: Lichaamsbeeld

Experience-Based Authority Argumentation in Direct-to-Consumer Medical Advertisements R.M. Wierda

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

Jane in de universitaire jungle

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Meer Merkbeleving door Merkextensies Een onderzoek naar de invloed van merkextensies op de merkbeleving van de consument

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Taal en communicatie - profielwerkstuk

10 de psycholoog / mei 2012

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Hoofdstuk 10 Google Positie google

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Hoofdstuk 1. Inleiding.

Techniek? Dat is niks voor mij. Hoe kunnen scholen en bedrijven samen bijdragen aan een betere beeldvorming over en keuze voor bèta en techniek?

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Het effect van doelstellingen

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Alcoholmarketing in Europa en Nederland

SAMENVATTING (Summary in Dutch)


het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Management summary. Brexit: beleving en informatiebehoefte Doelgroepen: Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk, bedrijven en algemeen publiek

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:

Jongeren & hun levensstijl. Resultaten van Young Opinions onderzoek in opdracht van de Stichting Nationale DenkTank

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Transcriptie:

Het dunne schoonheidsideaal in de media. Een analytische review naar de invloed van blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal in tijdschriftadvertenties en televisiereclames op de lichaamsontevredenheid bij jonge vrouwen. Bachelorthesis Communicatiewetenschap Afstudeerseminar: Media & Reclame Student: Lianne van Dijk (6103596) Begeleider: Eric Groothedde Datum: 12 januari 2010

Inhoudsopgave Inleiding...3 Methode...6 Resultaten...8 Discussie...15 Literatuur...20 2

Inleiding Waarop baseert u uw eerste indruk zodra u iemand ontmoet? Waarschijnlijk op iemands uiterlijke verschijning. Deze verschijning is namelijk het meest zichtbare en toegankelijke kenmerk van een persoon en heeft een belangrijke informatiewaarde (Gielen, 2003). Het vrouwelijk schoonheidsideaal speelt hierbij een grote rol. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een mooie vrouw meer kans maakt bij een sollicitatie (Huijsing, 2004). Slanke vrouwen hebben zelfs een hoger salaris dan dikkere vrouwen (Slanke vrouw, vet salaris, 2010). Uit een wereldwijd onderzoek van beautymerk Dove en Harvard University (2005) blijkt dat jonge vrouwen geloven dat ze er beter uit moeten zien dan de generatie van hun moeder. Door deze druk om dun te zijn worden de magere modellen in de media ook wel gezien als een belangrijke oorzaak van eetstoornissen (Harrison & Cantor, 1997; Stice, Spangler & Agras, 2001). Een veel gehoord geluid is dat televisiereclames vaak seksistisch zijn en stereotyperingen bevatten. Het stereotype beeld van de vrouw als moeder en huisvrouw is verschoven naar de vrouw als lustobject (Rudman & Hagiwara, 1992, in: Lavine, Sweeney & Wagner, 1999, p. 1055). Door seksistische reclames en advertenties wordt een vertekend lichaamsbeeld gecreëerd van de vrouw doordat er onrealistische standaarden van de vrouwelijke schoonheid worden neergezet. Er zijn echter ook tegengeluiden te horen, bijvoorbeeld dat vrouwen deze onrealistische beelden herkennen en zich er van bewust zijn dat de adverteerder zijn product in een geïdealiseerde setting probeert te verkopen. Toch blijkt uit experimentele studies dat vrouwen hun eigen lichaamsgrootte overschatten (Lavine, Sweeney & Wagner, 1999; Myers & Biocca, 1992) en na blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal in de media een grotere lichaamsontevredenheid ervaren (Grabe, Hyde & Ward, 2008). Het dunne schoonheidsideaal is een abstract idee dat concreet wordt gemaakt in de vorming van het lichaam (Hindle, 2009, p. 7), waarbij de focus ligt op het gewicht en de vorm (Henderson-King & Henderson-King, 1997, p. 400). Het huidige ideaalbeeld wordt gekenmerkt door slankheid, veel modellen hebben de Europese maat 34 of 36. Lichaamsontevredenheid verwijst naar de negatieve gedachten en gevoelens die een persoon heeft over het eigen lichaam (Hargreaves & Tiggemann, 2002), dit kan gaan over specifieke lichaamsdelen of over het lichaam als geheel (Bessenoff, 2006). Ondanks het ontstaan van lichaamsontevredenheid na blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal, zien vrouwen liever een reclame waarin dunne vrouwen een product aanprijzen dan wanneer 3

een vrouw met een normaal postuur dat doet (Richins, 1991). Toch heeft de lichaamsgrootte van een model geen invloed op de effectiviteit van de advertentie of reclame (Halliwell & Dittmar, 2004). In de maatschappelijke discussie wordt regelmatig gesproken of geretoucheerde foto s niet voorzien moeten worden van een bepaald logo (Felten, Janssens & Brants, 2009), zodat jonge vrouwen er bewust van worden gemaakt dat deze foto s geen realistische weergave zijn van het vrouwelijk lichaamsbeeld. De sociaal-culturele theorie wordt in de bestaande literatuur vaak genoemd om de lichaamsontevredenheid bij vrouwen te begrijpen (Hawkins, Richards, Granley & Stein, 2004; Thompson & Heinberg, 1999; Tiggemann, Polivy & Hargreaves, 2009). Bij deze theorie gaat het er om dat het dunne schoonheidsideaal versterkt en doorgegeven wordt door een aantal sociale invloeden, zoals familie, de peer-group en de media. De massamedia worden over het algemeen gezien als de meest doordringende en machtige hiervan. Voornamelijk mode- en beautytijdschriften zijn een belangrijke bron en verspreider van het dunne schoonheidsideaal voor vrouwen (Malkin, Wornian & Chrisler, 1999). De sociale vergelijkingstheorie kan ook toegepast worden op het proces dat vooraf gaat aan lichaamsontevredenheid. Zo kunnen vrouwen de geïdealiseerde beelden uit advertenties en reclames vergelijken met hun eigen lichaam en leven (Richins, 1991). De resultaten over het effect van deze sociale vergelijking zijn echter verdeeld. Zo beweren bepaalde onderzoekers dat mensen een grotere discrepantie ervaren als ze zien dat hun eigen lichaam niet overeenkomt met het geïdealiseerde beeld uit de advertentie (Halliwell & Dittmar, 2004), terwijl andere onderzoekers stellen dat de vergelijking met het eigen lichaam juist het onrealistische beeld van de reclames versterkt en daardoor het effect van de reclame teniet doet (Potter, 1986, in: Richins, 1991, p. 71). Tot slot speelt ook de cultivatietheorie, waarbij er vanuit wordt gegaan dat ontvangers de televisiewerkelijkheid overnemen, een belangrijke rol. Vrouwen kunnen bij herhaalde blootstelling aan televisiereclames de beeldvorming in deze reclames als representaties van de werkelijkheid gaan zien (Grabe, Ward & Hyde, 2008). In het huidige onderzoeksveld bestaan uiteenlopende meningen over de effecten van het dunne schoonheidsideaal op het vrouwelijk lichaamsbeeld. In de maatschappelijke discussie lijkt men het er over eens te zijn dat het dunne schoonheidsideaal leidt tot een negatief zelfbeeld bij vrouwen, maar wordt dit gedachtegoed ook ondersteund door de wetenschap? In deze literatuurstudie staat de volgende probleemstelling centraal: In hoeverre leidt blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal in tijdschriftadvertenties en televisiereclames tot lichaamsontevredenheid bij jonge vrouwen in de leeftijd van 13 tot 35 jaar? 4

De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is het toevoegen van kennis door verschillende onderzoeken over dit onderwerp met elkaar te vergelijken en een overzicht te geven van de bestaande kennis. Hierdoor zal duidelijk worden waar nog empirisch vervolgonderzoek nodig is. De meeste bestaande onderzoeken richten zich op een klein afgebakende leeftijdsgroep, zoals meisjes in de leeftijd 13 tot 15 jaar of vrouwen tussen de 18 en 25 jaar. Deze literatuurstudie zal de verschillende studies en leeftijdsgroepen integreren waardoor er uitspraken gedaan kunnen worden over een brede groep jonge vrouwen. Daarnaast onderzoeken diverse meta-analyses de invloed van media in het algemeen, maar richt deze literatuurstudie zich specifiek op tijdschriftadvertenties en televisiereclames. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is een beeld weergeven van het dunne schoonheidsideaal in tijdschriftadvertenties en televisiereclames op het lichaamsbeeld bij vrouwen. Deze informatie zou relevant kunnen zijn voor het opstellen van de wet- en regelgeving waaraan televisiereclame moet voldoen (de Nederlandse Reclame Code), zodat het negatieve effect gereduceerd kan worden. Daarnaast is het belangrijk dat vrouwen actieve en kritische ontvangers van seksistische reclameboodschappen worden, zodat ze bij de ontwikkeling van hun zelfbeeld weerstand kunnen bieden aan het dunne schoonheidsideaal in advertenties en reclames. De resultaten uit deze literatuurstudie kunnen als uitgangspunt dienen voor voorlichtingsinstanties om jonge vrouwen bewust te maken van de invloed van media-inhoud die het dunne schoonheidsideaal bevat. 5

Methode De vraag in hoeverre blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal leidt tot lichaamsontevredenheid bij vrouwen is onderzocht door middel van een analytische review. Dit is een methode die valt onder literatuuronderzoek en houdt in dat de bestaande literatuur op een gestructureerde wijze kritisch wordt geëvalueerd. De literatuur waarbinnen de probleemstelling is onderzocht bestaat voornamelijk uit wetenschappelijke artikelen die de afgelopen tien jaar over het dunne schoonheidsideaal in de media zijn gepubliceerd in wetenschappelijke Journals. Voor dit tijdsbestek is gekozen omdat het schoonheidsideaal gedurende de decennia aan verandering onderhevig is en er in deze studie geprobeerd wordt de huidige invloed van het dunne schoonheidsideaal op de lichaamsontevredenheid bij jonge vrouwen te analyseren. Het is daarom van belang om zoveel mogelijk recente publicaties over dit onderwerp te reviewen. Er zijn een aantal interessante studies uit de jaren 90 meegenomen in de review, omdat hier in de recente studies veelvuldig naar werd verwezen. Aangezien het doel van deze studie een overzicht geven van bestaand onderzoek is, zijn ook deze artikelen kritisch geëvalueerd. Daarnaast is het gekozen tijdsbestek interessant omdat het reclameaanbod op televisie sinds de jaren 90 enorm is gestegen als gevolg van het toegenomen aantal reclamedragers en een versoepeling van de reclameregels (Faasse, Moorman & Neijens, 2010). Ook tijdschriften zijn voor adverteerders nog steeds interessant, vrouwenbladen nemen het grootste aandeel advertentiebestedingen (34%) voor hun rekening (Nielsen Media Research, 2009, in: Faasse, Moorman & Neijens, 2010, p. 84). Dit betekent dat vrouwen steeds vaker blootgesteld worden aan de inhoud van reclames en advertenties, die veelvuldig het dunne schoonheidsideaal bevatten (Malkin, Wornian & Chrisler, 1999). De wetenschappelijke artikelen zijn verkregen door gebruik te maken van de databases Google Scholar en ISI Web of Science. De periode waarin deze artikelen zijn gezocht is 1 oktober 2010 tot en met 10 december 2010. De volgende zoektermen zijn hiervoor toegepast: advertising, commercial, body image, body dissatisfaction, beauty image, women, adolescent girls en thin ideal. Deze termen zijn afzonderlijk van elkaar, maar ook in combinatie gebruikt. Daarnaast is er regelmatig gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode om nog meer relevante artikelen te verkrijgen. Deze methode houdt in dat de literatuurlijst van een relevant artikel als literatuurbron dient om nog meer relevante artikelen te vinden. Deze artikelen zijn vervolgens opgezocht via Google Scholar. In totaal zijn er achttien artikelen geselecteerd voor de analytische review. 6

Er zijn voornamelijk empirische onderzoeken geselecteerd, maar ook een correlationele studie en enkele meta-analyses zijn in de review meegenomen. Hier is voor gekozen om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het bestaande onderzoek naar dit onderwerp. Deze studie richt zich op jonge vrouwen in de leeftijd 13 tot 35 jaar, omdat dit de levensfase is waarin vrouwen hun identiteit ontwikkelen en daardoor meer kans hebben om beïnvloed te worden door het schoonheidsideaal in de media (Hargreaves & Tiggemann, 2003b). De meeste onderzoeken zijn gericht op adolescenten, in de Verenigde Staten worden hier personen in de leeftijd 13 tot 24 jaar mee bedoeld. De gemiddelde leeftijden van de proefpersonen uit de geanalyseerde onderzoeken vallen binnen deze categorie. Ondanks dit gemiddelde waren er wel een aantal experimenten die jonge vrouwen tot 28 jaar (Tiggemann & McGill, 2004) of tot 35 jaar (Harper & Tiggemann, 2007; Lavine, Sweeney & Wagner, 1999; Tiggemann, Polivy & Hargreaves, 2009) onderzochten. Om de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen is er daarom voor gekozen om de leeftijdscategorie af te bakenen van 13 tot 35 jaar. Bij de selectie van de artikelen is dan ook met dit criterium rekening gehouden. Studies die over mannen gaan of over vrouwen die niet binnen deze leeftijdsgroep vallen zijn dan ook buiten beschouwing gelaten. 7

Resultaten De resultaten uit de review van de empirische onderzoeksartikelen naar de invloed van het dunne schoonheidsideaal in advertenties en reclames in de media op de lichaamsontevredenheid van jonge vrouwen zijn gestructureerd naar mediumtype, ofwel naar tijdschriftadvertenties en televisiereclames. Er zijn enkele studies die blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal in de media in het algemeen hebben onderzocht. Hieruit blijkt dat blootstelling aan dergelijke media-inhoud leidt tot een toegenomen lichaamsontevredenheid bij vrouwen. Groesz, Levine en Murnen (2002) concludeerden in hun meta-analyse een klein maar consistent effect van blootstelling aan het dunne ideaal in de media op het welzijn van vrouwen, omdat de lichaamsontevredenheid na de blootstelling was toegenomen. Uit de meta-analyse van Grabe, Ward en Hyde (2008) blijkt dat experimentele en correlationele studies elkaar hierin ondersteunen. Slechts in een enkele studie was een positief effect zichtbaar tussen blootstelling aan de media en lichaamstevredenheid. Invloed dunne schoonheidsideaal in tijdschriftadvertenties op lichaamsontevredenheid De algemene gedachte dat blootstelling aan het dunne ideaalbeeld leidt tot een grotere lichaamsontevredenheid bij vrouwen (Grabe, Ward & Hyde, 2008; Groesz, Levine & Murnen, 2002) wordt ondersteund door experimenten waarbij tijdschriftadvertenties als manipulatie dienden. Advertenties waarbij alleen delen van het lichaam werden getoond leidden tot een grotere lichaamsontevredenheid dan wanneer het hele lichaam in beeld was (Tiggemann & McGill, 2004). Het is mogelijk dat vrouwen zich beter kunnen vergelijken met een lichaamsdeel dan met een heel lichaam. Indien het hele lichaam wordt getoond is het lichaam persoonlijker (bijvoorbeeld door de gezichtsuitdrukking en de zichtbare leeftijd), waardoor de vergelijking voor vrouwen irrelevant is geworden. Hier is echter nog weinig onderzoek naar gedaan. Toch geeft dit resultaat voor Tiggemann en McGill (2004) voldoende aanleiding om aan te nemen dat sociale vergelijking een grote rol speelt. Enkele jaren later is deze aanname in een nieuw experiment getoetst. Harper en Tiggemann (2008) vroegen zich af of de aanwezigheid van een man in de advertentie, samen met een dunne idealistische vrouw, tot een grotere lichaamsontevredenheid zou leiden, omdat vrouwen dan meer als een derde persoon naar de advertentie kunnen kijken waardoor ze zichzelf meer gaan vergelijken. Uit het experiment bleek echter dat het geen verschil maakt of een advertentie alleen een vrouw met het dunne ideaal laat zien of een advertentie waarin zowel 8

een dunne idealistische vrouw als een man wordt getoond, de lichaamsontevredenheid is hetzelfde. Om de rol van sociale vergelijking nogmaals te toetsen gaven Tiggemann, Polivy en Hargreaves (2009) de proefpersonen een instructie mee tijdens het bekijken van de advertenties. Vrouwen uit de ene conditie moesten zichzelf vergelijken met de vrouwen in de advertenties, de vrouwen uit de andere conditie moesten zich voorstellen hoe het zou zijn om de vrouw in de advertentie te zijn. Er was ook een controleconditie, deze vrouwen kregen advertenties met alleen producten te zien. Beide condities die aan het dunne ideaalbeeld werden blootgesteld vertoonden meer ontevredenheid over hun lichaam dan de controleconditie. Ondanks dat de vrouwen van de fantasieconditie een groter gevoel van eigenwaarde hadden dan de sociale vergelijkingsconditie, was de ontevredenheid over het eigen lichaam hetzelfde. De onderzoekers concluderen daarom dat het mogelijk is dat er zowel negatieve als positieve effecten tegelijkertijd plaats kunnen vinden. Er is echter nog geen literatuur gepubliceerd over deze positieve effecten. Begin jaren 90 bracht Richins (1991) de rol van sociale vergelijking ook al in relatie tot de geïdealiseerde beelden in advertenties. In een survey onder 80 vrouwelijke studenten gaf 50% aan zichzelf te vergelijken met de persoon uit de advertentie. Eén derde van de vrouwen gaf daarbij aan zich na de blootstelling ook ontevreden te voelen over haar eigen lichaam. In de focusgroep die vooraf aan de survey was gehouden, bleek dat vrouwen vooral kijken naar het lichaamsdeel van de vrouw in de advertentie waar ze zelf niet tevreden over zijn. In het algemeen doen ze dit omdat ze op zoek zijn naar de geruststelling dat hun lichaamsdeel zo erg nog niet is. Alle vrouwen uit de focusgroep benijdden de modellen uit de advertentie om hun mooie uiterlijk. Toch waren er ook enkele vrouwen die optimistisch waren na het zien van de advertenties. Vaak kwam een aantal lichaamseigenschappen van het model dan overeen met het lichaamsbeeld dat de vrouw van zichzelf had of de vrouw veronderstelde het lichaam van het model als bereikbaar, bijvoorbeeld door te gaan diëten. Een aantal studies hebben de modererende rol van individuele verschillen onderzocht met betrekking tot het effect van geïdealiseerde mediabeelden op de lichaamsontevredenheid van vrouwen. Zo hebben Bergstrom, Neighbors en Malheim (2009) onderzocht of vrouwen met een hoge Body Mass Index (BMI) en een laag gevoel van eigenwaarde, op basis van sociale vergelijking, een grotere discrepantie ervaren dan vrouwen met een lagere BMI en hoog gevoel van eigenwaarde. De experimentele conditie kreeg anderhalve minuut tien advertenties te zien met het dunne ideaalbeeld afkomstig uit populaire modetijdschriften. De controleconditie kreeg daarentegen anderhalve minuut tien advertenties van elektronica, schoonmaakmiddelen en auto s te zien waarin geen personen voorkwamen. Uit de 9

resultaten blijkt dat zwaardere vrouwen uit de experimentele conditie over het algemeen een grotere discrepantie ervaren tussen hun eigen lichaam en dat van het getoonde model. Voor slankere vrouwen is de discrepantie na blootstelling aan het dunne ideaalbeeld juist verminderd. De onderzoekers concluderen dat de nadelige effecten van reclames met het dunne schoonheidsideaal groter worden naarmate het BMI toeneemt. Daarnaast is in deze studie ook de rol van de self-affirmation theory onderzocht. Deze theorie houdt in dat mensen het effect van een bepaalde dreiging die hun zelfbeeld aantast proberen te reduceren door andere eigenschappen van zichzelf te bevestigen. Uit deze studie is gebleken dat vrouwen die zich het meest bedreigd voelden door de advertentie andere (niet uiterlijk gerelateerde) eigenschappen van zichzelf gaan bevestigen om het gevoel van eigenwaarde weer te herstellen. Zo vertelden de vrouwen zichzelf bijvoorbeeld dat het belangrijker is dat ze een goede vriendin zijn en een goede student dan dat ze dun zijn. Deze eigenschappen werden voornamelijk belangrijker bij vrouwen met een hoog BMI en een laag zelfbeeld na blootstelling aan het dunne ideaalbeeld. De belangrijkheid van deze eigenschappen waren namelijk hetzelfde bij vrouwen met een laag BMI en een hoog zelfbeeld uit de experimentele en controleconditie. Hieruit concluderen de onderzoekers dat alleen vrouwen met een hogere BMI en laag zelfbeeld negatief beïnvloed worden door advertenties die het dunne schoonheidsideaal bevatten. Dat zwaardere vrouwen een grotere lichaamsontevredenheid ervaren dan mindere zware vrouwen wordt ondersteund door een experiment van Henderson-King en Henderson-King (1997). Zij onderzochten de modererende rol van gewicht, mate van zelfcontrole en sociale factoren. Zelfcontrole houdt in dat vrouwen met een hoge zelfcontrole hun eigen representatie heel belangrijk vinden en hun gedrag aanpassen op de verwachtingen van de situatie. Vrouwen met een lage zelfcontrole zijn daarentegen meer bezig met het vinden van overeenstemming tussen hun daadwerkelijke gedrag en innerlijke overtuigingen, ook al gaat dat tegen de sociale norm in. Om de modererende rol van sociale factoren te onderzoeken kreeg de helft van de proefpersonen een conversatie te horen waarbij twee mensen oordelend waren over een gezamenlijke vriend die in gewicht was aangekomen en daardoor minder aantrekkelijker was geworden. De andere helft van de proefpersonen kreeg een neutrale conversatie te horen waarbij twee mensen spraken over de recente verhuizing van hun gezamenlijke vriend. Na het horen van de conversatie kreeg de experimentele groep dertig advertenties te zien, waarvan twintig advertenties met modellen die het dunne schoonheidsideaal bevatten en tien neutrale advertenties. De controleconditie kreeg dertig neutrale advertenties te zien met producten. De verwachting was dat de vrouwen die eerst blootgesteld waren aan de oordelende conversatie vatbaarder zouden zijn voor de 10

negatieve effecten van het dunne schoonheidsideaal, omdat het horen van het gesprek ze gevoelig gemaakt zou kunnen hebben over de mogelijkheid om zelf overgewicht te krijgen en daardoor onaantrekkelijker te worden. Uit de resultaten is gebleken dat voor mensen met een hoge mate van zelfcontrole het horen van de oordelende conversatie leidde tot negatievere gevoelens over het eigen lichaam. Voor de vrouwen met een lage mate van zelfcontrole was dit juist het tegenovergestelde, zij waren meer tevreden over hun eigen lichaam na het horen van de oordelende conversatie in vergelijking met de vrouwen met een lage mate van zelfcontrole die de neutrale conversatie hadden gehoord. Daarnaast bleek dat in vergelijking met de proefpersonen uit de controleconditie, zwaardere vrouwen zich na blootstelling aan het dunne ideaalbeeld zich minder positief voelden over hun lichaamsbeeld, terwijl dunnere vrouwen zich juist positiever voelden over hun lichaam. De mate van discrepantie die vrouwen ervaren bij sociale vergelijking speelt dan ook een modererende rol bij het effect van geïdealiseerde representaties van vrouwen in tijdschriftadvertenties (Bessenoff, 2006). Vrouwen die een hoge mate van zelfdiscrepantie vertoonden, waarmee het verschil wordt bedoeld tussen hoe iemand er daadwerkelijk uitziet en hoe iemand denkt dat een ander vindt dat ze er uit ziet, ervoeren een grotere lichaamsontevredenheid in de experimentele conditie dan vrouwen met een hoge mate van zelfdiscrepantie in de controleconditie. In de experimentele conditie waren de vrouwen blootgesteld aan advertenties met dunne vrouwelijke modellen, terwijl de vrouwen in de controleconditie advertenties van producten te zien kregen. Bij vrouwen met een lage mate van zelfdiscrepantie was geen verschil zichtbaar in lichaamsontevredenheid tussen de condities. Daarnaast blijkt uit deze studie dat vrouwen met een hoge mate van zelfdiscrepantie bijna twee keer zoveel kans hebben zichzelf te vergelijken met het model uit de advertentie dan vrouwen met een lage mate van zelf discrepantie. Deze eerste groep vrouwen dacht na het zien van het dunne ideaalbeeld ook meer na over gewichtsverminderend gedrag dan de tweede groep vrouwen. De onderzoeker concludeert dan ook dat het er op lijkt dat vrouwen met een hoge mate van zelfdiscrepantie een groter risico lopen op de negatieve effecten van blootstelling aan het dunne ideaal in de media dan vrouwen met een lage mate van zelfdiscrepantie. Ook internalisatie van sociaal-culturele attitudes richting dunheid en uiterlijk modereert het effect van advertenties op de lichaamsontevredenheid van vrouwen (Halliwell & Dittmar, 2004). Internalisatie betekent dat vrouwen zich sociaal geaccepteerde normen eigen maken. In het experiment waren drie condities gecreëerd; de controleconditie kreeg een advertentie te zien met alleen een deodorant, de andere condities kregen ook een advertentie te zien 11

van een deodorant maar bij de ene conditie werd dit product aangeprezen door een dun model en bij de andere conditie door een model met gemiddelde grootte. Dit gemiddelde model zou een meer realistische vergelijking zijn voor vrouwen dan een model met het dunne ideaal. Om de aantrekkelijkheid van de modellen hetzelfde te laten zijn, werden de dunne modellen via photoshop groter gemaakt voor de gemiddelde grootte conditie. Vrouwen met een hoge mate van internalisatie vertoonden na het zien van advertenties met een dun model een grotere lichaamsontevredenheid dan na het zien van advertenties met een gemiddeld model of alleen het product. De lichaamsontevredenheid bij vrouwen met een lage mate van internalisatie was bij alle condities hetzelfde. Daarnaast werd in deze studie de invloed van de lichaamsgrootte van een model op de effectiviteit van de advertentie onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat in termen van verkoopkracht de lichaamsgrootte van een model er niet toe doet, de effectiviteit van de advertentie was bij dunne en gemiddelde modellen hetzelfde. Ook uit een correlationele studie van Engeln-Maddox (2005) blijkt dat opwaartse sociale vergelijking als reactie op het zien van het dunne schoonheidsideaal gerelateerd is aan een grotere internalisatie van het dunne ideaal en een grotere lichaamsontevredenheid. Daarnaast werd in deze studie ook onderzocht of het geven van tegenargumenten als reactie op het zien van het dunne schoonheidsideaal een beschermende factor zou zijn, maar dit was niet het geval. Het geven van tegenargumenten stond niet in relatie met de lichaamsontevredenheid van vrouwen. Een belangrijke vraag is of het aangetoonde effect van tijdschriftadvertenties op de lichaamsontevredenheid van vrouwen niet alleen op korte termijn geldig is. In de meeste experimenten werd het effect immers direct na het zien van de advertentie gemeten. Eén van de weinige longitudinale studies naar dit onderwerp (Stice, Spangler & Agras, 2001) stelt dat blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal aanvankelijk zorgt voor een verhoogde druk bij vrouwen om dun te zijn, wat vervolgens resulteert in een grotere lichaamsontevredenheid. Dit effect geldt echter niet op de lange termijn. Wel leveren zij het bewijs dat kwetsbare jongeren negatief beïnvloed worden door blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal en dat dit blijvende schadelijke effecten kan hebben. Zo vertoonden de vrouwen die weinig sociale steun ondervinden in hun omgeving lichaamsontevredenheid, dieetgedrag en eetstoornissymptomen. Hawkins, Richards, Granley en Stein (2004) ondersteunen dit in hun experiment, waarbij vrouwen met een eetstoornis een nog grotere lichaamsontevredenheid vertoonden dan vrouwen zonder eetstoornis. Ook vrouwen zonder 12

eetstoornis vertoonden een hogere lichaamsontevredenheid na het zien van een advertentie met het dunne ideaalbeeld in vergelijking met vrouwen uit de neutrale conditie. Invloed dunne schoonheidsideaal in televisiereclames op lichaamsontevredenheid De invloed van het dunne schoonheidsideaal in televisiereclames is in tegenstelling tot tijdschriftadvertenties veel minder uitgebreid onderzocht. Het kleine aantal experimenten dat is uitgevoerd om de invloed van televisiereclames doordrongen met het dunne schoonheidsideaal op jonge vrouwen te onderzoeken bevestigt grotendeels dat deze reclames een verhoogde lichaamsontevredenheid veroorzaken. Evenals bij tijdschriftadvertenties is de invloed van televisiereclames hetzelfde bij vrouwen in de leeftijd 13-15 jaar, 15-17 jaar en ouder dan 17 jaar (Hargreaves & Tiggemann, 2003; Levine, Sweeney & Wagner, 1999). Zo vertoonden vrouwen van 13-15 jaar in een experiment van Hargreaves en Tiggemann (2003b) direct na het zien van een aantal reclames met het dunne schoonheidsideaal een hogere lichaamsontevredenheid dan de vrouwen die neutrale reclames bekeken. Dit ondersteunde het experiment van een jaar eerder (Hargreaves & Tiggemann, 2002) waarin vrouwen in de leeftijd 15-17 jaar werden onderzocht. Ook tijdens dit experiment ontstond er een grotere lichaamsontevredenheid bij de proefpersonen na het zien van het dunne schoonheidsideaal in vergelijking met de proefpersonen uit de neutrale conditie. De proefpersonen waren gedurende tien minuten aan reclames met het dunne ideaalbeeld blootgesteld. Vijftien minuten na de blootstelling bestond de ontevredenheid over het lichaam nog steeds, waardoor er volgens de onderzoekers mogelijk een lange termijn effect is ontstaan (Hargreaves & Tiggemann, 2003b). Dit mogelijk lange termijn effect gaf Hargreaves en Tiggemann (2003a) aanleiding om te onderzoeken of de getoonde lichaamsontevredenheid na blootstelling aan reclames met het dunne schoonheidsideaal op de lange termijn lichaamsontevredenheid en de motivatie om dun te zijn voorspelt. Dezelfde proefpersonen uit een eerdere experimentele studie (Hargreaves & Tiggemann, 2002) zijn twee jaar later uitgenodigd om een vervolgvragenlijst in te vullen. Hierin werden vragen gesteld over de motivatie om dun te zijn en de mate van lichaamsontevredenheid. De vrouwen die in het voorgaande experiment blootgesteld waren aan reclames die het dunne ideaalbeeld bevatten, vertoonden twee jaar later een grotere motivatie om dun te zijn en meer lichaamsontevredenheid dan de vrouwen die toentertijd niet aan het dunne ideaalbeeld waren blootgesteld. Dit lange termijn effect spreekt de resultaten uit de longitudinale studie naar het effect van tijdschriftadvertenties tegen, omdat in deze studie geen lange termijn effect werd gevonden (Stice, Spangler en Agras, 2001). 13

In een studie van Lavine, Sweeney en Wagner (1999) werd de rol van seksistische televisiereclames, waarin een niet realistische weergave van de vrouwelijke schoonheid en dunheid wordt getoond, op de lichaamsontevredenheid van vrouwen rond de twintig jaar onderzocht. Ook hierbij gaven vrouwen die blootgesteld waren aan seksistische reclames aan meer ontevreden te zijn over hun lichaam dan vrouwen uit de niet-seksistische conditie en controlegroep. In dit experiment werd ook het verschil aangetoond tussen de feministische of juist meer traditionele vrouw. Ondanks dat feministische vrouwen een negatievere houding hadden richting de seksistische commercials dan traditionele vrouwen, vertoonden ook feministische vrouwen een verhoogde lichaamsontevredenheid. In vergelijking met tijdschriftadvertenties is er bij de invloed van televisiereclames verder nauwelijks onderzoek gedaan naar individuele verschillen die het effect op de lichaamsontevredenheid van vrouwen zou kunnen modereren. Slechts een enkel onderzoek spreekt de hiervoor besproken resultaten tegen. Volgens Myers en Biocca (1992) hebben alle vrouwen een verstoord lichaamsbeeld en reduceert blootstelling aan een televisiecommercial met het dunne schoonheidsideaal dit verstoorde beeld juist. De proefpersonen die een commercial met het dunne schoonheidsideaal zagen overschatten zichzelf in mindere mate dan de groep die de neutrale commercials zag en de controlegroep. Een mogelijke verklaring die hiervoor wordt gegeven is dat de vrouwen uit de eerste conditie het gevoel hebben dat het schoonheidsideaal binnen handbereik ligt. Dit ondersteunt het resultaat dat werd gevonden bij het effect van tijdschriftadvertenties, waarbij slanke vrouwen zich na blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal positiever voelden over hun lichaamsbeeld dan slanke vrouwen die alleen neutrale advertenties met producten hadden gezien (Henderson-King & Henderson-King, 1997). 14

Discussie In deze studie is onderzocht in hoeverre blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal in tijdschriftadvertenties en televisiereclames leidt tot lichaamsontevredenheid bij jonge vrouwen in de leeftijd van 13 tot 35 jaar. Door middel van een analytische review van empirische artikelen is geprobeerd een antwoord te vinden op deze vraag. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de meeste vrouwen die blootgesteld worden aan een advertentie of reclame die het dunne schoonheidsideaal bevat een grotere lichaamsontevredenheid vertonen dan wanneer vrouwen worden blootgesteld aan een advertentie of reclame waarin alleen een product wordt getoond (de controlecondities). Hiermee ondersteunt dit onderzoek het huidige gedachtegoed dat het dunne schoonheidsideaal in de media over het algemeen leidt tot lichaamsontevredenheid bij vrouwen (Grabe, Ward & Hyde, 2008; Groesz, Levine & Murnen, 2002). De resultaten uit de analytische review tonen echter aan dat niet alle vrouwen even kwetsbaar zijn voor dit negatieve effect, omdat er individuele verschillen zijn die het effect modereren. Zo vertonen zwaardere vrouwen een grotere lichaamsontevredenheid na blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal dan slankere vrouwen. In sommige studies voelden slanke vrouwen zich zelfs positiever over hun lichaam na blootstelling aan het dunne ideaalbeeld. Daarnaast spelen ook de mate van zelfcontrole en sociale factoren een rol. Vrouwen met een hoge mate van zelfcontrole voelden zich na het horen van een oordelende conversatie over dikker worden negatiever over hun lichaam. Vrouwen met een lage mate van zelfcontrole voelden zich na het horen van de oordelende conversatie daarentegen juist positiever over hun eigen lichaam. Dit geldt ook voor de mate van zelfdiscrepantie en internalisatie. Vrouwen met een hoge mate van zelfdiscrepantie en internalisatie voelden zich na blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal ontevredener over hun lichaam dan vrouwen met een lage mate van zelfdiscrepantie en internalisatie. De lichaamsontevredenheid bij vrouwen met een lage mate van zelf discrepantie en internalisatie was bij alle condities hetzelfde. Ook de inhoud van de advertenties en reclames die het dunne schoonheidsideaal bevatten spelen een rol bij het effect ervan. Zo blijkt dat advertenties waarin alleen delen van het lichaam worden getoond, tot een grotere lichaamsontevredenheid leiden dan wanneer het hele lichaam wordt laten zien. Zodra het hele lichaam zichtbaar is kan het model 15

persoonlijker worden omdat er een gezicht bij het lichaam hoort en daardoor minder relevant voor vrouwen om zichzelf mee te vergelijken. Het is echter niet duidelijk of het negatieve effect van het dunne schoonheidsideaal op de lichaamsontevredenheid bij vrouwen ook geldt op de lange termijn. De resultaten van de weinige longitudinale onderzoeken naar dit onderwerp spreken elkaar hierin namelijk tegen. Zo laat de ene studie zien dat vrouwen na blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal aanvankelijk wel een verhoogde druk voelen om dun te zijn, maar dat dit niet stand houdt op de lange termijn. Uit hetzelfde onderzoek komt naar voren dat jongeren die weinig sociale steun ondervinden in hun sociale omgeving wel een kans hebben op blijvende schadelijke effecten, zoals dieetgedrag en eetstoornissen. De andere longitudinale studie toont aan dat vrouwen twee jaar nadat ze zijn blootgesteld aan reclames die het dunne schoonheidsideaal bevatten een grotere lichaamsontevredenheid vertonen dan vrouwen die twee jaar eerder tot de controleconditie behoorden. Bij de eerste studie kregen de vrouwen een abonnement op een tijdschrift, terwijl bij de tweede studie de vrouwen televisiereclames te zien kregen. Een mogelijke verklaring voor het verschil is dan ook dat de vrouwen bij het tijdschriftabonnement zelf de keuze hadden de advertentie wel of niet te lezen, in tegenstelling tot de vrouwen van de andere studie die de televisiereclames niet konden ontwijken, waardoor er geen effect werd gevonden. Het belang van longitudinaal onderzoek is dan ook groot, omdat er in het huidige onderzoeksveld geen eenduidigheid bestaat over de impact van de media op de lichaamsontevredenheid. In de toekomst zal er meer vervolgonderzoek moeten plaatsvinden naar de lange termijn effecten van blootstelling aan het dunne schoonheidsideaal op jonge vrouwen. Eén empirisch onderzoek uit de analytische review stelt dat het dunne schoonheidsideaal in televisiereclames de lichaamsontevredenheid juist reduceert, omdat vrouwen door de blootstelling het gevoel hebben dat het dunne ideaalbeeld binnen handbereik ligt (Meyers & Biocca, 1992). Deze bevinding kwam bij enkele resultaten uit de review ook voor bij slanke vrouwen, maar in de meeste studies werd de lichaamsontevredenheid bij vrouwen na blootstelling aan het dunne ideaalbeeld juist groter. Een mogelijke verklaring voor dit tegenstrijdige resultaat is dat er toevallig alleen slanke vrouwen hebben deelgenomen aan het experiment van Myers en Biocca (1992). Een andere reden voor het verschil kan zijn dat de resultaten van dit onderzoek in vergelijking met de andere empirische onderzoeken redelijk gedateerd is. Het schoonheidsideaal is continue aan verandering onderhevig (Hindle, 2009). In de jaren tachtig moesten vrouwen al slank zijn, maar daarnaast ook fit en gespierd ogen. In de loop van de jaren negentig ontstond echter de heroïne chic met bleke, 16

ongezond uitziende en magere modellen als voorbeeld (Trends in schoonheidsideaal, z.d.). Het dunne schoonheidsideaal waaraan de proefpersonen in de empirische onderzoeken zijn blootgesteld kan daarom mogelijk enige verschillen vertonen tussen de jaren 80 en 90, waardoor er een ander effect is ontstaan. Slechts een enkel onderzoek probeert het proces dat ten grondslag ligt aan het effect van het dunne schoonheidsideaal op de lichaamsontevredenheid bij vrouwen te achterhalen. Een belangrijke theorie die uit de analytisch review naar voren kwam om dit proces te begrijpen is de sociale vergelijkingstheorie. De helft van de vrouwen geeft aan zich te vergelijken met het model uit de advertentie of reclame. Naast bewuste vergelijking vindt de vergelijking ook onbewust plaats. Vrouwen die zich in een experiment moesten voorstellen dat ze de vrouw uit de advertentie waren vertoonden een even grote lichaamsontevredenheid dan vrouwen die zich bewust moesten vergelijken met het model. Deze lichaamsontevredenheid was bij beide condities groter dan de controleconditie, waarin vrouwen alleen het product te zien kregen en er dus geen sociale vergelijking plaats kon vinden. Er is echter meer vervolgonderzoek nodig naar de achterliggende sociale processen bij het effect van het dunne schoonheidsideaal in de media op de lichaamsontevredenheid bij jonge vrouwen. Het is bijvoorbeeld van belang om te weten welke motieven vrouwen hebben om zichzelf te vergelijken, omdat sommige motieven mogelijk een positief effect hebben (Martin & Gentry, 1997). Ook het proces van internalisatie, waarbij vrouwen het dunne schoonheidsideaal gaan accepteren als hun eigen ideaal, verdient meer onderzoek. Indien er meer bekend is over de totstandkoming van dit proces, kunnen er strategieën ontwikkeld worden om het effect hiervan te reduceren. Verder speelt ook de invloed van de omgeving, zoals moeders en vriendinnen, een belangrijke rol bij het effect van het dunne schoonheidsideaal in de media (McCabe & Ricciardelli, 2001). In het huidige onderzoeksveld is hier echter nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. Opvallend is dat het meeste empirische onderzoek naar het dunne schoonheidsideaal in de media gericht is op tijdschriftadvertenties. Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar het dunne schoonheidsideaal in televisiereclames met betrekking tot de lichaamsontevredenheid bij vrouwen. Dit is opvallend als we kijken naar de doordringende invloed van de televisie op ons dagelijks leven. Zo heeft bijna elk westers huishouden meer dan één televisie en kijken jonge vrouwen bijna drie uur televisie per dag (Stichting KijkOnderzoek [SKO], 2010b; SKO, 2010a). Aanbevolen wordt dan ook dat er in de toekomst meer vervolgonderzoek plaatsvindt naar de effecten van het dunne schoonheidsideaal in televisiereclames. Dit kan gedaan worden door ook bij dit mediumtype de modererende rol van individuele verschillen te 17

onderzoeken, zoals iemands gewicht en eigenwaarde, sociale factoren en de mate van internalisatie, zelfcontrole en zelfdiscrepantie. Het huidige onderzoek heeft ook een aantal beperkingen. De uitkomsten van een kwalitatief onderzoek zeggen iets over de onderzochte analyse-eenheden, maar kunnen niet gegeneraliseerd worden naar de gehele populatie. De onderzoekers van de onderzochte empirische artikelen hebben echter voornamelijk kwantitatieve methoden gebruikt, waardoor er toch over de jonge vrouwen in de leeftijd van 13 tot en met 35 jaar in het algemeen kan worden gesproken. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat de proefpersonen en respondenten uit bijna alle onderzoeken blanke vrouwen waren. Het zou relevant kunnen zijn om in vervolgonderzoek na te gaan of de resultaten ook gelden voor vrouwen met een andere etniciteit. Uit kwalitatief onderzoek (Milkie, 1999) blijkt namelijk dat blanke vrouwen geloven dat hun omgeving het dunne schoonheidsideaal als belangrijk ziet en dat hun uiterlijk op basis daarvan beoordeeld wordt, terwijl dit bij zwarte vrouwen niet zo is. Zwarte vrouwen kunnen zich niet identificeren met de blanke mediabeelden, waardoor zij denken dat de mensen in hun omgeving ook niet door deze beelden worden beïnvloed en daarom ook niet verwachten dat zij er zo uit zien. De meest voorkomende onderzoeksmethode in de geanalyseerde artikelen is het experiment. Een beperking van deze methode is dat het onderzoek niet in een natuurlijke setting plaatsvindt en dat er alleen korte termijn effecten worden gemeten. Bij longitudinale studies kan echter weinig gezegd worden over de causaliteit, omdat er in een natuurlijke situatie weinig controle kan plaatsvinden op de variabelen en het voor de onderzoekers niet duidelijk is wat zich precies in tussentijd heeft afgespeeld. Daarnaast is een beperking van literatuuronderzoek dat de bevindingen niet getoetst worden aan de empirie. Dit literatuuronderzoek geeft echter wel een overzicht weer van waar nog hiaten in het onderzoeksgebied liggen en waar in de toekomst empirisch vervolgonderzoek nodig is. Het effect van het dunne schoonheidsideaal in de media mag dan verondersteld worden als bekend terrein, uit deze literatuurstudie blijkt dat er nog vele factoren onbekend zijn. Uit deze studie blijkt dat niet alle jonge vrouwen op dezelfde manier beïnvloed worden door het dunne schoonheidsideaal in tijdschriftadvertenties en televisiereclames. Ondanks enige nuance leidt dergelijke reclame-inhoud echter in veel gevallen tot een verontrustende lichaamsontevredenheid bij jonge vrouwen. Een interessante vraag is wie hier verantwoordelijkheid voor is; de jonge vrouwen zelf, de mode- en reclame-industrie of juist de sociale omgeving? Steeds meer merken nemen een maatschappelijke positie in. Zo pleit 18

beautymerk Dove in haar campagnes voor echte schoonheid en sieren vrouwen met een gemiddelde lichaamsgrootte de advertenties en reclames. Uit onderzoek blijkt dat de lichaamsgrootte van een model niet van invloed is op de effectiviteit van de reclame (Halliwell & Dittmar, 2004). Het argument dat dunheid verkoopt lijkt dan ook niet meer op te gaan. Ook jonge vrouwen geven aan dat ze graag een meer natuurgetrouw beeld van het vrouwelijk lichaam willen zien in de media (Milkie, 1999). Wellicht wordt het tijd voor de reclame-industrie om hier op in te spelen door een realistischer beeld te verspreiden van de vrouw; het is tijd voor échte schoonheid. 19

Literatuur Bergstrom, R. L., Neighbors, C. & Malheim, J. E. (2009). Media comparisons and threats to body image: Seeking evidence of self affirmation. Journal of Social and Clinical Psychology, 28(2), 264-280 Bessenoff, G. R. (2006). Can the media affect us? Social comparison, self-discrepancy, and the thin ideal. Psychology of Women Quarterly, 30, 239-251. Dove & Harvard University (2005). Schoonheidsdruk op vrouw anno 2005 groter dan op moeder. Opgehaald 5 oktober, 2010, van http://www.tijdvoorechteschoonheid.nl/uploadedfiles/nl/schoonheidsdruk_vrouw_2005 _januari_2005.pdf Engeln-Maddox, R. (2005). Cognitive responses to idealized media images of women: The relationship of social comparison and critical processing to body image disturbance in college women. Journal of Social and Clinical Psychology, 24(8), 1114-1138. Faasse, J., Moorman, M. & Neijens, P. (2010). Media en reclame. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Felten, H., Janssens, K. & Brants, L. (2009). Seksualisering: Je denkt dat het normaal is ; onderzoek naar de beleving van jongeren. Utrecht: Movisie. Gielen, G. (2003). Onaantrekkelijk? Beeldvorming over het belang van fysieke aantrekkelijkheid [Elektronische versie]. Antwerpen: Garant. Grabe, S., Ward, L. M. & Hyde, J. S. (2008). The role of the media in body image concerns among women: a meta-analysis of experimental and correlational studies. Psychological Bulletin, 134(3), 460-476. Groesz, L. M., Levine, M. P. & Murnen, S. K. (2002). The effect of experimental presentation of thin media images on body satisfaction: a meta-analytic review. International Journal of Eating Disorders, 31(1), 1-16. 20

Halliwell, E. & Dittmar, H. (2004). Does size matter? The impact of model s body size on women s body focused anxiety and advertising effectiveness. Journal of Social and Clinical Psychology, 23(1), 104-122. Hargreaves, D. & Tiggemann, M. (2002). The effect of television commercials on mood and body dissatisfaction: the role of appearance-schema activation. Journal of Social and Clinical Psychology, 21(3), 287-308. Hargreaves, D. & Tiggemann, M. (2003a). Longer-term implications of responsiveness to thin-ideal television: support for a cumulative hypothesis of body image disturbance? European Eating Disorders Review, 11(6), 465-477. Hargreaves, D. & Tiggemann, M. (2003b). The effect of thin ideal television commercials on body dissatisfaction and schema activation during early adolescence. Journal of Youth and Adolescence, 32(5), 367-373. Harper, B. & Tiggemann, M. (2008). The effect of thin ideal media images on women s selfobjectification, mood, and body image. Sex roles, 58, 649-657. Harrison, K. & Cantor, J. (1997). The relationship between media consumption and eating disorders. Journal of Communication, 47(1), 40-67. Hawkins, N., Richards, P. S., Granley, H. M. & Stein, D. M. (2004). The impact of exposure to the thin-ideal media image on women. Eating Disorders, 12(1), 35-50. Henderson-King, E. & Henderson-King D. (1997). Media effects on women s body esteem: social and individual difference factors. Journal of Applied Social Psychology, 27(5), 399-417. Hindle, L. (2009). Van keurige mevrouw tot drukke duizendpoot; de ontwikkeling van het Nederlandse vrouwelijke schoonheidsideaal van 1964 tot 2003. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Huijsing, R. (2004, 15 september). Een mooie vrouw maakt meer kans bij een sollicitatie. Als het aan de man ligt althans. De evolutieleer in het personeelsbeleid. Trouw. Opgehaald op 16 november, 2010, van 21

http://www.trouw.nl/krantenarchief/2004/09/15/2220670/een_mooie_vrouw_maakt_meer _kans_bij_een_sollicitatie._als_het_aan_de_man_ligt_althans._de_evolutieleer_in_het_ personeelsbeleid..html Lavine, H., Sweeney, D. & Wagner, S. H. (1999). Depicting women as sex objects in television advertising: effects on body dissatisfaction. Personality and Social Psychology Bulletin, 25, 1049-1058. Malkin, A. R., Wornian, K. & Chrisler, J. C. (1999). Women and weight: gendered messages on magazine covers. Sex roles, 40(7/8), 647-655. Martin, M. C. & Gentry, J. W. (1997). Stuck in the model trap: the effects of beautiful models in ads on female pre-adolescents and adolescents. The Journal of Advertising, 26(2), 19-34. McCabe, M. P. & Ricciardelli, L. A. (2001). Parent, peer, and media influences on body image and strategies to both increase and decrease body size among adolescent boys and girls. Adolescence, 36(142), 225-240. Milkie, M. A. (1999). Social comparisons, reflected appraisals, and mass media: the impact of pervasive beauty images on black and white girls self-concepts. Social Psychology Quarterly, 62(2), 190-210. Myers, P. N. & Biocca, F. A. (1992). The elastic body image: the effect of television advertising and programming on body image distortions in young women. Journal of Communication, 42(3), 108-133. Richins, M. L. (1991). Social comparison and the idealized images of advertising. The Journal of Consumer Research, 18(1), 71-83. Slanke vrouw, vet salaris (2010). Opgehaald 16 november, 2010, van http://www.ftm.nl/copypaste/slanke-vrouwen-verdienen-beter.aspx Stice, E., Spangler, D. & Agras, W. S. (2001). Exposure to media-portrayed thin-ideal images adversely affects vulnerable girls: a longitudinal experiment. Journal of Social and Clinical Psychology, 20(3), 270-288. 22

Stichting KijkOnderzoek. (2010a). Jaarrapport 2009. Opgehaald 17 november, 2010, van http://www.kijkonderzoek.nl/images/stories/rapporten/sko_jaarrapport_2009_def.pdf Stichting KijkOnderzoek. (2010b). TV in Nederland 2009. Opgehaald 17 november, 2010, van http://www.kijkonderzoek.nl/images/stories/rapporten/100129_sko_tv_in_nederland _2009.pdf Thompson, J. K. & Heinberg, L. J. (1999). The media s influence on body image disturbance and eating disorders: we ve reviled them, now can we rehabilitate them? Journal of Social Issues, 55(2), 339-353. Tiggemann, M. & McGill, B. (2004). The role of social comparison in the effect of magazine advertisements on women s mood and body dissatisfaction. Journal of Social and Clinical Psychology, 23(1), 23-44. Tiggemann, M., Polivy J. & Hargreaves, D. (2009). The processing of thin ideals in fashion magazines: a source of social comparison or fantasy? Journal of Social and Clinical Psychology, 28(1), 73-93. Trends in schoonheidsideaal (z.d.). Opgehaald 3 november, 2010, van http://www.rosadoc.be/joomla/index.php/kwesties/vrouwbeelden/trends.html 23