DE MASTERPROEF IN DE POLITIEKE WETENSCHAPPEN



Vergelijkbare documenten
Het belang van feministische attituden en contacten voor de substantiële vertegenwoordiging van vrouwen

VOORBEREIDINGSPROGRAMMA MASTER IN DE VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK (25 à 29 SP)

JAARSCHEMA MASTER EMMW

OPLEIDINGSONDERDELEN VOOR DE FACULTEIT ECONOMISCHE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN EN SOLVAY BUSINESS SCHOOL ALS GASTSTUDENT

Opleidingsonderdelen voor de faculteit Sociale Wetenschappen en Solvay Business School als gaststudent

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

OPLEIDINGSONDERDELEN VOOR DE FACULTEIT ECONOMISCHE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN KIES JE OPLEIDING WAARUIT JE VAKKEN WENST OP TE NEMEN:

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Het is met een immens plezier dat wij vanavond, namens de Vereniging voor

FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE MASTERPROEF GESCHIEDENIS REGLEMENT

BEOORDELINGSFORMULIER

De politieke vertegenwoordiging van groepen

Code Course name block Ects International Organizations Advanced Project management * Cross Cultural HRM 3 6

2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 212

Racisme & onderwijs. Prof. dr. Orhan Ağırdağ KU Leuven UvA

Academiejaar Masterproef Pedagogische Wetenschappen en Sociaal Werk

Reglement bachelorwerkstuk

Masterproef Inhoud en Evaluatie

Master of Science in het Sociaal Werk en Sociaal Beleid. Faculteit Sociale Wetenschappen

Eisen en lay-out van het PWS

Uitsluiting creditcontract

Impact open overheid. Guido Brummelkamp (Panteia)

Uitsluiting creditcontract

Code Cursusnaam block Ects Organization Theory Organization Development Relations and Networks of Organizations 4 6

1ste Modeltraject (60 sp verplicht) CALI-ID Naam OO Sem SP Prerequisite Corequisite Bijkomende vereisten

Claude Delmas : European Union Robert Schuman McCormick, 2002: 56. Hettne, 2001: xvii.

Het Vlaamse secundair onderwijs internationaal vergeleken

II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II. I Master scrip,e: kick off I

Richtlijnen masterproef: vraagstellingen

Disseminatie: artikels schrijven, presenteren en publiceren. Katrien Struyven

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Werkstuk of verslag. de vormvoorschriften

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: Klas: 2B2

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

RICHTLIJNEN VOORBEREIDING MASTERPROEF MASTER GEOGRAFIE & MASTER GEOMATICA EN LANDMEETKUNDE

De democratische legitimiteit van de Europese besluitvorming. Legitimiteit door parlementaire discursiviteit

JAARSCHEMA MASTER EMMW Afstudeerrichting Economie

2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 219

Exchange - Erasmus ES

Masterproef oktober 2009

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Handleiding whitepaper schrijven. Handig stappenplan en tips om zelf aan de slag te gaan

Wat is de rol van bestuurders bij MVI

HET PROFIELWERKSTUK. 5 HAVO en 6 VWO STELLA MARISCOLLEGE MEERSSEN

Scriptie over Personal Branding en Netwerking

Uitsluiting examencontract

Flexibiliteit en toerekenbaarheid in lokaal arbeidsmarktbeleid (verslag van de OECD(LEED)/UA studie)

Werknemers en innovatie

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

STEM academies voor kwetsbare jongeren in Brussel.

JoTondeur (VUB), Koen Aesaert & Johan van Braak (UGent)

FLASH EB Consumer Survey - Netherlands

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

6 7 NORM= het niveau waarop het vak volgens de doelstelling van het onderwijsprogramma wordt afgesloten 8 9 Excellent

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

Programmaoverzicht Bachelor Open dag

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

INFORMATIEBIJEENKOMST ESFRI ROADMAP 2016 HANS CHANG (KNAW) EN LEO LE DUC (OCW)

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Het Europees Sociaal Fonds en het Belgisch Tewerkstellingsbeleid. Onbekend maakt onbemind?

Maatschappijleer. Staatsexamen havo. Programma van toetsing en afsluiting. (vernieuwde profielstructuur)

Openbare Masterproefverdediging

VOORBEREIDINGSPROGRAMMA MASTER IN DE VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK (27 à 31 SP) WIJZIGINGEN

Module 3. Hoe gebruik ik informatie op een correcte manier?

Verspreiden van innovaties & databased

Examen VWO maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 tijdvak woensdag 22 mei woensdag 22 mei uur uur

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

GELIJKE KANSEN IN BELGIË HISTORISCH ONDERZOEK

Programma Open dag zaterdag 28 februari 2015 Program Open Day Saturday 28 February 2015

College- en tentamenrooster Masteropleidingen ESL

Studiekeuzetraject. Het belang van het vak Nederlands binnen het IB-diploma voor studie in Nederland

National Qualifications Framework in an international perspective. Vlaams Ministerie Onderwijs en Vorming Brussel, 30 november 2009

UNIVERSITEIT GENT VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK. Bijzondere orthopedagogiek van personen met een mentale, psychische, fysieke of sensoriële handicap II

FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE MASTERPROEF GESCHIEDENIS REGLEMENT

Intercultural Mediation through the Internet Hans Verrept Intercultural mediation and policy support unit

Academisch schrijven. Tips and tricks

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Bowling alone without public trust

Opleiding Master in de Fysica en Sterrenkunde. Procedure voor de evaluatie van de masterproef

Becoming a democratic citizen: A study among adolescents in different educational tracks Nieuwelink, H.

De indeling van de sector Gedrag & Maatschappij

De praktische kant van academische vorming: academische vaardigheden

Toetsplan Bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Een Europese democratie: utopie of noodzaak?

De invloed van opleidingsniveau op partijkeuze in Nederland:

Geaccepteerd voorstel Onderwijs Research Dagen 28, 29 en 30 juni 2017 te Antwerpen

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

ICCS-Vlaanderen 2016 Internationaal vergelijkend onderzoek burgerschapseducatie

Uitsluiting examencontract

MIGRANT SUPPORT EDUCATION AND REFUGEE AVONDLEZING

BRUSSEL t. Master in het tolken. Faculteit Letteren

Inleiding tot het wetenschappelijk werk

Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I

ICCS-Vlaanderen 2016 Internationaal vergelijkend onderzoek burgerschapseducatie

Gids bij het opstellen van een masterproef Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen

Transcriptie:

Faculteit Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen & Solvay Business School DE MASTERPROEF IN DE POLITIEKE WETENSCHAPPEN EEN KORTE HANDLEIDING Academisch verantwoordelijke: Dr. Audrey André Opleiding Master in de Politieke Wetenschappen 2014-2015 Vakgroep Politieke wetenschappen

WOORD VOORAF Het schrijven en verdedigen van de masterproef vormt het sluit- en kroonstuk van je opleiding in de politieke wetenschappen. Het grote belang dat we aan dit werk hechten, blijkt onder meer uit het aantal toegekende studiepunten. Met het maken van een masterproef bewijs je immers dat je je vak beheerst en in staat bent zelfstandig een probleem uit te diepen en op een wetenschappelijk verantwoorde manier op te lossen. Deze nota (i.s.m. Dimokritos Kavadias) is een leidraad bij het schrijven van de masterproef in de politieke wetenschappen. De tekst is op deze manier een inleiding tot en een aanvulling op het opleidingsdeel Onderzoeksdesign voor de masterproef. Aan de Universiteit Antwerpen wordt hetzelfde opleidingsonderdeel verzorgd door Dirk De Bièvre. Een masterproef schrijven lukt niet op één dag en is geen kinderspel. Het is een belangrijke en tijdrovende opdracht. Wij hopen echter dat je deze moeilijke en omvangrijke taak niet ziet als een noodzakelijk kwaad, maar eerder als een interessante uitdaging. Wij wensen je van onze kant alvast veel succes. 2

1. HET TRAJECT De masterproef vormt het belangrijkste deel van je opleiding tot meester in de politieke wetenschappen. Het belang dat wij aan de masterproef hechten, vindt zijn weerslag in het feit dat drie opleidingsonderdelen je in dit traject begeleiden, een geheel waaraan 24 studiepunten verbonden zijn. 1. Het opleidingsonderdeel Onderzoeksdesign voor de masterproef (6 SP) 2. Het opleidingsonderdeel Onderzoeksmodule (1 te kiezen uit 6 mogelijkheden; 3 SP) 3. De masterproef zelf (15 SP) Timing van de verschillende stappen Datum Aandachtspunt 30 september 2014 7 oktober 2014 30 november 2014 1 december 2014 4 januari 2015 Aanvang van het werkcollege Onderzoeksdesign voor de masterproef Masterproefbeurs voorstelling van onderwerpen door promotoren Indienen van de eerste opdracht voor Onderzoeksdesign voor de masterproef Indienen van de titel en promotor van de masterproef bij het faculteitssecretariaat ES Indienen van de finale paper voor Onderzoeksdesign voor de masterproef 1 juni 2015 Indienen van de masterproef voor de eerste zittijd Week van 15 juni 2015 Week van 22 juni 2015 De verslagen van promotor en juryleden zijn ter beschikking Mondelinge verdediging van de masterproef 15 augustus 2015 Indienen van de masterproef voor de tweede zittijd Week 31 augustus 2015 Week van 7 september 2015 De verslagen van promotor en juryleden zijn ter beschikking Mondelinge verdediging van de masterproef 3

2. KEUZE VAN HET ONDERWERP De keuze voor een onderwerp van de masterproef is erg belangrijk. Het thema moet je een jaar lang kunnen boeien. Om je wegwijs te maken in die keuze stelt elke beschikbare promotor jaarlijks een aantal mogelijke onderwerpen voor (zie lijst in bijlage). Bij elk onderwerp kan je tevens een internationaal wetenschappelijk artikel vinden dat als richtsnoer kan dienen voor het onderwerp of voor de methode om het onderwerp aan te pakken. Deze onderwerpen zijn louter suggesties, maar geven je een beeld bij wie je kan aankloppen met welke onderwerpen. Studenten worden aangemoedigd zelf initiatief te tonen en originele onderzoeksideeën voor te stellen. Natuurlijk moet je wel een promotor bereid vinden om het onderwerp inhoudelijk te begeleiden. Sowieso zijn de onderwerpen in de lijst breed geformuleerd en dien je ze zelf te vertalen naar een concrete onderzoeksvraag. Het werkcollege Onderzoeksdesign voor de masterproef zal je hierbij helpen. In de bijlage van deze handleiding (bijlage I) kan je de onderwerpen per promotor terugvinden voor het huidige academiejaar. 3. DE PROMOTOR De promotor begeleidt het denken over en het schrijven aan de masterproef. Hoe de relatie tussen promotor en student georganiseerd wordt, is een afspraak die jullie samen maken. De belangrijkste verantwoordelijkheid ligt hier echter bij de student. Je bent zelf verantwoordelijk voor het contacteren van je promotor en je moet er tevens zelf voor zorgen om regelmatig dat contact te onderhouden. Ervaring leert dat een contactmoment om de 6 weken geen overbodige luxe is. Uiteraard kan dit ritme variëren in functie van je werkzaamheden. De promotor behoort tot het Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP) van de Vakgroep Politieke Wetenschappen van de VUB. Al naargelang van het onderwerp, kan de promotor zich ook laten bijstaan door een assistent of een onderzoeker die vertrouwd is met het onderwerp. De promotor begeleidt. Dat wil zeggen dat hij of zij suggesties kan doen over de richting waarin het project kan uitgaan. Hij of zij kan nuttige literatuur suggereren. De promotor kan commentaar geven op eerste versies van delen van de masterproef. In regel wordt verwacht dat masterproeven worden afgerond in de eerste zittijd. In de daaraan voorafgaande periode kan de promotor een optimale begeleiding garanderen. Wie toch in de tweede zittijd indient, moet er rekening mee houden dat de begeleiding in de zomermaanden in het beste geval minimaal is. 4

De promotor is de beste graadmeter van je kans op slagen. Dien je masterproef dan ook nooit in zonder zijn of haar finale toestemming. 4. INHOUD EN VORM 4.1. Inhoud Het uitgangspunt van je masterproef is een gedegen probleemstelling waarin de te behandelen onderzoeksvraag voldoende precies wordt geformuleerd. Vervolgens tracht je via de gekozen onderzoeksmethode stapsgewijs en op een controleerbare wijze tot een antwoord op de vraag te komen. (1) Probleemstelling: Eén van de moeilijkste, maar tevens belangrijkste onderdelen van een wetenschappelijk werk is het formuleren van de probleemstelling. Een goede probleemstelling situeert het onderzoek in de bestaande literatuur en geeft expliciet aan waarom het onderzoek relevant is (i.e. de wetenschappelijke of maatschappelijke bijdrage). Je kan op verschillende manieren bijdragen aan een specifiek vakgebied: door een lacune in de bestaande literatuur te vullen, door een eerdere studie te repliceren in een andere context of met een andere methode, door nieuwe theoretische inzichten te genereren, Een helder geformuleerde probleemstelling geeft dus aan welke doelstellingen je met het onderzoek wil bereiken. (2) Onderzoeksvraag: Vele masterproeven lijden aan een onvoldoende expliciet en concreet geformuleerde onderzoeksvraag. Onderzoeksvragen worden dan in vage, te algemene termen gesteld en geven onvolledige tot geen informatie over de studie. Een goed omlijnde onderzoeksvraag stuurt je onderzoek en helpt je te bepalen welke literatuur wel of niet terzake is. De kern van je betoog moet een antwoord bieden op de centrale vraag. Wat geen antwoord biedt op de vraag vormt niet de essentie van de masterproef. Er kunnen in de politieke wetenschappen verschillende soorten vragen worden gesteld. Je kunt een vraag stellen naar de eigenschappen van een zaak of naar het hoe of het waarom van deze zaak. Je kunt deze zaak daarenboven ook moreel beoordelen of nagaan hoe die in de literatuur geanalyseerd werd. De waarde van het onderzoek hangt niet onmiddellijk af van het type vraag die je stelt. De meerwaarde kan zowel descriptief, verklarend of normatief van aard zijn. Bij elke vraagstelling hoort een specifieke methode, en dus ook een eigen literatuur en woordenschat. 5

(3) Onderzoeksmethode: hoe je je doelstelling wil bereiken Om tot een antwoord te komen op de gestelde onderzoeksvraag moet je als onderzoeker op zoek gaan naar wetenschappelijke informatie (theorieën én data). Daarbij vormt een synthese van de bestaande literatuur een onmisbaar instrument. Daarnaast kan indien men naar verklaringen speurt het formuleren van hypothesen richtinggevend zijn voor de opbouw van je scriptie. Ten slotte dien je informatie te verwerken. Literatuur: je bril op de wereld zoals je die aantreft Een eerste en essentiële bron van informatie is de bestaande literatuur. Deze reikt theoretische kaders aan en mogelijk ook empirische gegevens en resultaten. De literatuur moet systematisch worden verwerkt en samengevat, opdat je via een vergelijkende analyse tot een kritische beoordeling kan komen. Belangrijk hierbij is dat het enkel gaat om literatuur die op één of andere manier relevant is! Met andere woorden: je moet erover waken dat het literatuurgedeelte duidelijk aansluit bij de onderzoeksvraag. We verwachten bijgevolg van een literatuuroverzicht dat het een duidelijke functie heeft in het betoog en dat het verband met de concrete onderzoeksvraag zo expliciet mogelijk wordt gelegd. Dit impliceert dat enkel datgene uit de literatuur wordt vermeld wat relevant is (niet alles wat je gelezen hebt). Niet relevante uitweidingen over de literatuur verzwakken je betoog en moeten dus vermeden worden. Hypothesen: het uitzetten van duidelijke bakens De hypothesen dat zijn de mogelijke en te verwachten antwoorden op je onderzoeksvraag en hun argumentatie vormen vaak een essentieel deel van de masterproef. Bij het uitschrijven van de onderzoeksresultaten is het daarom belangrijk de vraagstelling steeds als rode draad van je masterproef te laten functioneren. Overbodige uitweidingen zijn uit den boze. Het komt erop aan de ontwikkelde ideeën zo kernachtig en helder mogelijk te formuleren, zodat de lezer zonder veel moeite kan doorgronden wat de schrijver bedoelt en waar hij naartoe wil. Het is tevens van belang dat de lezer in staat is om de auteur stap na stap te volgen zodat er gelegenheid ontstaat voor controle, het uitoefenen van kritiek en het verder uitwerken van het betrokken onderzoek. Enkel door deze explicitering van de uitgangspunten, de onderzoeksmethode, alsook de hypothesen zelf garandeer je de wetenschappelijkheid van het document dat je aflevert. Hieruit volgt ook dat je werk op een logische manier is gestructureerd. Informatie verwerken: het belang van een vast stramien Als politieke wetenschapper gebruik je steeds een of meer informatiebronnen om je onderzoeksvraag te beantwoorden. Deze informatie kan reeds door andere onderzoekers verzameld zijn, vervat zijn in beleidsdocumenten, verscholen zijn in parlementaire handelingen, geregistreerd door ambtenaren van de burgerlijke stand, opgeborgen in de hoofden van burgers, Het aantal informatiebronnen is onnoemelijk groot. 6

Wel dien je in functie van je onderzoeksvraag steeds informatie op een systematische manier te verwerken. Je hebt er dus alle belang bij een vast stramien van informatieverwerking, oftewel methodologie, te hanteren. Deze systematiek kan vervat zijn in het hanteren van een welbepaalde theoretische logica. In dat geval zal je masterproef een kritische afweging van verschillende stellingen of strekkingen in de literatuur behandelen. Maar de systematiek kan ook berusten bij het toepassen van een geëigende methodologie in het verzamelen en/of verwerken van bijkomende informatie. Beide fases, verzamelen en verwerken hoeven niet samen te vallen. Je kan zelf gegevens verzamelen die je dan in een tweede fase verwerkt. Je kan ook gegevens gebruiken die reeds door andere onderzoekers werden verzameld; het kan hierbij gaan om statistische gegevens, open interviews op band, filmmateriaal, (4) Het onderzoek: Door middel van het onderzoek hoop je antwoorden te vinden op de onderzoeksvraag die je opgesteld hebt. In je scriptie rapporteer je zo volledig mogelijk over de verschillende gevolgde stappen in je onderzoek. Bovendien moeten alle stappen duidelijk gemotiveerd worden. In eerste instantie moeten de probleemstelling en de concrete onderzoeksvragen als motivering dienen. Daarnaast kan je verwijzen naar algemene regels van wetenschappelijk onderzoek om de verschillende stappen in het onderzoek te motiveren. Slechts in laatste instantie kunnen de omstandigheden waarin het onderzoek heeft moeten plaatsvinden dienen als motivering. Het doel van dit overzicht is de intersubjectiviteit van het onderzoek te garanderen. Elke gezette stap dient te worden gedocumenteerd zodat de procedure op de voet te volgen is en, indien gewenst, op identieke wijze opnieuw kan worden uitgevoerd. Indien de noodzakelijk geachte informatie om je onderzoek te kunnen reconstrueren (vb. de gehanteerde vragenlijst, een codeerschema, uitgetypte interviews, univariate frequenties,...) te gedetailleerd is en de coherentie van het betoog in het gedrang brengt, kan die steeds in bijlage (schriftelijk of op elektronische drager) worden gevoegd. (5) Een kritische reflectie: het besluit Aan het einde van de rit moet je komen tot een beredeneerde en kritische bespreking van je resultaten in het kader van de gestelde onderzoeksvraag. Je bespreekt met andere woorden hoe de onderzoeksresultaten zich verhouden ten aanzien van het gestelde probleem, de onderzoeksvragen en/of de hypothesen. Je trekt daarna ook conclusies uit het feitenmateriaal dat je verzameld hebt. Je toont met andere woorden hoe je zelf hebt bijgedragen aan de voorhanden kennis. Naar aanleiding van je conclusie kan je ook eventueel zelfkritiek formuleren indien er aanduidingen zijn dat een andere aanpak mogelijk tot andere resultaten zou kunnen leiden. Ook kan je een aantal suggesties doen voor vervolgonderzoek. 7

4.2. Vorm De eigenlijke tekst kent in principe vijf delen: (1) de inleiding, met de probleemstelling; (2) de theoretische verantwoording, met literatuur en hypothesen; (3) data en methode; (4) resultaten van de studie; en (5) het besluit. Al naargelang de aard van de masterproef kritische literatuurreflectie, theoretische verhandeling, empirische toetsing van één of meerdere theoretische verklaringen zullen deze hoofddelen een andere concrete invulling krijgen. Wat echter in elke masterproef moet voorkomen zijn de volgende structurele elementen: titelpagina, woord vooraf, inhoudsopgave, inleiding, theoretisch kader, data en methode, resultaten, besluit, bijlagen en bibliografie. We overlopen deze onderdelen één voor één en duiden wat we eronder verstaan. (1) Titelpagina Op de titelpagina moeten de volgende gegevens voorkomen: titel van de masterproef, je naam, maand en jaar van afsluiten van de masterproef, Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen & Solvay Business School, Vakgroep Politieke Wetenschappen. Vermits het gaat om een essentieel deel voor het behalen van het Masterdiploma dient eraan toegevoegd te zijn: "Masterproef voorgelegd met het oog op het behalen van de graad van Master in de Politieke Wetenschappen". De titel moet de inhoud dekken: wanneer het bestudeerde onderwerp qua tijd en/of plaats beperkt is, moet dit alleszins blijken uit de titel. De titel van het werk of de verhandeling kan worden aangevuld met een verhelderende ondertitel. (2) Woord vooraf Wie wil, kan een 'woord vooraf' invoegen (ook wel 'ten geleide' of 'voorwoord' genoemd). Hierin worden de personen bedankt die op één of andere manier betrokken waren bij de uitwerking van de masterproef. Het voorwoord kan tevens iets vermelden over jouw motivatie om dit onderwerp aan te pakken. De elementen die te maken hebben met het behandelde onderwerp, de methode, de doelstelling, e.d., moeten echter voor de inleiding voorbehouden blijven. Aangezien het 'woord vooraf' geen deel uitmaakt van het eigenlijke werk, wordt het vóór de inhoudsopgave geplaatst. (3) Inhoudsopgave Elke masterproef begint met een inhoudsopgave (ook inhoudstafel of inhoudsoverzicht genoemd). De titels en de nummering in de inhoudsopgave moeten precies overeenstemmen met de titels en de nummering in de tekst. Titels en ondertitels geven een logische structuur aan de masterproef: de verschillende aspecten van het onderwerp en/of onderzoek moeten in de gepaste volgorde worden behandeld (inleiding, theorie, data, methode, resultaten, besluit). Gebruik een duidelijke boomstructuur, maar houd voor ogen dat een te vergaande onderverdeling de structuur verduistert eerder dan verheldert. Zoek dus naar een gulden middenweg. 8

(4) Inleiding De inleiding bevat een beknopte omschrijving van de uitgewerkte probleemstelling en de onderzoeksvraag, de gevolgde onderzoeksmethode en een toelichting betreffende de logische opbouw van het werk. Eventueel kunnen ook andere zaken aan bod komen, zoals de beperkingen en begrenzingen die je tijdens de speurtocht hebben belemmerd, de actualiteit van het thema, enz. (5) Theoretisch kader Het theoretisch kader verankert het onderzoek in bestaande theorieën, geeft een beknopt overzicht van voorgaand onderzoek op het thema en distilleert duidelijke verwachtingen. Dit kader moet een geïntegreerd geheel vormen. Het mag niet lezen als een catalogus waarbij voorgaande studies een na een opgelijst worden. Bouw het theoretisch kader op als een dialoog tussen diverse studies en auteurs. Leg hierbij ook steeds de nadruk op wat de bijdragen en tekortkomingen van de bestaande studies zijn. (6) Data en methode Het omstandig omschrijven van de gebruikte of verzamelde data is erg belangrijk voor de repliceerbaarheid en validiteit van het onderzoek. Afhankelijk van het type onderzoek moeten de representativiteit van surveys, de selectie van interview respondenten, de toepassing van codeerschema s, de keuze van cases, de betrouwbaarheid van schriftelijke bronnen, hier aan bod komen. Ook de keuze voor een bepaalde wetenschappelijke methode moet grondig beargumenteerd worden. Met andere woorden, je moet aangeven waarom de gekozen methode het best geschikt is om een antwoord te bieden op de onderzoeksvraag. (7) Resultaten Je masterproef geeft een duidelijke, overzichtelijke en gerichte beschrijving van de onderzoeksresultaten. Daarin licht je het feitenmateriaal toe dat op één of andere wijze is verzameld en breng je dit in relatie met de probleemstelling, de onderzoeksvraag en de hypothesen. Belangrijk daarbij is dat de tekst een synthese bevat van het feitenmateriaal en dat je enkel relevante onderzoeksresultaten bespreekt. Ga ook na of een meer visuele voorstelling van de resultaten in figuren of tabellen de lezer kan helpen het betoog beter te volgen. (8) Besluit Het besluit bevat een synthese van het werk. In het besluit moet je de uiteindelijke conclusies samenbrengen en je hoofdvraag beantwoorden. Een goed besluit sluit dus naadloos aan bij de probleemstelling en beantwoordt de gestelde onderzoeksvraag. Dat wil ook zeggen dat de algemene conclusies enkel gebaseerd mogen zijn op de theoretische en/of empirische bevindingen uit je masterproef. In het besluit duiken in principe geen nieuwe resultaten meer op. Claim ook niet meer dan wat je hebt kunnen waarmaken, maar wees eerlijk in het onderscheiden van aspecten waarover je resultaten kan voorleggen en die deelproblemen die je niet hebt kunnen oplossen. Wanneer inleiding en besluit achter elkaar worden gelezen, moeten zij onmiddellijk een overzicht geven van de hele studie. Weet bovendien dat veel lezers zich op basis van inleiding en besluit een eerste oordeel vormen over de kwaliteit van het werk. 9

Het algemeen besluit mag echter niet louter een samenvatting zijn van de resultaten. Het moet aangeven hoe het onderzoek bijdraagt tot de literatuur, wat de sterke en zwakke punten ervan zijn, en suggesties doen voor verder onderzoek. Sommige studies kunnen ook aanleiding geven tot het formuleren van adviezen en beleidsaanbevelingen. (9) Bibliografie Tot slot dien je een volledige referentielijst op te stellen van daadwerkelijk gehanteerde bronnen. Het gaat dus over alle werken waarnaar in de masterproef wordt verwezen. Het is geen opsomming van alle boeken die over het desbetreffende onderwerp verschenen zijn of alles wat je in functie van de masterproef gelezen hebt. Deze bibliografie dient te worden opgemaakt volgens een vast stramien: het auteur jaarsysteem. Meer informatie over de vormvereisten van een bibliografie vind je in: Glorieux, I. & I. Depoorter (2010) Bibliografisch refereren volgens auteur-jaarsysteem. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. (10) Bijlagen Teksten, tabellen, grafieken en dergelijke worden in de tekst opgenomen als zij onmisbaar zijn voor het betoog. Wanneer details essentieel zijn voor de replicatie van het onderzoek, maar deze de lectuur echter danig bemoeilijken (bijvoorbeeld vragenlijst, uitgebreide tabel, lange wettekst, uitgetypt interview, tekst van een mondelinge opdracht aan proefpersonen ), kunnen zij worden opgenomen als bijlage. Neem enkel bijlagen op waarnaar in de tekst wordt verwezen. De bijlagen bevatten alleszins geen ruwe of gedeeltelijk verwerkte gegevens, onverwerkte resultaten (bv. computeruitdraai van statistische programma s). Neem ook enkel strikt noodzakelijke bijlagen op, bijvoorbeeld slecht of helemaal niet openbaar toegankelijk materiaal dat jij als onderzoeker echter wel hebt weten te vergaren of bemachtigen. Deze bijlagen mogen ook op een digitale drager aangeleverd worden om zo te voorkomen dat er nodeloos veel papier wordt verspild. 4.3. Omvang Eén van de belangrijkste kwaliteiten van een goede masterproef is de beknoptheid waarmee je een bepaald wetenschappelijk probleem behandelt. Het is makkelijker om oeverloos uit te weiden, maar dat is zeker niet de bedoeling. De masterproef moet de vorm en de lengte aannemen van een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift. Dat wil zeggen dat 15.000 woorden echt wel het maximum is. Met minder dan 8.000 woorden slaag je er allicht ook niet in om te zeggen wat moet gezegd worden. Een goed geïnformeerde en goed beredeneerde verwijzing naar de literatuur kan veel parafraserende en vervelende veelschrijverij uitsparen. Een dergelijke goede literatuurverwijzing kan je ook helpen nevenkwesties te onderscheiden van belangrijke 10

elementen in het antwoord op je onderzoeksvraag. Zo loop je minder het risico dat de lezer mentaal afhaakt, zich verveelt of zich opwindt. Voor je begint te schrijven, doe je er goed aan de omvang van het reeds klaar liggende materiaal in te schatten. Hoeveel bladzijden kan of wil je besteden aan de inleiding, aan het corpus en aan het besluit? Hoeveel bladzijden kunnen er worden besteed aan de verschillende hoofdstukken en, binnen de hoofdstukken, aan bepaalde paragrafen? Een belangrijk punt behoeft bovendien meer ruimte dan een onbelangrijk punt. Aan beide kan je niet evenveel tekst toekennen. Zulke scheeftrekkingen kan je vermijden door reeds tijdens het voorbereidend werk het gewicht van de verschillende deelthema's en onderdelen in het oog te houden. 4.4. Bronvermeldingen Het spreekt vanzelf dat je steeds duidelijk een onderscheid maakt tussen de eigen gedachtegang en gegevens en gedachten die je bij andere auteurs hebt aangetroffen en samengevat weergeeft. Daarom ook dat bij het uitschrijven van een wetenschappelijke tekst een correcte bronvermelding van uitzonderlijk belang is: de lezer dient te weten vanwaar een bepaalde stelling, een theoretische benadering, en je empirische informatie komt. Wanneer je dicht bij een auteur wenst aan te leunen, ook in eigen vertaling, vergt de eerlijkheid dat je diens woorden duidelijk citeert, m.a.w. dat je aanhalingstekens gebruikt en zeer precies naar de bron verwijst. Bij het parafraseren in eigen woorden moet in een bronverwijzing, alsook in de tekst zeer duidelijk worden gemaakt waar er geparafraseerd wordt en uit welk werk. Wie links en rechts een woord wijzigt parafraseert niet, maar plagieert. Woordelijke aanhalingen van andere auteurs hebben maar zin in twee gevallen: (a) je kan een gedachte niet beter, niet puntiger formuleren dan deze auteurs, of (b) je wil aantonen aan de hand van de woordelijke aanhaling dat derden hun gedachten foutief hebben geïnterpreteerd. Neem dus niet te snel je toevlucht tot citaten. Wie niet correct refereert of stukken tekst van een andere auteur gebruikt zonder te refereren wordt onherroepelijk gesanctioneerd voor PLAGIAAT. De sanctie voor plagiaat is een 0 (nul) op 20 voor de hele masterproef (art.20 5 VUBexamenreglement). Vooreerst gaat het om intellectuele eerlijkheid en respect voor de intellectuele eigendom van anderen. Verder geeft de bronvermelding ook een indicatie van de inspanningen die jij je hebt getroost om je betoog te documenteren. Ten slotte biedt de bronvermelding aan de lezer tal van aanknopingspunten voor verdere lectuur. Masterproeven worden met behulp van gespecialiseerde software gescand op plagiaat. De regels met betrekking tot het hanteren en opmaken van de bronvermeldingen vind je in: Glorieux, I. & I. Depoorter (2010) Bibliografisch refereren volgens auteur-jaarsysteem. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 11

4.5. De taal Je kan je masterproef het best beschouwen als een dialoog met leden van de academische gemeenschap, waarbij je een academische schrijfstijl hanteert. Vermijd hierbij zeker de ik - vorm, maar hanteer daarentegen eerder een gedistantieerde benadering. De tekst moet een duidelijke, samenhangende uiteenzetting zijn over de probleemstelling, reeds bekende gegevens waarop je steunt, de gemotiveerde onderzoeksmethode, het bekomen feitenmateriaal, geordend en overzichtelijk voorgesteld, tenslotte de beredeneerde besluiten uit het onderzoek. Eén alinea moet noodzakelijkerwijs één logisch samenhangend geheel vormen. Lijn daarom de verschillende alinea's duidelijk af door middel van een witregel. In principe wordt de masterproef in het Nederlands geschreven. Het is evenwel mogelijk van die regel af te wijken. Wens je je masterproef in het Engels of het Frans te schrijven, dan dien je daarvoor de toestemming te vragen aan de promotor. 5. DE MONDELINGE VERDEDIGING EN FINALE BEOORDELING De masterproef is in eerste instantie een schriftelijk werkstuk. Het wordt gelezen en beoordeeld door de promotor en door twee juryleden. Die juryleden worden door de Opleidingsgraad Politieke Wetenschappen en Sociologie aan elke masterproef toegewezen in functie van het onderwerp. Die juryleden zijn leden van het ZAP, assistenten of navorsers met minstens twee jaar wetenschappelijke anciënniteit. Na het indienen van de masterproef schrijven de leden van de jury een kort verslag waarin ze hun oordeel (sterkten en zwakten) over de tekst geven. Elke masterproef wordt ten slotte ook mondeling voorgesteld en verdedigd. Dat gebeurt tijdens de zittijd. De verslagen van de juryleden worden drie dagen voor de mondelinge verdediging overgemaakt aan de studenten. Van iedere student wordt een presentatie verwacht van 10 à 15 minuten. Die kan het best worden opgebouwd zoals de masterproef zelf: vraagstelling, dialoog met de theorie, gebruikte methoden, resultaten, conclusies. Na de presentatie stellen de promotor en juryleden vragen. De verslagen van de juryleden kunnen zeer nuttig zijn voor de voorbereiding van je mondelinge verdediging. Na afloop van de mondelinge verdediging en korte beraadslaging deelt de promotor het eindcijfer mee. Om te slagen voor de masterproef én dus voor de Master in de Politieke Wetenschappen is minimaal 10 op 20 nodig. 12

6. UITDIEPINGSLITERATUUR Er zijn een aantal relevante publicaties op de markt die je helpen met het schrijven van je masterproef. Deze auteurs lichten voornamelijk taalaspecten toe: hoe best een argumentatie opbouwen, welke stijlelementen zijn toepasbaar in een afstudeerscriptie, een korte uiteenzetting van spellingsregels en grammaticale aandachtspunten, Een aanrader daarbij is: Eco, Umberto (1985) Hoe schrijf ik een scriptie. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker. Aangaande de referentie-stijl verwijzen we opnieuw naar: Glorieux, I. & I. Depoorter (2010) Bibliografisch refereren volgens auteur-jaarsysteem. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 13

7. BIJLAGEN. Bijlage I. Onderwerpen per promotor Bijlage II. Reglement Masterproef Faculteit ES 14

Bijlage I. Onderwerpen per promotor - Academiejaar 2014-2015 Bij elk mogelijk onderwerp vind je een wetenschappelijk artikel dat dieper ingaat op de problematiek of een sjabloon vormt over de manier waarop het onderwerp kan worden bestudeerd. Ilke Adam ilke.adam@vub.ac.be Europeanisering van immigratie en integratie- en antidiscriminatiebeleid Vink, M.; S. Bonjour & I. Adam (2013) European Integration, Consensus Politics and Family Migration Policy in Belgium and the Netherlands. In: Vollaard, H.; J. Beyers & P. Dumont (eds.) European Integration and Consensus Politics in the Low Countries. London, Routledge. Multi-level govenance van immigratie en integratiebeleid (van het internationale tot het lokale niveau), Federalisme en migratie en integratie Adam, I. (2013) Immigrant Integration Policies of the Belgian Regions: Sub-state Nationalism and Policy Divergence after Devolution. Regional and Federal Studies, 23, 5, 47-569. Adam, I. & D. Jacobs (2014) Divided on Immigration, 'Two Models for Integration. The Multi-Level Governance of Immigration and Integration in Belgium. In: Hepburn, E. & R. Zapata-Barrero (eds.) The Politics of Immigration in Multi-level States: Governance and Political Parties. Basingstoke, Palgrave Macmillan. Audrey André audrey.andre@vub.ac.be Personalisering van de politiek en voorkeurstemmen André, A., Wauters, B. & J.B. Pilet (2012) It s Not Only About Lists: Explaining Preference Voting in Belgium. Journal of Elections, Public Opinion & Parties, 22, 3, p. 293 313. Wat parlementsleden doen in het Parlement (en daarbuiten) Martin, S. (2011) Using Parliamentary Questions to Measure Constituency Focus: An Application to the Irish Case. Political Studies 59, 2, p. 472-88. Samenwerking tussen parlementsleden Kessler, D. & K. Krehbiel (1996) Dynamics of Cosponsorship. American Political Science Review, 90, 3, p. 555-66. Oorzaken en gevolgen van electorale hervormingen Rahat, G. & R. Hazan (2011) The Barriers to Electoral System Reform: A Synthesis of Alternative Approaches. West European Politics, 34, 3, p. 478-94. 15

Parlementsleden en sociale media Zittel, T. (2003) Political Representation in the Networked Society. Journal of Legislative Studies, 9, 3, p. 32-53. Hoe parlementsleden zichzelf voorstellen aan hun achterban Fenno, R. (1977) U.S. House Members in Their Constituencies: An Exploration. American Political Science Review, 71, 3, p. 883-917. Didier Caluwaerts Didier.caluwaerts@vub.ac.be Participatieve democratie op het lokale niveau: vergelijking Vlaanderen-Wallonië Michels, A. & L. De Graaff (2010) Examining Citizen Participation: Local Participatory Policy Making and Democracy. Local Government Studies, 36, 4, p. 477-491. Op zoek naar democratische legitimiteit in de EU: de European Citizens Initiatives Bouza Garcia, L. & J. Greenwood (2014) The European Citizens Initiative: A new sphere of EU politics? Interest Groups & Advocacy, 3, p. 246 267. De rol van sociale media in participatieve democratie Loader, B.D. & Dan Mercea (2011) Networking Democracy? Social media innovations and participatory politics. Information, Communication & Society, 14, 6, p. 757-769. De politieke doorwerking van deliberatieve burgerfora Goodin, R. & J. Dryzek (2006) Deliberative Impacts: The Macro-Political Uptake of Mini- Publics. Politics and Society, 34, p. 219 244. Karen Celis karen.celis@vub.ac.be De politieke vertegenwoordiging van maatschappelijke groepen (vrouwen, klasse, holebi, leeftijdsgoepen, allochtonen). Saward, M. (2006) The Representative Claim. Contemporary Political Theory, 5, p. 297-318. Severs, E. (2012) Substantive representation through a claims-making lens: A strategy for the identification and analysis of substantive claims. Representation, 48, 2, p. 169-181. Celis, K. & Wauters, B. (2010) Pinning the Butterfly. Women, Blue collar and Ethnic- Minority MPs vis-à-vis Parliamentary Norms and the Parliamentary Role of the Group Representative. The Journal of Legislative Studies, 16, 3, p. 380-393. 16

Het maatschappelijk middenveld (vrouwen, holebi) en de federale staat Celis, K.; P. Meier & F. McKay (2013) Social Movement Organizations and Changing State Architectures: Comparing Women s Movement Organizing in Flanders and Scotland. Publius, 43, 1, p. 44-67. Bruno Coppieters Bruno.Coppieters@vub.ac.be Een ethische analyse van problemen in de internationale en Europese politiek Shapcott, R. (2010) International Ethics: A Critical Introduction. Cambridge, Polity. Een ethische analyse van humanitaire interventies, sancties en oorlogen Miller, R.B. (2008) Justifications of the Iraq War Examined. Ethics & International Affairs, 22, 1. Een ethische analyse van secessionistische bewegingen of conflicten Miller, D. (1998) Secession and the Principle of Nationality. In: Moore, M. (ed.), National Self-Determination and Secession. Oxford, University Press. Het Europees beleid met betrekking tot conflictresolutie Tocci, N. (2012) Regional Origins, Global Aspirations: The European Union as a Global Conflict Manager. In: Wolff, S. & C. Yakinthou (eds.), Conflict Management in Divided Societies: Theories and Practice. London and New York, Routledge, p 135-150. Conflictresolutie met betrekking tot oorlogen en secessionistische conflicten Heraclides, A. (1997) The Ending of Unending Conflicts: Separatist Wars. Millenium: Journal of International Studies, 26, 3, p. 679-707. Naties en nationalisme Keating, M. (2001) So many nations, so few states: territory and nationalism in the global era. In: Gagnon A-G & J. Tully (eds.), Multinational Democracies. Cambridge: University Press, p 39-64. Jacobus Delwaide jacobus.delwaide@vub.ac.be Oekraïnes plaats in Europa Mearsheimer, J. (2014) Why the Ukraine Crisis is the West s Fault. Foreign Affairs, 93, 5. Ruslands ambities Lukin, A. (2014) What the Kremlin is Thinking: Putin s Vision for Eurasia. Foreign Affairs, 93, 4. 17

Terugkeer van de geopolitiek? Burke-White, W. (2014) Crimea and the International Legal Order. Survival: Global Politics and Strategy, 56, 4, 65-80. Wereldorde en de rol van de V.S. Brooks, S.G.; G.J. Ikenberry & W.C. Wohlforth (2012) Don t Come Home, America: The Case against Retrenchment. International Security, 37, 3, 7-51. Responsibility to Protect: de internationale gemeenschap en gewapende interventie Pape, R.A. (2012) When Duty Calls: A Pragmatic Standard of Humanitarian Intervention. International Security, 37, 1, 41-80. De EU en de wereld Smith, M. (2013) Beyond the comfort zone: internal crisis and external challenge in the European Union s response to rising powers. International Affairs, 89, 3, 653-671. Energieveiligheid Baev, P.K. (2012) From European to Eurasian energy security: Russia needs an energy Perestroika. Journal of Eurasian Studies, 3, 2, 177-184. Sam Depauw sam.depauw@vub.ac.be Hoe kiezers denken over politieke representatie Carman, C. (2006) Public Preferences for Parliamentary Representation in the UK: An Overlooked Link?. Political Studies, 54, 1, p. 103-122. De specialisering van parlementsleden en de rol van de partij hierin Searing, D. (1994) Westminster s World: Understanding Political Roles. Cambridge: Harvard University Press (hoofdstuk 2). Territoriale invloedssferen onder parlementsleden Crisp, B. & S. Desposato (2004) Constituency Building in Multimember Districts: Collusion or Conflict?. Journal of Politics, 66, 1, p. 136-56. Het professionalisme van (regionale) parlementen in Europa Squire, P. (1992) Legislative Professionalization and Membership Diversity in State Legislatures. Legislative Studies Quarterly, 17, 1, p. 69-79. De commissiestructuur in parlementen Mattson, I. & K. Strøm (1995) Parliamentary Committees. In: Döring, H. (ed.), Parliaments and Majority Rule in Western Europe. New York: St. Martin s Press. p. 250-307. 18

De rolopvattingen van gemeenteraadsleden Saalfeld, T. & W.C. Müller (1997). Roles in Legislative Studies: A Theoretical Introduction. Journal of Legislative Studies, 3, 1, p. 1-16. Dienstbetoon André, A., Depauw, S. & G. Sandri (2013) Belgian Affairs and Constituent Preferences for Good Constituency Members. Acta Politica, 48, 2, p. 167-91. Kris Deschouwer kris.deschouwer@vub.ac.be Politieke geografie (de spreiding van stemmen tussen kieskringen en kantons, het verband tussen resultaat en kenmerken van kieskringen, de territoriale homogeniteit van electorale verschuivingen) Caramani, D. (1996) The nationalisation of electoral politics: A conceptual reconstruction and review of the literature. West European Politics, 19, 2, 205 224. Politieke partijen in meerlagige politieke systemen Bratberg, Ø. (2010) Multi-level Parties in Process: Scottish and Welsh MEPs and their Home Parties. West European Politics, 33, 4, 851 869. Breuklijnen en stemgedrag Jansen, G.; N.D. De Graaf & Need, A. (2012) Exploring the breakdown of the religion-vote relationship in the Netherlands' 1971-2006. West European Politics, 35, 4, 756-783. NB: Wij beschikken over survey data met betrekking tot de Belgische federale verkiezingen van 1991, 1995, 1999 en 2003 en van de regionale verkiezingen in Vlaanderen en Wallonië in 2009 en 2014. We hebben ook de resultaten van een exit-poll bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012. De paradox van het federalisme: leidt regionale autonomie tot nog meer vragen voor regionale autonomie? Erk, J. & Anderson, K. (2009) The paradox of federalism: does self-rule accommodate or exacerbate ethnic divisions. Regional and Federal Studies, 19, 2, 191-202. Populisme en populistische partijen Van der Brug, W. (2007) Charisma, Leader Effects and Support for Right-Wing Populist Parties. Party Politics, 13, 1, 29-51. De leden van politieke partijen van Biezen, I.; P. Mair & T. Poguntke (2011) Going, going, gone? The decline of party membership in contemporary Europe. European Journal of Political Research, 51, 1, 24 5. 19

De selectie van partijleiders Wauters, B. (2014) Democratising party leadership selection in Belgium: motivations and decision makers. Political Studies, 62, 1, 61-80. Politieke partijen en attitudes tegenover de Europese Unie Lynch, P.; R. Whitaker & G. Loomes (2011) The UK Independence Party: understanding a niche party s strategy, candidates and supporters. Parliamentary Affairs, 65, 733-757. Partijen en verkiezingen in tijden van economische crisis Bosco, A., & S. Verney (2012) Electoral epidemic: the political cost of economic crisis in Southern Europe, 2010-11. South European Society and Politics, 17, 2, 129-154. Gustaaf Geeraerts Gustaaf.Geeraerts@vub.ac.be De relaties tussen China en de US. Friedberg, A.L. (2005) The Future of US-China Relations: Is Conflict Inevitable?. International Security, 30, 2, p. 7-45. De relaties tussen China en de EU Holslag, J. (2009) The elusive axis Evaluating the EU-China strategic partnership. Asia Papers, 4, 2. Freeman, D. & G. Geeraerts (2010) Europe, China and the expectations for human rights. Asia Papers, 5, 1. Jonathan Holslag jonathan.holslag@vub.ac.be The interaction between the EU and emerging powers in international organizations (cases: WTO, IMF, G20) Holslag, J. (2010) The Strategic Dissonance Between Europe and China. Chinese Journal of International Politics, 3, 3, 325-345. Is Russia really shifting to the East? Lo, B. (2011) Axis of Convenience. Washington: Brookings Institution Press. The interaction between China, the US, and Russia in the MENA (cases: Libya, Syria, Iraq) Calabrese, K. (2013) (China and the Arab Awakening: The Cost of Doing Business. China Report, 49, 1, 5-23. 20