Houd ze binnen door ze naar buiten te helpen



Vergelijkbare documenten
Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Thermometer leerkrachthandelen

Stevensbeek Beloning- en ontspanningsmomenten binnen het speciaal onderwijs

Profiel 1, VSO Belevingsgerichte dagbesteding 1. Algemeen

Kortdurend intensief verblijf

Bernardusschool. School Ondersteunings Profiel (SOP) SO Bernardusschool Ruijchrocklaan EE s Gravenhage tel

Protocol Terugplaatsingsbeleid van SBO naar BAO

Huiswerkbeleid

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN

31 oktober Martine Joustra

Regeling indicatoren voor toelaatbaarheid VSO Cluster 3: Zeer moeilijk lerend (ZML)

Dr. Ellen Luteijn GZ psycholoog en werkzaam bij Kentalis. NVA Congres 2013

Werkdocument Checklist positieve factoren in een Transfer-/Trajectklas

Schoolondersteuningsprofiel

1. Leergebiedoverstijgende kerndoelen voor het vso

Ondersteuningsprofiel. Koningin Wilhelminaschool

Schoolondersteuningsprofiel CBS de ster Harkstede

Handreiking Toeleiding naar onderwijsarrangementen

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

Gebundelde krachten. Brochure voor verwijzers

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

Excellente Leerkracht SBO, SO/VSO. Stichting Meerkring LC 11 Onderwijsproces -> Leraren Marieke Kalisvaart

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Gebundelde krachten. Brochure voor verwijzers

Passend Perspectief. Samenvatting en conclusies. mei 2007

Locatie Sprang-Capelle Rembrandtlaan ES Sprang-Capelle T Locatie Landgoed Driessen Burgemeester van Casterenstraat GA

School ONDERSTEUNINGSPROFIEL

TOELAATBAARHEIDSCRITERIA VOOR HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

ONDERSTEUNINGSPROFIEL VAN DE MARGRIETSCHOOL

INTRODUCTIE TOOLBOX voor GEBRUIKERS. duurzame plaatsing van werknemers met autisme

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

De leerkracht stelt duidelijke opbrengst- en inhoudsdoelen op en geeft concreet aan wat verwacht wordt van het werken in de klas en de omgang met

De plusvoorziening en de zorgstructuur in het MBO

Missie. Doelstelling. Uitgangspunten van de samenwerking :

VISIE OP PROBLEEMGEDRAG

Van individuele casuïstiek naar casusoverstijgende oplossing?!

Definitieve versie 1 mei 2015

ONDERWIJSONTWIKKELING - ACTIVERENDE DIDACTIEK

Basisdocument Wereldbol. A. Waar staat de Wereldbol voor

Schoolondersteuningsprofiel Attendiz. Het Mozaïek SO Hengelo

- de criteria en aandachtspunten aan de hand waarvan de plaatsing in de groepen geschiedt; én

Obs de Bouwsteen. Notitie actief burgerschap en sociale integratie OBS DE BOUWSTEEN. actief burgerschap en sociale integratie

De leerkrachten willen de kinderen het gevoel geven van veiligheid en geborgenheid.

Definitieve versie februari 2015

Tussenvoorziening 2015/2016

SCHOOLONDERSTEUNINGSPROFIEL RENN4 DE ATLAS ASSEN

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Competentieprofiel onderwijsassistent voor de periode

onderwijs, de ontwikkelingen op een rij

Toelaatbaarheidscriteria voor het Speciaal Voortgezet Onderwijs

Schoolondersteuningsprofiel (SOP) van de Groen van Prinstererschool (versie september 2016)

Schoolondersteuningsprofiel

OSBO. Ontwikkelingen OSBO Inspectiebezoek OSBO Positie OSBO in het SWV Passend Onderwijs Groep

Wat is een plusvoorziening? Wat is de plusvoorziening in RMC-regio 36b?

Schoolondersteuningsprofiel

2. Waar staat de school voor?

Bijeenkomst 1 Maatwerktraject onderwijskundig begeleider

maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig

ONDERWIJSONDERSTEUNINGSPROFIEL SV 2.01 JUNI 2012

ONDERWIJSPROFIELEN. VSO LVG Pastoriestraat 1

Basiskwaliteit Voorschool VVE Zaanstad CRITERIA PROFESSIONELE COMPETENTIES VOOR MEDEWERKERS, TEAM EN ORGANISATIE

Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC)

EEN NIEUW BEGIN OP EEN SPECIALE SCHOOL

ACREON ZORGT VOOR ONDERWIJS

69 Zorgzwaartepakketten

Gedrag en leren van kinderen met psychiatrische problemen en/of gedragsstoornissen. Jan Bijstra (RENN4) Henderien Steenbeek (RUG)

1 e BAG conferentie. Wim Claasen Pedagogisch handelen: voorkomen en ondervangen

Doelgroep De doelgroep voor de methode Meer Mens is onder te verdelen in drie hoofdgroepen. Dit sluit niet uit dat de methode niet van toepassing is

Oppenhuizen, Schoolbeleid cbs It Harspit voor tablets (Snappet)

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z

Basisschool De Poolster straalt, vanuit deze gedachte werkt het team samen met de kinderen en ouders aan kwalitatief goed onderwijs op onze school.

PROTOCOL ONGEWENST EN/OF OVERSCHRIJDEND GEDRAG LEERLINGEN

Doe mij maar een gewoon leven

Beleid VPCO - Plusklas

Op weg naar een sluitende zorgstructuur in en om het (voortgezet) speciaal onderwijs

FUNCTIEBESCHRIJVING. Werkzaamheden

De Keerkring. School Ondersteunings Profiel (SOP) SO & AB De Keerkring Chaplinstrook SK Zoetermeer tel

Arrangementen. November 2011 kenmerk: 13311

Richtlijnen Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) Samenwerkingsverband De Liemers po

bs Den Krommen Hoek Pestprotocol Protocol gewenst gedrag.

Doelgericht werken. Zonder doel geen doelpunt

Gecomprimeerd Schoolondersteuningsprofiel. Naam School

Het schoolondersteuningsprofiel. BS De Wegwijzer Adres Galileistraat 1 Telefoon

Profiel personal coach WelSlagen Diversiteit

Omgaan met pestgedrag voor leerlingen

Samenvatting van het projectverslag. Passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen met sociaal-emotionele problemen en/of een ontwikkelingsstoornis

Kader arrangeren en indiceren

Op weg naar stage en werk

Schoolgids Deel b VSO De Triviant

Vastgesteld op [ ] Advies DR [ (1 e bespreking] Looptijd Schoolondersteuningsprofiel versie 1.2

Competentieprofiel voor coaches

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

SO School De Beatrixschool Zierikzee

Ondersteuningsprofiel. Piter Jelles YnSicht

Schoolondersteuningsprofiel: is onze school de passende plek voor uw kind?

Schoolondersteuningsprofiel

Transcriptie:

SEMINARIUM VOOR ORTHOPEDAGOGIEK Onderzoek, scholing, begeleiding Houd ze binnen door ze naar buiten te helpen Randvoorwaarden voor het werken met LVG+ -leerlingen Adviesnota april 2007

Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Typering van en visie op leerlingen die behoren tot de LVG+ -doelgroep 4 1.1. Typering LVG+ -leerlingen en leerlingen 1.2. Typering leerlingen in huidige LVG+ -verwante groepen 5 1.3 Pedagogische visie op de begeleiding van LVG+-leerlingen 6 2. Relatie leerling leerkracht 8 2.1 Persoon en basishouding van de leerkracht 2.2. Professionalisering van de leerkracht 9 2.3 Pedagogisch-didactische benadering en randvoorwaarden 10 3. Relatie leerkrachten onderling 12 3.1 Ondersteuning ten aanzien van de inhoud van het werk 3.2 Relatie met ketenpartners 3.3. Werkomstandigheden 4 Relatie leerlingen onderling 14 4.1 Groepssamenstelling 4.2 Methodiek sociale vaardigheden/agressieregulatie 15 5. Relatie school ouders/verzorgers 16 6. Inrichting en gebruik van de ruimte, tijdsindeling, activiteiten 17 6.1 Ruimte 6.2 Dagprogramma/activiteiten 7. Onderwijsprogramma, leertaken, leer/werktrajecten 18 7.1 Uitgangspunten en fasering 7.2 Werken met arbeidstraining- en toeleiding 19 7.3 Werken met leerlijnen ZML 20 7.4 Werken met onderwijs zorg arrangementen 21 8. Relatie school omgeving 23 9. Aanbevelingen 24 10. Implementatieplan 28 11. Bronvermelding 30 Bijlagen Bijlage 1 RENN4 handelingsplan 31 Bijlage 2 Competentieprofiel 32 Bijlage 3 Voorbeeld leerlijn ZML schriftelijke taal 44 Bijlage 4 Overeenkomst ouders W.A.van Lieflandschool 45 Bijlage 5 Onderwijs zorg -arrangementen 46 Bijlage 6 Dagprogramma LOD van der Reeschool/Accare 51 Bijlage 7 Notitie KPC arbeidstraining en toeleiding 60 Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 2

Inleiding Binnen de scholen van het REC cluster 4 Noord Nederland (RENN4) en het REC cluster 3 Noord Oost Nederland (REC3 NON) is de afgelopen jaren geconstateerd dat er een groep leerlingen is die noch in het ene cluster, noch in het andere goed opgevangen kan worden. Het betreft de groep leerlingen die Licht Verstandelijk Gehandicapt is en ernstige gedragsproblematiek vertoont: LVG+ -leerlingen. Deze leerlingen vragen om een pedagogische benadering waarbij de expertise van cluster 4 én de expertise van cluster 3 nodig is. De directies van beide clusters hebben ten behoeve van deze leerlingen de intentie uitgesproken nauw samen te werken en hebben samen de verantwoordelijkheid genomen voor het LVG+ - project. De doelstelling van dit project is onder meer om te komen tot een beschrijving van de gewenste aanpak en randvoorwaarden voor het onderwijs aan LVG+-leerlingen. In deze nota zijn uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van het pedagogische klimaat en randvoorwaarden die passend zijn voor LVG+-leerlingen. Dit stuk vormt de weerslag van een inventarisatie die gedaan is bij een aantal scholen, van een documentanalyse en van gesprekken in de Deelprojectgroep Expertise en in de Stuurgroep van het project. In een bijeenkomst met ruim 15 leerkrachten en klassenassistenten van de betrokken scholen is een deel van de inventarisatie getoetst en zijn met name randvoorwaarden voor het werken in LVG+groepen besproken. Deze nota is geordend op basis van een kadernotitie pedagogisch klimaat van RENN 4. Wij hopen met deze adviesnota bij te dragen aan de verbetering van het onderwijs aan en de begeleiding van LVG+ -leerlingen. Groningen, 5 april 2007 Deelprojectgroep Expertise Hilde Gerrits Buitenschool RENN4 Roelof Dolfijn van der Reeschool RENN4 Ineke Slager gedragsdeskundige in opleiding van der Reeschool RENN4 Aukje Hoogendorp Margaretha Hardenbergschool REC 3 NON Maran Odding W.A.W.A. van Lieflandschool Assen REC 3 NON Nynke Posthumus Thriantaschool REC 3 NON Herma Korfage Seminarium voor Orthopedagogiek (projectleiding) Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 3

1. Typering van en visie op leerlingen in de LVG+ -doelgroep 1.1 Typering LVG+ -leerlingen De LVG+-doelgroep is als volgt te typeren: 1. Leerlingen vanaf ca. 10 jaar met een licht verstandelijke handicap (LVG-leerlingen met een IQ van ca. 60 75) met fors probleemgedrag als gevolg van een psychiatrische stoornis en/of op basis van cumulatie van problematiek, voornamelijk een slechte pedagogische thuissituatie. Met betrekking tot het hanteren van het IQ als criterium moet de standaarddeviatie van 15 punten gehanteerd worden. 2. Gevoegd bij de leerlinggebonden factoren ten aanzien van IQ en gedragsproblematiek kunnen we als derde typeringsaspect een contextgebonden factor benoemen: de begeleiding van deze leerlingen brengt de direct verantwoordelijke medewerkers in reguliere groepen van de clusterscholen in handelingsverlegenheid. Ten aanzien van de leerlingen met een psychiatrische stoornis leert de ervaring dat het niet raadzaam is om leerlingen met ODD, ADHD en hechtingsproblematiek in één groep te plaatsen met leerlingen met een forse stoornis in het Autistisch Spectrum. Waar de eerste groep leerlingen met name gedijt in een setting waarin de groep als instrument gebruikt wordt om hun sociale competentie te versterken, is voor de tweede groep juist een veel meer individuele aanpak geëigend. Voor LVG+leerlingen met ASS-kenmerken moet zorgvuldig worden beoordeeld waar ze het beste geplaatst kunnen worden: in een reguliere groep, in een specifieke groep voor autistische leerlingen of toch in een LVG+ -groep, als er sprake is van milde ASS problematiek. Er is bewust voor gekozen om aan de bovenbeschreven typering géén nader uitgewerkte indicatoren te koppelen voor de plaatsing van leerlingen in een LVG+groep. De diversiteit binnen deze groep is groot, het is bijna ondoenlijk om uitputtend profielen van leerlingen te beschrijven. Bovendien vallen deze leerlingen door de aard en ernst van hun ontwikkelingsproblematiek én door de schotten tussen de clusters al gauw tussen wal en schip. Het LVG+-project wil er juist aan bijdragen dit te voorkomen. Geesing (2005) heeft in haar onderzoek naar LVG+-leerlingen bij RENN4 en REC 3 NON een nadere definitie van probleemgedrag bij de groep LVG+ -leerlingen gegeven. Het probleemgedrag van deze doelgroep kenmerkt zich bij beide expertisecentra door: moeilijke leerbaarheid op sociaal-emotioneel terrein; prikkelgevoeligheid; slechte concentratie; weinig inzicht in consequenties van eigen gedrag; moeite met veranderingen. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 4

In genoemd onderzoek wordt daarnaast binnen REC3-scholen aangegeven dat deze leerlingen agressief, opstandig gedrag vertonen, zich beter voelen dan andere ZMLleerlingen en pest- en grensoverschrijdend gedrag laten zien. Binnen REC4-scholen schetsen leerkrachten dat deze leerlingen gefrustreerd raken omdat ze niet mee kunnen met het onderwijsaanbod, moeite hebben met schoolse vaardigheden en faalangstig zijn. Het functioneren in een onderwijssituatie wordt voor deze leerlingen mede bemoeilijkt omdat zij moeilijk structuur aan kunnen brengen in de wereld om hen heen, en basale vaardigheden als stilzitten en informatie opnemen niet beheersen (Nienhuis,2002). 1.2. Typering leerlingen in huidige LVG+ -verwante groepen In beide expertisecentra functioneren op dit moment groepen waarin leerlingen geplaatst zijn die in de LVG+-typering vallen. Binnen RENN4 zijn dit de MLK of zorg -groepen, binnen REC3 zijn dit de structuurgroepen of trajectgroepen. Binnen een aantal scholen is geïnventariseerd hoe de typering van deze groepen zich verhoudt tot de LVG+-typering. Binnen de relevante RENN4-groepen die in kaart gebracht zijn vallen de leerlingen voor het merendeel níet binnen de hierboven omschreven definitie van de doelgroep omdat het voornamelijk gaat om leerlingen met een hoger IQ dan 75. Deze leerlingen kernmerken zich door heftige problematiek en vertonen in reguliere klassen angstig gedrag en vluchtgedrag. Ze zijn weinig weerbaar, zelfstandig en communicatief redzaam, komen kinderlijk over en hebben in meer of mindere mate last van angsten. Binnen de in onze inventarisatie betrokken relevante REC3-groepen vallen de meeste leerlingen wél binnen de doelgroep: het IQ van deze leerlingen valt voornamelijk in de range tussen de 60 en 70 en hun gedragsproblematiek vindt zijn oorsprong veelal in een psychiatrische stoornis. Bij de LVG+-verwante groepen komen mislukkende plaatsingen voor. Omdat deze mislukte plaatsingen ons informatie kunnen geven over de grens van de hanteerbaarheid van de problematiek in LVG+-groepen is gekeken naar de reden van het beëindigen van plaatsing in de LVG+ -verwante groepen. De volgende redenen zijn genoemd: Geen ontwikkeling zichtbaar ten aanzien van omgaan met agressie en frustratie, angsten en dwanggedachten; Toenemende ernst psychiatrisch beeld, waardoor onvoldoende handvatten voor aanpak. Leerling vormt een gevaar voor zichzelf, leerkrachten en andere leerlingen. Voortdurend individuele begeleiding nodig, om gedrag te reguleren. Te hoog cognitief niveau, daardoor manipulatief binnen populatie ZMLleerlingen. Binnen de deelprojectgroep is de vraag aan de orde geweest binnen welk cluster een specifieke groep voor LVG+-leerlingen het beste gepositioneerd kan worden (even los van financieel-technische overwegingen). Bij beide is sprake van voor- en nadelen. ZML-scholen hebben in het algemeen meer rust en voorspelbaarheid als aspect in basisstructuur en klimaat. Die Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 5

voorspelbaarheid is een belangrijke voorwaarde in het pedagogische klimaat van deze groepen. Het nadeel van positionering van deze groep bij cluster 3-scholen is de weerstand die de leerlingen zelf ervaren tegen de handicap van (een deel van) de andere leerlingen. Daarbij komt dat de reguliere ZML-populatie niet altijd voldoende opgewassen is tegen de LVG+leerlingen. Dit vergt extra aandacht voor de interactie tussen LVG+-leerlingen en reguliere ZML-leerlingen. Positionering van een LVG+-groep in een RENN4-school vraagt specifieke aandacht ten aanzien van de benodigde rust en voorspelbaarheid en didactische differentiatie. Het verdient aanbeveling om in het volgende schooljaar LVG+-groepen te monitoren in zowel cluster 3- als cluster 4-scholen om op basis van die ervaring gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de beste schoolomgeving voor LVG+ -groepen. 1.3 Pedagogische visie op de begeleiding van LVG+ -leerlingen Uit de notities van en gesprekken in de scholen blijken een aantal centrale doelen voor het werken met LVG+ -leerlingen: Bevorderen van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid Versterken van het competentiegevoel Gedragsregulatie Doorbreken van de keten van faalervaringen Leren weer op gang brengen, waarmee uitdrukkelijk leren in de brede zin van het woord bedoeld wordt, niet alleen het cognitieve leren. Geesing (2005) formuleert dat het pedagogische klimaat voor deze leerlingen zich moet kenmerken door structuur, continuïteit en veiligheid. Didactisch spreekt zij van weinig klassikale instructie en veel werken met kleine stapjes zodat leerlingen succeservaringen kunnen opdoen. Randvoorwaarden zijn aangepaste methoden en veel verschillende materialen voor hetzelfde niveau. Als kenmerken voor een basisklimaat beschrijft Nienhuis (2002) voorspelbaarheid van situatie, gebeurtenissen en leerkrachtgedrag. Structuur bieden, leerlingen individueel aanspreken en het visueel ondersteunen van routines en afspraken zijn van belang. Daarnaast spreekt zij van het gebruik maken van sterke kanten en interesses van leerlingen om de zwakke ontwikkelingsgebieden te ondersteunen. In de notities van de betrokken scholen komt naar voren dat men ook overal werkt met structuur in tijd, ruimte, activiteit en interactie. Binnen de scholen is de ervaring dat een dergelijk zeer gestructureerd pedagogisch klimaat alleen in een specifieke groep mogelijk is. Tegelijkertijd gaat men er in het algemeen van uit dat plaatsing in zo n specifieke groep tijdelijk zou moeten zijn. Doel blijft dat een leerling dusdanig tot ontwikkeling komt dat (terug-)plaatsing in een reguliere REC-groep en/of een specifiek onderwijs/zorgarrangement en/of doorstroming naar een ander type onderwijs mogelijk wordt, maar de ervaring leert dat dit niet altijd haalbaar is. Bovenstaande elementen zijn onder te brengen in de ordening in het CAREBAGSmodel van Minnaert (RENN4, 2006). Dit model kan als richtsnoer dienen voor de pedagogische en didactische begeleiding van de leerlingen en leerlingen in de LVG+-groep. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 6

CARE staat voor: Competentie, Autonomie, Relatie en Engagement. Dit zijn vier psychologische basisbehoeften waaraan een pedagogisch klimaat tegemoet moet komen om de ontwikkeling van leerlingen te kunnen ondersteunen. Dit geldt zéker voor de LVG+ -leerlingen met hun problematische ontwikkeling. Een goed onderwijs- en zorgaanbod voor LVG+-leerlingen richt zich op: Competentie: leerlingen doen positieve ervaringen op ten aanzien van hun capaciteiten en vaardigheden en krijgen inzicht in eigen kwaliteiten; Autonomie: leerlingen krijgen keuzevrijheid binnen voor henzelf en anderen veilige kaders; Relatie: leerlingen ervaren dat ze bij de groep en de leerkracht horen, ervaren betrokkenheid van en op anderen; Engagement: leerlingen ervaren betekenis en zin in hun dagactiviteiten. BAGS staat voor: Beschermende factoren, Adaptief onderwijs, Gedragsverandering en Systematisch (samen-)werken kenmerken het onderwijskundige klimaat. De BAGS vormen dus de instrumenten die de school inzet om de CARE-aspecten bij de leerling te versterken. Beschermende factoren: onderwijs aan LVG+ -leerlingen is effectief als het de kracht van leerlingen en/of hun omgeving opspoort en er bij aansluit. Adaptief onderwijs benut het potentieel dat elk leerling in zich heeft door af te stemmen op ontwikkelings (on-)mogelijkheden Gedragsverandering is een elementair doel van het onderwijs aan LVG+ - leerlingen: het reduceren van de gedragsproblematiek door het beïnvloeden van de leerling, de omgeving en de interactie tussen die twee staat voorop. Systematisch handelen m.b.v. handelings- en groepsplannen ondersteunt het doelgericht werken met leerlingen Samenwerken met de leerling, ouders, collega s, en externe partners is noodzakelijk Uit zowel de notities van de scholen als de inventarisatie blijkt dat de CAREBAGSaspecten terug te vinden zijn in het onderwijsaanbod in de zorggroepen van RENN4 en de structuurgroepen van REC3, maar niet altijd even expliciet en zeker niet altijd systematisch. Systematisch en planmatig handelen is een voorwaarde voor een succesvolle begeleiding van de LVG+-leerlingen. Wij pleiten dan ook voor het nemen van het CAREBAGS-concept als uitgangspunt voor leerling - profielbeschrijving, groepsplannen en individuele handelingsplannen (zie bijlage 1). Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 7

2. Relatie leerling leerkracht 2.1 Persoon en basishouding van de leerkracht Ten aanzien van de persoon van de leerkracht en zijn/haar basishouding in de omgang met leerlingen wordt in de inventarisatie van de scholen genoemd dat deze bepalend zijn voor het functioneren van deze leerlingen in de schoolse situatie. De volgende competenties en aspecten komen uit de inventarisatie en de documentanalyse naar voren: Een consequente, geduldige, rustige en voorspelbare basishouding Autoritatieve houding: balans tussen ruimte geven en begrenzen Balans kunnen vinden tussen betrokkenheid en afstand Kritisch kunnen reflecteren op eigen handelen, eigen aandeel in conflictsituaties rondom leerlingen. Oog hebben voor individuele leerlingen en indien nodig de benaderingswijze naar leerlingen toe aan kunnen passen, kunnen fungeren als rolmodel. Oog hebben voor ontwikkelingsmogelijkheden, kansen en sterke kanten van leerlingen (dus niet willen beheersen, klein houden, koste wat kost de structuur handhaven.) Ten aanzien van autonomie en keuzevrijheid moet de leerkracht stapsgewijs blijven proberen om vrijheid te geven, naar mogelijkheden van de leerling. De leerkracht is zich er bewust van dat er een risico bestaat op een te grote leerkracht- en structuurafhankelijkheid bij de leerling. Kennis hebben van psychiatrische stoornissen en de manier waarop dit het leren en het gedrag beïnvloedt en daar adequaat op in kunnen spelen. Kennis van het sociaal- emotioneel ontwikkelingsniveau van de leerlingen. Sommige leerlingen met name in de leeftijdscategorie van 10-13 jaarfunctioneren nog op jonger niveau. Het aanspreekniveau en de verwachtingen dienen hier op afgestemd te worden. Een flexibel onderwijsleerprogramma kunnen bieden, aansluitend bij het ontwikkelingsniveau en het perspectief van de verschillende leerlingen in de groep. Afwisseling tussen praktische en schoolse vaardigheden. Neutraal kunnen reageren op negatief gedrag en emoties op een neutrale manier kunnen benoemen. Duidelijkheid en structuur kunnen bieden in interactie met de leerlingen, maar ook in dagprogramma etc. Op dit gebied goed vooruit kunnen kijken en plannen. Flexibel in kunnen spelen op conflictsituaties en snel weer terug kunnen schakelen naar de dagelijkse routine. Een leerkracht met relativeringsvermogen, gevoel voor humor en hart voor zijn/haar beroep. Er tegen kunnen weinig verwachtingen te hebben, maar wel blijven koersen op kleine veranderingen. Om kunnen gaan met heftige emoties van leerlingen: stevig in je schoenen staan. Creatief zijn in probleemoplossing. Gericht zijn op samenwerking met ketenpartners (zie H. 7 en 8) Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 8

Ten behoeve van de inzet en begeleiding van medewerkers op LVG+-groepen is in bijlage 2 een competentieprofiel opgenomen. Dit profiel is gebaseerd op het competentieprofiel zoals dat ontwikkeld is binnen RENN4. Het is uitgewerkt en toegespitst ten aanzien van de competenties die relevant zijn voor het werken in LVG+-groepen op basis van onder meer de bovengenoemde geïnventariseerde aspecten. De taken en verantwoordelijkheden van medewerkers in LVG+ -groepen liggen op het snijvlak van onderwijs en zorg, dit betekent dat niet het hele takenpakket naadloos past in de huidige functiebeschrijving en waardering van leerkrachtfuncties. 2.2 Professionalisering van de leerkracht Het competentieprofiel kan als instrument voor leerkrachten dienen om het niveau van functioneren in kaart te brengen en individuele doelen te formuleren ten aanzien van professionele ontwikkeling. Uit de inventarisatie komen een aantal algemene aandachtspunten en wensen naar voren ten aanzien van professionalisering voor medewerkers van LVG+ -groepen Meer en diepgaander kennis van psychiatrische stoornissen Meer en diepgaander kennis van gedragstherapeutische technieken Trainingen agressiereductie en/of conflicthantering (bijvoorbeeld Onder Controle van opleidingcentrum Cello of de Training Agressie Interventie via het Seminarium voor Orthopedagogiek) of de ABC-training (van der Reeschool) Intensieve begeleiding van leerkrachten ten aanzien van hun pedagogisch handelen door middel van School Video Interactie Begeleiding en/of incidenteel een vraaggerichte observatie van een gedragsdeskundige in de groep Structurele intervisie binnen de school en/of clusteroverstijgend Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 9

2.3 Pedagogisch-didactische benadering en randvoorwaarden Hieronder wordt weergegeven welke uitgangspunten en werkwijzen adequaat zijn in LVG+ -groepen. De uitgangspunten zijn grotendeels gebaseerd op de notities van de scholen, en aangescherpt aan de hand van relevante theoretische concepten en de inventarisatie. Als randvoorwaarde voor een goed pedagogisch-didactisch klimaat wordt door alle betrokken scholen een maximale groepsgrootte van 6 of 7 leerlingen gehanteerd. Pedagogisch-didactische benadering Het opbouwen van een vertrouwensband met de leerlingen door een vanzelfsprekende, geruststellende, uitnodigende, bemoedigende, duidelijke, consequente en neutrale houding. Eisen stellen die passen bij de individuele leerling. Aansluiten bij de competenties/sterke kanten van de leerling. Duidelijke communicatie: korte zinnen, heldere boodschappen, visuele ondersteuning. Belonen en complimenteren daar waar het goed gaat. Emotioneel-neutraal corrigeren en controleren van gedrag. Leerlingen zelf laten nadenken over organisatie. Gevoelens van afwijzing vermijden, richten op positief bekrachtigen. Zoveel mogelijk voorkomen van pedagogische middelen als negeren, uit de groep verwijderen en gebruiken van time-out-ruimte. Pedagogisch-didactische randvoorwaarden Het bieden van structuur in tijd, ruimte en interactie met voorspelbaarheid als basis. Duidelijke groeps- en gedragsregels. Visualisering waar nodig Werken in groepjes om samenwerking te bevorderen. Werken met weektaken om zelfstandigheid te bevorderen. Zorgvuldig vaststellen van niveau waarbij aangesloten moet worden. Individuele programma s naast de groepsgerichte aanpak. Een taakverlichting toepassen op gebieden waar de leerling weinig mogelijkheden heeft: oog hebben voor de stoornis of beperking. Rustmomenten inbouwen, eventueel gebruik maken van een rustruimte. Waar nodig werken met contracten met leerlingen Hier raken we aan de kern van de noodzaak van het LVG+ -samenwerkingsproject tussen cluster 3 en cluster 4. Uit de inventarisatie blijken er duidelijke verschillen in pedagogisch-didactische benadering tussen medewerkers van de beide clusters. Dit verschil in benadering is uiteraard terug te voeren op het verschil in doelgroep waarmee gewerkt wordt en daar aan gerelateerde opgebouwde expertise. Het samengaan van de expertise van beide clusters is exact wat deze leerlingen nodig hebben qua benadering en aanbod. Zowel een specifieke aanpak ten aanzien van gedragsregulatie (cluster 4) als een gedifferentieerd aanbod ten aanzien van leer- en ontwikkelingsniveau (cluster 3) zijn bij deze leerlingen noodzakelijk. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 10

Daarom adviseren wij om te bezien of het financieel en praktisch haalbaar is om in LVG+ -groepen in een teamteach -model te werken: een leerkracht met cluster 3 - expertise samen met een leerkracht met cluster 4 expertise. Behalve het samengaan van de expertise biedt dit het voordeel van de samenwerking tussen twee leerkrachten. De complexiteit van de problematiek van deze leerlingen en de dynamiek in deze groepen vergt competenties van begeleiders op ten minste HBOniveau. Dit rechtvaardigt o.i. het werken met twee leerkrachten in plaats van het werken met een leerkracht en een klassen- of onderwijsassistent. Als een dergelijk model leidt tot synergie van expertise biedt dit uitstekende randvoorwaarden voor het scheppen van het voor LVG+ -leerlingen gewenste pedagogische en pedagogisch-didactische klimaat. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 11

3. Relatie leerkrachten onderling Binnen de inventarisatie is uitgebreid aandacht besteed aan randvoorwaarden voor medewerkers van LVG+ -groepen ten aanzien van collegiale ondersteuning, multidisciplinaire begeleiding en samenwerking. Hieronder zijn deze weergegeven. 3.1 Ondersteuning ten aanzien van de inhoud van het werk Intervisie en collegiale consultatie met en van naaste collega`s en collega`s uit het niet-eigen cluster; Begeleiding van en via gedragsdeskundige, intern begeleider, VIB, CVB, logopedie, vaktherapeuten, schoolmaatschappelijk werk, team- of schoolleiding, mede gericht op het bewaken van grenzen tussen onderwijs en hulpverlening; Steun, waardering en faciliteiten ervaren van de schoolleiding. Tijdens de aanloop naar het LVG+ -project is door vertegenwoordigers van beide clusters al voorgesteld om te komen tot een consultatieteam ten behoeve van de begeleiding van LVG+ -leerlingen. In een consultatieteam hebben deskundigen zitting die ten aanzien van een LVG+-leerling, een LVG+-groep of beleidsontwikkeling ten aanzien van LVG+-leerlingen ondersteuning kunnen bieden als de zorgstructuur binnen de school niet toereikend blijkt. (Zie verder H 9 en H 10) 3.2 Relatie met ketenpartners Uit de inventarisatie blijkt dat er vaak een structurele samenwerking is tussen school en ketenpartners. Genoemd worden: Structurele samenwerking met hulpverlenings- en welzijnsorganisaties Nauwe samenwerking met onderwijsinspectie, leerplichtambtenaren en onderwijsconsulenten. Samenwerking/overleg met kinder- en jeugdpsychiatrie, bijvoorbeeld betreffende de instelling van medicatie. Regelmatig overleg met medewerkers van eventuele woonvoorzieningen (directie, gedragsdeskundigen, leerkracht en begeleiding). Zowel ten aanzien van intensieve contacten met ketenpartners als met ouders/verzorgers (zie H 5) is het van belang te voorkomen dat leerkrachten niet teveel belast worden met het onderhouden van deze relaties. Dit voorkomt loyaliteitsproblematiek, vervaging van grenzen tussen hulpverlening en onderwijs en een te grote werklast. 3.3. Werkomstandigheden Altijd iemand aanwezig op school (achterwacht) die kan inspringen in het geval van crisissituaties. Overigens moet een manier van werken ten aanzien van de achterwachtfunctie nader omschreven worden. Een vaste invalleerkracht indien de groepsleerkracht niet aanwezig is. Structurele vervanging/regeling voor pauzes Om de benodigde rust te bewerkstelligen verdient het aanbeveling om met fulltime medewerkers te werken Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 12

Administratieve faciliteit t.b.v. benodigde registratie- en volgsystematiek Inwerk- en overdrachttijd. Uit de stukken en gesprekken komt naar voren dat de begeleiding van LVG+groepen een bovengemiddelde werkbelasting met zich meebrengt. Dit kan aanleiding zijn tot ziekteverzuim en/of tot personele mobiliteit binnen één schooljaar. Genoemde randvoorwaarden moeten bijdragen aan de juiste balans tussen draaglast en draagkracht van medewerkers. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 13

4 Relatie leerlingen onderling 4.1 Groepssamenstelling Het selecteren van leerlingen voor de zorg- en structuurgroepen en de samenstelling van de groep vraagt zorgvuldig beleid. Uit de inventarisatie van de van der Reeschool: De ervaring leert dat het concentreren van leerlingen in deze groepen afhankelijk van de groep zowel positief als negatief kan uitwerken. Deze leerlingen hebben over het algemeen een zwaar verleden gehad. Wanneer ze in de groep bij leerlingen komen die soortgelijke achtergrond hebben en erachter komen dat ze niet de enige zijn, zorgt dat ervoor dat ze rustiger en positiever worden. Het concentreren van leerlingen met deze problematiek kan ook een negatief effect hebben. Deze leerlingen laten zich makkelijk opjutten door anderen en geloven alles van elkaar. Wanneer de samenstelling van de groep uit balans is, is er een risico dat leerlingen elkaar negatief gaan beïnvloeden. De groepsdynamiek in LVG+ -groepen vraagt veel extra aandacht, binnen de dagelijkse activiteiten en werkzaamheden staan omgangsvormen en sociale vaardigheden voortdurend centraal. Conflictsituaties moeten worden gezien en benut als leermomenten. Het voeren van (kring-)gesprekken, onder meer om problemen in de groep te bespreken en constructief gebruik maken van de groepsdruk zijn belangrijke instrumenten. In navolging van de Margaretha Hardenbergschool formuleren we hieronder een aantal indicatoren voor plaatsing: Belasting voor het klassenmanagement. De hoeveelheid aandacht, begeleiding, ondersteuning die de leerling vraagt van de leerkracht.(de leerling vraagt meer dan gemiddelde aandacht van de leerkracht.) Belasting voor de leerling zelf. De leerling ervaart een bovengemiddelde hoeveelheid spanning in de reguliere groep en de verwachting is dat hij of zij meer tot rust zal kunnen komen in een kleinere groep, waar meer gestructureerd gewerkt wordt. Belasting voor de andere leerlingen. De andere leerlingen in de reguliere groep ondervinden hinder van het gedrag van de betreffende leerling (worden uit hun concentratie gehaald, zijn bang voor de leerling). De situatie in een reguliere groep is op grond van gedrag niet meer houdbaar door frequente escalaties. Dit heeft tot nu toe vaak tot gevolg dat de plaatsing erg adhoc is, omdat er direct een oplossing voor de uit de hand gelopen situatie gevonden moet worden. We hopen dat de ontwikkeling van LVG+methodiek en het instellen van het consultatieteam (zie H9) dit adhoc beleid helpen voorkomen. De leerling moet in staat zijn tot de mate van sociale interactie die nodig is voor de groepsgerichte benadering van de gedragsproblematiek Wij pleiten voor samenwerkingafspraken tussen de betrokken scholen ten aanzien van het vastlopen van groepsdynamiek in LVG+ -groepen. Het moet mogelijk worden om een leerling (tijdelijk) in een LVG+ -groep van een andere school op te nemen (uiteraard in samenspraak met ouders) wanneer deze leerling lijdt onder de Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 14

groepsdynamiek en/of hier zelf een te negatieve invloed op heeft. Overigens realiseren we ons dat dit niet alleen afspraken tussen de scholen vraagt, maar ook een regeling ten aanzien van vervoer en vervoerskosten. 4.2 Methodiek sociale vaardigheden/agressieregulatie Voor LVG+ -leerlingen is centrale aandacht voor de ontwikkeling van hun sociale competentie elementair. Dit vereist een integrale aanpak: interactie in de groep, interactie tussen leerlingen onderling en interactie tussen leerling en leerkracht zijn tegelijkertijd doel en middel in de pedagogische benadering. Bruikbare methodieken ten behoeve van het versterken van de sociale competenties van de leerlingen zijn bijvoorbeeld Emotiespel, TRAFFIC (aangepaste variant voor LVG+), Taakspel en OMA: Omgaan Met Agressie. Ondersteunend beleid in de school is voor leerkrachten voorwaardelijk, dit beleid kan bijvoorbeeld vorm krijgen in een pestprotocol een protocol fysieke, verbale en non-verbale agressie een protocol voor het gedrag geeft de leerkracht houvast bij het reguleren van specifiek probleemgedrag van een individuele leerling. (Dit is een stappenplan voor de wijze van aanspreken van de leerling in het geval van grensoverschrijdend gedrag) Het verdient aanbeveling om de integrale aanpak ten aanzien van de versterking van sociale competentieontwikkeling nader uit te werken en goed te monitoren. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 15

5. Relatie school ouders/verzorgers Het uitgangspunt ten aanzien van de samenwerking tussen ouders en school is ten aanzien van LVG+ -leerlingen niet anders dan voor andere leerlingen. Ouders hebben idealiter kennis van en onderschrijven de visie van de school. Het is belangrijk dat ouders en school op één lijn staan, waar het de benadering van de leerling betreft, met name voor jongere leerlingen die in hun beeldvorming vaak sterk afhankelijk zijn van hun ouders. Het streven is om ouders intensief te betrekken bij de ontwikkeling en begeleiding van de leerling, onder meer door samenwerking ten aanzien van het opstellen en vaststellen van de handelingsplannen een communicatieschrift voor mededelingen van de ouders en de leerkracht over en weer regelmatig telefonisch contact Woonvoorzieningen, gezinsvoogdij en casemanagers worden betrokken bij de school, door middel van regelmatig overleg. Ten aanzien van de reductie van agressieproblematiek bij leerlingen is een integrale aanpak geëigend: wanneer zowel leerkrachten als leerlingen als ouders (via ketenpartners) trainingen aangeboden krijgen die bij elkaar aansluiten en elkaar versterken biedt dit grotere kansen op succes. De ervaring leert dat samenwerking met de ouders in LVG+ -groepen niet altijd soepel verloopt als gevolg van problemen in de gezinssituaties en/of de competenties van ouders. Het verdient aanbeveling om structureel te werken met afspraken met ouders over de werkwijze in de groep en de wederzijdse verwachtingen en verplichtingen. Dit kan betrokkenheid versterken en conflicten en adhoc -discussies (bijv. ten aanzien van melding bij de leerplichtambtenaar) voorkomen. Dit kan in de vorm van een aparte overeenkomst (in bijlage 4 is een voorbeeld opgenomen) of geïntegreerd worden in het Individueel Handelingsplan. in het geval van forse problematiek in de thuissituatie of op school, het zorgteam en/of het schoolmaatschappelijk werk de contacten met ouders en de betrokken hulpverleningsinstanties te laten onderhouden, dit om de leerkracht zoveel mogelijk te ontlasten van deze taak. Hierdoor is het voor de leerkracht mogelijk uit de conflictsfeer te blijven en niet te overbelast te raken. In geval van intimidatie en/of bedreiging door ouders structureel samen te werken met de politie. De Thriantaschool in Emmen heeft in dit kader een convenant met de politie gesloten. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 16

6. Inrichting en gebruik van de ruimte, tijdsindeling, activiteiten 6.1 Ruimte Ten aanzien van de fysieke omgeving voor LVG+ -leerlingen is er grote eenduidigheid bij de geïnventariseerde scholen. De leerlingen zijn gebaat bij een rustige, zo prikkelarm mogelijke omgeving met een overzichtelijke en ordelijke inrichting en materialen op vaste plekken. Een aantal scholen werkt structureel met voor elk leerling een individuele, afgezonderde werkplek, andere scholen doen dit voor individuele leerlingen. Voor suggesties ten aanzien van de inrichting van groepslokalen verwijzen we naar de Klassenwijzer voor het onderwijs aan autistische leerlingen. Bij de scholen wordt vaak een afgewogen keuze gemaakt voor de positionering van de zorg- en structuurgroepen in de school, veelal in een rustige gang of vleugel van het gebouw. Sommige scholen spreken van een school binnen de school. Er is grote behoefte aan praktijkruimte t.b.v. trajecten voor arbeidsvoorbereiding en aan voldoende sportfaciliteiten. Een time-out-ruimte moet onder handbereik zijn. Ook zijn er goede ervaringen met een rustruimte. Ten aanzien van het gebruik van een timeout-ruimte en/of een rustruimte verdient het aanbeveling om een collegiale dialoog te voeren over visie en werkwijzen. Dagprogramma/activiteiten Naast het aanleren van de schoolse vaardigheden is er in deze groepen structureel aandacht voor het aanleren van praktische vaardigheden. Hierbij wordt aangesloten bij de belangstelling en mogelijkheden van de leerling. (Zie verder hoofdstuk 7) Zoals al genoemd staat het versterken van sociale vaardigheden centraal, dit wordt geïntegreerd in de stijl van leren en werken in de groep. Minstens eenmaal per week vindt er een specifieke sova-training plaats met de gehele groep. De generalisatie van de vaardigheden die hier worden aangeboden moet middels de integrale aanpak in de groep tot stand komen. Er is veel aandacht voor het vergroten van de zelfredzaamheid en de basisvaardigheden om in de praktijk te kunnen functioneren. Daarbij kan training in zelfbewustwording behulpzaam zijn. Starten bij lichamelijk zelfbewustzijn en dan langzamerhand uitbouwen naar omgevingsbewustzijn. Vroegtijdig beginnen met meedenken, meebeslissen, overdenken, etc., ook al op de leeftijd 10 13 jaar. In LVG+ -groepen moet gewerkt worden met dag- en weekprogramma s die voorspelbaarheid en rust bieden. Zoveel mogelijk worden de verschillende activiteiten gevisualiseerd. Activiteiten worden in kleine, zichtbare stappen opgedeeld. Om de tijd voor de leerlingen concreet te maken wordt gebruik gemaakt van een kleurenklok. In het algemeen verdient het aanbeveling om pauzes gescheiden van de andere groepen plaats te laten vinden. Ook voor suggesties ten aanzien van dagprogramma en de activiteiten verwijzen we naar de Klassenwijzer onderwijs autisme. Daarnaast is in bijlage 6 een voorbeeld opgenomen van een dagprogramma van de van der Reeschool en Accare dat voorzien is van doelstellingen en uitgangspunten waar leerkrachten mee kunnen werken. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 17

7. Onderwijsprogramma, leertaken, leer/werktrajecten 7.1. Uitgangspunten en fasering Op basis van de inventarisatie komen we tot een aantal uitgangspunten ten aanzien van het onderwijsprogramma of traject in LVG+ - groepen. 1. Onderzoek met de leerling waar interesses en talenten liggen en sluit daar bij aan. 2. Richt je op wat de leerling wél kan. 3. Stimuleer vooral zelfredzaamheid, sociale competentie en basisvaardigheden. 4. Richt je op leren en ontwikkelen in brede zin, níet alleen op cognitie en schoolse vaardigheden: het perspectief van de leerling staat centraal, niet de schoolse situatie. 5. Zoek naar mogelijkheden voor Leren Op Locatie ten behoeve van de arbeidstraining en toeleiding: onderwijsactiviteiten buiten de school, in praktijksituaties kunnen gedragsproblematiek verminderen en leerrendement verhogen 6. Laat onderwijs en zorg hand in hand gaan: 1 leerling - 1 plan. 7. Werk vakdoorbrekende/projectmatig: theorie voorafgaand aan de praktijklessen in de klas bespreken, praktijkprojecten in de klas (hierdoor bundel je bijv. vakken als Nederlands, aardrijkskunde en creatieve vorming) uitstapjes maken, etc. Het verdient aanbeveling om het aanbod aan een leerling te faseren: 1. Instroom/observatieperiode: competenties en interesses van de leerling worden in kaart gebracht, op basis daarvan worden doelen geformuleerd en een traject uitgezet 2. Profieltraject: de leerling werkt in kleine stappen toe naar de gestelde doelen, zeker voor de oudere leerlingen deels binnen de school, deels in een praktijksituatie 3. Uitstroomfase en nazorg: met de leerling wordt stapsgewijs toegewerkt naar een nieuwe situatie, de overgang tussen de LVG+-groep en de volgende situatie moet zo geleidelijk gaan als de leerling nodig heeft. Door de Trajectgroep van de W.A. van Lieflandschool in Groningen is de suggestie ingebracht om in deze fase jongeren die met succes uitgestroomd zijn uit een LVG+-groep te betrekken bij de begeleiding van de leerlingen. Ook hier is het monitoren van eventuele experimenten aan de orde. De uitstroomperspectieven van LVG+-leerlingen zijn grofweg te verdelen in drie profielen: een arbeids- of praktijksituatie, onderwijs, een zorgomgeving. Binnen het programma voor LVG+-groepen moet het aanbod dan aansluiten bij deze uitstroomprofielen. In het programma kan voor alle profielen gewerkt worden met (onderdelen van) arbeidstraining en toeleiding, leerlijnen voor het ZML en onderwijs zorg -arrangementen. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 18

7.2. Werken met arbeidstraining en -toeleiding Met name als een leerling uitstroomt naar een (beschermde) arbeidsplaats kan er gewerkt worden met arbeidstrainings- en -toeleidingprogramma s. Van de betrokken scholen is hiermee vooral in de zogenaamde GOM-groep (Gedragsbeïnvloeding Op Maat) van de W.A. van Lieflandschool Groningen ervaring opgedaan. (GOMgroep 2004). Daarnaast is het de moeite waard om ten behoeve van een nadere uitwerking gebruik te maken van de ervaringen van het Knoopcollege in Leeuwarden, waar gewerkt wordt met arbeidsgerichte trajecten met leerlingen vanaf ca. 12 jaar. In de arbeidstraining werken de leerlingen aan hun algemene werkgeschiktheid en sociale vaardigheden; bovendien oriënteren ze zich in deze periode globaal op de arbeidsmarkt door hun interesses te verkennen en deze te matchen met hun vaardigheden en capaciteiten. In de fase van de arbeidstoeleiding gaat het om training die specifiek is afgestemd op de toekomstige werksituatie. Onderstaande kenmerken van de trajecten in dit uitstroomprofiel zijn ontleend aan een notitie van het KPC (KPCgroep 2005). Ervarings- en oplossingsgericht leren Het effect van leren is het grootst wanneer de leerling zelf ervaart wat werk inhoudt en wat er zoal bij komt kijken. De leerling ervaart aan den lijve wat hij moet leren. De leerstof die wordt aangeboden, helpt de leerling bij het oplossen van de werkproblemen waarmee hij op dat moment wordt geconfronteerd. In elke leeropdracht wordt de leerling gecoacht op het leren van zijn eigen ervaringen. Richtinggevend voor de activiteiten is dat de leerling uiteindelijk leert zoveel mogelijk zelfregulerend te leren. Reëel en realistisch In dit profiel staat de arbeidsrealiteit centraal. Bij aanvang neemt de leerling nog deel aan een verscheidenheid van werksoorten om zo te ontdekken wat wel en wat minder bij hem past. Onderzocht wordt dus wat de leerling wel en niet wil en wat zijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt zijn. Intern en extern Bij aanvang van de leerweg is de training nog oriënterend en beroepsvoorbereidend van aard en vinden de opleidingsactiviteiten voornamelijk plaats binnen de schoolsituatie met korte uitstapjes naar de echte werkpraktijk in stageverband. Daarna wordt het leren meer en meer op de echte werkplek buiten de school georganiseerd. Gericht op empowerment In elke fase van de leerweg heeft de leerling de mogelijkheid om aan den lijve te ondervinden welk werk het best bij hem past. Nadrukkelijk wordt hem de mogelijkheid geboden te experimenteren met verschillende soorten werk. Mislukking bestaat niet, er wordt alleen feedback gegeven: wat wil of kan ik, wat past wel en wat past minder bij mij? Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 19

Casemanagement Alle begeleiding is erop gericht om de leerling in staat te stellen zelf leerontdekkingen te doen met het oog op zijn toekomstige praktijksituatie. Dat betekent dat alle bij het leertraject betrokken professionals hun handelen op elkaar afstemmen onder de regie van een leerkracht. Samen geven zij aan wat de leerling in gedrag moet laten zien om te komen waar hij zelf graag wil.. De gedragsdeskundige helpt de leerling en zijn begeleiders op zijn beurt weer om vast te stellen welke kennis, vaardigheden en houding nog nodig zijn om succesvol ingepast te kunnen worden naar werk. Transitie Bij de overgang van school naar werk zal tenslotte ook de voorbereiding op het zo zelfstandig mogelijk wonen en het zinvol invulling geven van de vrije tijd een belangrijke rol spelen. Tijdens het doorlopen van de verschillende fasen binnen de arbeidsmarktgerichte leerweg zal daarom ook hiervoor aandacht moeten zijn. In nauwe samenwerking met de leerling, zijn ouders/verzorgers en eventueel de jeugdhulpverlening worden daarom ook op het terrein van wonen en vrije tijd activiteiten gepland en uitgevoerd. Voor een beschrijving van een mogelijke fasering in deze arbeidstrainings- en toeleidingstrajecten verwijzen we naar bijlage 7. 7.3. Werken met Leerlijnen ZML Zowel ten behoeve van de vaardigheden die leerlingen zich binnen de andere profielen eigen moeten maken als wanneer een leerling uit kan stromen naar een onderwijssituatie of terug kan in een reguliere groep van één van de clusterscholen is werken met de Leerlijnen ZML geëigend. Deze leerlijnen zijn door CED Rotterdam ontwikkeld in samenwerking met een aantal ZML-scholen. De leerlijnen zijn gebaseerd op de kerndoelen voor het speciaal onderwijs en sluiten aan bij de mogelijkheden en de onmogelijkheden van ZML-leerlingen. De leerlijnen voorzien in een breed onderwijsaanbod en bereiden de leerlingen voor op de toekomst. Daarnaast kunnen de leerlijnen de leerkrachten ondersteunen bij een planmatige onderwijsaanpak. De leerlijnen zijn geënt op de SLO doelen. Op dit moment wordt binnen de Thriantaschool in Emmen gewerkt met het Seminarium voor Orthopedagogiek om het OntwikkelingsVolgModel en de CED-leerlijnen te gaan koppelen. Of deze combinatie van volgsystematiek en leerlijnen voor de beoogde LVG+ -groepen meerwaarde heeft moet nader onderzocht worden. De leerlijnen moeten deels nog uitgewerkt worden naar methoden en klassenmanagement. Ook hier ligt een samenwerkingskans voor REC3NON en RENN4, omdat ook RENN4 bezig is met leerlijnen: tussen de leerlijnen van beide clusters kan afstemming en aansluiting plaatsvinden. De afdeling Expertise van RENN4 kan en wil hieraan graag bijdragen. Seminarium voor Orthopedagogiek LVG+-project 20