1 ( apprendre ) Apprendre 1. Apprendre 5. Apprendre 7. Apprendre 2. aller à pied. men moet, je moet. bekneld, in de knel

Vergelijkbare documenten
Aantekening Frans les pronoms personnels

J aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.

Taalregels. Praten, hebben, zijn, gaan, De werkwoorden

basiszinnen spreekvaardigheid

SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden

Talenquest Frans 2thv: Grammatica

III. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé

( unité 1 ) 23 Cherchez les mots

UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

Samenvatting Frans Stencil Franse tijden

l'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir.

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.

werkwoord présent O.T.T. passé composé V.T.T. je parle tu parles il parle nous parlons vous parlez ils parlent

pagina 1 van 5 VAN IN

Villangues Carnet de voyage, op reis naar Taalstad

pendant le mieux serait de il vaut mieux

4,8. Le Présent (tegenwoordige tijd) Le passé composé. Opdracht door een scholier 744 woorden 7 januari keer beoordeeld

MÉTRO, BOULOT, DODO. Unité 1. Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan.

Samenvatting Frans Grammaticatijden

5.5. Boekverslag door K. 718 woorden 3 februari keer beoordeeld. Frans toetje met vanillevla en geklopt eiwit

Samenvatting Frans Franconville tape 9

GEZONDHEID (La santé)

Antwoorden Frans Étape 8 (Franconville)

Chapitre 4, Ensemble!

4 nummer 1 nummer 2 nummer 3

Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands.

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

6,1. Aantekening door K woorden 15 november keer beoordeeld

Voudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?

Les gebruik je voor zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Mannelijk of vrouwelijk maakt niet uit: les frères de broers les soeurs de zussen

De moderne stad. New York. Curitiba (Braz.) creëert ruimte voor de mens. Bologna. Toronto (Can.)

Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2

werkwoord présent O.T.T. passé composé V.T.T. je parle tu parles il parle nous parlons vous parlez ils parlent

Bilan 4 «À la recherche»

3 L adjectif Het bijvoeglijk naamwoord

Samenvatting Frans Grammatica

Quel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk

Hôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24, , oct. Petit-déjeuner 14, ,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50.

GRAMMAIRE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL

écoutez, lisez, jouez

Wie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:...

WAT MOET JE WETEN OVER HET TAALDORP FRANS?

Rumble in the Dungeon

15 et qui paie le loyer?

Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais

6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het?

werkwoorden in de toekomende tijd

LE SUBJONCTIF OU L'INDICATIF

1 Spelling en uitspraak

Aantekening Frans Werkwoorden Frans

Samenvatting Frans Hoofdstuk 1. Vocabulaire. Voca 1. Voca 2. Samenvatting door C woorden 24 juni keer beoordeeld.

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Waar kan ik vinden? Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen

k ga naar school e vais à l ecole

Je rijdt recht door, voorbij het sportpaleis, over de brug van het Albertkanaal tot aan de verkeerslichten.

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Waar kan ik vinden? Demander son chemin vers un logement

WAT MOET JE WETEN VOOR HET TAALDORP FRANS?

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen

Par ici! Langs hier! HOME PAGE

Voyage Se débrouiller

Aantekening Frans Vervoegingen werkwoorden (avoir, etre, faire, vouloir, pouvoir, aller)

Q U K G D T P E H B Z L R W C I F J M S X. Maman est allée au supermarché. Elle a acheté beaucoup et elle a tout mis. en plastique.

Vandaag met de fiets? Waarom ook niet morgen naar het werk, naar de sportclub of om je boodschappen te doen?

Le logement. In deze les leert u

Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering. Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze.

Een ideale school. Tijd voor een toets! Luister en vul aan of teken Naam:... Voornaam:... Klas:... Datum:...

geen voorzetsel in het NL iemand antwoorden répondre à qn ( = quelqu'un = iemand )

Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze. Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering.

Op het potje Sur le petit pot

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Demander son chemin vers un logement

LES CHIFFRES DE 1 À 40 (1STE GRAAD BSO)

SECTION 3. L ADJECTIF het bijvoeglijk naamwoord

Dag, de verbinding werd verbroken Allô, la communication a été coupée Aaloo laa kommuuniekatjoñ aa eetee koepee

Style 21 ROBE. fashion. Juillet 2017 FOURNITURES

Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens je volgende vergadering. Utilisez 3 phrases en français pendant votre prochaine réunion d équipe.

Veilig werken? Da s kinderspel! Travailler en toute sécurité? Un jeu d enfant!

Unité 5 Diagnose Kopieerblad 1

Opdracht A1/A2 EERSTE RONDE TOP 50 FRANCOPHONE

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

En action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.

Éventail-junior. woordkaarten

Servetten Serviettes. Langue. Taal. Nederlands. Français

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

Par quel moyen de transport êtes-vous venu aujourd hui à l hôtel Métropole? Met welk vervoermiddel bent u vandaag naar het hotel Métropole gekomen?

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Je dois me rendre à l'hôpital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet

Kopieerbladen. afdeling 4. Inleiding. trente-deux

Bonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO)

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet

CA MARCHE 5 : Au carrefour : Nederlands en Franse tekst samen

!!! Indiquez la série sur le formulaire des réponses!!!

Vocabulaire September - december Vijfde leerjaar klas Birgit

Reizen Wonen Koken & genieten Cultuur & vermaak

Acceptez-vous le paiement par carte? Acceptez-vous le paiement par carte? Vragen of je met een creditcard kunt betalen

WAT MOET JE WETEN VOOR HET TAALDORP FRANS?

Oppervlaktereiniger. Nettoyeur de surfaces. Nederlands Gebruiksaanwijzing 2. Français Manuel d instructions (11/09)

NUCLEAIR RISICO? BEREID JE VOOR! Meer tips op Informeer je op

Vocabulaire. Voca 1. Voca 2. Samenvatting door Charley 1090 woorden 24 juni keer beoordeeld. Frans H3

Transcriptie:

1 ( apprendre ) la moto le camion le piéton monter dans transporter le pneu le casque la roue le volant partir en vacances le magazine il veut savoir le moyen de transport il faut partir tôt il pleut rigolo coincé entier le sac de couchage la grève de motorfiets de vrachtauto de voetganger instappen vervoeren de band de helm het wiel het stuur op vakantie gaan het tijdschrift hij wil weten het vervoermiddel men moet, je moet vertrekken vroeg het regent grappig bekneld, in de knel heel, hele de slaapzak de staking de reclamespot vooruitgaan niemand het adres het is beter te achter rechtdoor het kwartier hoogstens lopen geen dank de auto rechts met éénrichtingsverkeer de omweg het kruispunt de stoplichten eerst rechtsaf slaan le spot publicitaire avancer ne... personne l adresse (v) il vaut mieux derrière tout droit le quart d heure tout au plus aller à pied pas de quoi la voiture à droite à sens unique le détour le carrefour les feux (m) d abord tourner à droite

2 ( apprendre ) l expérience (v) le brevet la tirelire rembourser rester gérer inutile l objet (m) chaque je reçois le bonbon la tentation parfaitement vieux, vieille expliquer la console blut dat is de moeite waard je zou kunnen mogen inderdaad de ervaring het diploma het spaarvarken terugbetalen blijven beheren nutteloos het voorwerp elk(e) ik krijg, ik ontvang het snoepje de verleiding volmaakt oud uitleggen de spelcomputer fauché ça vaut la peine tu pourrais avoir le droit en effet apart ik had verliezen wachten op de uitverkoop bruin (van de zon) de ploeg de prijsuitreiking de hoop, de massa de pen ongeveer ik zou graag verkrijgen, halen jullie willen weigeren toegeven, accepteren verwend de spelcomputer sparen lenen van iedereen terugbetalen à part j avais perdre attendre les soldes (m) bronzé l équipe (v) la distribution des prix le tas le stylo environ j aimerais bien obtenir vous voulez refuser accepter gâté la console économiser emprunter à tout le monde rembourser

3 ( apprendre ) 0 il faut la résistance autour de pour cela la route je te tiens au courant buiten gewacht laat eens kijken jij wacht op mij perfect de zaal wachten er is nodig, er zijn nodig het verzet, de weerstand rondom daarom de weg ik hou je op de hoogte dehors attendu voyons tu m attends parfait la salle attendre Waar zien we elkaar? We zien elkaar voor de bioscoop. Wacht je voor school op me? Twee kaartjes voor zaal twee, alstublieft. Ik wil graag vier kaartjes reserveren. Ik begrijp het niet. Kunt u het alstublieft herhalen? Ik nodig jullie uit. Ik nodig je uit. On se voit où? On se voit devant le cinéma. Tu m attends devant le collège? Deux billets pour salle deux, s il vous plaît. Je voudrais réserver quatre billets. Je ne comprends pas. Vous pouvez répéter, s il vous plaît? Je vous invite. Je t invite. de musical het ogenblik de naam u moet, jullie moeten afhalen een half uur herhalen la comédie musicale le moment le nom vous devez retirer une demi-heure répéter

4 ( apprendre ) le menton l épaule (v) la jambe la gélule le comprimé le lecteur le corps le défaut oublier helemaal niet geslapen Apprendre 6 Ontkenningen Tu ne sais pas encore ton rôle? Je ne suis jamais malade. Je ne veux rien manger. Je n ai plus de voix. de kin de schouder het been de capsule de pil de lezer het lichaam het gebrek vergeten ne... pas du tout dormi Ken je je rol nog niet? Ik ben nooit ziek. Ik wil niets eten. Ik heb geen stem meer. De ontkenningen ne... pas encore, ne... jamais, ne... rien en ne... plus bestaan dus net als ne... pas uit twee delen. Het tweede deel staat, net als pas, direct achter de persoonsvorm. overgeven opletten het voedsel vet gekruid binnen in het dieet de honger de reep het gewicht rauw de wortel de tomaat de komkommer erger het volkorenbrood het water de kaas de yoghurt de slagroom 0 Alstublieft, mijn recept. Je kunt beter de Samu bellen. Ik mag het niet. Volg je een dieet? Ik ben anderhalve kilo afgevallen. vomir faire attention la nourriture gras, grasse épicé à l intérieur de le régime la faim la barre le poids cru la carotte la tomate le concombre pire le pain complet l eau (v) le fromage le yaourt la chantilly Voilà mon ordonnance. Il vaut mieux appeler le Samu. Je n ai pas le droit. Tu fais un régime? J ai perdu un kilo et demi. J ai de la fièvre. Je n ai plus de fièvre J ai des problèmes. Je n ai jamais de problèmes. Ik heb koorts. Ik heb geen koorts meer. Ik heb problemen. Ik heb nooit problemen. Net als na ne... pas krijg je ook na ne... plus en ne... jamais geen delend lidwoord maar de of d.

5 ( apprendre ) Apprendre 3 s amuser se promener la foire; la fête foraine zich vermaken wandelen de kermis Imparfait Au début c était difficile. In het begin was het moeilijk. féminin être mal vu l influence (v) réussir faire confiance à quelqu un la poupée s intéresser à le texte sortir la tournée signifier bouger vrouwelijk slecht aangeschreven staan de invloed slagen iemand vertrouwen de pop zich interesseren voor de tekst hier: uitbrengen de tournee betekenen bewegen Het vetgedrukte woord in de zin hierboven is een vorm van de imparfait. Deze tijd gebruik je om te vertellen hoe het in het verleden was. Je vormt die tijd door van de nous-vorm van de présent de uitgang ons weg te laten en te vervangen door de uitgangen ais, ais, ait, ions, iez, aient. Die uitgangen zijn voor alle werkwoorden hetzelfde. Voorbeeld van een heel rijtje: je regardais ik keek tu regardais jij keek il regardait hij keek elle regardait zij keek on regardait men keek; wij keken nous regardions wij keken vous regardiez jullie keken; u keek ils regardaient zij keken elles regardaient zij keken De imparfait van être kun je niet vormen met behulp van de nous-vorm. ik was = j étais bezig zijn te het woord vertolken groot succes hebben nodig blijven behalen être en train de la parole interpréter faire un carton nécessaire rester remporter

5 ( apprendre ) wat een ellende de duizeligheid, de hoogtevrees de kermis de plaats het koor met korting meegaan met la galère le vertige la foire la place le choeur à tarif réduit accompagner 0 Vertel! Het was schitterend. Het was afschuwelijk De sfeer was ontspannen. We hadden kaartjes met korting. Ik houd ervan naar Vivaldi te luisteren. Raconte! C était superbe. C était affreux. L ambiance était détendue. On avait des billets à tarif réduit. J aime écouter Vivaldi.

6 ( apprendre ) le sol la menace l effet de serre (m) l inventaire (m) le lieu le membre le conseil municipal convaincre la majorité le champ le long de Apprendre 3 de bodem de bedreiging het broeikaseffect de inventaris, de lijst de plek, de plaats het lid de gemeenteraad overtuigen de meerderheid het veld langs Persoonlijke voornaamwoorden Dat bos, jij kent het. We hebben een demonstratie georga- niseerd en we hebben besloten hem te houden voor het gemeentehuis. We hebben de lijst gemaakt en we hebben hem gepubliceerd. We hebben foto s gemaakt, je kunt ze zien op de site. Daar is Pierre, ik zie hem vaak. Daar is Anne, ik zie haar vaak. Ce bois, tu le connais. On a organisé une manifestation et on a décidé de la faire devant la mairie. On a fait l inventaire et on l a publié. On a pris des photos, tu peux les voir sur le site. Voilà Pierre, je le vois souvent. Voilà Anne, je la vois souvent. Le, la, l en les zijn hier persoonlijke voornaamwoorden. Ze vervangen een zelfstandig naamwoord dat lijdend voorwerp is. Ze kunnen zowel personen als zaken vervangen. > Een vrouwelijk zelfstandig naamwoord in het enkelvoud vervang je door la. Een zelfstandig naamwoord in het meervoud vervang je door les. Le en la worden l voor een klinker of een stomme h. On a écrit au maire. On lui a écrit. J envoie une carte à ma grand-mère. Je lui envoie une carte. We hebben naar de burgemeester geschreven. We hebben hem geschreven. Ik stuur een kaart aan mijn oma. Ik stuur haar een kaart. Lui betekent zowel hem als haar. Je gebruikt het alleen voor personen, als meewerkend voorwerp. In dat geval kun je in het Nederlands meestal aan (soms ook naar of met) voor hem of haar zetten. Je téléphone à mon père, je lui téléphone. Ik bel mijn vader op, ik bel hem op. Let op het werkwoord téléphoner. In het Frans krijgt dat een meewerkend voorwerp. I Persoonlijke voornaamwoorden staan meestal voor de persoonsvorm, ook als de zin in de passé composé staat. Als er een heel werkwoord in de zin staat komt het persoonlijk voornaamwoord voor dat hele werkwoord: Je peux le faire. Je veux lui écrire une lettre. Ik kan het doen. Ik wil hem een brief schrijven. II In een ontkennende zin komt ne nog voor het persoonlijk voornaamwoord: Een mannelijk zelfstandig naamwoord in het enkelvoud vervang je door le. > Je ne le vois pas. Ik zie hem niet.

6 ( apprendre ) we zouden kunnen we gaan zitten ergens terugkeren Apprendre 6 Il faut on pourrait on se met quelque part retourner Il faut faire quelque chose. Er moet iets gedaan worden. / We moeten iets doen. Il faut nettoyer centimètre Je moet centimeter par centimètre. voor centimeter schoonmaken. Je gebruikt il faut wanneer je wil zeggen dat iets moet of nodig is. Het werkwoord wordt alleen in de derde persoon enkelvoud gebruikt. Het onderwerp is dus altijd il. Achter il faut komt een heel werkwoord. Il ne faut pas jeter les déchets dans la nature. Je moet geen afval in de natuur gooien. Als iets niet mag of niet moet, komt ne voor faut en pas voor het hele werkwoord. het vliegtuig het merendeel, de meeste veroorzaken onvoorzichtig het worstje de koekenpan zeker, vast wel gooien, weggooien het glas het blik spoelen vroeger verbranden 0 Je hebt gelijk. Dat moet verboden worden. Het is een schande. Dat is geen excuus. Wij zijn ook niet perfect. Ik geloof het niet. Dat is beter voor het milieu. l avion (m) la plupart causer imprudent la saucisse la poêle sûrement jeter le verre la boîte rincer autrefois brûler Tu as raison. Il faut interdire cela. C est une honte. Ce n est pas une excuse. On n est pas parfaits non plus. Je ne crois pas. C est mieux pour l environnement. je moet, men moet terwijl rijden natuurlijk, uiteraard de walvis de soort de verdwijning doden het rundvlees de kip de jager il faut tandis que rouler évidemment la baleine l espèce (v) la disparition tuer le boeuf le poulet le chasseur

7 ( apprendre ) l allure (v) rassurez-vous aller avec poser le bout du nez mettre en valeur les cheveux tirés adopter Apprendre 4 Ik heb blond haar. Het is minder ouderwets dan een pony. Zo vind ik je te streng. fotograferen we verven houden dat is genoeg de pony bewonderen de riem, de ceintuur staand op z n gemak de arm gekruist de stijl, de houding wees maar niet bezorgd passen bij zetten de neuspunt doen uitkomen strak achterovergekamd haar aannemen J ai les cheveux blonds. C est moins ringard que la frange. Comme ça, je te trouve trop sévère. photographier on teint garder ça suffit la frange admirer la ceinture debout à l aise le bras croisé Apprendre 6 De vergrotende trap La première est plus sympa. De eerste is leuker. Om de vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord te vormen zet je er in het Nederlands -er achter. In het Frans zet je het woord plus vóór het bijvoeglijk naamwoord. Het Franse bijvoeglijk naamwoord bon (goed, lekker) heeft net als goed in het Nederlands een onregelmatige vergrotende trap: Ce shampooing est meilleur. Cette glace est meilleure que ce yaourt. Ton T-shirt est plus joli que ton jean. C est moins ringard que la frange. Les polos sont aussi jolis que les T-shirts. Deze shampoo is beter. Dit ijs is lekkerder dan die yoghurt. Jouw T-shirt is leuker dan jouw spijkerbroek. Het is minder ouderwets dan de pony. De poloshirts zijn net zo leuk als de T-shirts. De woorden dan en als in vergelijkingen vertaal je door que. soepel de kapper de raaf het mengsel souple le coiffeur le corbeau le mélange

8 ( apprendre ) la manche le coup d envoi la mi-temps devancer résister à la pression l événement (m) se hisser sur haut la marche se passer tout s est bien passé se libérer permettre Apprendre 4 Voor welke sport ga je je inschrijven? Ik moet vroeg opstaan. opstaan zich bezighouden met, zorgen voor hoog uitlachen de set de aftrap de wedstrijdhelft voorblijven weerstaan de druk de gebeurtenis zich hijsen op hoog de trede gebeuren alles is goed gegaan zich bevrijden in staat stellen, toestaan Tu vas t inscrire pour quel sport? Je dois me lever tôt. se lever s occuper de haut se moquer de Apprendre 6 Het wederkerend werkwoord Il se trompe. Hij vergist zich. Dit is een vorm van het wederkerend werkwoord se tromper - zich vergissen. Bij een wederkerend werkwoord horen de wederkerende voornaamwoorden me, te, se, nous, vous, se. Het hele rijtje gaat als volgt: je me trompe tu te trompes il se trompe elle se trompe on se trompe nous nous trompons vous vous trompez ils se trompent elles se trompent Tu te couches de bonne heure. ik vergis me jij vergist je hij vergist zich zij vergist zich men vergist zich; wij vergissen ons wij vergissen ons jullie vergissen jullie; u vergist zich zij vergissen zich zij vergissen zich Jij gaat vroeg naar bed. Niet alle werkwoorden die wederkerend zijn in het Frans zijn dat ook in het Nederlands. De wederkerende voornaamwoorden staan op dezelfde plaats in de zin als de persoonlijke voornaamwoorden, dus voor de persoonsvorm. Maar als er een heel werkwoord in de zin staat dan staan ze vlak voor dat hele werkwoord: Tu vas t entraîner en salle d escalade. Jij gaat trainen in de klimzaal.

8 ( apprendre ) 0 rugbyen heftig de blessure schaken het zwemmen, de zwemsport worden de overwinning de beker een doelpunt maken het doelpunt jouer au rugby violent la blessure jouer aux échecs la natation devenir (als venir) la victoire la coupe marquer un but le but Ik schaak. Heb je vaak blessures? Wij zijn kampioen geworden. Ik heb een geweldige wedstrijd gespeeld. Ik heb punten gescoord. Sinds wanneer honkbal jij? Je joue aux échecs. Tu as souvent des blessures? Nous sommes devenu(e)s champions/championnes. J ai joué un match superbe. J ai marqué points. Depuis quand tu fais du base-ball? Apprendre 9 Savoir (weten) Je ne sais pas encore. Ik weet het nog niet. présent: je sais tu sais il sait elle sait on sait nous savons vous savez ils savent elles savent ik weet jij weet hij weet zij weet men weet; wij weten wij weten jullie weten; u weet zij weten zij weten passé composé: j ai su ik heb geweten, ik wist

9 ( apprendre ) paresser le sac de plage accueillir les céréales (v) accrocher identifier dépendre de la promenade en vélo une balade en calèche Apprendre 3 Rangtelwoorden luieren de strandtas ontvangen de graankorrels vastmaken identificeren afhangen van het fietstochtje een ritje per koets Apprendre 6 Futur proche Qu est-ce qu on va faire demain? Wat zullen we morgen gaan doen? De vetgedrukte woorden vormen de futur proche. Om aan te geven dat iets in de toekomst zal gebeuren, kun je een vorm van het werkwoord aller + een heel werkwoord gebruiken. In het Nederlands doen wij dat ook met het werkwoord gaan. Het Frans is preciezer dan het Nederlands. Wij gebruiken niet altijd een toekomende tijd voor iets dat nog gaat gebeuren. le deuxième jour la quatrième fois de tweede dag de vierde keer Samedi, je vais travailler. Zaterdag werk ik. Je vormt een rangtelwoord door achter het hoofdtelwoord ième te zetten. Als een hoofdtelwoord eindigt op een e dan valt die e weg, bijvoorbeeld: quatre - quatrième. Bijzondere gevallen: un cinq neuf de tram de herinnering, het souvenir elkaar weer ontmoeten de rondvaartboot premier, première cinquième neuvième le tramway le souvenir se retrouver le bateau-mouche kiezen het weer het regent warm de graad de vrije tijd de kade zich vermaken logeren het gastgezin de terugkeer de eerste kennismaking, de inwijding verschaffen eindigen, klaar zijn nadenken choisir le temps il pleut chaud le degré les loisirs (m) le quai se distraire loger la famille d accueil le retour l initiation (v) fournir finir réfléchir

9 ( apprendre ) 0 aankondigen, hier: voorspellen van het weer het onweer de berghut uitrusten beklimmen het weerbericht het meer de beer in de open lucht slapen de zomer ouder dan annoncer l orage (m) le refuge se reposer faire l ascension de la météo le lac l ours (m) dormir à la belle étoile l été (m) plus âgé que Het weer Il fait quel temps? Il fait chaud. Il fait beau. Il fait froid. il fait mauvais. Il fait du soleil. Il fait du vent. Il fait 20 degrés. il fait du brouillard. Wat voor weer is het? Het is warm. Het is mooi weer. Het is koud. Het is slecht weer. Het is zonnig. Het waait. Het is 20 graden. Het mist. Apprendre 9 Finir (eindigen, klaar zijn, afgelopen zijn) Il finit le vingt juillet. présent: je finis tu finis il finit elle finit on finit nous finissons vous finissez ils finissent elles finissent Het is twintig juli afgelopen. ik eindig jij eindigt hij eindigt zij eindigt men eindigt; wij eindigen wij eindigen jullie eindigen; u eindigt zij eindigen zij eindigen Als je in het Frans over het weer praat gebruik je meestal het werkwoord faire. Dit werkwoord gebruik je niet alleen om te zeggen wat voor weer het is, maar ook om te vertellen wat voor weer het wordt en wat voor weer het geweest is: Il va faire beau. Il va faire froid. Il a fait chaud. Il a fait du vent. Het regent. Het heeft geregend. Het sneeuwt. Het vriest. Het heeft gevroren. Het wordt mooi weer. Het wordt koud. Het is warm geweest. Het heeft gewaaid. Il pleut. Il a plu. Il neige. Il gèle. Il a gelé. passé composé: j ai fini ik heb beëindigd, ik ben klaar Net als finir gaan onder andere de werkwoorden choisir (kiezen), fournir (verschaffen), réfléchir (nadenken), remplir (vullen, invullen).